10 Rechtspositie rechterlijke ambtenaren

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen ( 33861 ).

(Zie vergadering van 3 februari 2015.)

De voorzitter:

Aan de orde is de wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen. Het gaat om Kamerstuk nr. 33861, het gaat om de tweede termijn van het debat en het gaat om een wetswijziging die in februari 2015 is behandeld. De eerste termijn is dus een paar jaar geleden gehouden. Behalve de heer Van Nispen zijn de woordvoerders allemaal nieuw. Ik hoop dat jullie nog precies weten waarover het ging. Meneer Van Dam, u staat al klaar.

De heer Van Dam (CDA):

Ja, voorzitter. Ter voorbereiding ben ik naar het Nationaal Archief gegaan ... Ik wil in ieder geval de amendementen op de stukken nrs. 11 en 13 intrekken namens de CDA-fractie.

De voorzitter:

De amendementen-Oskam/Van der Steur (stukken nrs. 11 en 13) zijn ingetrokken.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de heer Van Nispen namens de SP. We hebben maar één termijn, hè; dat jullie dat weten. Dus als er moties zijn, moeten die nu worden ingediend. De heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. U zei het al, drie jaar geleden hebben we de eerste termijn van deze wetsbehandeling gehouden. Ik voel me een beetje een dinosaurus in deze Kamer, omdat ik die termijn wel heb meegemaakt. Het is een wet die, zoals ik in de eerste termijn al zei, ervoor zorgt dat er meer mogelijkheden komen om verschillende sancties op te leggen aan rechters. De huidige instrumenten zijn te beperkt om wangedrag van voor het leven benoemde ambtenaren aan te pakken met disciplinaire maatregelen. Je kunt een rechter ontslaan, of een waarschuwing geven. Daar zit verder helemaal niks tussen. Die lacune wordt opgevuld met deze wet. De mogelijkheden worden dus verruimd om een rechter bij ongeoorloofd gedrag een passende disciplinaire maatregel op te leggen. Dat vindt de SP een goede zaak. Want vertrouwen in de rechtspraak is cruciaal, en om dat vertrouwen te houden, moet er ook adequaat en passend kunnen worden opgetreden tegen rechters die met hun wangedrag het aanzien van de rechtspraak beschadigen.

Maar dit alles zei ik drie jaar geleden al. Daarover was in grote lijnen ook weinig discussie. Waarom heeft het dan toch zo lang geduurd? Dat was vooral omdat er een bepaald Kamerlid was dat vergaande wijzigingsvoorstellen heeft ingediend. Met de amendementen van Kamerlid Van der Steur was toenmalig minister Opstelten niet zo blij. De behandeling werd gestaakt, er werd advies gevraagd en op basis van die adviezen heeft minister Van der Steur de amendementen van Kamerlid Van der Steur ernstig moeten ontraden. Dan ben je zo drie jaar verder, als je die poppenkast zo volgt.

Tijdens de behandeling drie jaar geleden ben ik vrij duidelijk geweest over de standpunten van de SP. We zijn het eens met het voorstel zoals dat is ingediend. De uitbreiding van de disciplinaire maatregelen is nodig en onomstreden. Aan onbezonnen schepjes erbovenop heeft mijn fractie in ieder geval geen behoefte. Ik was van plan om al die amendementen nog eens langs te lopen, maar dat doe ik nu niet. Goed dat er nu twee zijn ingetrokken. Ik hoop dat er nog andere zullen volgen. Ik heb nog wel andere punten. Ik heb die ook aangekondigd in de eerste termijn. Daarom vind ik dat ik daar nu ook op door kan gaan.

We moeten heel erg zuinig zijn op de kernwaarden van de rechterlijke macht: onafhankelijk, onpartijdigheid, professionaliteit en integriteit. Waar mogelijk moeten we die toch zien te versterken. Ook de Raad voor de rechtspraak vindt dat. Het Nederlandse systeem kent nu enkele kwetsbaarheden. Nederland zou zich wat meer kunnen inspannen om verder te gaan dan het internationaal vastgestelde minimumniveau. De SP denkt dat we enkele stappen kunnen zetten. Daarom heb ik wel drie moties die ik aan de Kamer wil voorleggen.

Ten eerste vinden wij dat advocaten, ambtenaren en politici niet als rechter-plaatsvervanger zouden moeten kunnen optreden. Dat kan nu volgens de wet wel, maar zij hebben echt een andere rol in de rechtsstaat. Ik dien daarom de volgende motie in.

Voorzitter, ik maak nu een administratieve fout door net niet de goede moties bij me te hebben.

De voorzitter:

U mag ze even gaan halen. Het gaat niet van uw spreektijd af.

De heer Van Nispen (SP):

Dank.

De voorzitter:

Kan gebeuren.

De heer Van Nispen (SP):

Dan de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat iedere twijfel aan de integriteit van rechters zo veel mogelijk moet worden voorkomen om het vertrouwen in de rechtspraak groot te houden;

van mening dat de functie van rechter(-plaatsvervanger) niet zou moeten worden gecombineerd met bijvoorbeeld die van advocaat, ambtenaar en politicus om elke schijn van partijdigheid en belangenverstrengeling te voorkomen;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat een rechter(-plaatsvervanger) niet tevens een advocaat, ambtenaar of politicus kan zijn wegens hun wezenlijk andere rol binnen onze rechtsstaat;

verzoekt de regering tevens te onderzoeken of er meer beroepen zijn die zij niet verenigbaar acht met de functie van rechter(-plaatsvervangers),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (33861).

De heer Van Nispen (SP):

Ten tweede. Nevenfuncties moeten geregistreerd worden. Financiële belangen van rechters en nevenfuncties van partners niet. Dat raakt aan de schijn van partijdigheid of belangenverstrengeling. Dat is ook vanwege de privacy wel een moeilijk vraagstuk. Ik realiseer mij dat heel goed. Daarom kom ik met de volgende, voorzichtige motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat iedere twijfel aan de integriteit van rechters zo veel mogelijk moet worden voorkomen om het vertrouwen in de rechtspraak groot te houden;

constaterende dat uit onderzoek is gebleken dat Nederland in tegenstelling tot andere landen de financiële belangen van rechters noch de (neven)functies van hun partners registreert;

overwegende dat die financiële belangen en (neven)functies altijd een rol moeten spelen bij de verdeling van rechtszaken onder rechters en uiteindelijk bij het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling en partijdigheid;

verzoekt de regering te onderzoeken of het mogelijk is om de registratie van nevenfuncties van rechters uit te breiden met hun financiële belangen en de (neven)functies van hun partners,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (33861).

De heer Van Nispen (SP):

Ten slotte het toedelen van zaken: welke rechter gaat welke zaak doen? Transparantie daarover maakt de rechtspraak minder kwetsbaar voor kritiek. Daar is men ook al langer mee bezig. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek is gebleken dat het onduidelijk is op basis waarvan de administratie van het gerecht een bepaalde rechtszaak toewijst aan een individuele rechter;

van mening dat duidelijkheid hieromtrent het zo veel mogelijk voorkomen van de schijn van partijdigheid en belangenverstrengeling ten goede zal komen;

verzoekt de regering in samenspraak met de Raad voor de rechtspraak te zorgen voor meer transparantie bij het toedelen van zaken aan individuele rechters,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (33861).

De heer Groothuizen (D66):

Ik heb een vraag aan de heer Van Nispen over de eerste motie. Als ik het goed begrijp, zegt u dat advocaten geen rechter-plaatsvervanger meer zouden moeten kunnen worden. Hoe kijkt u aan tegen de toegevoegde waarde van advocaten in de rechtspraak? Als advocaat heb je veel ervaring en zie je veel zaken. Die ervaring neem je dan mee als je af en toe "zit". Als je dat nou bijvoorbeeld in een ander arrondissement doet en er scherp op let dat je niet met zaken in de knel komt, is daar dan echt iets op tegen?

De heer Van Nispen (SP):

Ik denk dat daar wel iets op tegen is. Natuurlijk kun je beargumenteren dat een advocaat daar veel kennis van heeft, veel gezien heeft en een toegevoegde waarde zou kunnen hebben. Maar ik zie toch wel dat de advocaat een heel andere rol in de rechtsstaat heeft, namelijk de rol van de partijdige belangenbehartiger ten opzichte van een rechter waarvan de onafhankelijkheid natuurlijk het allergrootste goed is. Je zou dan dus weer allerlei maatregelen moeten nemen. Je zou ervoor moeten zorgen dat het in een ander arrondissement is en dat er geen zaken uit het verleden zijn wat loyaliteit betreft. Dat lijkt me riskant, dus ik zou zeggen: laten we dat niet doen en laten we zorgen voor een heldere scheiding.

De heer Groothuizen (D66):

Heeft de heer Van Nispen dan concrete problemen op het oog die er zijn geweest? Heeft hij cijfers? Heeft hij voorbeelden van zaken waarin dit echt erg misging? Of is het meer een soort algemene vrees dat het weleens mis zou kunnen gaan en dat het dan negatief afstraalt op het imago van de rechterlijke macht?

De heer Van Nispen (SP):

Het is met name dat laatste. Ik heb hier geen grote woorden gebruikt waarbij ik zeg dat het hier een schandaal is of dat het daar helemaal fout is gegaan en ik heb geen stapels met onderzoeken. Dat is absoluut waar, maar ik zie wel de risico's van het laten voortbestaan van die mogelijkheid in de wet. Het komt ook niet zo gek veel voor. Het argument is dus niet dat het wel of niet vaak fout gaat, maar ik denk dat het beter is als we een heldere scheiding aanbrengen in de rollen van de diverse spelers in de rechtsstaat. Daarom doe ik dit voorstel.

De voorzitter:

Volgens mij was u klaar, hè?

De heer Van Nispen (SP):

Ja.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Oosten namens de VVD.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Het is al gememoreerd: drie jaar geleden liep ik hier weliswaar rond, maar hield ik mij niet bezig met het dossier Rechtspraak. Ik had toen een illustere voorganger. Die heeft heel veel werk verzet. Dat heeft er in ieder geval toe geleid dat er een heel concrete toezegging ligt, namelijk dat de minister aan de slag gaat met een wetsvoorstel. Daar kom ik zo dadelijk nog op terug. Ik heb mij ingelezen. Tegen de voorzitter en de collega's zeg ik dat ik straks ook nog, omwille van de administratie, een aantal amendementen bij nummer noem, omdat ik die dan intrek. Voor een deel heb ik ze vervangen door nieuwe amendementen.

Voorzitter. Rechters moeten in Nederland van onbesproken gedrag zijn. Als een rechter zich misdraagt, tast dat natuurlijk het vertrouwen in de rechtsstaat aan. Dat spreekt voor zich. Gelukkig overigens, zo zeg ik erbij, bestaat onze rechterlijke macht voor het overgrote deel, misschien zelfs wel gewoon in zijn totaliteit, uit bekwame juristen die zich zowel in hun werk als privé zelden onaangepast gedragen. Openbare dronkenschap, werkweigering, agressie et cetera: ik associeer dat niet met onze rechters. Maar goed, mocht wangedrag plaatsvinden, dan past wel een adequaat tuchtrechtelijk kader en daarvoor is deze wet noodzakelijk. Want volgens het huidige wettelijke kader kan een rechter alleen een schriftelijke waarschuwing krijgen of worden ontslagen. Het eerste zet vermoedelijk weinig zoden aan de dijk en het tweede is zo vergaand dat het, hoop ik, zelden nodig is. Daarom is het verstandig dat dit arsenaal wordt uitgebreid met een drietal maatregelen.

In de eerste termijn is door een aantal collega's van mijn eigen fractie, maar ook van die van het CDA en de PvdA, een aantal amendementen ingediend die die wet nader zouden aanscherpen. Die amendementen zijn door de Raad van State kritisch beschouwd. Dat heeft ertoe geleid dat ik heb besloten een viertal amendementen in te trekken, waarvoor ik uw aandacht vraag.

De voorzitter:

De amendementen-Van der Steur/Recourt (stukken nrs. 9 en 15) zijn ingetrokken.

De amendementen-Van der Steur/Oskam (stukken nrs. 10 en 12) zijn ingetrokken.

De heer Van Oosten (VVD):

U heeft net gehoord dat de heer Van Dam ook een tweetal amendementen heeft ingetrokken waar de VVD een bijdrage aan had geleverd.

Waarom trek ik die amendementen in? Omdat ik niet wil dat die amendementen een verdere voorspoedige behandeling van dit wetsvoorstel in de weg staan. Twee amendementen zet ik wel door, maar die heb ik opnieuw opgediend. Ik zal u besparen waarom dat dan moest, maar het komt erop neer dat ik heb gemeend de adviezen van de Raad van State op dat punt ter harte te moeten nemen. Dat leidt ertoe dat ik u een amendement (op stuk nr. 22) heb toegestuurd dat erop ziet dat het salaris van de rechter voor een halve maand kan worden ingehouden als een disciplinaire maatregel, in navolging van de maatregelen die kunnen worden getroffen voor bijvoorbeeld een disfunctionerende officier van justitie, die ik overigens ook niet hoop tegen te komen, maar dat terzijde. Daarvoor heb ik dus de suggestie van de Raad van State gevolgd.

Ik heb nog een ander, tweede amendement (op stuk nr. 23) ingediend, dat ziet op het voorwaardelijk kunnen opleggen van een disciplinaire maatregel, waarvan ik vind dat dat onder bepaalde omstandigheden een passende sanctie zou kunnen zijn.

Ten slotte — ik rond af — dien ik een motie in die ziet op het uitwerken van het aangekondigde wetsvoorstel, dat aanvankelijk ook werd benoemd in een amendement, dat ertoe zou moeten leiden dat artikel 51 van de Wrra, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, zodanig wordt gewijzigd dat het overeenstemmingsvereiste gelijk wordt getrokken met de wijze waarop dat nu ook voor overige ambtenaren is geregeld. Dat zou kunnen door het te regelen op het niveau van de AMvB. De Raad van State suggereert dat als zodanig ook. Maar ik vind wel dat dat nu gerealiseerd moet worden. Ik vertrouw dan ook op een positief oordeel. Ik lees de motie voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van Veiligheid en Justitie reeds in april 2016 heeft aangekondigd een wetsvoorstel voor te bereiden tot aanpassing van artikel 51 Wrra, zodanig dat het daarin bepaalde overeenstemmingsvereiste wordt gewijzigd;

constaterende dat dit proces desondanks tot op heden stilligt;

roept de regering op het wetsvoorstel nog voor de zomer 2018 in consultatie te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Oosten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (33861).

De heer Van Oosten (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Dam namens het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter. Rechters horen niet verheven te zijn boven de wet. Als ambtenaar Jansen of medewerker Pieterse iets fout doet, kan hij of zij daar tuchtrechtelijk voor gestraft worden, en voor rechters zou niets anders moeten gelden. Daarom is het CDA voor het wetsvoorstel zoals dat vandaag voor ons ligt.

Voor het CDA is rechterlijke onafhankelijkheid van groot belang, maar voor het CDA is het eveneens van belang dat diezelfde rechterlijke macht kwalitatief sterk werk levert. Het een kan niet zonder het ander. Het handhaven van die kwaliteit en het daartoe actualiseren van het instrumentarium is van groot belang. Daarom ziet het CDA het nut van dit wetsvoorstel in. In de huidige wet zijn er eigenlijk maar twee disciplinaire maatregelen mogelijk: de schriftelijke waarschuwing en de maatregel van ontslag. Het CDA snapt de conclusie dat daar wel erg veel ruimte tussen zit. We zijn dan ook voorstander van de extra disciplinaire maatregelen in dit wetsvoorstel: een schriftelijke berisping door de president, een schriftelijke berisping door de Hoge Raad en een schorsing door de Hoge Raad.

Bij nader inzien, kennis genomen hebbend van de adviezen van de Raad van State, zijn wij van mening dat alle voorgestelde amendementen onnodig of ongewenst zijn. Daarom heb ik mijn amendementen net ingetrokken en ben ik blij dat ook andere amendementen zijn ingetrokken. Het amendement van de vroegere leden Van der Steur en Recourt zouden wij, als het nog had bestaan, ook niet steunen. Wij zijn het met de Raad van State eens dat de regeling van zo'n gevoelig onderwerp in een afzonderlijk wetsvoorstel thuishoort, mocht je al zoiets willen.

Het is vandaag al gezegd: waarom heeft dit nou zo lang gelopen? Ik meen dat collega Van Nispen het had over een hele "poppenkast". Of een ander woord dat hij daarvoor gebruikte, dat eraan toegevoegd was. We moeten een beetje uitkijken dat wij dat vandaag, met al die moties die nu weer als jus over de aardappelen worden uitgestort, ook niet doen. Misschien moet je ook wel op een gegeven moment, na zo'n lange behandeling, als Kamer doen wat je moet doen, namelijk gewoon het wetsvoorstel dat er ligt accorderen, en met allerlei andere initiatieven op een ander moment opnieuw beginnen. Volgens mij is dat het beste wat je op dit moment kunt doen.

De heer Van Nispen (SP):

Dat mag de heer Van Dam vinden, maar ik had die moties drie jaar geleden ook bij me. Ik heb geverifieerd of de zaken die ik toen wilde, op 3 februari 2015, inmiddels geregeld zijn. Dat is niet het geval. Er loopt nog steeds onderzoek. Ik heb er expres ook geen amendementen van gemaakt. Dan zou ik immers exact hetzelfde doen als wat ik nu inderdaad het toenmalige Kamerlid Van der Steur zou verwijten. Dat heb ik niet gedaan. Ik kom met moties, zodat ik kan kijken of er steun voor is en de regering ertoe kan oproepen om ernaar te kijken. Het is deels een onderzoek en deels het wijzigen van een wet. Dat is de reden. Volgens mij is dat juist hoe we hier te werk moeten gaan.

De heer Van Dam (CDA):

Dat moet ik u toegeven. Ik heb natuurlijk niet helemaal helder op het netvlies hoe u dat drie jaar geleden hebt gedaan. Als u dat toen hebt gezegd, dan is het logisch dat u er vandaag ook mee komt. Ik hoop alleen dat u er begrip voor heeft dat wij bij de beoordeling van die moties ook oog hebben voor alle santenkraam die al om dit wetsvoorstel heeft plaatsgevonden. Het is de intentie van de CDA-fractie om deze bus vooral snel naar de remise te rijden. Dat wilde ik erbij zeggen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Groothuizen namens D66.

De heer Groothuizen (D66):

Voorzitter. De geschiedenis van dit wetsvoorstel gaat al behoorlijk ver terug en ik hoef daar niet lang bij stil te staan, want ik denk dat de heer Van Nispen mooi en ook leuk heeft verwoord wat de geschiedenis is en wat er allemaal is gebeurd, vooral rondom dit wetsvoorstel.

Voorzitter. Ik wil wel even stilstaan bij het voorstel zelf. De positie van de rechter in ons staatsbestel is inderdaad een bijzondere. Vertrouwen in de rechter is dan ook cruciaal. De belangrijkste rol om dat vertrouwen te handhaven ligt volgens mij bij de rechter zelf. Hij is zelf de voornaamste bewaker van die integriteit en ik moet constateren dat dat eigenlijk ook altijd heel erg goed gaat. Gelukkig hebben we nauwelijks incidenten. Als echter sprake is van wangedrag van rechters, moet dat adequaat en passend kunnen worden beantwoord. De huidige wet kent alleen het ontslag en de schriftelijke waarschuwing. Dat is niet meer van deze tijd, een conclusie die de commissie-Stevens alweer negen jaar geleden heeft getrokken.

Het is dan ook goed dat het huidige arsenaal aan disciplinaire mogelijkheden wordt uitgebreid. Er zijn een paar uitbreidingen die mij wel kunnen bekoren, bijvoorbeeld de overplaatsing. Als twee rechters een conflict met elkaar hebben, werkgerelateerde onenigheid waardoor er binnen dat gerecht een onwerkbare situatie bestaat, is het goed dat een rechter kan worden overgeplaatst. Ook is het goed dat een rechter kan worden geschorst. Stel dat er sprake is van het vermoeden van excessief alcoholgebruik door een rechter. Dat zou op enig moment kunnen leiden tot ontslag, maar als je het niet zeker weet, kun je in de huidige situatie dan niets doen. Het nieuwe instrumentarium biedt dan de mogelijkheid om zo'n rechter te schorsen. Dat sluit goed aan op behoeften uit de praktijk. Dat geldt wat mij betreft ook voor — daar sta ik wat korter bij stil — de schriftelijke berisping, die eigenlijk de waarschuwing vervangt.

Voorzitter. Afrondend kan D66 instemmen met het wetsvoorstel. Laten we dit er snel doorheen doen. Als ik goed heb geteld — het was een hele puzzel — liggen er nog drie amendementen; drie van de VVD en één van de PVV, die er vandaag niet is. Die amendementen bekoren mij niet. Mijn fractie zal daar dan ook niet mee instemmen. Ik hoop dat we dit wetsvoorstel volgende week wel positief kunnen afronden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Groothuizen. Ik schors de vergadering voor tien minuten.

De vergadering wordt van 16.56 uur tot 17.06 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Dekker:

Voorzitter. Het is goed dat we vandaag de behandeling van dit wetsvoorstel kunnen voortzetten. Het heeft lang geduurd. Er is sinds de schorsing van het debat, zoals afgesproken met uw Kamer, advies gevraagd aan de Raad van State over een aantal ingediende amendementen. Daarop is ook een nader rapport uitgebracht. In de aanbiedingsbrief van het advies en het nader rapport is door mijn voorganger ook een waardering gegeven van de amendementen. Ik sluit mij daar overigens wel bij aan. Er is wel sprake van enige schizofrenie, in die zin dat ik, als we het in de voorbereiding hadden over Van der Steur, moest vragen of het ging om het Kamerlid Van der Steur, dat een amendement had ingediend, of om minister Van der Steur, die het vervolgens ontraadde. Maar ik denk dat we allemaal ons voordeel hebben kunnen doen met een vrij grondig advies van de Raad van State, wat in ieder geval ook heeft geleid tot een aantal heroverwegingen van uw kant.

Grosso modo constateer ik dat we het belangrijkste uitgangspunt delen, namelijk dat het huidige wettelijke kader voor disciplinaire maatregelen voor rechters niet toereikend is en dat het wenselijk is om het palet tussen de hele lichte mogelijkheid en de meest zware mogelijkheid die er nu in de wet is, wat uit te breiden, ook al hoop je dat natuurlijk nooit te hoeven gebruiken en zal dat in de praktijk ook slechts sporadisch het geval zijn.

Voorzitter. Ik wil ingaan op de moties. Daarna ga ik in op de twee amendementen. De eerste motie is de motie van de heer Van Nispen op stuk nr. 24. Die verzoekt om te onderzoeken of een aantal functies onverenigbaar zijn. Een aantal functies worden namelijk onverenigbaar geacht met de functie van rechter-plaatsvervanger. Ik zou die motie willen ontraden. Rechter-plaatsvervangers worden vaak door de rechtspraak ingezet vanwege hun expertise. De rechtspraak hanteert een leidraad waarin is opgenomen welke belemmeringen er zijn bij het inzetten van plaatsvervangers. Daaruit volgt niet dat advocaten en ambtenaren geen plaatsvervanger kunnen zijn. Eigenlijk zegt de rechtspraak: zo ver hoeven we niet te gaan. Eerlijk gezegd zie ik ook niet onmiddellijk een aanleiding daartoe. De rechtspraak heeft ook baat bij de specifieke expertise. Een toepasselijke leidraad is voldoende om belangenverstrengeling in de praktijk te voorkomen.

Voor politici ligt dat anders. Leden van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer worden niet ingezet als rechter-plaatsvervanger. Ik wacht nog op een advies van de Raad voor de rechtspraak om te bezien of voor parlementariërs het rechter-plaatsvervangerschap wettelijk moet worden uitgesloten. Dat advies wacht ik dus af. Als het aanleiding geeft tot aanpassing, kom ik uiteraard weer terug naar uw Kamer.

Dan de motie-Van Nispen op stuk nr. 25. Ik geloof dat de heer Van Nispen zelf al aangaf dat het hierbij wel gaat om iets ingewikkelds. Aan de ene kant wil je zuiverheid en transparantie. Aan de andere kant raakt dit wel heel erg aan de privacy, niet alleen aan de privacy van rechters maar ook aan de privacy van hun partners. Ik vind het daarom ook ingewikkeld om nu te zeggen: ik ben het hier absoluut mee eens; ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Maar ik zal nu ook niet zeggen dat ik er heel erg op tegen ben en dat ik de motie ontraad. Misschien mag ik het volgende voorstel doen. Als de heer Van Nispen de motie aanhoudt, wil ik hier eens over praten met de Raad voor de rechtspraak en de NVvR. Vervolgens zal ik u een brief sturen met een oordeel over deze motie. Dan krijgt u een geïnformeerd advies. Ik denk dat dat kan voor het AO Rechtspraak, dat over twee maanden gepland staat. Dat biedt ons even de tijd om ordentelijke gesprekken te voeren.

De heer Van Nispen (SP):

Ik vind dat een goed idee. Ik wijs er wel op dat voor alle drie de moties geldt dat die niet helemaal uit de lucht kwamen vallen. Wat daarin staat, blijkt al uit een rapport dat ik heb gebruikt om tot een betere waarborging van integriteit te komen. Er is ook al een rapport uit 2014 van de rechtspraak zelf. Sindsdien is de rechtspraak er ook steeds wel zelf mee aan de slag gegaan. Ik wil niemand opjagen, maar ik vind onderzoeken die drie of vier jaar duren altijd vrij lang. Ik stel het dus wel op prijs dat de minister zegt dat hij binnen twee maanden met een oordeel over de motie komt. Tot die tijd zal ik in ieder geval de motie op stuk nr. 25 aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor zijn motie (33861, nr. 25) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Dekker:

Voorzitter, dank. Het oordeel over de motie-Van Nispen op stuk nr. 26 kan ik aan de Kamer laten, ook omdat de motie aansluit bij een beweging die al in gang is gezet. Er is een nieuwe code zaaksverdeling in de maak, kan ik hier verklappen. De Raad van State en de Hoge Raad zijn hierover geconsulteerd. De herziene code kan naar verwachting nog dit jaar in werking treden, dus dit zou een steun in de rug zijn.

Dan kom ik op de motie-Van Oosten op stuk nr. 27. Ik constateer dat hij met instemming heeft kennis genomen van het voornemen om artikel 51 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren aan te passen. Ik denk dat wij het erover eens zijn dat het recht van amendement van de Tweede Kamer niet verder beperkt moet worden dan noodzakelijk is om de grondwettelijke eis van rechterlijke onafhankelijkheid te borgen. Het primaat van de wetgever staat voorop, zou je kunnen zeggen. Ik heb goede nota genomen van het advies van de Raad van State over het passende regelingsniveau van rechtspositionele voorzieningen voor rechterlijke ambtenaren. Die advisering brengt mij tot de conclusie dat je, als je dat wilt regelen, dit moet doen in een apart wetgevingstraject, om ervoor te zorgen dat je ook een zorgvuldige weg bewandelt. Je moet dan met alle instanties, waaronder de NVvR, om de tafel gaan zitten. Ik begrijp ook wel dat u zegt: twee jaar geleden is eigenlijk in het debat dat wij toen niet hebben afgerond wel gezegd dat wij ermee aan de slag zouden gaan. De motie is er een beetje één van tempo, maar als ik u nu toezeg dat ik er gewoon mee aan de slag ga, bent u wellicht bereid om haar aan te houden zo lang ik hiermee aan de slag ga. Voor de zomer kom ik bij u terug of ga ik in ieder geval in consultatie.

De heer Van Oosten (VVD):

Dat is goed, voorzitter.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Oosten stel ik voor zijn motie (33861, nr. 27) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Dekker:

Dan de amendementen. Het eerste amendement is het amendement-Van Oosten op stuk nr. 22. Ik kan het oordeel daarover aan de Kamer laten. Het is een aangepast amendement naar aanleiding van een advies van de Raad van State. Die heeft geadviseerd dat een lichte financiële sanctie zou kunnen passen binnen het stelsel van disciplinaire maatregelen. In dat advies zijn ook de ingebrachte zienswijzen van de NVvR, de Raad voor de rechtspraak en de Hoge Raad betrokken. Ik zie dat het voorstel aansluit bij hetgeen ook geldt voor de staande magistratuur en overige ambtenaren. Ik denk dat dit een goede aanpassing van het eerder voorgestelde amendement over de inhouding van salaris is.

Ook het oordeel over het amendement-Van Oosten op stuk nr. 23 laat ik aan de Kamer. De Raad van State heeft geadviseerd dat een voorwaardelijke schorsing als disciplinaire maatregel op zich mogelijk is. Met name de Hoge Raad en de pg bij de Hoge Raad hebben zich in de zienswijze op de amendementen positief uitgelaten over de mogelijkheid van voorwaardelijke maatregelen. Daarom mijn positieve advies: oordeel Kamer.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor de beantwoording en voor de adviezen over de moties en amendementen. Ik wist dat u ook heel kort kunt zijn.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de wetswijziging en de ingediende amendementen en moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de minister en ik dank de Kamerleden.

De vergadering wordt van 17.16 uur tot 18.30 uur geschorst.

Voorzitter: Bergkamp

Naar boven