5 Regelgevend kader kredietunies

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het Voorstel van wet van de leden Agnes Mulder en Nijboer tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enkele andere wetten met het oog op een regelgevend kader voor kredietunies (Wet toezicht kredietunies) ( 33949 ).

De voorzitter:

Ik heet de initiatiefnemers mevrouw Mulder en de heer Nijboer van harte welkom in het kader van de beantwoording van hun initiatiefwetsvoorstel in tweede termijn. 

De algemene beraadslaging wordt hervat. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor de vragen in tweede termijn. Eigenlijk hebben zij allemaal aangegeven dat het belangrijk is dat deze wet uiteindelijk doorgang vindt, het liefst zo snel mogelijk. Die opdracht hebben zij ons, als initiatiefnemers, en — met name in het traject naar "Brussel" — ook de minister gegeven. Die opdracht heeft vandaag heel helder geklonken. We hebben haast en de minister heeft dus inderdaad de schone taak om met ons de vaart erin te houden. Volgens mij gaat hij dat ook helemaal doen. Om de druk nog maar even op te voeren: wij streven ernaar om hier richting het zomerreces meer duidelijkheid over te hebben. Wij hopen dat de minister dit kan waarmaken, ook namens ons. 

De SP-fractie stelde een vraag over 25.000 leden: is dat misschien niet een beetje veel? Wij vinden het belangrijk dat coöperaties zowel op basis van de branche als op basis van een regio actief kunnen zijn. Een brancheorganisatie die wat groter is en in de richting van die 25.000 gaat, willen wij niet op voorhand uitsluiten; vandaar die grens van 25.000. 

Er is een vraag gesteld over de common bond. Je kunt de common bond zien als "elkaar heel direct kennen". Dat is natuurlijk een heel mooie vorm van een common bond, maar het kan ook gaan over hoe je je bedrijfsprocessen inricht, hoe dicht je coaching op de kredietverlening zit of de vraag of er betrokkenheid bij de kredietunie aanwezig is. Ook daar zien wij een common bond in. 

Met name de PVV-fractie heeft meerdere vragen gesteld over misbruik, onder andere door terrorisme. Een van die vragen was of "kredietunie" een beschermde naam is. Nee, dat is geen beschermde naam. Geldt dat bijvoorbeeld ook voor bemiddeling? Daarvan heb ik in eerste termijn gezegd dat een kredietunie inderdaad zou kunnen bemiddelen. Dan staat de kredietunie vervolgens wel onder toezicht van de AFM, vanuit de bemiddeling. Ik denk dus dat dit in die zin is afgedekt. Is de naam beschermd? Nee, verzekeraars zijn in die zin ook niet beschermd. Zo kijken we hier dus naar. Artikel 4:19 en artikel 4:20 van de Wft geven aan dat je geen misleidende info mag verstrekken en dat je redelijkerwijs alle info moet geven die nodig is om tot die afweging te komen. Wij denken echt dat dit voldoende bescherming biedt. Natuurlijk houdt de AFM ook toezicht op crowdfunding en bemiddeling. In december, op 19 december om precies te zijn, heeft de minister een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin hij ingaat op de risico's en aangeeft dat het huidige ontheffingenregiem zal worden aangescherpt, mede op verzoek van de Kamer. Het toezicht op de Wft is er dus al. Verder is er ook al een register, zo zeg ik tegen de heer Omtzigt van het CDA, met een scala aan handhavingsmogelijkheden voor de AFM. Dus ja, er zijn ook sancties mogelijk. 

De Wwft bevat, kort samengevat, de witwaswetgeving. Daaronder vallen alle gereguleerde financiële instellingen, dus ook bankenbemiddelaars en kredietunies onder de 10 miljoen. Wij denken dat daardoor het risico in verband met terrorisme voldoende is afgedekt. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

De bemiddeling is een van onze zorgpunten, want het is mogelijk dat kredietunies ervoor kiezen om alleen maar te bemiddelen. Dat roept de vraag op of het "zonder winstoogmerk" overeind blijft, want juist de crowdfunders die zich uitgeven voor een kredietunie, bemiddelen alleen maar en zitten er met woekermarges tussen. Je denkt met een kredietunie te maken te hebben, maar eigenlijk heb je te maken met financiële bemiddeling door een crowdfunder. Hoe is dat risico afgedekt? Mag een kredietunie ook alleen maar bemiddelen of moet die dat altijd combineren met kredietverstrekking en "zonder winstoogmerk". 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Zoals ik net aangaf is de naam "kredietunie" niet beschermd. Een kredietunie die besluit om alleen te bemiddelen, mag dat doen. Men staat vervolgens wel onder toezicht van de AFM. De Kamer heeft over dat toezicht gezegd dat het belangrijk is dat het wordt aangescherpt. In die zin denk ik dat de heer Van Dijck hiervoor terecht aandacht vraagt. Er wordt verder al extra actie op ondernomen door de minister van Financiën. Misschien kan onze adviseur daar straks nader op ingaan als hij daartoe de behoefte voelt, maar zo is het in principe geregeld. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

In hoeverre is een kredietunie die alleen bemiddelt, nog een kredietunie? In hoeverre blijven dan "voor en door de leden" en "zonder winstoogmerk" overeind? Misschien moet er wellicht een verlicht regiem komen als kredietunies mogen bemiddelen náást het verstrekken van kredieten, maar dat regiem moet er zeker niet komen als ze sec bemiddelen, want dan is het geen kredietunie. Een verlicht regiem kan vorm worden gegeven in een keurmerk of een certificaat dat garandeert dat een kredietunie ook volgens de wet een echte kredietunie is. Bedrijven weten dan tenminste waar ze aan toe zijn als ze met een kredietunie in zee gaan. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Er zijn overkoepelende organisaties voor kredietunies die hun leden heel duidelijke richtlijnen meegeven over waar een kredietunie zich mee bezig moet houden. Dat is in zekere zin ook een waarborg. Boven de grens van 10 miljoen krijgt men te maken met scherper toezicht door dat register en die andere zaken. Al met al denken wij dat het op deze manier voldoende gewaarborgd is. 

Waarom houden kredietunies zich ook bezig met bemiddeling? Ze doen dat, omdat ze nog geen opvorderbaar geld kunnen aantrekken en daardoor niet verder kunnen groeien. We zitten nu echt op een kantelpunt en het is onze verwachting dat we bemiddeling door kredietunies minder zullen zien wanneer deze wet is aangenomen en we een uitzondering in Brussel hebben geregeld. Mochten kredietunies/coöperaties er echt voor kiezen om zich te beperken tot dat bemiddelingsmodel, staan ze straks onder toezicht van de AFM. 

Voorzitter. Over de toezichtslasten is een motie ingediend op stuk nr. 15. De initiatiefnemers vinden het belangrijk dat die toezichtskosten in de toekomst ook kritisch onder de loep worden genomen. We kunnen ons dan ook vinden in de motie. Omdat we het eens zijn met de voorliggende motie, laten we het oordeel erover aan de Kamer. Verder vinden wij het belangrijk dat de wet over twee jaar kan worden geëvalueerd, want dat biedt de Tweede Kamer de mogelijkheid om erbovenop te blijven zitten en nog eens te kijken naar die grens van 100 miljoen. Dat laatste zeg ik in antwoord op een expliciete vraag van de VVD-fractie. 

Voorzitter. Hiermee ben ik door de aan mij gestelde vragen heen. Ik zou graag het woord geven aan mijn collega-indiener, de heer Nijboer. 

De heer Nijboer (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Aan het eind van het betoog van de heer Groot kwam nog een vrij fundamentele vraag naar voren, namelijk: worden die kredietunies nou wel een succes? Op basis waarvan baseren de initiatiefnemers eigenlijk dat deze wet in de praktijk zal slagen? Daar is een aantal redenen voor. Omdat het een vrij fundamentele vraag is, wil ik daarmee beginnen en daar wat uitgebreider op ingaan. 

De eerste reden is dat al een aantal kredietunies is opgericht. Dat is via een omweg gedaan omdat dat in de huidige wetgeving vrij lastig is met perpetuele leningen en deelnemingen die niet aan elkaar verkocht mogen worden. Via een omweg worden die dingen nu al gerealiseerd, dus er is vraag naar. De tweede reden is dat er verschillende kredietunies in oprichting zijn in afwachting van deze wetgeving. Dat zijn er niet meer dan een of enkele, maar echt tientallen. Een derde reden is dat kredietunies in het buitenland een substantieel kredietverleningskanaal voor het mkb vormen. Buitenlandse ervaringen laten dus zien dat kredietunies een welkome aanvulling kunnen zijn op de financiering van het midden- en kleinbedrijf. Dat zijn drie relevante noties die de initiatiefnemers hebben gedreven om dit ook in Nederland mogelijk te maken. 

Verschillende collega's hebben gevraagd naar de relatie met de bankwetgeving. De vraag was in mijn eigen woorden: zijn ze niet te krap; kijken ze niet bekrompen naar dit wetsvoorstel? Dat klopt, zegt de heer Koolmees. Dat is mooi. Daar is echter wel een reden voor. De reden dat kredietunies nu maar beperkt tot stand komen, is doordat ze onmogelijk zijn door de Wet op het financieel toezicht, de wet op het maken van een bank. Het is gewoon verboden om kredieten aan elkaar te verlenen. Wij hebben niet voor niets bankwetgeving. Die is er om mensen te beschermen zodat hun spaargeld niet op het spel komt te staan of maar in beperkte mate. Dat is de basiswet waardoor het nu niet kan. Als je daar een uitzondering op maakt, als je meer dingen mogelijk wilt maken, zeg ik ook tegen de heer Öztürk, als je wilt dat ondernemers makkelijker aan elkaar kunnen lenen dan nu volgens de wetgeving kan, dan is het logisch om te bekijken op welke punten je de bestaande wetgeving moet versoepelen. Dat doen wij namelijk met dit wetsvoorstel. Wij maken dingen mogelijk die nu volgens de Wet op het financieel toezicht niet mogelijk zijn. Het leek de indieners logisch om te kijken naar de voorwaarden die daarbij gelden. Wij hebben in eerste termijn uitgebreid gediscussieerd over de vraag welke voorwaarden je dan stelt. 

Daarmee kom ik bij de moties. De motie-Aukje de Vries c.s. op stuk nr. 13 gaat over die 2,5%. Daar hebben wij in eerste termijn uitgebreid over gediscussieerd. Er is bewust gekozen om de verhouding tussen solvabiliteit en het maximale verlies dat je op één lening mag lijden, vast te stellen op een kwart. Die 2,5% verhoudt zich dus tot 10% solvabiliteit. Als je 40 leningen hebt uitstaan en er één omver gaat, dan heb je nog 7,5% solvabiliteit. Als er twee omver vallen en je daarin hebt geïnvesteerd, kom je echt in de problemen en ben je je geld misschien wel kwijt. Die verhouding is bij het minimum — 10 miljoen — 2,5%. Het staat kredietunies vrij om zelf een hogere solvabiliteit aan te houden. Als een kredietunie kiest voor 20 miljoen solvabiliteit, dan zou zij ook 5% kunnen uitlenen aan een individuele partij. 

Bij het invullen van de Algemene Maatregel van Bestuur is de suggestie niet om dat percentage op 2,5 vast te zetten, maar om tot een kwart van de solvabiliteit als maximumverlies op het eigen vermogen te accepteren. De initiatiefnemers blijven erbij dat dat een redelijke grens is. Als je die namelijk op de helft stelt, zoals de motie lijkt te suggereren, en je één lening hebt die helemaal moet worden afgeschreven, dan kom je al direct in behoorlijke problemen. Dan zit je van het minimumniveau van 10% gelijk op 5%. Heb je nog een tweede lening die tegenvalt, dan zak je al door de hoeven. Dus die verhouding is bewust gekozen, maar het is niet per se 2,5%. Als je meer solvabiliteit aanhoudt, zou je bijvoorbeeld, zoals in de motie staat, ook op 5% kunnen komen, maar dat is al mogelijk. Het hangt weliswaar ook een beetje af van de uitleg van de motie, maar om die reden hechten wij eraan om vast te houden aan de invulling van de Algemene Maatregel van Bestuur, of tenminste de suggestie aan de minister mee te geven om 2,5% te nemen. Ik denk dat de indieners dit iets ruimer willen interpreteren en daarom heeft deze motie niet onze warme aanbeveling aan de Kamer. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

De vraag is wel of de initiatiefnemers het probleem zien dat kan ontstaan. De heer Öztürk noemde het ook heel nadrukkelijk: op het moment dat er een lening is verstrekt en er toch nog een aanvullende lening bij moet, moet men naar een andere kredietverstrekker. Dat is zeker zo bij kapitaalintensieve bedrijven. Zien de initiatiefnemers dat probleem wel? En welke oplossing hebben ze daar dan voor? 

De heer Nijboer (PvdA):

Er kan natuurlijk sprake zijn van aanvullende kredietbehoeftes. Het lijkt ons goed als kredietunies daar bij hun kredietverlening ook rekening mee houden. Maar er zijn natuurlijk ook alternatieve kredietbronnen. Kredietunies zullen, zeker bij grotere bedragen, niet de enige financier zijn van krediet aan het mkb. Ongetwijfeld zullen ook banken krediet verstrekken. Het mkb is voor het grootste deel afhankelijk van banken en dat zal ook zo blijven. Dit is dus een aanvullende mogelijkheid om krediet te krijgen. Ik erken dat je in situaties terecht kunt komen waarin je niet volledig afhankelijk kunt zijn van de kredietunie en elders financiering moet zien te vinden. Je moet echter ook meewegen dat kredietunies voldoende solvabiliteit houden om niet om te vallen. Het kan immers misgaan met een ondernemer en het kan dus voorkomen dat je je lening niet terugbetaald krijgt. Een factor van 1:4 tussen wat je aan eigen vermogen hebt en wat je kunt verliezen op één lening achten de initiatiefnemers redelijk, temeer ook omdat verschillende collega's hebben gewezen op het extra concentratierisico, dat gebaat is bij het verlenen van krediet in één sector. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik heb nog een aanvullende vraag. De collega van de PvdA vroeg: gaat dit nu wel vliegen? Is de heer Nijboer van mening dat het met deze voorwaarden überhaupt gaat vliegen? Wij kunnen wel een heel mooie wet maken, maar als het geen oplossing is voor het geconstateerde probleem, de te beperkte kredietruimte voor het mkb, is het een loze wet. Dat zou de VVD in ieder geval niet willen. 

De heer Nijboer (PvdA):

Wij zijn ervan overtuigd dat dit gaat werken. In het Verenigd Koninkrijk, een land in Europa dat veel meer ervaring met kredietunies heeft, is de grens ook 2,5%. In de Verenigde Staten zijn de grenzen zo mogelijk nog hoger. Het is ook niet een volledig uit de lucht gegrepen grens. Het werkt in het Verenigd Koninkrijk, waar de kredietunies al veel verder tot stand zijn gekomen dan in Nederland. 

Ik kom tot de motie op stuk nr. 14. De heer Koolmees heeft die motie ook onderschreven, maar met iets minder enthousiasme dan de motie waarover wij zojuist spraken, want hij gaf een gradatie in wenselijkheid van moties aan. Over de grens van 10 miljoen hebben verschillende collega's, onder andere van de SP, maar ook de heer Groot van de PvdA en de heer Van Dijck van de PVV, gevraagd hoe het zit met misbruik, wanneer de bescherming ingaat en of de 10 miljoen niet een wat hoge grens is. Overigens heeft de AFM daar ook op gewezen, vandaar dat wij tot een grens van 10 miljoen zijn gekomen. Dan is er nog het punt van de Europese Commissie, dat de heer Koolmees ook al aangaf, evenals mevrouw De Vries: tot waar kun je vrijstelling laten verlopen? En dan is er nog een derde punt en dat is dat verzekeraars, die soms ook coöperatief zijn, al onder toezicht vallen vanaf nul. Daar gaat het toezicht dus al direct in. Wij denken echt dat met 10 miljoen er een adequate grens is gekomen om nieuwe initiatieven mogelijk te maken. Onder de 10 miljoen geldt de solvabiliteitseis niet; die geldt alleen voor de wat grotere kredietunies. Wij denken dat dit een adequate keuze is en daarom zouden wij deze motie dan ook niet willen aanbevelen. 

Mevrouw Mulder heeft al gereageerd op de motie op stuk nr. 15. Er is nog wel een vraag blijven liggen van de heer Van Dijck over de kosten van het DNB-toezicht, die eerst €40.000 waren en die nu €20.000 zijn. De vraag was of dat is afgestemd. Het antwoord daarop is ja, dat is afgestemd. Wij kunnen die motie aan het oordeel van de Kamer overlaten, want die is niet direct aan ons gericht. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 16 over de opstartkosten, het laten vliegen van kredietunies en de wijze waarop dat nog meer een succes zou kunnen worden dan wij al voorzien. In eerste termijn hebben we al aangegeven dat een dergelijke vorm de initiatiefnemers zeer aanspreekt, maar dat het natuurlijk aan de minister van Financiën is om hieraan in zijn begroting verder invulling te geven. Wat ons betreft is het oordeel Kamer. 

De initiatiefnemers denken dat met deze nieuwe wet meer kredieten tot stand zullen komen voor het midden- en kleinbedrijf en meer investeringen mogelijk worden gemaakt, waardoor meer werk zal ontstaan. De afhankelijkheid van het mkb van banken, een serieus probleem, zal verminderen. Het volgende mooie punt van deze wet dat ze voor en door ondernemers is opgesteld. Met deze wet maken we nieuwe initiatieven mogelijk die nu nog niet mogelijk zijn. Verder betreft het innovatieve wetgeving. 

Ik begon mijn eerste termijn met het initiatiefrecht van de Kamer en hoe mooi het is dat we dat mogen uitoefenen. Dat is het oudste recht dat ons als Kamer is gegeven, destijds nog in aanwezigheid van de vorst. De Eerste Kamer is sinds 1815 actief en werd toen nog door de Koning benoemd. We weten nu allemaal dat het anders gaat, maar in 1815 werden de Eerste Kamerleden door de Koning voor het leven benoemd. Ik geef daar verder geen appreciaties bij. Gelukkig is er in de Eerste Kamer — die appreciatie durf ik wel te geven — geen recht van amendement en overigens ook geen recht van initiatief. De initiatiefnemers zien ernaar uit om na bekrachtiging in de Tweede Kamer — de eerste en de tweede termijn gehoord hebbend, zien we dat met vertrouwen tegemoet — ook in de Eerste Kamer het jawoord te mogen ontvangen. 

De voorzitter:

Ik dank beide initiatiefnemers, mevrouw Mulder en de heer Nijboer, voor de verdediging van hun initiatiefwet in de Tweede Kamer. Ik dank ook hun adviseurs. Het is altijd heel bijzonder om in vak-K te mogen zitten. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Financiën, want aan hem zijn ook nog wat vragen gesteld. Verder wil ik graag een oordeel over de moties. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Mag ik nog een keer de initiatiefnemers complimenteren voor de wijze waarop ze dit initiatief hebben genomen en met dwingende kracht ter hand hebben genomen? Uit de slotwoorden van de heer Nijboer sprak ook een dwingende kracht: hij zou het initiatiefvoorstel niet meer gaan verdedigen in de Eerste Kamer, hij gaat daar het jawoord in ontvangst nemen. Dat is precies de spirit die de initiatiefnemers met dit wetsvoorstel voortdurend hebben uitgestraald: linksom of rechtsom, het gaat gebeuren. Zo zit ik er ook in en zo zit het ministerie er ook in. We hebben het met veel plezier ondersteund. 

De heer Öztürk heeft gevraagd of ik de banken wil dwingen tot kredietverlening aan het mkb. Het antwoord daarop is nee. Ik zie overigens dat hij niet meer in de zaal aanwezig is. Misschien dat ik dan kan volstaan met dit korte antwoord. Maar misschien is dat niet correct. Het hele antwoord is: nee ... 

De voorzitter:

De heer Öztürk heeft zich netjes afgemeld, want hij had een andere commissie. 

Minister Dijsselbloem:

Het antwoord is: nee, ik vind dat kredietverlening inderdaad behoort tot de taak van banken. Maar dat moet wel prudent gebeuren. Wij moeten niet op de stoel van banken gaan zitten in het beoordelen van de vraag, welke kredietaanvragen wel of niet kunnen worden toegekend. Dat zou je wel doen als je zegt dat er maar een afwijzingspercentage van x mag zijn, wat het voorstel van de heer Öztürk was. Zo is het niet; het is een private sector, die natuurlijk opereert binnen de kaders van wet- en regelgeving. Ik zou er zeker niet voor zijn, banken te dwingen tot kredietverlening. 

Er was nog even een gedachtewisseling tussen de heer Van Dijck en de initiatiefnemers over het toezicht op kredietbemiddelaars en de bescherming van de term — ik moet even nadenken — "kredietunie". Onbegrijpelijk dat ik niet op dat woord kwam, want daar gaat de hele wet over. Onbegrijpelijk. Een wegzakkertje. Zijn concrete vraag is of je je onder de noemer "kredietunie" kunt opwerpen als kredietbemiddelaar of crowdfundingplatform. Voor die categorieën geldt dat ze een ontheffing nodig hebben van de AFM, die aan dat type ontheffing echt voorwaarden verbindt. Dat is dus bepaald geen vrijplaats. Als men niet aan de voorwaarden voldoet, kan de AFM daarop ingrijpen. Dat zal ze ook doen als men zich manifesteert in deze rol zonder voorafgaande ontheffing te hebben aangevraagd. Zoals mevrouw Mulder al aangaf, zijn we bezig om deze vorm van toezicht meer handen en voeten te geven. Dit is dus een terecht punt. 

Dan iets over de goedkeuring van Brussel. Ik heb de vorige keer al gezegd, maar ik begrijp dat het onbevredigend is, dat ik daar veel prioriteit aan ga geven. Ik heb hier al met Commissaris Hill over gesproken. Ik blijf er ook persoonlijk bij betrokken, die toezegging doe ik. U kunt mij niet vastpinnen op een termijn, maar mevrouw Mulder heeft een ambitie uitgesproken en die heb ik gehoord. Ik kan echter geen toezegging doen over een termijn. 

De heer Omtzigt heeft een vraag gesteld over de AMvB. Ik zal die zo snel mogelijk naar de Kamer sturen. Misschien kunnen we de afspraak maken dat als de Kamer daar met mij over wil spreken, wij daar met grote prioriteit een AO over kunnen voeren. Ik ben niet voor een zwaardere procedure met allerlei termijnen, want dat is allemaal tijdverlies. Zodra wij zover zijn, sturen we die AMvB naar de Kamer. Als u daar in de commissie voor Financiën dan topprioriteit aan geeft, kunnen we daar op heel korte termijn over spreken en dan kan ik verder richting Brussel. Ik heb wel een afgerond wetsvoorstel en een AMvB nodig om aan de Commissie wat te kunnen laten zien als zij vraagt: wat gaat u dan doen, wat wilt u voor uitzondering in Nederland? 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het is goed om te horen dat de minister ook spoed achter dit proces wil zetten. Wanneer kunnen wij die ingevulde AMvB verwachten? Hoelang heeft de minister nodig om die in te vullen? Kan dat voor de behandeling in de Eerste Kamer? 

Minister Dijsselbloem:

Ik denk dat het parallel kan, want we moeten absoluut geen tijd verliezen. Ik denk dat we de AMvB aan de Kamer kunnen sturen, los van de vraag of de Eerste Kamer het al heeft behandeld. Ik kijk even naar de ambtenarenloge of wij een termijn kunnen noemen, in maanden of weken. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Twee weken, hoor ik. 

Minister Dijsselbloem:

We gaan de AMvB zo snel mogelijk rondmaken en zorgen dat we geen tijd verliezen. 

Ik zal nu ingaan op de moties, want die hangen hiermee samen. Als de Kamer wil dat wij snel en succesvol naar Brussel kunnen, moet zij wel goed nadenken over wat zij in die AMvB aan normen, drempels en plafonds opneemt. Ik zal dat toelichten. In de motie-Aukje de Vries c.s. op stuk nr. 13 wordt gesproken over een beperking van de investering van de portefeuille van de kredietunie van maximaal 2,5%. De indieners vinden dat problematisch. Als het om die ene ondernemer gaat zou het maximum percentage minimaal 5 moeten worden gesteld. 

Er lag nog een vraag uit de eerste termijn van ik meen de heer Koolmees, namelijk wat de regels in andere landen zijn. Dat is niet onbelangrijk. De regels in het VK, Ierland en Polen — dat zijn de drie landen die zeer actief zijn op dit vlak — zijn hetzelfde of strenger. De initiatiefnemers stellen een maximum van 15% van de solvabiliteitsbuffer voor; dat is €250.000 per lening of een percentage van 2,5 van de balans. Als de balans groter is dan 10 miljoen gaat dat bedrag omhoog. In Ierland zijn ze behoorlijk strenger. Daar mag maximaal €39.000 of 1,5% van de balans aan één lid worden uitgeleend, ongeacht de omvang van de kredietunie. Het VK kent net als het voorstel van de initiatiefnemers de regel van maximaal 25% van de solvabiliteitsbuffer. In Polen zijn ze weer strenger. Daar is het 15%. Daarom geef ik de Kamer in overweging om deze motie niet aan te nemen. Ik wil namelijk graag succesvol zijn in Brussel en ik denk dat de Europese Commissie zal kijken naar ervaringen in andere landen en wat daar prudent wordt geacht en wat daar de normen zijn. Als wij daar sterk van afwijken, denk ik dat de Commissie daar kritisch op zal zijn — dat is begrijpelijk — en dat mijn succeskans kleiner wordt. We hebben het, net als de initiatiefnemers, inhoudelijk ook goed overwogen en zijn op die 2,5% gekomen. Maar ook in het licht van snel succes kunnen boeken en aan kunnen sluiten bij de ervaringen in andere landen, zou ik niet voor deze motie zijn. 

Dat brengt me op de motie op stuk nr. 14, waarin de regering wordt verzocht om de vrijstellingsgrens van 10 miljoen te verhogen naar 25 miljoen. Het betreft de vrijstellingsgrens voor toezicht. Dat betekent dat kleinere kredietunies die onder die grens blijven, niet onder dat toezicht vallen. Ik heb met de initiatiefnemers steeds verdedigd dat er een vrijstellingsgrens is voor de kleinste kredietunies. Die kennen ook echt een andere omvang van risico's. De onderlinge betrokkenheid is groter; we hebben de argumenten daarvoor gewisseld. Dat houdt natuurlijk wel op bij een zekere omvang. Daarom denk ik dat de grens prudent is gekozen. Ook hiervoor geldt dat onze succeskansen om een uitzonderingspositie te bedingen onder CRD IV groter zullen zijn als wij hier prudent insteken, zoals de initiatiefnemers ook hebben gedaan. Om die reden zou ik deze motie willen ontraden. 

In de motie op stuk nr. 15 wordt de regering verzocht de toezichtkosten nog eens kritisch onder de loep te laten nemen. Daartoe ben ik bereid. Ik zal de Kamer dan ook opnieuw daarover rapporteren, zonder dat ik de illusie wil wekken dat het veel goedkoper kan. We hebben natuurlijk al de vrijstellingsgrens. Daarboven zal echt wel serieus toezicht moeten zijn. Er zit gewoon een hoeveelheid arbeidsuren aan vast als je dat serieus wilt doen. Wij gaan daar opnieuw naar kijken, ook als het gaat om het tweede deel van de motie, waarin wordt gevraagd om zo mogelijk te differentiëren naar grootte. Ik kom bij de Kamer terug als de motie wordt aangenomen. 

In de laatste motie, die op stuk nr. 16, van de heren Groot en Omtzigt, wordt verzocht om een opstartkrediet voor kredietunies. Ik zou ten eerste advies willen vragen aan de initiatiefnemers of daar echt behoefte aan is. Zij knikken ja. Dit zal echt moeten komen uit de begroting van Economische Zaken. Zoals de Kamer weet, heeft de minister van Economische Zaken verschillende instrumenten om de financiering van het mkb te ondersteunen. Dit is een ongedekte motie; dat zal dus ten koste gaan van ruimte voor andere regelingen. In de motie staat er niets over hoe dat gedekt moet worden. Ik kan de heer Groot dus in overweging geven om hierover te spreken met de minister van EZ en om dan aan te geven hoe dat, ook financieel, gedekt zou moeten worden. De motie in de huidige vorm kan ik moeilijk ondersteunen. Een alternatief voorstel is dat de motie wordt aangehouden en dat de minister van Economische Zaken eerst schriftelijk hierop reageert. Maar nogmaals, ik hecht zelf aan de discipline dat in moties die geld kosten, ook als het om een kredietfaciliteit gaat, wordt aangegeven hoe ze betaald worden. Daarvoor moet immers op de begroting ruimte worden gemaakt. De heer Groot zou de motie dus kunnen aanhouden, en dan vraag ik de verantwoordelijk minister om een schriftelijke reactie. 

De heer Groot (PvdA):

Ik ben dan wel benieuwd op welke termijn de minister van Economische Zaken hierop zou kunnen reageren en of de minister van Financiën hierin ook een rol kan spelen. 

Minister Dijsselbloem:

In het bevorderen van een spoedig antwoord? 

De heer Groot (PvdA):

Ja. 

Minister Dijsselbloem:

Mag de minister daar een week over doen, denkt u? 

De voorzitter:

Van mij wel, maar ik kijk naar de indiener. Hij zal ook formeel de motie moeten aanhouden. 

De heer Groot (PvdA):

Als dat binnen een week kan, wil ik de motie tot die tijd wel aanhouden. 

Minister Dijsselbloem:

Dan gaan we daarop inzetten. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Groot stel ik voor, zijn motie (33949, nr. 16) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de beantwoording in tweede termijn. Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de behandeling van dit initiatiefwetsvoorstel. Ik schors de vergadering tot 13.45 uur. De stemming over zowel het initiatiefwetsvoorstel als de drie moties zal aanstaande dinsdag plaatsvinden. 

De vergadering wordt van 12.58 uur tot 13.46 uur geschorst. 

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven