11 Wijziging Waterwet ivm hoogwaterbescherming

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming) ( 33 465 ).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Infrastructuur en Milieu van harte welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. De wijziging van de Waterwet stond als hamerstuk op de agenda, maar dat vond ik toch te snel gaan. Daarmee doen we tekort aan het belang van onze dijken. De minister zei een paar maanden geleden zelf dat waterveiligheid een zwaar onderschat politiek onderwerp is. Die ene storm in de tienduizend jaar kan juist die van morgen zijn. Helaas wordt er desondanks bezuinigd op waterveiligheid, zowel door Rutte I als door Rutte II.

Deze wet zorgt voor een verschuiving van de kosten voor waterveiligheid van het Rijk naar de waterschappen. De regering legt vast dat de waterschappen voor 50% gaan meebetalen aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma. De waterschappen moeten die bezuiniging opvangen door doelmatiger te werken. Dat klinkt prima. Wij zijn grote voorstanders van efficiency in het waterbeheer en we juichen meer samenwerking en minder bestuursdrukte van harte toe. Maar rekent de regering zich nu toch niet te snel rijk? Het moet nog maar blijken dat alle goede voornemens over doelmatigheid in de praktijk ook echt uit gaan komen. Op de korte termijn kunnen de waterschappen nog de laaghangende vruchten plukken, maar het zal steeds moeilijker worden om doelmatigheidswinst te behalen. Het is de vraag of de burger niet uiteindelijk de rekening krijgt voorgeschoteld. Wat houdt de waterschappen tegen om de extra kosten simpelweg door te sluizen naar de belastingen?

Mijn fractie maakt zich hier al enige tijd zorgen om. In de motie-Van Veldhoven hebben wij de regering verzocht om erop toe te zien dat de lasten zich alleen in lijn met de inflatie ontwikkelen. In de motie-Schouw vroegen we om meteen met maatregelen te komen als de lastenstijging in een waterschap boven de 5% uitkomt. In deze wet staat dat de individuele prikkel voor doelmatigheid kan leiden tot hoge plaatselijke belastingstijgingen, zelfs tot 8%. Dat is toch beduidend meer dan de inflatie? Gaat de regering zulke stijgingen van de belastingen straks gewoon accepteren? Op dit moment lijkt dat namelijk wel zo. Dit jaar zijn de belastingen in sommige waterschappen toch met meer dan 5% gestegen. Ik heb nog geen maatregelen in lijn met de motie-Schouw gezien. Uit antwoorden op mijn Kamervragen over deze stijging maak ik op dat de minister ook niet van plan is om dit te doen. De minister zegt dat zij niet over de tarieven van de waterschappen gaat. Deze ontwikkelingen baren me zorgen. Ik vraag me af of dit een precedent voor de toekomst zal scheppen. Gaat de regering controleren of de bezuinigingen echt uit doelmatigheidswinsten worden gehaald? Gaat de regering ervoor zorgen dat huishoudens en bedrijven niet uiteindelijk worden opgezadeld met de kosten? Ik wil graag weten op welke manier de minister erop toe zal zien dat de bezuinigingen op het waterbeheer uit efficiencywinst worden gehaald en niet worden doorberekend in de waterschapsbelasting.

Via deze wet wordt naast de kostenverdeling ook geregeld dat waterkeringen minder vaak worden gecontroleerd. De duur van de zogeheten toetsperiode wordt verdubbeld van zes naar twaalf jaar. Ik lees dat de controles en de herstelwerkzaamheden tot nu toe niet op tijd af waren, waardoor kosten en bestuurlijke lasten de pan uitrezen. Wat is de oorzaak hiervan? Waarom is het verdubbelen van de toetsperiode de beste oplossing? Bij de huidige frequentie van controles worden regelmatig gebreken geconstateerd. Waarom gaan we dan naar twaalf jaar en niet naar acht of tien jaar? De minister spreekt over een doorlopende controle door de beheerder. Wat betekent dat precies? Acht zij deze voldoende?

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Ik heb een paar korte en kleine vragen. Wij zullen deze wetswijziging steunen. Wel zullen en willen we er kritisch op toezien dat het verbeteren van de periodieke toetsing niet gaat leiden tot meer bureaucratie. Daar willen we graag een heldere reactie op van de minister. Door wijzigingen in de financieringsvoorwaarde werpt de Unie van Waterschappen het doemscenario op dat geld voor waterveiligheid in de praktijk nu niet meer daaraan besteed kan worden. Wij willen graag een toezegging dat dit nimmer het geval kan zijn. Hierbij laat ik het graag voor deze termijn.

Ik stel vast dat de minister het niet goed verstaan heeft. Ik herhaal. De Unie van Waterschappen werpt het doemscenario op dat geld voor waterveiligheid in de praktijk nu eventueel niet meer aan waterveiligheid besteed zou kunnen worden. Wij willen graag een toezegging dat dit niet het geval zal zijn.

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. Wij waren eveneens van mening dat de Wijziging van de Waterwet wel een hamerstuk kon zijn, maar aangezien wij die nu toch bespreken, stip ik nog even een aantal puntjes aan.

De Waterwet is het uitvloeisel van afspraken tussen het Rijk, de provincie en de waterschappen. Het is positief dat deze samenwerking tot stand is gekomen en dat de waterveiligheid en de betaalbaarheid daarvan op die manier worden gewaarborgd. Dat is goed voor iedereen, in het bijzonder voor de inwoners van Nederland.

In onze inbreng en vragen hebben wij aandacht gevraagd voor de verschuiving van de kosten van de provincie naar het Rijk. Ook hebben wij gevraagd hoe hoog die zijn. Ik heb begrip voor het feit dat dit soort zaken nog niet in detail kan worden gegeven, maar graag krijg ik een indicatie van de minister van de grootte van de posten. Gaat het daarbij om 1 miljoen of 10 miljoen? Kan de minister hier meer duidelijkheid over geven? Zijn deze kosten ook terug te vinden in de begroting? Kan ik die in het vervolg in het oog houden? De verschuiving van de verantwoordelijkheden en de bijkomende kosten is goed, maar dan wil ik wel graag zien dat de kosten niet bloemkolen of anderszins uit de hand lopen. Graag hoor ik van de minister hoe ik zicht kan krijgen en houden op deze kosten.

De financiering van projecten in het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma is duidelijk. Er zit echter wel iets vreemds in deze bekostiging. Bij het aanwijzen van de prioriteiten van de aanpak van dijken kan het zijn dat op verschillende plekken op dezelfde dijk verstevigingen of aanpassingen moeten plaatsvinden op de korte termijn. Op de langere termijn moet de rest van de dijk ook aangepast worden. Als het waterschap vanuit kostenoverwegingen en veiligheidsoogpunt dan de gehele dijk aanpakt, moet het waterschap het deel dat niet in de planning van dat jaar staat, zelf bekostigen en financieren, inclusief de rente. Dat is vreemd, lijkt mij. De waterschappen storten geld in het fonds voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Dat is een langjarig fonds. Als zij een project naar voren halen in het kader van efficiency en veiligheid, moeten zij toch gebruik kunnen maken van de gelden uit dat fonds? Dan treedt immers een besparing in de toekomst op. Volgens mij is dit een zaak van de minister van Financiën, maar ik hoop dat deze minister ook een goed antwoord op deze vraag kan geven.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Al honderden jaren zetten waterschappen zich ervoor in dat wij veilig kunnen wonen achter duinen en dijken. Het wetsvoorstel van vandaag vergroot de verantwoordelijkheid van de waterschappen doordat zij structureel 50% gaan meebetalen aan de financiering van de primaire waterkeringen in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Dit is een goede zaak, want hiermee wordt de doelmatigheid vergroot en zorgen wij er ook voor dat waterveiligheid meer in één hand komt.

Dit wetsvoorstel is er uiteindelijk gekomen dankzij de oproep van oud-staatssecretaris Tineke Huizinga aan de waterschappen om een bod op tafel te leggen. Dat mondde uit in het Bestuursakkoord Water, waarvan dit wetsvoorstel de juridische verankering is. Met dit wetsvoorstel wordt dus de positie van de waterschappen versterkt. Ik vraag mij wel af hoe ik dit wetsvoorstel moet zien in het licht van het voornemen van minister Plasterk om de waterschappen uit de Grondwet te halen en op termijn juist af te schaffen en op te laten gaan in landsdelen. Dit soort oplossingen voor niet-bestaande problemen, dit soort structuurdiscussies, leidt alleen maar af van het vele werk dat moet gebeuren. Ik zal mij in mijn bijdrage echter verder beperken tot het wetsvoorstel zelf, waarover ik nog enkele vragen heb.

Ik heb allereerst een vraag over de doelmatige benutting van de Hoogwaterbeschermingsprogrammagelden. Wij praten over het nieuwe, derde Hoogwaterbeschermingsprogramma, maar intussen zijn wij nog bezig met de uitvoering van het tweede programma. Ook hierin dragen de waterschappen al voor een groot deel bij aan het budget. In het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat middelen die vrijkomen uit het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma, bijvoorbeeld als gevolg van aanbestedingsmeevallers, overgaan naar het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma. De waterschappen stellen dat hierover op dit moment onvoldoende zekerheid is. Kan de minister daarom toezeggen dat middelen die vrijvallen uit het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma, direct beschikbaar zullen worden gesteld voor het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma en dus beschikbaar blijven voor waterveiligheid?

Ik heb van de waterschappen begrepen dat de minister wel de bereidheid heeft uitgesproken om geld dat in 2013 overblijft in het tweede programma, te benutten voor het nieuwe programma, maar dat hiervoor nog een nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur nodig is. Gaat dat dit jaar nog lukken, gezien de proceduretijd die nodig is om een Algemene Maatregel van Bestuur te behandelen bij de Raad van State en in de ministerraad? Hoe dan ook, mijn fractie wil niet dat meevallers of middelen die voortkomen uit onderuitputting bij het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma, ongebruikt op de plank blijven liggen. Die moeten worden ingezet voor een voortvarende uitvoering van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma.

Het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma hangt als eerste uitvoeringsprogramma van het Deltaprogramma samen met de andere onderdelen. De kracht van het Deltaprogramma zit in deze samenhang. Wat de ChristenUnie betreft moet het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma dan ook echt nieuw zijn, met volop aandacht voor meerlaagse veiligheidsoplossingen en ook ruimtelijke maatregelen. De focus moet dus niet alleen op de dijk liggen, maar ook op andersoortige oplossingen dan alleen dijkversterking. Natuurlijk is dit meestal de beste oplossing, maar niet altijd.

Voor het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma is de komende jaren een vast bedrag per jaar beschikbaar. Er zal moeten worden geprioriteerd, maar soms kan het nodig zijn om een dijkversterkingsmaatregel toch eerder te gaan uitvoeren. De waterschappen kunnen dit voorfinancieren, maar hebben hiervoor wel zekerheid nodig. De begroting kijkt echter maar één jaar vooruit. Het Deltaprogramma werkt wel met een gedetailleerde programmeringsperiode van zes jaar en een indicatieve periode daarna van twaalf jaar. Welke mogelijkheden ziet de minister om de waterschappen met name voor die eerste zes jaar meer zekerheid te geven, niet alleen over het programma, maar ook over de financiering, zodat ze worden gestimuleerd om voor te financieren? Als waterschappen voorfinancieren, moeten ze de rentekosten dragen. Dat is gebruikelijk en reëel, maar is de minister ook bereid om de waterschappen waar mogelijk voorschotten te geven op het moment dat de beschikking voor een project is gegeven?

Het kabinet wil de prijsbijstelling voor 2014 inhouden. Omdat de waterschappen al 50% bijdragen, telt deze bezuiniging dubbel. Dit werkt ook nog eens cumulatief door tot 2028. Het gaat hier om een grote bezuiniging en ik vrees dat die niet zonder gevolgen kan blijven. Kan de minister aangeven wat de gevolgen van het inhouden van de prijsbijstelling zijn voor de uitvoering van het Deltaprogramma? Mijn fractie vindt dat geldgebrek op de korte termijn een langetermijninvesteringsprogramma niet in de weg mag staan.

Er komen nieuwe normen voor onze dijken. Dit kan gevolgen hebben voor de financiële opgave van projecten uit het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma. In het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat hierover nog afspraken zullen worden gemaakt tussen betrokken overheden. In de schriftelijke inbreng heeft mijn fractie dit ook al aan de orde gesteld. Wanneer gaat de minister hierover in overleg met de waterschappen? Het lijkt mij nodig dat hierover binnen afzienbare tijd duidelijkheid komt. Blijft bijvoorbeeld bij hogere kosten de fiftyfiftyverdeling gelden of zal het percentage van de bijdrage van waterschappen en Rijk worden aangepast? Dit is een open einde in de gemaakte afspraken.

Nieuwe, strengere normen hoeven overigens niet per se te leiden tot fors hogere kosten. Goede toepassing van de overstromingsrisicobenadering biedt veel kansen voor doelmatigheidswinst. Hierover zijn verschillende moties aangenomen. Hoe staat het daarmee?

Tot slot kom ik bij de directe aanleiding tot dit wetsvoorstel, meer doelmatigheidswinst. De doelmatigheidswinst moet uiteindelijk zichtbaar worden voor de burger. Dat wordt nog een lastige boodschap, want de waterschappen zullen sowieso meer moeten gaan heffen om hun bijdrage aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma waar te kunnen maken. Het is dus minder meer belasting betalen. De Kamer gaat niet over de tarieven van de waterschappen, maar ik neem aan dat de minister zich wel ervoor verantwoordelijk voelt dat de in het Bestuursakkoord Water beoogde doelmatigheidswinst de komende jaren echt wordt gerealiseerd. Is de minister bereid om de resultaten van deze doelmatigheidswinst en het dempende effect op de tariefstijging jaarlijks inzichtelijk te maken en deze informatie naar de Kamer te sturen?

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Het CDA steunt de lijn dat primaire keringen een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Rijk en de waterschappen zijn. Het voorliggende wetsvoorstel geeft invulling aan hetgeen in het Bestuursakkoord Water is afgesproken, namelijk dat waterschappen het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma meefinancieren en er medezeggenschap over hebben. Voor de CDA-fractie is het belangrijk dat de minister de waterschappen niet alleen hoort maar er ook goed naar luistert. Ervaart de minister dat ook zo?

De financiële gevolgen van het wetsvoorstel zijn verschillend. De grootste relatieve stijging doet zich voor bij het waterschap Scheldestromen in Zeeland, met circa € 150 per jaar. De opeenstapeling van maatregelen van dit VVD/PvdA-kabinet, waaronder de afschaffing van de rode diesel, komt juist in dit Zeeuwse gebied extra hard aan nu ook de waterschapslasten daar het hardst stijgen. Is de minister bereid om zich in het kabinet hard te maken voor dit gebied. Is zij ook bereid over compensatie voor dit soort gebieden na te denken?

Het CDA maakt zich zorgen over de gevolgen van de Wet houdbare overheidsfinanciën voor de uitvoering van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Als deze wet doorgaat, wordt de investeringsruimte van waterschappen beperkt doordat zij een gezamenlijke tekortnorm krijgen opgelegd. Dit, terwijl zij nu fors moeten investeren. Kan de minister aangeven hoeveel investeringsruimte de waterschappen de komende vijf jaar hebben? In hoeverre beperkt deze maximale ruimte de uitvoering van het Hoogwaterbeschermingsprogramma? Kan de minister ook garanderen dat er geen onnodige vertraging optreedt in de uitvoering? Het CDA vindt de tekortnorm overigens een onnodige aantasting van de autonomie van de waterschappen, die, mits zij dit financieel fatsoenlijk dekken, zelf moeten kunnen beslissen over nuttige investeringen. Bovendien kan de bouwsector op dit moment wel een impuls gebruiken. Is de minister het met de CDA-fractie eens dat waterschappen niet via de Wet Hof gestraft moeten worden voor het voorfinancieren van investeringen? Is zij ook bereid om voorfinanciering door de waterschappen van het rijksaandeel in investeringen buiten de berekening van de bijdrage van waterschappen aan het maximaal tekort te laten?

Dan kom ik bij de overheveling van gelden. De afgelopen week ontvingen wij een brief van de minister waarin nieuwe bezuinigingen op infra worden afgekondigd. Kan de minister aangeven of ze ook voornemens is om binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma-2 en het Nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma te bezuinigen? Kan de minister nogmaals bevestigen dat gelden uit bijvoorbeeld aanbestedingsmeevallers in het Hoogwaterbeschermingsprogramma-2 overgeheveld worden naar waterschapsprojecten in het Nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma.

Mijn laatste punt is de zekerheid van financiering. In gesprekken met diverse waterschappen komt de zorg naar voren of bedragen die voorgefinancierd worden door de waterschappen wel geheel vergoed worden. Mijn voorgangster van de ChristenUnie heeft die vraag aan de minister gesteld, dus ik zal hem niet herhalen. Ik sluit mij echter aan bij die vraag.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Deze wetswijziging heeft lange tijd als hamerstuk op de agenda gestaan. Met dit wetsvoorstel wordt de verdeling van de kosten tussen het Rijk en de waterschappen, zoals afgesproken in het Bestuursakkoord Water, vastgelegd. Toch zijn er grote zorgen over de kostenontwikkeling. Dat was ook de reden om het hier niet als hamerstuk af te doen maar er een debat over te voeren. Collega Hachchi heeft dat gedaan, maar ook ik heb eerder met voormalig Kamerlid Koppejan van het CDA en later met mevrouw Fokke van de PvdA nadere vragen gesteld over de kostenstijgingen bij de waterschappen.

Wij vinden namelijk dat het terugdringen van de kosten niet hetzelfde moet zijn als het verschuiven van de rekening van het Rijk via de waterschappen naar de mensen. Om de kosten in de hand te houden, kunnen wij het best eens zijn met een aantal principes in het wetsvoorstel. Tegelijk is een van onze grootste zorgen nog steeds die 10%-bijdrage van de provincies aan projecten. Daar hebben wij bij de behandelingen van de begroting en bij andere waterdebatten tegen geageerd. Die bijdrage zal toch gauw naar primaire keringen gaan. Wij zouden daarbij de vinger aan de pols willen houden, omdat provincies als Zeeland, Friesland en Groningen – het liegt er niet om wat die aan primaire keringen hebben staan – met hun dunbevolkte gebieden dan toch wel voor heel hoge kosten komen te staan. Daar moeten de 10%-bijdragen uiteindelijk naartoe. Het liegt er namelijk niet om wat die provincies aan primaire keringen hebben staan. Wij zien graag dat de minister een soort monitoring instelt. Verder krijgen wij graag inzicht in de vraag hoe zich dat gaat verhouden. Is de minister bereid om de waterschapslasten niet verder te laten stijgen dan de inflatie? Dat heb ik eerder met oud-collega Koppejan gevraagd in een motie. Die motie is toen ook aangenomen. Het lijkt ons nog een hele toer.

Dan zeg ik iets over het toezicht. In deze wetswijziging wordt het Rijk de toezichthouder van de primaire keringen – we gaan van zes jaar naar twaalf jaar; daar stemmen wij allemaal mee in – en worden de provincies de toezichthouder van de secundaire keringen. Het is heel belangrijk dat je toezicht moet hebben voor crisissituaties. Dat wordt steeds belangrijker in de discussie over de meerlaagse veiligheid. Voor crisissituaties is er de veiligheidsregio, maar eigenlijk wordt daar met geen woord over gerept. Je moet niet hebben dat er bij dit soort spannende situaties – daarbij heb je ook gebiedsbekendheid nodig – een verschil van mening ontstaat over de vraag wie er precies verantwoordelijk voor is. Niets mag daarbij schimmig blijven. Ik denk dat de minister daarover toch wat meer helderheid moet geven.

Wij hebben er op zich geen moeite mee dat er een budget is specifiek voor innovatie. Belangrijk is dat er voldoende kansen en financiën voor zijn. Ook is het heel belangrijk dat het toepassen en financieren van innovatie juist aan de voorkant het nodige moet opleveren. De PvdA ziet daarbij als een knelpunt dat als je daar een apart budget voor hebt neergezet, dit misschien bij aanbestedingen de keuze voor innovatieve oplossingen een beetje tegenhoudt. Er moet alles op alles worden gezet om innovatie aan de voorkant te borgen. Daarop wil ik een nadere toelichting van de minister.

Mogelijk en hopelijk blijven er bij het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma nog financiën over voor het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma. Hoe heeft de minister dit geborgd of hoe gaat zij dit borgen?

Tot slot kom ik op de kostenstijgingen. Wij hebben zorgen over de kosten die juist bij de waterschappen terechtkomen ten aanzien van de verdere uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. Natuurlijk moeten wij die halen. Wij zijn erg voor een goede waterkwaliteit, maar het is belangrijk dat in Nederland ook een goed kostenbeleid en een goed bekostigingsbeleid voor de waterkwaliteit aan de orde is. Wij vragen aan de minister hoe het daarmee staat en wat haar plannen op dat gebied zijn.

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik heb mijn zorgen geuit over de waterschapslasten. Het kan niet zo zijn dat de doelmatigheidsuitdaging waar de waterschappen voor staan, een doorgeschoven post gaat worden richting de burgers. Ik hoor dat de PvdA-fractie die zorgen deelt. Ik zie dat zij de moties die toen zijn ingediend door D66, niet alleen gesteund heeft, maar ook mede heeft ondertekend. Het gaat over het toezien op de waterschapslasten en het daadwerkelijk maatregelen nemen. Wij roepen de regering op om als zij meer dan 5% stijgen, daaraan daadwerkelijk iets te doen. Staat de PvdA-fractie daar nog steeds achter?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Als mevrouw Hachchi mij goed heeft beluisterd, dan weet zij dat wij vinden dat de kosten zoals die nu in het bestuursakkoord zijn berekend, niet tot heel hoge kosten voor de mensen mogen leiden. Wat dat betreft is de vraag van mevrouw Hachchi dus overbodig.

Mevrouw Hachchi (D66):

Het is niet overbodig. Ik vind het belangrijk dat de PvdA-fractie het hier wederom heel duidelijk stelt.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Mevrouw Hachchi wilde het graag nog een keer bevestigd zien.

De vergadering wordt van 21.08 uur tot 21.18 uur geschorst.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Ik ben eigenlijk gewend om in blokjes te antwoorden. Maar aangezien heel veel van de vragen met bekostiging te maken hadden en elkaar ook een beetje overlapten, loop ik de vragen toch maar langs. Ik merk het wel als iemand het gevoel heeft dat zijn vragen onvoldoende zijn beantwoord.

Ik begin met de brede discussie die is gestart door mevrouw Hachchi. Er ligt een wetsvoorstel voor dat er eigenlijk toe dient om doelmatigheidswinst in het waterbeheer te behalen, maar hoe weet u zo zeker dat u dat gaat halen en wordt het vervolgens niet afgewenteld op de burger? Wij weten dat wij het gaan halen, omdat wij in het Bestuursakkoord Water hebben afgesproken dat wij per jaar oplopend tot 750 miljoen in 2020 zullen ophalen. Uit de eerste monitoringresultaten blijkt dat wij goed op koers liggen. In Water in Beeld 2011 is aangegeven dat de waterschappen ondanks de extra kosten van de cofinanciering van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma streven naar een gematigdere lastenstijging dan in de autonome situatie door doelmatigheidswinst was gerealiseerd. De doelmatigheidswinst voor 2011 ligt zelfs al iets hoger dan de waterschappen zelf hadden ingeschat. Ook de conceptcijfers voor 2012 laten zien dat de trend verder doorzet. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat het gebeurt. In de lastenbrief die ik net naar de Kamer heb gestuurd, zie je ook dat bijna alle waterschappen zelfs onder de inflatiestijging zitten met een enkeling die daarboven uitkomt. Ik heb specifiek twee waterschappen genoemd. Ik ga er zo wat dieper op in.

De vraag in algemene zin is of het bij de burger terechtkomt of niet. Of je het nu via het Rijk bekostigt en het met de blauwe envelop bij de burger terechtkomt of via de waterschapsbelasting, op beide momenten zitten de lasten uiteindelijk bij de inwoners van ons land. Er is geen gratis geld of iets dergelijks. Of het nu via de waterschappen of via het Rijk wordt bekostigd, uiteindelijk wordt het opgebracht door de inwoners van ons land. Wij streven ernaar dat wij het efficiënter en beter kunnen doen. Ik denk ook dat wij dat gaan halen.

Hoe zit het dan met die twee waterschappen? Moeten wij daar dan niet op ingrijpen? Er wordt verwezen naar de motie-Schouw en naar discussies in het verleden. Wij hebben in het bestuursakkoord afgesproken dat de waterschappen hun bijdragen compenseren via efficiencymaatregelen. Ik monitor dat en ik rapporteer de Kamer er jaarlijks over in Water in Beeld. Tijdens de behandeling van de motie is ook aangegeven dat het Rijk niet zou ingrijpen op de tarieven, omdat dat niet onze rol is; wij brengen het wel in kaart. De discussie toen ging erover dat de efficiencymaatregelen niet moesten leiden tot een bepaalde tariefstijging. Ik heb u laten zien welke twee waterschappen nu boven de gemiddelde tariefstijging zitten. Daarin speelt bijvoorbeeld een fusie een rol. Dat is een heel ander element waarover het toen ook niet is gegaan. Ik denk dat het niet zozeer aan de efficiencymaatregelen ligt, maar ook aan andere zaken waardoor men soms tijdelijk boven die gemiddelde stijging kan zitten. Vooralsnog liggen alle waterschappen goed op schema en is er geen reden tot twijfel. Af en toe stijgt een enkeling erboven uit. Die zal dan te maken krijgen met zijn eigen lokale democratie en zal daarop worden aangesproken, als hij dat niet weet te herstellen.

De VVD heeft specifiek gevraagd of er kosten voortvloeien uit het verschuiven van het toezicht op de primaire keringen van de provincie naar het Rijk en waar dat in de begroting is terug te vinden. De extra taken, het toezicht op de algemene zorgplicht van de waterschappen, beheer en onderhoud, vergen op de heel korte termijn twee fte en op de langere termijn, dus vanaf de start van de vierde toetsronde, mogelijk nog een aantal fte. De kosten van de ILT voor het toezicht op de primaire waterkeringen vindt u in hoofdstuk XII van de rijksbegroting. Ik weet niet of u ook de artikelen wilt weten, maar voor de liefhebbers: artikel 24.01.06, bijdrage aan het agentschap water, bodem en bouwen. Bij het Bestuursakkoord Water is ook duidelijk gemaakt dat, als die functie overging, de kosten ook bij ons zouden komen te liggen.

De PVV maakt zich er zorgen over dat geld voor de waterveiligheid daar niet aan wordt besteed. De waterschappen hebben die zorg eerder geuit. Ik herken het niet. Het wetsvoorstel regelt dat de bijdragen van de waterschappen en het Rijk alleen kunnen worden besteed aan hoogwaterbeschermingsmaatregelen. Misschien dat de verzuchting van de waterschappen samenhing met bezuinigingen die er in het verleden zijn geweest of eventuele bezuinigingen in de toekomst. Maar goed, dat geldt voor alle beleidsterreinen: wij zouden het liever niet doen, maar wij moeten nu eenmaal de broekriem aanhalen. Dat geldt ook hier.

Mevrouw Dik vroeg hoe ik de prijsbijstelling wil doorberekenen. Die prijsbijstelling maakt nu nog onderdeel uit van het voorstel van 4,3 miljard dat onder andere bij de sociale partners voorligt. Er is nog niet definitief over besloten. Ik reken haar dus ook nog niet toe aan de verschillende programmaonderdelen. Dat geldt zowel voor het Infrafonds als het Deltafonds. Wij zullen moeten wachten totdat daar formeel over besloten is.

Er zijn vragen over de voorfinanciering gesteld. Daarvoor geldt eigenlijk hetzelfde als voor het Infrafonds. Als partijen een project graag naar voren willen trekken en bereid zijn om het voor te financieren vind ik dat prima, maar dan dragen zij wel de rentelasten. Anders zou iedereen gaan voorfinancieren en zou het Rijk in latere jaren meer kosten hebben dan gepland. Het is precies dezelfde spelregel als bij het Infrafonds. Voorfinanciering is mogelijk, maar de rentekosten zijn voor rekening van de partij die het ook gaat doen.

De jaarlijkse middelen zijn begrensd. Er is gewoon een uitvoeringsvolgorde op basis van het veiligheidsrendement. Wat is slim om te doen? Waterschappen en Rijk moeten af en toe samen bekijken wat slim is: een paar kortetermijnmaatregelen of de grotere ingreep.

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik ging ervan uit dat de minister klaar was met haar antwoorden over de financiering.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Nee, er komen er nog veel meer.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb nog een vraag over die voorfinanciering. De minister gaf aan dat de rentelasten voor rekening van de waterschappen komen. Is het Rijk wel bereid om met voorschotten te komen, zodat de waterschappen in staat zijn om de voorfinanciering te doen?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik herinner mij de vraag. Het antwoord is nee, want ik heb geen geld. De projecten staan voor bepaalde jaren gepland. Als een waterschap een project naar voren wil halen en het wil voorfinancieren, dan heb ik niet de beschikking over voorschotten. Ik kan zoiets dus niet bevoorschotten. Ik kan de waterschappen alleen maar geld geven in de jaren dat de projecten gepland zijn.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Het is een duidelijk antwoord. Ik had gehoopt op het antwoord dat de budgetten flexibel zijn, omdat het een voortrollend programma is. Ik had gehoopt dat er mogelijkheden waren om de financiering naar voren te halen of naar achter te schuiven. Die flexibiliteit is er niet.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat is een andere vraag. Net als bij het Infrafonds kun je altijd met elkaar besluiten om in plaats van projecten die vertraagd raken, bijvoorbeeld omdat je lopende het project iets tegenkomt waar je geen rekening mee had gehouden, andere projecten naar voren te trekken. De flexibiliteit van een fonds is juist dat je niet een tijd niets aan het doen bent, maar dat je je budgetten flexibel kunt inzetten. Dat is iets anders dan een voorschot geven. Op het moment dat een partij zegt: u hebt die zaak pas in 2017 gepland, maar ik zou het graag in 2015 willen doen, zodat ik ga voorfinancieren, waarna het waterschap om een voorschot vraagt, dan is de vraag waartoe de voorfinanciering dient. Want ik heb het geld op dat moment gewoon niet.

Ik kom toe aan het projectgebonden aandeel en de vereveningssystematiek. In het verleden werd er 100% gefinancierd. Het risico daarbij was dat de waterschappen alles wat gedaan moest worden aan een dijk, konden inbrengen, want er werd 100% gefinancierd. Zij liepen zelf geen risico. De commissie-Ten Heuvelhof heeft geadviseerd om de waterschappen zelf weer meer risico's te laten voelen. Terecht, want er moet een soort prikkel zijn om het efficiënt te doen. De commissie heeft geadviseerd om 25% van het budget specifiek voor de waterschappen te bestemmen. Uiteindelijk is gekozen voor 10%, omdat wij dat een redelijk percentage vinden, waarbij de lasten tussen de verschillende waterschappen niet al te zeer uiteen zouden gaan lopen. Toch zijn er Kamerleden die vragen of ik wel zeker ben van die 10%. Ik zal daar nog eens op ingaan, verwijzend naar Zeeland. Voor een agrarisch bedrijf met een WOZ-waarde van ongeveer € 600.000 zou het een lastenstijging van circa € 150 per jaar betekenen. Voor een eenpersoonshuishouden met een koopwoning van ongeveer € 200.000 gaat het om een stijging van tussen € 15 en € 20 per jaar. Procentueel lijkt het misschien wel veel – de een was 6%, de ander 8% – maar in absolute zin gaat het eigenlijk maar om beperkte effecten.

Vervolgens is het de vraag of het zich ook echt gaat voordoen. In Zeeland heeft de dijkgraaf gezegd dat men daar de boel de komende 30 jaar goed op orde heeft. Dat betekent ook dat er waarschijnlijk een relatief beperkte hoeveelheid investeringen nodig zal zijn, waarin die 10%-bijdrage een rol gaat spelen. Ook dat moet de Kamer meenemen in haar afwegingen. Al met al heb ik het beeld dat de bijdrage van 10% om een efficiencyprikkel te bewerkstelligen heel redelijk is en goed uitpakt over alle provincies heen. Ik sta daarvoor. Ik heb het daarom zo in het wetsvoorstel opgenomen.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Dank voor deze uitleg, die meerdere keren aan de orde is geweest bij de bespreking van het bestuursakkoord. De waterschappen zijn er zelf mee akkoord gegaan, zij het deels mokkend en met grote zorgen. Willen we daar voor gaan liggen, dan hadden we dat eerder moeten doen. Maar het gaat uiteindelijk om zorgen over de toekomst. Het zou heel goed zijn om de Kamer inzicht te blijven geven in de waterschapslasten. Daarnaast hebben we immers ook stijgingen op het terrein van de Kaderrichtlijn Water. Ik heb gevraagd om een jaarlijkse monitor hierover. Daar heb ik geen antwoord op gekregen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Gezien het feit dat de belangstelling vanuit de Kamer voor dit onderwerp groot is, vrees ik dat ik daarover toch ieder jaar iets zal moeten zeggen. Maar nogmaals: voor het waterschap Scheldestromen gaat het om kosten die minder zijn dan 1% van de totale uitgaven. Waterschappen geven namelijk veel meer geld uit aan andere zaken dan aan waterveiligheid. Dat percentage is onze verwachting, op basis van de toetsrondes die nu worden gehouden. Ik denk dat de Kamer mij bij Water in Beeld ook altijd kan vragen welke uitgaven zijn gedaan. Die willen wij daarin een plekje geven, zodat de Kamer de kosten kan volgen, maar ik probeer ook nog even de effecten van dit voorstel te schetsen.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik dank de minister voor die bereidheid.

Mevrouw Hachchi (D66):

Aangezien de minister nu toch ingaat op de waterschapslasten, heb ik twee vragen. De Kamer heeft een motie aangenomen die aangeeft dat er niet alleen moet worden toegezien maar dat ook maatregelen moeten worden genomen als de stijging van de waterschapslasten hoger is dan 5%. Zegt de minister hier vanavond heel duidelijk dat het fijn is dat die motie is aangenomen, maar dat zij die naast zich neerlegt? Daarop wil ik een heel helder antwoord van de minister. Het tweede punt betreft de resultaten ten aanzien van de doelmatigheid. De minister is daar positief over. Ik ben ook positief ingesteld en ik zou daar dus graag in mee willen gaan, maar ik blijf erbij dat het voor de waterschappen een behoorlijke uitdaging is om die 200 miljoen straks structureel te vinden. De zorgen over het doorschuiven van de waterschapslasten naar de portemonnee van de burger blijven bestaan. De minister heeft zojuist aangegeven dat zij bereid is om de Kamer te informeren in een rapportage in het kader van Water in Beeld. Neemt de minister daarin een overzicht mee dat is uitgesplitst naar de waterschappen, zodat voor de Kamer inzichtelijk is wat dit uiteindelijk betekent?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik was er zelf niet bij toen die motie werd aangenomen. Ik heb het al twee keer nagevraagd bij mijn mensen, maar ik zal het nog een keer navragen. Ik heb begrepen dat in de motie werd aangegeven dat de efficiencymaatregelen binnen de inflatie moesten blijven en dat wij de Kamer daarover moesten informeren. Er was geen sprake van het nemen van maatregelen, want dat behoort niet tot de bevoegdheden van het Rijk. Ik wil nog wel even laten navragen welke motie u op het oog hebt, maar dit is wat ik als motie heb gekregen. Zo reageer ik dus ook. Ik informeer de Kamer ook jaarlijks via Water in Beeld. Ik laat daarmee ook zien dat de waterschappen het eigenlijk allemaal hartstikke goed doen, dat er twee uitschieters zijn en dat daar ook redenen voor zijn. Ik wil best bekijken of ik straks in de tweede ronde een andere motie binnen kan krijgen, maar zo heb ik het te horen gekregen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Hachchi.

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik wil de minister best helpen. Het gaat om de motie-Schouw van 2 juli 2013.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dan kan de motie nog niet bestaan.

Mevrouw Hachchi (D66):

Sorry, dat moet 2 juli 2012 zijn. Het dictum van die motie is toch echt: "verzoekt de regering, erop toe te zien dat de waterschapslasten zich slechts in lijn met de inflatie ontwikkelen en direct maatregelen aan de Kamer voor te stellen op het moment dat de lasten in een waterschap in een jaar met meer dan 5% stijgen". Dat is een heel duidelijk dictum: niet alleen toezien, maar ook iets doen. Als de minister daarop kan terugkomen, dan dus heel graag. Ik heb ook nog niet helemaal begrepen of de rapportage in het kader van Water in Beeld uitgesplitst is naar alle waterschappen, want de Kamer wil natuurlijk beschikken over dat soort informatie, zeker in deze discussie over de waterschapslasten.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik zal even informeren wat er toen geantwoord is naar aanleiding van die motie. Soms maakt de interpretatie van de toenmalige staatssecretaris immers ook iets uit. Ik kom daar straks op terug als de voorzitter mij straks een korte schorsing permitteert. Dan zal ik ook aangeven of Water in Beeld per waterschap is of op een hoger niveau, maar ik denk dat het per waterschap zal zijn.

Onder andere door de CDA-fractie is gevraagd of de Wet Hof effect zal hebben op de investeringen in de waterveiligheid. Ook dit moet in perspectief worden bezien. De bijdrage van de waterschappen aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma is ongeveer 7,5% van de totale uitgaven van de waterschappen. Het merendeel van het geld gaat dus naar waterzuivering of dat soort dingen. In het Bestuursakkoord Water is vastgelegd dat de waterschappen hun bijdragen bekostigen uit doelmatigheidswinsten in de waterketen. Dat betekent dus eigenlijk dat die bijdragen tot stand moeten komen uit doelmatigheidswinst. Dat wat je meer gaat uitgeven aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma, geef je dus minder uit als gevolg van doelmatigheidswinst. In principe zou dit in the end dus geen gevolgen moeten hebben voor het EMU-saldo, als u begrijpt wat ik bedoel. Wat je meer uitgeeft, geef je tegelijkertijd ook minder uit.

In algemene zin zie je dat de waterschappen, gemeenten en provincies zeggen dat zij van plan zijn om in een bepaald jaar een bepaald bedrag uit te geven. Zij zitten dan vaak een stuk boven wat zij mogen uitgeven conform de EMU-norm. Elk jaar blijkt echter uiteindelijk dat zij veel minder uitgeven dat zij vooraf hadden gepland en dat ze een stuk onder de EMU-norm blijven. Dat hebben wij tot nu toe ieder jaar gezien. De zorg is er steeds, maar uiteindelijk blijken de uitgaven allemaal mee te vallen en blijken die steeds onder het EMU-saldo te liggen. Ik vind ook dat je goed in de gaten moet houden wat de effecten van de Wet Hof zijn. Daarom heeft de minister van Financiën toegezegd om dat te monitoren en het in beeld te houden. Er zijn voor mij echter twee redenen om te denken dat het voor de waterschappen in elk geval wel los zal lopen. De eerste is dat een relatief beperkt deel van hun uitgaven naar hoogwaterbescherming gaat. De tweede is dat zij dat doen vanuit doelmatigheidswinst, waardoor hun totale uitgaven als het goed is op hetzelfde niveau blijven.

De heer Geurts (CDA):

Als ik de minister goed heb begrepen, ziet zij geen problemen voor de uitvoering van het Hoogwaterbeschermingsprogramma als gevolg van de Wet Hof. Zij verwacht ook geen vertraging in de uitvoering van het programma. Als dat wel het geval mocht zijn, kunnen wij dan bij haar terugkomen om daarover te praten?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik denk dat de Kamer daar dan met mij en met de minister van Financiën over moet spreken. De minister van Financiën heeft ook tegen de gemeenten en de provincies gezegd dat het beeld is dat er binnen de Wet Hof ruimte is voor gemeenten, provincies en waterschappen om investeringen te doen. Hij monitort dat ook. Hij heeft gezegd dat als zij tegen grenzen aanlopen, wij weer opnieuw met elkaar om de tafel moeten gaan zitten. Het betreft Europese regelgeving, dus wij kunnen er niet zomaar onderuit. Je kunt wel kijken hoe je dingen slimmer kunt invullen. Mijn doel en het doel van de waterschappen is om de budgetten voor hoogwaterbescherming zo goed mogelijk in te zetten. Laten wij vooral daarvan uitgaan en kijken of wij dat kunnen doen.

Er is gevraagd naar de samenhang tussen de budgetten van het tweede en derde Hoogwaterbeschermingsprogramma en eventuele volgende investeringen in de toekomst. De budgetten die uit aanbestedingsmeevallers komen, kunnen naar het Hoogwaterbeschermingsprogramma-3. Dat is door een aantal fracties gevraagd. Bij onderbesteding kan dat niet. Dat budget hoort immers gewoon bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma-2. Het moet nog worden uitgegeven. Onderbesteding betekent immers dat het budget nog niet besteed is, maar dat dit nog wel moet gebeuren. De middelen die echt vrijvallen als gevolg van meevallers kunnen door naar het volgende pakket.

Als er nieuwe normen gesteld gaan worden en dat effecten gaat hebben, moeten wij ervoor zorgen dat wij het Hoogwaterbeschermingsprogramma-3 zo goed mogelijk aanpassen aan die nieuwe uitgangspunten. Ik denk zelf dat dit efficiënter en voordeliger kan, dat de nieuwe normen uiteindelijk wederom gaan leiden tot efficiencybesparingen en niet zozeer tot meer uitgaven. Ik heb al gesproken over de prijsbijstelling. Er is gevraagd of wij in het kader van de nieuwe normering extra geld moeten uitgeven. Ik denk dat wij dat efficiënter kunnen doen. Ik kom daarop terug tegen de tijd dat wij nieuwe normen hebben.

Er is een aantal vragen gesteld dat niet met bekostiging te maken heeft, maar met toezicht, toetsing, innovatie en zeggenschap. Er is gevraagd hoe het met innovatie en de financiering daarvan zit. Wordt die voldoende gewaarborgd? In de topsector Water wordt er voor het nHWBP aan een kennis- en innovatiestrategie gewerkt met als hoofddoel het vergroten van de doelmatigheid van het programma. Innovatieve technieken en oplossingen die zichzelf binnen een project terugverdienen, kunnen als onderdeel van het project altijd worden gesubsidieerd. Ook praktijkproeven of experimenten die kunnen leiden tot kostenbesparingen kunnen ofwel via subsidie ofwel op andere manieren mogelijk worden gemaakt. Er is binnen het programma dus aandacht voor innovatie.

Met betrekking tot de zeggenschap stelde de CDA-fractie de vraag of de waterschappen goed worden betrokken bij de totstandkoming van het nHWBP. De waterschappen hebben natuurlijk gewoon een duidelijke rol. Zij zijn niet alleen degenen die toetsen, maar zij hebben ook een duidelijke rol bij de voorbereiding van besluiten met betrekking tot het Hoogwaterbeschermingsprogramma. In het wetsvoorstel staat ook een verplichting om de waterschappen te horen. Er werd al gezegd dat ik niet alleen moet horen maar ook moet luisteren. Aangezien wij gezamenlijk deze taak hebben, moet je dit soort dingen altijd in goed overleg met elkaar doen. De verplichting om te horen heeft betrekking op het jaarlijkse subsidieprogramma, op de hydraulische randvoorwaarden, op het voorschrift Toetsen op Veiligheid en op de subsidieregeling, en sluit eigenlijk aan bij de bestaande hoorplicht in de Waterwet. Er zijn dus vele momenten waarop je met elkaar om tafel zit. Ik kan het nog uitgebreider vertellen, maar volgens mij is dit het.

Er is gevraagd naar de toetsing. Waarom is de toetsingsperiode verdubbeld? Hierbij gaat het om een van de verzuchtingen die ik als staatssecretaris ook had. Iedere zes jaar was er een toetsing. Terwijl je nog bezig was om het ene programma op te stellen, lag de volgende toetsing er alweer. Je werd eigenlijk continu ingehaald door nieuwe toetsingsresultaten. Daarom denk ik dat het goed is dat er een wat langere periode in zit. Tegelijkertijd is ervoor gekozen om het een continue toetsing te laten zijn. Dat betekent dat niet eenmaal per twaalf jaar zo'n programma wordt opgesteld. Ook is het niet meer zo, zoals vroeger, dat wie het eerst komt het eerst maalt. Er wordt gekeken naar urgentie. De waterschappen moeten jaarlijks aangeven wat de stand is. Zij hebben nu een wettelijke verantwoordelijkheid, een zorgplicht gekregen om continu inzicht te hebben in de veiligheid van de primaire keringen, en waar nodig dan ook onderhoudsmaatregelen te treffen. Daarmee is het een continu programma geworden. Er is nu dus een nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma, waarvan we op een gegeven moment het woordje "nieuw" af moeten halen, omdat het min of meer voor eeuwig gaat doorlopen.

Gevraagd werd hoe het staat met de nieuwe normen, mede in relatie tot de aangenomen moties. In de aprilbrief zal ik met de eerste ideeën over en visie op de nieuwe normen komen. Zoals ook is gesteld in het regeerakkoord, wil ik verschillende opgaven optimaal gaan combineren. Daarop kom ik dus terug.

Tot slot had ik nog een toezichtsvraag van de PvdA-fractie liggen over de relatie tot de veiligheidsregio, onder andere in verband met de evacuatie. Toevallig heb ik daarover vandaag een gesprek gehad met de verantwoordelijke voor de veilgheidsregio. In principe is er voor de toetsing geen relatie. Wel kijken wij natuurlijk gezamenlijk naar het niveau van preventie, de inrichting van een gebied alsmede de evacuatiemogelijkheden. Daarvoor is de samenwerking met de veiligheidsregio's gewoon goed. De verantwoordelijkheid om de toetsing te doen ligt echter bij ons.

Ik kom terug op de vragen van mevrouw Hachchi met betrekking tot de motie-Schouw. In de motie-Schouw wordt gevraagd om het te melden als er een inflatie is hoger dan een x-percentage en in te grijpen als er een grotere afwijking is dan 5%. Daarop heeft de staatssecretaris toen de volgende reactie gegeven. Op de vraag om het te melden als er een groei is die hoger is dan de inflatie heeft de staatssecretaris gezegd: dat doe ik. Wat betreft het ingrijpen bij een inflatie hoger dan 5% heeft de staatssecretaris in reactie op de motie geantwoord dat hij dat niet kon doen. Hij heeft gezegd: ik heb geen middelen daartoe maar ik zal de waterschappen er wel op wijzen, en dat gebeurt door middel van een brief van onze directeur-generaal Ruimte en Water aan de Unie van Waterschappen. Zo is dat beantwoord. Ik dacht: ik vraag toch even na hoe dat toen gelopen is. De motie is door de Kamer geaccepteerd, maar de staatssecretaris heeft er toen wel de interpretatie bij gegeven dat hij het altijd inzichtelijk zou maken maar gewoon geen middelen had om in te grijpen. Ik herhaal dat eigenlijk maar. Het gaat, denk ik, vooral om het in beeld brengen wie de boel niet goed op orde heeft. Ook gaat het erom daarbij de lokale democratie haar werk te laten doen. In Water in Beeld wordt er per waterschap een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de waterschapslasten. Daaruit blijkt duidelijk, per waterschap, wie zich er niet aan houdt. Nogmaals, het zijn er nu twee. De specifieke redenen daarvoor zijn bekend. Ik denk dat deze twee waterschappen zowel in waterschapsland als in hun eigen lokale democratie daarop aangesproken zullen worden. Het is goed om het zo te doen.

Ik kom in algemene zin terug op waar het debat mee begon. Maak ik mij zorgen dat de kosten voor de burger door deze nieuwe wetgeving zullen stijgen? Mijn beeld is dat de kosten voor de burger door deze nieuwe wetgeving zullen dalen. Het wetsvoorstel bewerkstelligt efficiency, zowel in het handelen van de waterschappen als in het handelen van het Rijk. Daardoor zullen we tot relatief lagere lasten komen dan wanneer we dit niet gedaan hadden.

De voorzitter:

Dank u wel. Is er behoefte aan een tweede termijn? Of hebben de leden geen behoefte aan een tweede termijn als ze nu een verduidelijkende vraag kunnen stellen? Dan laat ik die nu toe.

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik wil nog wel een vraag aan de minister stellen. Dan hoef ik geen tweede termijn.

De voorzitter:

Prima.

Mevrouw Hachchi (D66):

De minister zei net dat niet ingegrepen kan worden en dat er geen maatregelen genomen kunnen worden. Het wordt wel per waterschap inzichtelijk gemaakt in Water in Beeld. Deze wet is bedoeld om doelmatigheid te bereiken bij de waterschappen. Stel dat het uiteindelijk minder positief is dan de minister nu schetst. Dan kun je er eigenlijk nooit wat aan doen, want het is nu bij de waterschappen neergelegd en zij bepalen wat er gebeurt. Dat lijkt me ook niet helemaal de bedoeling.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat ben ik niet met u eens. Tot voor kort was er 100% bekostiging door het Rijk. We hebben vervolgens de 50–50-variant bedacht. We hebben daar afspraken over gemaakt. Die monitoren we ook. Als dat niet werkt, kan de Kamer maar ook de minister een ander voorstel doen en kunnen we zeggen hoe we het wel willen. Van het weer terughalen naar het Rijk en verdere efficiencykortingen op de waterschappen tot en met de meest extreme maatregelen aan toe. Je kunt er dus op blijven sturen.

Nogmaals, we hebben de verwachtingen in beeld gebracht. We hebben afspraken gemaakt met de waterschappen in het Bestuursakkoord Water. Ik heb ook echt het gevoel dat we het met elkaar waar gaan maken. De eerste resultaten uit 2011 en de eerste inzichten voor 2012 geven ook een positieve ontwikkeling weer. Ik wil best met u praten over als-dan, maar volgens mij moeten we dat doen als de trend de verkeerde kant op wijst. Dan moeten we met elkaar bekijken hoe we de maatregelen of de wetgeving kunnen aanpassen. Nogmaals, geef deze wet nu het vertrouwen dat nodig is, namelijk dat die gaat bewerkstelligen wat u zelf ook wilt: relatief lagere kosten.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Hachchi.

Mevrouw Hachchi (D66):

Kan de minister aangeven wanneer we de eerstvolgende rapportage van Water in Beeld kunnen verwachten? Ik denk dat ik het daarbij moet laten. Ik wil best vertrouwen geven, maar ik blijf erbij dat een Kamermeerderheid heeft gezegd dat het onwenselijk is dat de burger uiteindelijk moet betalen voor de doelmatigheidsuitdaging. Dat is het uitgangspunt. De Kamer vindt dat belangrijk. We zullen dat monitoren aan de hand van de rapportage, waarin we zien hoe de waterschappen ervoor staan. Want de twee gevallen die de minister hier noemt, zijn uiteindelijk bij de Kamer gekomen nadat er Kamervragen zijn gesteld. Ik vind het dus wel belangrijk dat we dit soort dingen in de rapportage terugzien.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Zoals ik eerder zei, het staat in de rapportage, per waterschap. Die rapportage komt in mei naar de Kamer. U hebt er nu om gevraagd, voorafgaand aan de invoering van deze wet, maar anders ziet u dus ieder jaar in mei wie er niet voldoet.

Ik wil toch nog een keer het beeld rechtzetten. Toen de kosten volledig bij het Rijk zaten, kwamen ze ook bij de burger terecht. We proberen juist de burger minder te laten betalen door het voor een deel bij de waterschappen neer te leggen en door er vervolgens een efficiencykorting op uit te voeren. Daardoor is het totaalbudget dat ernaartoe gaat lager dan eerst. Dus of het nou via de blauwe envelop of via de envelop van het waterschap komt, het totaalplaatje moet zijn dat de lasten voor de burger uiteindelijk minder worden omdat wij het gezamenlijk, Rijk en waterschap, efficiënter doen.

De voorzitter:

Mevrouw L … Mevrouw Jacobi.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

"Mevrouw Lutz". Dank u wel, voorzitter. Haha.

Het zou mooi zijn als wij op de blauwe envelop straks zouden zien hoeveel wij daar minder aan betalen. Dan kunnen wij een vergelijking maken.

Ik heb nog een vraag gesteld waar geen antwoord op is gekomen. Wij hebben het de hele tijd gehad over de normstellingen voor de watersystemen, maar ik heb ook een vraag gesteld over de prijsstellingen voor waterkwaliteit. Die maken ook deel uit van het Deltaprogramma. De vraag waar ik geen antwoord op heb gehad, luidde als volgt. Behalve de kosten voor primaire waterkeringen en dat soort zaken, krijgen wij ook steeds meer te maken met stijgende kosten voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. Daar hoort ook een bekostigingsbeleid op te zitten. Ik heb daar geen antwoord op gehad.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Bij de Kaderrichtlijn Water horen programma's om de kwaliteit van het water weer goed te maken. Overigens zijn dat geen eeuwigdurende programma's maar eindige programma's. Tot en met 2015 hebben wij een bekostiging voor die programma's, vanaf 2015 niet. Ik ben op zoek om daar budgetten voor te vinden, want het is gewoon een Europese verplichting. Wij zullen daar dus aan moeten voldoen. Ook daarvoor geldt dat wij altijd zullen proberen om het zo efficiënt mogelijk te doen. Dat is ook een van de redenen dat ik hier in de Kamer heb gezegd dat ik, zodra ik die budgetten heb, een voorstel zal doen om die toe te voegen aan het Deltafonds, omdat je dan slimme combinaties kunt gaan maken. Ik hoop de Kamer daar zo snel mogelijk over te kunnen berichten. De aprilbrief zal vooral over waterveiligheid gaan, de brief voor de zomer vooral over waterkwaliteit. Er komt dus wel een eigen budget, maar er wordt ook gekeken naar slimme combinaties met andere vraagstukken, zodat de kosten daarvan relatief ook zo laag mogelijk zijn.

De voorzitter:

Ik heb het op een briefje.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Even voor de duidelijkheid: ik wil wel graag een tweede termijn.

De voorzitter:

O, dan bent u de enige.

Mevrouw Dik-Faber heeft nog een vraag.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik hoop daarmee een tweede termijn te voorkomen.

Wij hadden net even een gesprek over de voorfinanciering en de voorschotten, die verstrekt zouden worden. Dat punt is mij door de waterschappen aangereikt. Zij ervaren daar toch problemen mee. Wil de minister wellicht het gesprek aangaan met de waterschappen over de vraag tegen welke problemen zij aanlopen? En wil zij de Kamer daarover informeren?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Zeker, al herken ik het niet. Zij hebben mij nooit dat punt aangegeven, maar ik ben continu in gesprek met de waterschappen. Wij hebben een stuurgroep water en ik zie ze bij bestuurlijke koepeloverleggen. Ik ga er dus van uit dat, als ze de zorg bij mevrouw Dik geuit hebben, ze de zorg op dat punt ook bij mij zullen uiten. Daar kom ik dan op terug in de aprilbrief of op een andere plek. Maar ik herken dit nu niet. Nogmaals, het lijkt mij een gekke constructie als je zegt iets zelf voor te financieren, maar de voorfinanciering vervolgens weer in de vorm van een voorschot wilt hebben. Maar misschien bedoelen ze iets anders.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik ben in ieder geval blij dat de minister het gesprek wil aangaan en de Kamer daarover wil informeren in de aprilbrief.

Ik sta hier ook nog met een motie, maar die hoef ik wellicht niet in te dienen. Die gaat er namelijk over dat het budget echt beschikbaar blijft voor hoogwaterbescherming en waterveiligheid. Ik heb de minister daar even heel snel een toezegging op horen zeggen. Zij knikt nu ook, dus dat is het geval. Dan dien ik de motie niet in en heb ik ook geen behoefte aan een tweede termijn.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voor de helderheid, ik heb gezegd dat de aanbestedingsmeevallers gewoon doorgaan naar Hoogwaterbeschermingsprogramma-3 en dat onderuitputting ingezet moet worden bij het budget voor Hoogwaterbeschermingsprogramma-2. Ik weet niet of mevrouw Dik ook erop doelt dat er in de toekomst nooit meer kortingen worden gedaan op het budget. Dat kan één minister in één periode natuurlijk nooit toezeggen.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van de eerste termijn. Niemand heeft behoefte aan een tweede termijn, behalve mevrouw Jacobi.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Dat kan snel. Wij praten niet elke dag over de wijziging van de Waterwet. Wij moeten dus het moment benutten.

Ik wil even een korte opmerking maken over het toezicht. Ik zal niet met een motie komen, maar ik denk wel dat het belangrijk is dat duidelijk wordt wie in daadwerkelijke hoogwatersituaties welke besluiten neemt. Dat is na de verplaatsing van de toetsing van het Rijk naar de primaire keringen niet helemaal scherp meer voor crisissituaties.

Ik dien een motie in over de stijging van de waterschapslasten en over de noodzaak van verdere maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water. Ik denk dat het goed is om die nu te treffen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de waterschapsbelastingen niet excessief mogen stijgen;

constaterende dat er meerdere oplopende kosten te verwachten zijn voor de waterschappen, zowel voor waterkwantiteitsmaatregelen als voor waterkwaliteitsmaatregelen in het kader van de Kaderrichtlijn Water;

verzoekt de regering, de kosten voor waterkwaliteitsmaatregelen ook te verhalen op de vervuiler en hiertoe een financieringssystematiek te ontwerpen zodat de waterschapsbelastingen daardoor niet verhoogd hoeven te worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33465).

De heer Bosman (VVD):

Moet die bekostiging door het Rijk gedaan worden of is het een belasting die door het waterschap geheven moet worden? Ik ben even kwijt wie precies de uitvoering moet gaan doen.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Daarvoor moet je ook beleid maken. In de visie van de Partij van de Arbeid is een prijsbeleid, een bekostigingsbeleid, noodzakelijk voor het zorgen voor alle maatregelen voor waterkwaliteit. Die kosten moeten we met elkaar betalen. Daar moeten normen voor gesteld worden, net zoals we dat doen voor de waterkwantiteit. Stel dat ik een watervervuiler ben. Dan moet ik bijvoorbeeld voor 2% meebetalen aan de kosten die wij in ons land met zijn allen verplicht maken om de waterkwaliteit op peil te houden.

De heer Bosman (VVD):

Ligt die uitvoering dan bij het waterschap of bij het Rijk?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik denk dat de uitvoering van de waterkwaliteitsmaatregelen uiteindelijk voor een groot deel bij de waterschappen terecht moet komen. Die moeten ervoor zorgen dat er schoon water is, net als de gemeenten.

De voorzitter:

Ik zie dat de minister gelijk kan antwoorden.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Er is alleen een motie ingediend door de PvdA, over de Kaderrichtlijn Water. De maatregelen in de Kaderrichtlijn Water worden zowel door het Rijk als door de waterschappen uitgevoerd. Er zijn zowel maatregelen nodig in het regionale systeem als in het nationale systeem. Voor beide hebben we budgetten, die we goed op elkaar afstemmen. We zorgen ervoor dat we het zo efficiënt mogelijk doen. In de motie van mevrouw Jacobi op stuk nr. 8 wordt gesteld dat de regering de kosten van waterkwaliteitsmaatregelen moet verhalen op de vervuiler en een financieringssystematiek moet ontwerpen zodat de waterschapsbelastingen daardoor niet verhoogd hoeven te worden. Dat is voor mij op dit moment veel te kort door de bocht. Ik heb gezegd dat ik in de junibrief terugkom op de manier waarop we de waterkwaliteitsvraagstukken willen gaan aanpakken en op de vraag hoe we dat gaan financieren, ook samen met andere partijen. Ik ga er niet over of een indiener een motie aanhoudt, maar ik ontraad de motie op dit moment, omdat ik vind dat je dit gezamenlijk moet vormgeven en dat je ook moet bekijken wat de beste manier is om werkelijk tot die bekostiging te komen. Ik kan me voorstellen dat je het principe "de vervuiler betaalt" wilt hanteren, maar soms is dat heel complex. Denk bijvoorbeeld aan alle nitraat die in het grondwater zit als gevolg van bijna eeuwenlang landbouwgebruik. Op wie ga je dat dan verhalen? Hoe moet je dat bij iemand neerleggen? Ik twijfel hier dus ernstig over en ik zou de motie op dit moment willen ontraden. Ik verzoek de indiener om af te wachten waar we in de junibrief mee komen. Het lijkt mij goed om er dan een inhoudelijk debat over te voeren.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Mag ik de woorden van de minister zo duiden dat zij de noodzaak om tot dit soort ontwerpen te komen wel ziet, maar dat ze het moment waarop ik dit verzoek doe niet zo geschikt vindt? Moet ik de minister zo begrijpen?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Eerlijk gezegd is mevrouw Jacobi heel vroeg. We hebben een aantal programma's waarvoor het Rijk en de waterschappen de verantwoordelijkheid dragen. Die worden bekostigd vanuit belastinggeld en worden dus niet specifiek aan individuele groepen toegerekend. Dat is echter wel wat mevrouw Jacobi in haar motie vraagt. Ik zou eerst moeten bestuderen of ik het verstandig vind om het op die manier vorm te geven of dat ik het toch als een algemene opgave zie voor het Rijk en de waterschappen waarbij niet specifiek het principe wordt gehanteerd dat de vervuiler betaalt. Mevrouw Jacobi vangt mij op een moment dat ik me er eerst nog verder in moet verdiepen. Ik vind het nu te vroeg. Ik kan nog niet zeggen dat ik het ermee eens ben.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik dank de minister voor de moeite die zij gaat doen om tot verder beleid te komen op dit aspect. Ik zal overwegen of ik de motie aanhoud. Dat lijkt me verstandig, maar ik zal er nog even over nadenken.

De voorzitter:

Dat lijkt me goed.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over het wetsvoorstel, en eventueel over de motie van mevrouw Jacobi, zal volgende week dinsdag worden gestemd.

Sluiting 22.03 uur.

Naar boven