4 Wonen en Rijksdienst

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2013 (33400-XVIII).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. "Krab aan een Europese liberaal en je vindt een socialist." Dat stelde de befaamde econoom Milton Friedman in het verleden al. Aan de VVD hoeven we inmiddels niet meer te krabben. Lastenverzwaring lijkt het nieuwe credo van die partij. Waar de middenklasse gepakt kan worden, doet men dat ook. Zo ook op het gebied van de woningmarkt, dat we vandaag bespreken. Alsof de economische crisis nog niet erg genoeg is, doet het kabinet er nog een flinke schep bovenop door het leven van zowel huurders als kopers van woningen zo zuur mogelijk te maken.

Ik begin bij de aantasting van de hypotheekrenteaftrek. Behalve dat de VVD hiermee gewoon de kiezers heeft bedrogen, is ook de betrouwbaarheid van de overheid in het geding. Want nu ook voor bestaande hypotheken de regels gedurende het spel worden veranderd, weet je immers nooit meer waar je aan toe bent. Er is afgesproken dat in stappen van 0,5% per jaar de hypotheekrenteaftrek wordt afgebouwd tot maximaal 38%. Dit betekent natuurlijk een forse lastenverzwaring voor hogere en middeninkomens. De PVV-fractie vreest dat het hek van de dam is nu het gemorrel aan de hypotheekrenteaftrek begonnen is. Wie zegt dat het in de toekomst zal blijven bij stappen van 0,5% per jaar? Wie zegt dat het aftrekbare gedeelte 38% zal blijven? Er is nu een knop in het leven geroepen waaraan socialisten, en dus ook VVD'ers, steeds verder kunnen draaien. Er kan steeds meer geld worden afgepakt van steeds meer mensen. De onbetrouwbaarheid is immers al bewezen met de huidige tussentijdse verandering van de spelregels.

Mensen die een nieuwe hypotheek afsluiten en mensen die hun bestaande hypotheek om willen zetten, dwingt het kabinet om de hypotheek af te lossen. Ook hiermee help je natuurlijk niemand en ook hiermee haal je de woningmarkt nooit uit het slop. Dat doe je overigens ook niet als je de helft van de hypotheek af moet lossen, wat gisteravond werd geopperd.

De woningmarkt zit op slot en met al deze maatregelen heeft het kabinet van VVD en PvdA willens en wetens de sleutel weggegooid. De gevolgen zijn dramatisch. 700.000 huishoudens zitten met een restschuld op hun woning. Zij worden in de steek gelaten. De vraag naar woningen blijft afnemen en de huizenprijzen blijven dalen. Die prijzen dalen nog harder dan verwacht, meldde ratingbureau Fitch recentelijk. Huizen zouden maar liefst een kwart in waarde dalen vergeleken met het niveau van voor de crisis. Dit kabinet pakt dus heel veel vermogen af van mensen. Het verzwaart de woonlasten en legt een deel van de economie helemaal plat. Dat is schandalig en dat moet natuurlijk anders. Gelukkig kan het ook anders: zie de tegenbegroting van de PVV. Gebleken is dat de voorstellen van de PVV een waardestijging van huizen oplevert van bijna 2,5% en structureel zelfs van 7,5%. Tegelijkertijd nemen de koop en verkoop van huizen toe. Zo wordt de boel dus wél vlotgetrokken. Ik roep het kabinet dus op om de draconische maatregelen rond de hypotheekrenteaftrek gewoon in te trekken.

Het kabinet verpest dus veel, maar wellicht valt ook de banken het een en ander te verwijten. De rentestand is historisch laag, maar banken laten hypotheekhouders toch heel veel rente betalen. Zij betalen in Nederland veel meer rente dan in omliggende landen. De PVV-fractie heeft de indruk dat banken de Nederlandse huizenbezitters misbruiken als melkkoe. Helaas is een motie van mijn collega Van Vliet, waarin wordt opgeroepen om dit nader te bekijken, onlangs niet door de Kamer aangenomen. Kan de minister misschien uit zichzelf nog eens kijken wat er mis is met die veel te hoge hypotheekrente in Nederland?

In dit licht is het overigens absurd dat de ING nog eens € 200 extra van huizenbezitters af wil pakken. Dat geld zou in een noodfonds gestort moeten worden om de woningmarkt vlot te trekken. Kan de minister afstand nemen van dit voorstel? Nogmaals, laat de banken eerst naar zichzelf kijken door de rente te verlagen.

Ik ga van de koopsector naar de huursector. Immers, ook de huurders worden door de PvdA en de VVD keihard aangepakt. Voor alle inkomensgroepen gaan de huren stijgen, en wel bovenop de inflatie die momenteel rond 3% is. Concreet betekent dit een huurstijging van 4,5% tot zelfs 9,5%. Structureel zien wij in de CPB-notitie zelfs een stijging van meer dan 10%. Voor mensen die meer dan € 43.000 verdienen wordt zelfs tijdelijk de maximale huurprijs losgelaten. Wat betekent dat "tijdelijk"? Is de minister van mening dat een huurverhoging van bijvoorbeeld 15% normaal is? Deze huurverhogingen laat het kabinet gepaard gaan met de smoes dat het de doorstroming op de woningmarkt bevordert. Zo zouden huurders de koopmarkt opgaan. Echter, hoe iemand van 60 jaar een hypotheek moet krijgen, wordt er niet bij verteld.

Ik rond af. Alle ellende voor huurders is niet nodig. Mijn oproep aan het kabinet is simpel: laat ook die huurverhogingen achterwege, in ieder geval voor zover ze bovenop de inflatie komen.

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Wonen is een onderwerp dat de afgelopen weken binnen maar ook buiten deze Kamer prominent op de agenda heeft gestaan, en terecht. Het raakt ons immers allemaal, of het nu je eigen woning is of indirect de relatie met onze economie en de bijdrage die de woningmarkt daaraan levert. Er is heel veel vraag naar duidelijkheid, als je alle berichten binnen en buiten de Kamer leest. Wat de VVD betreft, is die duidelijkheid er ook. Er ligt immers een regeerakkoord waarin een aantal hervormingen op de woningmarkt wordt doorgevoerd. Wat ons betreft kunnen er duidelijke stappen gezet worden naar een vrije woningmarkt, met alleen steun voor diegenen die dat nodig hebben. Een uitwerking van het regeerakkoord moet volgens de VVD leiden tot meer doorstroming op de totale woningmarkt, een stevige aanpak van het scheefwonen door ruim huurbeleid, meer ruimte voor vrije markthuur door minder regulering voor zowel particuliere verhuurders als institutionele beleggers en een duidelijk toezicht op corporaties met een duidelijke taakafbakening, en dit alles binnen vastgestelde financiële kaders. Nederland moet immers goed op de financiën letten om ervoor te zorgen dat alle bestaande voorzieningen in de toekomst behouden blijven, maar dan op een andere manier. Later in mijn bijdrage zal ik op deze punten terugkomen.

Het is ook duidelijk dat herstel van de woningmarkt en de bouwsector niet door een enkele maatregel te realiseren is. Ik wou dat het zo was, maar dit blijkt niet zo te zijn. Dit blijkt ook uit het stimuleringspakket van elk kabinet waarin incidenteel investeringen zijn losgelaten op de bouwsector. Wij moeten nu helaas constateren dat de bouwsector hiervan niet structureel heeft kunnen profiteren. Uiteindelijk gaat het om het herstellen van het consumentenvertrouwen. Voor ons bestaat dit uit duidelijkheid over de maatregelen op de woningmarkt en een breder vertrouwen in de economie en de overheid die de financiën op orde weet te brengen.

Gisteren heeft de minister in de Eerste Kamer toelichting geven op het Belastingplan. Hij heeft gezegd dat hij uiterlijk in februari met een uitwerking komt van de maatregelen in het regeerakkoord. Ik wil de minister graag verzoeken om ook in de Tweede Kamer hierover iets meer te zeggen. Er ligt niet alleen een verantwoordelijkheid voor het kabinet en de Kamer, maar er ligt ook een verantwoordelijkheid buiten de Kamer. Het regeerakkoord bevat een aantal kaders. Misschien zijn dat niet de kaders die de sector gewenst had, maar volgens mij is het in het belang van de woningmarkt en van alle partijen die een rol spelen in deze sector dat de sector zijn verantwoordelijkheid neemt en de besluitvorming niet dwarsboomt. De belasting mag niet worden ontweken door te stellen dat de sector de komende periode niet mag bouwen, ook al bestaat de verplichting tot regulier onderhoud en vervanging.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mevrouw Visser wijst erop dat ook de sector een verantwoordelijkheid heeft. Meedenken moet echter van twee kanten komen. Betekent dit dat er een overleg moet komen met de sector en dat er ook ruimte is om zaken uit het regeerakkoord alsnog te wijzigen?

Mevrouw Visser (VVD):

Zoals ik al zei, staan de kaders van het regeerakkoord vast. Ik begrijp dat dit tot commotie kan leiden bij de doelgroepen van de sector, omdat het hun taken aantast en ook hun toekomst op een andere manier inricht. De minister heeft bij de behandeling van het Belastingplan en bij het algemeen overleg over de woningcorporaties toegezegd dat hij in gesprek gaat. Naar aanleiding van de analyses en de vergelijking van het CPB heeft hij gezegd bereid te zijn met de sector te kijken naar een verdere invulling.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Wat is die ruimte? Is dat het tekenen bij het kruisje of kan er wel degelijks iets worden veranderd aan het regeerakkoord?

Mevrouw Visser (VVD):

In het regeerakkoord staan heldere kaders. Er moet meer ruimte zijn voor marktconforme huren. De corporaties moeten terug naar hun kerntaken en dat betekent een daadwerkelijk andere inrichting van hun taken en van de sociale woningvoorraad. Daarover moet met de sector worden gesproken. Dat betekent een daadwerkelijke verandering van de werkwijze van de sector.

De heer Verhoeven (D66):

Mevrouw Visser spreekt de hele tijd over kaders, maar niet over de onderliggende berekeningen. Wat nu als dit betekent dat die kaders en de onderliggende berekeningen ervoor zorgen dat woningcorporaties failliet gaan en niet meer kunnen bouwen, dat huurders te maken krijgen met nog langere wachtlijsten en dat projecten stilvallen? Wat betekent dit voor het vertrouwen waarover mevrouw Visser het steeds heeft? Zijn die kaders dan wel houdbaar?

Mevrouw Visser (VVD):

De kaders zijn wat ons betreft haalbaar. Er moet worden gekeken op welke wijze ze worden ingevuld. De minister heeft daar ook ruimte voor geboden. Voor ons blijven meer marktconforme huren, aanpak van scheefwonen en een daadwerkelijk andere inrichting van de taken van de corporaties overeind staan. Alles zal moeten worden onderzocht. In de uitwerking van de projecten, ook die van het CPB, wordt vooral rekening gehouden met marktconforme huren. Een verandering van de kerntaken van de corporaties, zoals verkoop en verlaging van de kosten, is daarin nog niet meegenomen.

De heer Verhoeven (D66):

Mevrouw de voorzitter …

De voorzitter:

Graag twee vragen per keer.

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb er pas één gesteld.

De voorzitter:

Excuses. Gaat uw gang. Excuses.

De heer Verhoeven (D66):

Ik had zo'n korte vraag voorzitter, dat ik dacht dat u mij zonder enige onderbreking of coaching mijn gang zou laten gaan en nu gaat het toch mis. Tellen is bij dit debat ook lastig, denk ik. Het aanpakken van de kerntaken van woningcorporaties en de marktconforme huren zijn zaken die de fractie van D66 ook wil. Daarover mag geen misverstand bestaan. Die kaders zijn prima, maar de uitwerking betekent dat er een bedrag van 2 miljard euro moet worden opgehaald die wij niet binnenkrijgen, met alle gevolgen van dien. Wat kan er gebeuren en hoe ruim zijn die kaders dan om dat praktijkprobleem op te lossen?

Mevrouw Visser (VVD):

De kaders van de financiën staan. Er zal wel moeten worden gekeken naar de wijze waarop zij worden ingevuld. Het bedrag van 2 miljard euro staat, zoals ik al eerder heb gezegd, overeind.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik sluit aan bij het woord "kaders". Zo meteen is er een overleg over de sociale agenda. Prominent op de agenda staat de situatie in de bouw. De bonden, en overigens ook de werkgevers, hebben zelf gezegd dat daar de urgentie ligt. Nu spreekt mevrouw Visser over de financiële kaders van het regeerakkoord. Wat is zo'n overleg nog waard als de VVD-fractie zegt dat wij wel kunnen gaan praten, maar dat het allemaal al lang vaststaat?

Mevrouw Visser (VVD):

Dat heeft mevrouw Schouten volgens mij niet goed gehoord. Er is een oproep geweest in de Kamer en daarbuiten. Het is een politiek besluitvormingsproces. Er zijn verkiezingen, er worden partijen gekozen en die sluiten met elkaar een regeerakkoord. Daarmee kun je het eens of oneens zijn. Als die partijen het akkoord hebben vastgesteld, is er alle ruimte om te kijken op welke wijze het moet worden uitgevoerd. De VVD-fractie stelt wel een aantal harde voorwaarden, ook financieel. Wij hebben hier in Nederland met elkaar problemen op te lossen en kunnen niet toestaan dat de overheidschulden verder oplopen. Hoe gaan wij de marktconforme huren invullen? Hoe gaan wij ervoor zorgen dat de corporaties hun kerntaken uitvoeren? Daarbinnen valt overal over te praten. Er zit ruimte in het overleg. De minister heeft daarvoor ruimte geboden in zijn brief naar aanleiding van de analyses. Hij heeft aangegeven op welke wijze het woningwaarderingstelsel wordt vervangen door een ander huurstelsel. Die kaders staan wel vast. Dat biedt ook duidelijkheid, want het is geen free rider game. Het gaat om helderheid verschaffen – dat wordt wat ons betreft gedaan – en bekijken op welke wijze het kan worden ingevuld.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Mevrouw Visser heeft het alleen over de verhuurderheffing, maar de situatie in de bouw gaat verder dan dat. Ik hoop dat mevrouw Visser niet alleen naar de kaders kijkt maar ook naar de werkelijkheid, de dramatische situatie in de bouw. Als mevrouw Visser zegt dat er een afspraak is gemaakt en dat we ons daar coûte que coûte aan zullen houden, dan weet ik niet wat de boodschap van de VVD is voor het overleg zo meteen. Daarin moet namelijk met een open mind naar alle oplossingen worden gekeken en moet worden bekeken hoe we de slechte situatie wel aanpakken. Ik vraag mevrouw Visser om de minister de ruimte te geven om ook met de sociale partners te kijken naar wat echt mogelijk is, en niet naar wat onmogelijk is.

Mevrouw Visser (VVD):

Mevrouw Schouten moet begrijpen dat ik de situatie waarin de bouwsector verkeert niet ontken. Dat geldt ook voor de sociale partners, want die begrijpen ook de situatie waarin wij in Nederland verkeren. De bouwsector verkeert in een heel lastige situatie. Dat is ontzettend vervelend. Daar moeten we ook naar kijken, maar mevrouw Schouten weet net zo goed als ik dat met incidentele stimuleringspakketten geen structurele oplossingen worden geboden. Ik wou dat het zo was. Ik wou dat we 1 miljoen konden inzetten en dat dan direct alle problemen waren opgelost. Mevrouw Schouten weet net zo goed als ik dat we helaas zo ver in de crisis zitten dat we naar andere oplossingen moeten kijken. Dat betekent uiteraard dat we de overheidsfinanciën op orde moeten brengen en dat we met de sector in gesprek moeten gaan, maar wel met helderheid over de kaders. Ik herinner dat er in de afgelopen periode tig rapporten zijn verschenen over de woningmarkt. Mevrouw Schouten heeft zelf recentelijk rapporten gelezen over de situatie van starters op de woningmarkt. Iedereen zegt dat er wat moet gebeuren op de woningmarkt en iedereen wil helderheid over de kaders. Met dit regeerakkoord worden die kaders geboden. Daar kan mevrouw Schouten het mee oneens zijn, maar wat de VVD betreft worden heel heldere kaders geboden. Daarmee wordt ervoor gezorgd dat de huursector en de koopsector gelijk worden geschakeld, dat de doorstroming op gang komt en dat daardoor uiteindelijk ook de bouwsector weer aan de slag kan gaan. Wij hopen dat dit op heel korte termijn zal gebeuren. Die ruimte is er wat ons betreft.

De heer Bisschop (SGP):

Mevrouw Visser zegt dat die ruimte er is. Dat is verheugend. Wij onderschrijven het pleidooi voor heldere en duidelijke kaders van harte. Maar wat nu als blijkt dat die kaders niet helemaal uitgebalanceerd en verstandig zijn? Realiseert mevrouw Visser zich dat de afroming van woningcorporaties met 2 miljard betekent dat 2 miljard investeringsmogelijkheid aan de woningmarkt onttrokken wordt en dat de bouwsector daar een-op-een de consequenties van ondervindt? Waar moet de stimulans om de woningbouw weer op gang te brengen anders vandaan komen? Dat moet van de corporaties komen.

Mevrouw Visser (VVD):

Dat realiseer ik mij heel erg goed, maar de heer Bisschop heeft in mijn pleidooi ook gehoord dat er nieuwe kansen worden geboden, juist omdat we nu in een crisis zitten. Dat betekent niet dat we op de oude manier moeten doorgaan, ook niet bij de corporaties. We moeten ruimte geven aan de vrije sector om in een ander segment te bouwen. Als we naar aanleiding van de situatie waar we als Nederland in verkeren, vinden dat een aantal zaken in de zorg en sociale zekerheid echt anders moet, omdat de financiën en de inzet in de toekomst niet meer houdbaar zijn als we op deze manier doorgaan, dan geldt dat ook voor de woningbouwsector en voor de corporaties. Er kan absoluut scherp gekeken worden naar de kostenkant en naar het rendement en het resultaat dat woningcorporaties hebben behaald. Dat weet de SGP net zo goed als ik. Ik vind het dus wat makkelijk om te zeggen dat het niet haalbaar is. Wat ons betreft zal er worden bekeken op welke wijze een en ander moet gebeuren en is er ruimte voor de corporaties, maar dan moet men wel terug naar de kerntaken. Men zal moeten bekijken wat dit betekent voor de verkoop, maar men zal ook moeten bekijken wat dit betekent voor de kosten en welke inzet daarop kan worden gepleegd.

De heer Bisschop (SGP):

Ik ben het daarmee eens. Daar zal geen corporatie moeite mee hebben. De bouwsector zal daar ook geen moeite mee hebben. Het gaat er echter om dat de maatregel die leidt tot een afroming van 2 miljard inzake investeringsmogelijkheden door de corporaties de woningbouwsector verder in de problemen brengt. Onderkent mevrouw Visser dat? Onderkent mevrouw Visser überhaupt dat er een probleem is?

Mevrouw Visser (VVD):

Er is nu een probleem op de woningmarkt. Daarom ligt er nu een pakket van maatregelen waarmee ervoor wordt gezorgd dat er in de toekomst duidelijkheid is en dat ingrepen worden gedaan in zowel de koop- als de huurmarkt. Dat zijn pijnlijke maatregelen en die worden gevoeld. Inderdaad, de bouwsector heeft het zwaar. Dit zijn wel maatregelen die wat de VVD betreft keihard noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat wij uiteindelijk een woningmarkt hebben waarin vrije doorstroom centraal staat, marktconforme huren bestaan, scheefwonen wordt aangepakt en corporaties weer teruggaan naar hun kerntaken. Dit betekent een andere inzet van de corporatie. Het valt mij op, ook in deze Kamer, dat iedereen ervan uitgaat dat de inzet van de corporaties op dezelfde wijze zal moeten plaatsvinden. Als de heer Bisschop de kosten en de rendementen die zijn gehaald met de markt vergelijkt, kan ook hij zien dat daar absoluut speelruimte aanwezig is. Als wij aan iedereen in Nederland een bijdrage vragen bij het oplossen van de crisis, mogen wij dat ook van de corporaties vragen. Als wij kijken naar de afgelopen jaren en welke ruimte daarin heeft gezeten, mag daar heel kritisch naar worden gekeken en mag daar wat de VVD betreft absoluut op worden gestuurd. Misschien dat de heer Bisschop hier in zijn eigen bijdrage op terug gaat komen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Vanmorgen heeft het Centraal Planbureau bekend gemaakt dat in 2012 de omzet op woningbouw met 7,75% is teruggelopen; voor volgend jaar is de prognose -5,5%. Ik constateer dat de hervormingen van de VVD een flink effect hebben, maar dan precies richting het graf. Als de VVD meent dat er fundamenteel iets moet gebeuren in de woningmarkt, waarom wordt dan niet het voorstel gevolgd van Wonen 4.0, dat een heel brede steun in de sector heeft? Een voorstel waarbinnen met name bestaande gevallen van hypotheekaftrek worden aangepakt om daarmee enerzijds ruimte te creëren voor het evenwichtig benaderen van starters en doorstromers, en anderzijds de financiering te vinden voor de maatregelen die moeten worden getroffen om de sector gezond te maken.

Mevrouw Visser (VVD):

In mijn bijdrage heb ik al gezegd dat het een lastige tijd is waarin pijnlijke maatregelen moeten worden genomen die er nog niet zijn. Ik hoop dat ze er snel zijn. Ook volgend jaar zal voor de woningmarkt een lastig jaar worden, dat ontkennen wij niet. Als het gaat om Wonen 4.0 hebben wij waardering voor het feit dat partijen de verantwoordelijkheid hebben genomen met elkaar in gesprek te gaan. Ik moet echter ook constateren, dat staat in een van de uitgangspunten, dat Wonen 4.0 is bedoeld als hervorming en niet zozeer als bijdrage aan de financiële problemen van de rijksoverheid. Nederland heeft helaas een financieel probleem dat moet worden opgelost en daaraan heeft Wonen 4.0 geen bijdrage geleverd. De VVD heeft een verkiezingsprogramma waarin ook andere uitwerkingen staan dan Wonen 4.0 en conform dat verkiezingsprogramma hebben wij het regeerakkoord gelezen en zien wij voldoende aanknopingspunten om daaraan invulling te geven.

De heer Paulus Jansen (SP):

De VVD en de PvdA hebben daaraan geen bijdrage geleverd. Deze partijen laten 2,5 miljoen huishoudens met de laagste woonquotes van Nederland buiten schot. Sterker nog, hoe is het mogelijk dat in een jaar waarin VVD en PvdA 2 miljard willen weghalen bij de sociale huurders, de 1,3 miljoen armste huishoudens van Nederland, 1,5 miljard extra wordt uitgetrokken voor de eigen woningbezitter? Kan mevrouw Visser mij uitleggen wat dat permanent maken van de verlaging van de overdrachtsbelasting op dit moment oplevert voor de bouwmarkt? Zero!

Mevrouw Visser (VVD):

Dit waren meerdere vragen, die ik probeer te onthouden. Wat ik erg opvallend vind, is dat de heer Paulus Jansen zowel in zijn bijdrage als in zijn vraagstelling een ding vergeet. De heer Paulus Jansen doet alsof de hypotheekrente en alles wat met eigen woningbezit te maken heeft, alleen maar toekomt aan de hoogste inkomensgroepen. Ik verwijs hem naar de CBS-cijfers en dan kan gezien worden dat juist een instrument als overdrachtsbelasting meer ten goede komt aan de laagste inkomensgroepen dan aan de hoogste inkomensgroepen. Wat ik ook opvallend vind, is dat de SP vindt dat die sociale woningvoorraad alleen moet toekomen aan die mensen die het echt nodig hebben. Ik roep de heer Paulus Jansen op te bekijken hoeveel huishoudens scheefwonen en hoeveel impliciete subsidie daarmee wordt ontvangen. Het gaat om 1,8 miljard dat weglekt, omdat in die woningen personen wonen die daar eigenlijk niet horen te wonen en op eigen kracht een plaats hadden moeten vinden in de woningmarkt. Dat vinden wij zonde. Daarmee zou de heer Paulus Jansen het hartgrondig eens moeten zijn.

De heer Klein (50PLUS):

Mevrouw Visser heeft het keurig over kaders en de woorden zijn heel erg mooi. De kaders invullen, daar gaat het natuurlijk om. De kaders invullen is met Wonen 4.0 ook goed gebeurd. Wonen 4.0 heeft uiteraard ook effecten op de rijksfinanciën. Daarom verbaast het mij en in de beantwoording van de vraag van de heer Paulus Jansen kwam de aap uit de mouw, dat mevrouw Visser helemaal niet van plan is iets met de woningmarkt te doen. Het plan Wonen 4.0 ligt er al vanaf het voorjaar en daarmee had mevrouw Visser al lang iets kunnen doen. Dat laat zij gewoon liggen. Nee, zij zegt eigenlijk: laat die woningmarkt maar zitten, we gaan eerst de rijksfinanciën op orde brengen. Dat is natuurlijk het omdraaien van de zaken. Of is zij het daar niet mee eens?

Mevrouw Visser (VVD):

Ik vind de bijdrage van de heer Klein wel heel bijzonder. Volgens mij hebben we hier als politieke partijen allemaal een verantwoordelijkheid en daarbij handelen we vanuit een ideologie. De VVD vindt het heel goed als mensen hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Dat hebben partijen ook gedaan met Wonen 4.0. Dat verplicht ons echter totaal niet om alles maar over te nemen wat andere partijen presenteren. Zo hebben vóór Wonen 4.0 verschillende banken hun plannen gepresenteerd en dit voorjaar nog hebben 22 economen hun eigen plannen gepresenteerd. Er liggen dus heel veel rapporten over de hervorming van de woningmarkt. Hartstikke goed, dat toont de betrokkenheid aan, maar ik vind dat wij hier als politieke partijen in deze Kamer vanuit de eigen ideologie moeten handelen. Wij doen dat aan de hand van ons verkiezingsprogramma. Bij Wonen 4.0 hebben een aantal partijen gekeken hoe richting de toekomst de woningmarkt hervormd kan worden, maar zoals ze zelf ook hebben aangegeven, hebben ze dat niet binnen financiële kaders gedaan. De verantwoordelijkheid voor die financiële kaders voelen wij als VVD. Dat is niet vanuit een fetisjisme met cijfers maar dat is vanuit een verantwoordelijkheid voor de toekomst van dit land. Als we namelijk niet zorgen dat de overheidsfinanciën op orde komen, hebben we later met elkaar juist ten aanzien van de voorzieningen die u waarschijnlijk ook belangrijk vindt, een structureel probleem. Dat is de verantwoordelijkheid die ik voel en die u volgens mij ook voelt.

De heer Klein (50PLUS):

50PLUS heeft helemaal niets met ideologische stokpaardjes. Het gaat erom een goede oplossing te vinden. Daar is waar 50PLUS voor staat. Uw ideologie is de financiën. Nee, pragmatisme is nu kiezen voor een goede oplossing voor de woningmarkt. Wonen 4.0 biedt meer dan alleen maar een sectorale aanpak. Dat betekent in onze ogen dat ook de VVD zou moeten zeggen: schouders eronder, laten we met de banken en de belangenorganisaties om de tafel gaan zitten om te zoeken naar een oplossing. Wat u nu echter doet is, is u concentreren op de financiën waarbij u gaat kijken hoe u de kaders te zijner tijd kunt invullen. Dat is wel erg mager. Toch?

Mevrouw Visser (VVD):

Volgens mij is dat niet zozeer een vraag maar een stelling. De heer Klein heeft het alleen maar over Wonen 4.0, maar ik refereerde bijvoorbeeld ook aan het rapport van de tweeëntwintig economen. Heel veel partijen hebben dit voorjaar hun verantwoordelijkheid genomen door na te denken over de toekomst van de woningmarkt. Een aantal partijen in deze Kamer heeft er in de eigen verkiezingsprogramma's naar gekeken. Wat de VVD betreft ligt er nu een evenwichtig pakket voor de hervormingen op de woningmarkt. Onderdeel daarvan is het aanpakken van de impliciete subsidies in de huursector, in de zin dat je gaat kijken voor wie die nu daadwerkelijk zijn bedoeld. Dat zijn pijnlijke maatregelen die iedereen gaat voelen, maar het is wel nodig om ervoor te zorgen dat we in de toekomst een woningmarkt hebben die houdbaar en betaalbaar is. Dat is waar de VVD voor staat.

Voorzitter. Het voorgaande betekent niet dat de VVD niet openstaat voor specifieke maatregelen die nu op de woningmarkt mogelijk en noodzakelijk zijn. Ik refereer daarbij ook aan onze inzet bij het Belastingplan 2013, waarbij door de Kamer en de minister is gekeken naar de aftrek van de restwaarde en de verlenging van de termijn voor de dubbele hypotheekrenteaftrek. Met die bril gaan we kijken naar wat er mogelijk is, maar dan wel binnen de kaders die ik eerder heb genoemd.

Met betrekking tot die kaders zijn er wat betreft de VVD een aantal specifieke aandachtspunten. Zo moet er meer ruimte komen voor institutionele beleggers en particulieren om in het vrijesectorsegment van huurwoningen te gaan participeren. De VVD en de PvdA – mijn collega van de PvdA zal er waarschijnlijk in zijn bijdrage ook op terugkomen – willen de minister daar een aantal vragen over stellen. Op dit moment is slechts 3% van de totale woningvoorraad vrijesectorhuurwoningen; dat zijn er maar 200.000 in getal. Gelet op de veranderende woonvraag en de demografische ontwikkelingen, zoals mobiliteit en arbeidsmobiliteit, is er meer vraag naar deze woningen. Wij willen de minister verzoeken te bekijken of de belemmeringen die nu in het toezichtskader door de Nederlandsche Bank worden opgeworpen, kunnen worden weggenomen. Wij verplichten dus geen pensioenfondsen of andere institutionele beleggers om in de woningmarkt te investeren. Wij vragen de minister nadrukkelijk wel om te bekijken welke belemmeringen er zijn en om die zo spoedig mogelijk weg te nemen. Wij vragen hem verder te bekijken hoe wij een goed kader kunnen scheppen voor de institutionele beleggers, opdat de beleggingen die zij in de vrije sector doen, ook in de vrije sector gewaarborgd blijven. Daarmee ontstaat dan ook een zeker rendement. Als je daarin een verruiming weet te realiseren, kun je naar onze mening namelijk ook een grote bijdrage door institutionele beleggers realiseren.

Naar de mening van de VVD speelt de positie van de starter een belangrijke rol bij de doorstroming op de woningmarkt, maar dat is …

De voorzitter:

… een nieuw blokje.

De heer Paulus Jansen (SP):

Uit de cijfers van het Centraal Fonds Volkshuisvesting die gisteren naar de Kamer zijn gestuurd, blijkt dat er op dit moment alleen al bij de woningcorporaties 269.000 woningen in het geliberaliseerde segment zijn. De afgelopen jaren zijn er daar 60.000 bij gekomen. Weet mevrouw Visser welk percentage van deze woningen leeg staat?

Mevrouw Visser (VVD):

Nee.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik neem aan dat mevrouw Visser daarin wel geïnteresseerd is als zij die richting gaat verkennen. Ik heb een poging gedaan om bij deze minister informatie over leegstand los te peuteren. Dat is mij tot nu toe nog niet gelukt. Misschien kunnen wij daarbij samen optrekken. Door eigen observatie kan ik mevrouw Visser zeggen dat de leegstand in het geliberaliseerde segment bij woningcorporaties, naar mijn schatting, het dubbele is van de leegstand in het sociale segment. Is het naar de mening van mevrouw Visser en de VVD nou verstandig om een deel van onze schaarse woningvoorraad – de vraag naar woningen is groot – leeg te laten staan?

Mevrouw Visser (VVD):

De heer Jansen kent de cijfers over de leegstand ook niet. Ik constateer dat er in de vrije sector slechts 200.000 woningen zijn. Dat is 3%. Dat aantal is de afgelopen tien jaar fors gekelderd. Als we kijken naar de opbouw van de sociale woningvoorraad en van de reguliere woonvoorraad binnen de huursector, dan zien we dat er ongeveer 600.000 huishoudens zijn die eigenlijk niet in de sociale huursector thuishoren. Als je die twee kenmerken naast elkaar legt en dan ziet dat de vraag naar woningen in de periode tot 2020 zal toenemen met 200.000 woningen, dan is het naar onze mening niet aan de corporaties om dit te realiseren. Dan is het juist aan de vrije markt om ervoor te zorgen dat een level playing field ontstaat. Die ruimte zit er; het kan en institutionele beleggers willen dat ook. Volgens mij moeten wij juist voor de institutionele beleggers de ruimte scheppen om dit te realiseren.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik neem toch aan dat mevrouw Visser ook wel erkent dat de cijfers van het Centraal Fonds Volkshuisvesting kloppen. Of weet zij het beter? De corporaties hebben al 269.000 vrijesectorwoningen. De particuliere markt heeft er ook nog iets van 200.000 à 220.000. Dat zijn er samen 500.000. Dat is meer dan het dubbele van het aantal dat mevrouw Visser hier noemt. Zouden wij eens kunnen stoppen met fact free politics en gewoon kunnen uitgaan van de werkelijkheid, mevrouw Visser?

Mevrouw Visser (VVD):

Blijkbaar hebben we in dezen dan een SP-werkelijkheid en een VVD-werkelijkheid. Ik heb weer andere cijfers, mijnheer Jansen. Ik heb het kader geschetst en gezegd waarom onze inzet daarop is gericht. De heer Jansen kan het daarmee oneens zijn, maar naar onze mening dient meer ruimte geboden te worden aan de vrije markt om ervoor te zorgen dat ook het vrijemarktsegment daadwerkelijk wordt bediend. Dat geldt ook als wij daarbij kijken naar de demografische kenmerken. Daar zitten wij hier voor: we moeten ook bekijken wat er in de toekomst in Nederland nodig is, vooral op de woningmarkt.

Ik wil graag terugkomen op de positie van de starters. Wij zijn blij met de verruiming die onlangs door het kabinet is voorgesteld bij "loan to income". Starters nemen in de dynamiek van de woningmarkt een bijzondere positie in. Daarom vragen wij ook aandacht voor de uitwerking van het sociaal leenstelsel. Naar onze mening moet goed gekeken worden naar de stapeling van effecten daarbij.

In mijn reactie op de interruptie van de heer Jansen heb ik al iets gezegd over de kerntaken van de corporatie en het versterken van het toezicht. Naar onze mening moet zo snel mogelijk worden toegewerkt naar een level playing field. Ook zal bekeken moeten worden hoe corporaties terug moeten naar hun kerntaken. Dat is alleen sociale woningbouw. Dat betekent iets voor de omvang van de voorraad die nu wordt aangehouden, maar ook voor het toezicht. Wij hebben geen voorkeur voor het stapelen van nog meer toezicht. Wij willen vooral bekijken of de inhoud van het toezicht wel juist is. Dan gaat het zowel om de opdracht die er ligt voor de verschillende toezichthouders als om het financiële kader dat daarin wordt gehanteerd. Wij zien dat er eigenlijk op geen enkele manier wordt gekeken naar de daadwerkelijke rendementen. Als wij kijken naar de cijfers van het centraal fonds en naar de cijfers die de marktsector daarin haalt, dan zouden we met elkaar, juist ook in deze discussie over die 2 miljard, moeten zeggen dat dit op een andere manier zou moeten worden ingericht. Er zit namelijk ruimte. Daar zou opnieuw naar moeten worden gekeken.

Wat ons betreft, komt er dus geen stapeling van toezicht maar een helder toezichtsysteem met duidelijke verantwoordelijkheden. Dat moet hier eerst worden vastgesteld voordat verder wordt gesproken over de overdracht naar gemeenten. Het is van belang om te weten wat het "wat" is voordat we het "hoe" gaan inrichten. Daarbij geldt voor de VVD ook een duidelijk kader dat inkomensbeleid op rijksniveau wordt vastgesteld. Er kan bij de uitwerking dus geen generiek inkomensbeleid worden gevoerd door middel van de overdracht van bevoegdheden naar de gemeenten als het gaat om toezicht op corporaties. Inkomensbeleid hoort op rijksniveau thuis, en niet op decentraal niveau.

De heer Knops (CDA):

Ik hoor mevrouw Visser spreken in kaders, waarschijnlijk denkt ze in kaders en dat wordt allemaal ingekaderd in haar betoog in eerste termijn. Welk perspectief biedt zij nu? Is zij het niet met me eens dat juist deze plannen van het kabinet leiden tot wantrouwen in de markt, waardoor heel veel vraaguitval plaatsvindt en investeringen niet meer gedaan worden?

Mevrouw Visser (VVD):

De heer Knops is het waarschijnlijk niet met me eens, maar ik heb heel duidelijk het perspectief geschetst. Dat is doorstroming op de woningmarkt, meer ruimte voor de vrije sector, het aanpakken van het scheefwonen, meer marktconform huren en toch het eigenwoningbezit blijven stimuleren. Dat vinden wij een heel helder perspectief. Dat moet worden uitgewerkt. We hebben zojuist ook gevraagd op welke termijn en op welke manier dat zal gebeuren. Dat is het perspectief waar wij voor staan.

De heer Knops (CDA):

Toen dit kabinet begon, stonden de seinen voor de markten op oranje. Ik noem de bouwmarkt, de huurmarkt en de koopmarkt. Na het bekend worden van de plannen zijn die seinen bijna op rood gegaan. Dat betekent dat er nu helemaal niets meer gebeurt. Hoe kan mevrouw Visser dan verklaren dat de plannen en de perspectieven die zij schetst, ertoe leiden dat er weer beweging in die markt komt? Er gebeurt immers juist het tegenovergestelde.

Mevrouw Visser (VVD):

De heer Knops heeft waarschijnlijk net als ik alle rapporten hierover gelezen. Daarin wordt gezegd dat 2013 met name voor de bouwsector nog een heel lastig jaar wordt, maar dat er daarna perspectief is, juist omdat er hervormingen op de woningmarkt worden doorgevoerd die ervoor zorgen dat het systeem ook in de toekomst houdbaar is.

De heer Fritsma (PVV):

Mevrouw Visser begon haar betoog met de mededeling dat de VVD blij is met de duidelijkheid die we nu hebben op de woningmarkt. Maar het enige wat duidelijk is, is dat de hypotheekrente is aangetast, dat de huizenprijzen blijven dalen en dat de woningmarkt op slot blijft zitten. Hoe kun je nu blij zijn met die duidelijkheid?

Mevrouw Visser (VVD):

Volgens mij heeft de PVV zelf ook gevraagd om bijvoorbeeld rapporten over de positie van starters op de woningmarkt. De heer Fritsma heeft daarin kunnen lezen dat er continu één vraag aan de orde is: wat gaat er gebeuren op de woningmarkt? Wat ons betreft, ligt er een kader waarin wordt gezegd: wij doen zowel ingrepen op de koop- als op de huurmarkt. Voor de VVD blijft het bevorderen van het eigenwoningbezit absoluut een speerpunt daarin. Wij hebben op dat punt een concessie moeten doen. Wij hebben dat gedaan omdat wij geloven dat er met dit pakket maatregelen een integraal en evenwichtig pakket ligt dat uiteindelijk een houdbaar kader voor de woningmarkt kan scheppen, maar dat ook een bijdrage levert aan stabiele overheidsfinanciën. Ik verwijs naar de doorrekening van de PVV-cijfers door het CPB. Daarin staat ook dat met het pakket maatregelen dat de PVV voorstelt, de overheidsfinanciën op de lange termijn alleen al met betrekking tot de woningmarkt met 4,6 miljard verslechteren. Dat is niet iets wat de VVD voor haar rekening wil nemen.

De heer Fritsma (PVV):

Dat klopt niet helemaal, want de PVV vecht voor het belang van de huurder, van de woningbezitter en van de koper. Dat blijkt ook uit de doorrekening van onze plannen door het CPB. Ik kom even terug op die duidelijkheid. Hoe kun je nu prat gaan op duidelijkheid als je als VVD de verkiezingen ingaat met de belofte dat bij haar de hypotheekrenteaftrek als een huis staat, terwijl later blijkt dat het een kaartenhuis is? Waarom zegt mevrouw Visser niet gewoon dat de VVD-kiezer hierdoor misleid is? Dat is namelijk het punt.

Mevrouw Visser (VVD):

Net heb ik al gezegd dat wij een concessie hebben moeten doen met betrekking tot de hypotheekrenteaftrek, en dat blijf ik benadrukken. Dat hebben wij gedaan omdat er volgens ons een evenwichtig pakket ligt, dat uiteindelijk gaat zorgen voor een woningmarkt waarin de doorstroom centraal staat, met een houdbaar kader. De PVV heeft er een handje van om vooral niks te doen en te zeggen dat alles bij het oude moet blijven, en te denken dat dan alles wel goed gaat komen. Ik constateer in de bijlage van de CPB-doorberekening dat we daarmee alleen al voor de woningmarkt structureel op termijn 4,6 miljard mislopen. Een dergelijke verantwoordelijkheid heeft de PVV niet in het Catshuis willen nemen en nu blijkbaar ook niet. De VVD neemt die verantwoordelijkheid wel, juist in het belang van dit land en van onze kiezers.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Hoorde ik mevrouw Visser zojuist zeggen dat inkomensbeleid thuishoort bij het Rijk? Ik onderschrijf die stelling en ik snap ook wel waarom de VVD dat zegt in het kader van de inkomensafhankelijke-zorgpremiediscussie. Maar in dat geval kan mevrouw Visser toch nooit voor de kabinetsplannen zijn over de huurverhoging op basis van inkomen?

Mevrouw Visser (VVD):

Wij zijn voor de aanpak van het scheefwonen. Wij vinden dat de socialewoningvoorraad er moet zijn voor diegenen die het echt nodig hebben. Wij constateren dat daar veel mensen wonen die er volgens ons vanwege hun inkomenssituatie geen recht op hebben. Dat is de reden. In de uitwerking van het regeerakkoord, waarin staat dat er zal worden gekeken naar gemeentelijk toezicht op de corporaties, en in combinatie met de maatregelen, vragen wij specifieke aandacht voor dit aspect, omdat wij uiteraard vinden dat inkomensbeleid op rijksniveau hoort plaats te vinden. Wij vinden ook dat we geen kaders of instrumenten moeten geven aan gemeenten waarmee zij op lokaal niveau generiek inkomensbeleid kunnen gaan voeren; dat hoort volgens ons op rijksniveau thuis.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. De corporaties moeten van dit kabinet inkomenspolitiek gaan bedrijven. Dat is niet de keuze van de corporaties zelf, dat wordt hun opgelegd. Als de VVD nu zegt dat zij ertegen is dat dit op decentraal niveau gaat plaatsvinden – en corporaties zijn ook decentraal – is mijn conclusie niet anders dan dat de VVD tegen dat voorstel moet zijn. Ik verwacht dan ook dat de VVD met een ander, beter tegenvoorstel zal komen.

Mevrouw Visser (VVD):

Ik herhaal dat voor de VVD het aanpakken van scheefwonen centraal staat; daarom worden deze maatregelen ingevoerd. Het gaat om de uitwerking. Ik heb de minister in mijn bijdrage gevraagd om in de uitwerking van de kaders in het regeerakkoord specifieker hiernaar te kijken, om te voorkomen dat de VVD zou kunnen zeggen dat dit op een andere manier zou moeten, omdat deze kaders op rijksniveau thuishoren. Waarschijnlijk denkt u daar anders over, maar dit is wel het kader dat wij willen meegeven. Wij doen dat omdat wij vinden dat de socialewoningvoorraad alleen maar thuishoort bij de mensen die daar recht op hebben, ook in het licht van de impliciete subsidies die we mislopen, waarvan mensen gebruikmaken omdat er een verschil zit tussen de marktconforme huur en de daadwerkelijke huur. Wij vinden dat marktconform huren weer centraal moet komen te staan.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Over impliciete subsidies gesproken: de hypotheekrenteaftrek is dat in feite ook. De heer Fritsma heeft wel een punt als hij zegt dat dit, zij het zeer kleine, begin van de afbouw van de hypotheekrenteaftrek er op termijn natuurlijk toe zal leiden dat de hypotheekrenteaftrek er helemaal aangaat. Maar dat zal wel veel te lang duren. Ik vraag de VVD waarom zij 1,4 miljard extra uit de huursector wil halen en de koopsector wel met 14 miljard wil laten groeien.

Mevrouw Visser (VVD):

Wat ons betreft is dit het kader. Ik begrijp het standpunt van uw partij, maar wij vinden juist dat er onvoldoende aandacht is voor de impliciete subsidies in de huursector. Daarover hoor ik u namelijk wel heel weinig. Rond zaken als marktconform huren, grondprijspolitiek en WSW-borging spelen allerlei impliciete subsidies, waar wij in Nederland allemaal aan bijdragen. De VVD vindt het goed als daar transparantie in komt en we teruggaan naar de kern: alleen maar sociale woningbouw voor degenen die deze echt nodig hebben.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik constateer dat de VVD niet is ingegaan op de 14 miljard subsidie die aan de koopmarkt wordt gegeven via de hypotheekrenteaftrek. Mevrouw Visser zou nog wel even mogen uitleggen waarom de koopmarkt zoveel extra krijgt, en er van de huurmarkt zoveel af moet.

Mevrouw Visser (VVD):

Er wordt in dit pakket aan zowel de koop- als de huurmarkt iets gedaan. Dat heeft mevrouw Voortman vast ook zelf geconstateerd. Verder kan het natuurlijk niet de bedoeling zijn om te stoppen met de koopsector. Dat zou ook de inzet van GroenLinks niet moeten zijn. Wij zien de woningmarkt als een vrije markt die het mensen mogelijk maakt om te gaan wonen waar ze willen wonen. Als mensen een beroep moeten doen op de overheid, dan kan dat, maar alleen als dat echt nodig is. Dat betekent dat we naar de totale woningmarkt moeten kijken en dat gebeurt in dit pakket. Mevrouw Voortman denkt er misschien anders over, maar de VVD-fractie vindt het een evenwichtig pakket.

De heer Verhoeven (D66):

De kaders zijn mij inmiddels volledig helder. Daar heeft mevrouw Visser wel voor gezorgd. Ik herhaal nog maar eens dat de richting die het kabinet inslaat, de steun heeft van D66. Dat geldt niet voor de inrichting, want die vinden wij geheel verkeerd. Mevrouw Visser zei zojuist dat haar fractie vasthoudt aan die 2 miljard. Dat betekent dat zij nog maar aan één knop kan draaien, de huur- en inkomstenkant van de woningcorporaties. Welke oplossing heeft mevrouw Visser dan voor het probleem waarmee we nu worden geconfronteerd?

Mevrouw Visser (VVD):

Ik noem de kosten, de verkoop door corporaties en meer marktconforme huren. Dat zijn de drie knoppen waaraan we volgens mij kunnen draaien.

De heer Verhoeven (D66):

Woningcorporaties kunnen nog wat in hun eigen vet snijden en ze kunnen proberen om nog wat woningen te verkopen in deze moeilijke markt. Dat is natuurlijk lang niet genoeg om de WOZ-/huurproblematiek op te lossen. Wat gaat de VVD doen als de huurinkomsten veel te laag uitvallen? Hoe zorgt mevrouw Visser er met andere woorden voor dat de marktconforme huren genoeg opbrengen om de verhuurderheffing te betalen?

Mevrouw Visser (VVD):

Ik heb de heer Verhoeven zojuist al drie knoppen genoemd. Ik wacht verder op de uitwerking. Dat moet de heer Verhoeven deugd doen, want hij zei het eens te zijn met de richting, maar vragen te hebben over de inrichting. Ik heb ook vragen over de inrichting. Zo heb ik de minister gevraagd naar de regionale differentiatie, de studentenhuisvesting en de combinatie van wonen en zorg. De minister heeft gezegd dat hij snel duidelijkheid zal geven over de manier waarop hij hiermee denkt om te gaan. Dat zal wel moeten leiden tot een eenvoudig en transparant systeem, want ik voel niets voor het stapelen van maatregelen en een heel complex systeem.

Die 2 miljard staat wat de VVD betreft. Overigens zou D66 het belang moeten kunnen onderschrijven van een level playing field voor zowel de woningcorporaties als de marktsector. Als de heer Verhoeven dat doet, moet ook hij zich zorgen maken over de grote verschillen in het rendement op het eigen vermogen en de kosten tussen de corporatie- en marktsector. De corporaties zouden zich dat moeten aantrekken en dat betekent dat ze de ambitie zouden moeten hebben om naar het marktniveau toe te gaan. Daar is echt voldoende ruimte voor.

Er wordt veel gediscussieerd over de verhuurderheffing en de onduidelijkheid die daarover bestaat. Vanochtend stond er een artikel in Het Financieele Dagblad over de garantstelling door het WSW. Hoe denkt de minister daarmee om te gaan? Is hierover met hem gesproken? En hoe beoordeelt hij deze uitspraken? Ik vraag dat, omdat de doorrekening van het WSW op basis van de kaders in het regeerakkoord zou laten zien dat het WSW de garantstelling voor 2013 nog wel kan borgen, maar niet die voor de jaren daarna. Ik maak mij daar zorgen over, omdat daardoor de investeringen door de woningcorporatiesector op slot gaan. Op welke cijfers heeft het WSW zich precies gebaseerd? Heeft de minister hierover overlegd met het WSW? Is de minister ten slotte, gezien het belang voor de bouwsector dat de corporatiesector blijft investeren, bereid om hier nog eens naar te kijken?

Voorzitter. Tot slot vraag ik de minister iets te zeggen over zijn ambities voor de vermindering van de regeldruk in de bouwsector. Hierover heeft zojuist een VAO plaatsgevonden, maar ik zou toch graag meer horen over zijn resultaatsgerichte ambitie. Is hij bereid om daarbij in te gaan op de relatie met de Rijksgebouwendienst en het RVOB? Deze diensten, diensten die onder de minister vallen, bezitten heel veel terreinen en gebouwen in binnensteden. En daar is nu juist veel vraag naar woningbouw. En dat biedt zeker mogelijkheden, zowel voor de taakstelling als voor de opbrengsten.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van der Linde van de VVD-fractie. De heer Van der Linde houdt vandaag zijn maidenspeech en heeft het geluk dat hij voor één keer het genoegen mag proeven om hier te spreken zonder dat hij wordt geïnterrumpeerd. Ik zou zeggen: geniet ervan.

De heer Van der Linde (VVD):

Voorzitter. In het voorjaar van 1912, nu 100 jaar geleden, rapporteerde een bijzondere staatscommissie over de organisatie van de departementen van algemeen bestuur. Die commissie stond onder leiding van de liberaal W.F. van Leeuwen, senator en oud-burgemeester van Amsterdam. Vanaf 1900 was de economie sterk gegroeid. De Haagse departementen waren daarbij niet achtergebleven. Er liepen inmiddels zo'n 800 administratieve ambtenaren rond, verdeeld over negen ministeries. De commissie-Van Leeuwen onderzocht of de inwendige organisatie van de departementen vatbaar was voor vereenvoudiging en verbetering en kwam met verschillende voorstellen. Zij was allereerst verbaasd over het grote aantal klerken op de ministeries. Dit waren mensen die immers niets anders deden dan stukken handmatig kopiëren, registers bijwerken en staten invullen. De vraag was, of dat niet een tandje minder kon. De commissie adviseerde ook om de werkdag te verlengen. Bij Binnenlandse Zaken duurde die werkdag van tien uur 's ochtends tot vier uur 's middags, met een lunchpauze van anderhalf uur. Netto was de werktijd dus vierenhalf uur per dag. Veel later dan vier uur 's middags konden de ambtenaren het ook niet maken, want de overheid betaalde zo beroerd dat veel ambtenaren zich om een uur of vijf weer moesten melden bij hun avondbetrekking. Werkte je bijvoorbeeld op het ministerie van Financiën, dan was het volstrekt gewoon dat je 's avonds nog bijkluste bij een bank of een verzekeringsmaatschappij.

Ten slotte wees de commissie op huisvesting. Het departement van Landbouw, Nijverheid en Handel was verspreid over acht huizen in de stad. De staatscommissie wilde de departementen meer onder één dak hebben. Daar moest dan worden gewerkt "bij voorkeur in grote vertrekken, waarin zo veel mogelijk ambtenaren bijeen zijn onder controle van een chef". Ziedaar de discussie over de compacte rijksdienst in 1912, inclusief kantoortuin. Nu, 100 jaar later, praten wij niet over 800 ambtenaren, maar over zo'n 138.000, een beetje afhankelijk van wie je daarin meetelt.

Bijna 14 jaar lang was ik een van die rijksambtenaren, bij het ministerie van Financiën. Met heel veel plezier en met heel andere werktijden, zeker toen de kredietcrisis uitbrak. Het was nuttig werk. Het was noodzakelijk werk. Er zijn weinig plekken waar je zulk interessant werk en zo snel zulke verantwoordelijkheden krijgt. In de afgelopen jaren heb ik ook gezien hoe de bezuinigingen bij de rijksoverheid elkaar opvolgden. Die werden meestal uitgevoerd met de kaasschaaf: afdelingen samenvoegen, meer werken in minder tijd, minder opleidingen. Het boeiende is dat ik bij al die bezuinigingen op Financiën nooit een collega heb horen klagen over zijn eigen baan, baanzekerheid of loopbaan.

De ambtenaar van nu is een professional, die een jaar of vijf bij zo'n departement werkt, dat met hart en ziel doet en daarna elders verder gaat. Ook ambtenaren vinden dat de overheid kleiner kan. Zij maken zich echter wel zorgen over de kwaliteit van hun werk en vragen om duidelijke keuzes. In het bijzonder betreft dat de vraag: wat gaan wij de komende jaren niet doen? Ik houd dat beeld graag voor ogen voor de komende jaren, als wij gaan praten over de compacte rijksdienst. Het beeld van de gedreven, professionele ambtenaar die duidelijkheid vraagt en zijn werk goed wil doen.

Het regeerakkoord voorziet opnieuw in een forse ombuiging op de rijksoverheid. We willen een overheid die kleiner en beter is. Wie ooit een reorganisatie heeft meegemaakt, weet hoe moeilijk die combinatie is. Met de ambtelijke kaasschaaf gaat het niet werken. We moeten duidelijk maken waar we gaan schrappen en waar we gaan werken aan kwaliteitsverbetering. Daarbij past een debat over de kerntaken van de overheid. De huidige coalitie maakt een aantal duidelijke keuzes. Er wordt bezuinigd op vastgoed, huisvesting en bedrijfsvoering. Product- en bedrijfschappen worden afgeschaft en de kwaliteit van de rijksdienst wordt verbeterd, door creatiever om te gaan met de totale loonsom en door hiërarchische lagen binnen de organisatie verder aan te pakken. Gezien de rol die de ABD krijgt bij de benoeming van ambtenaren, geven we niet alleen een kwaliteitsimpuls voor de buitenlandse dienst, maar ook voor andere ministeries.

De kwaliteit van een reorganisatie staat of valt echter met de snelheid waarmee ze wordt uitgevoerd. Wij vragen de minister dan ook om snel, bij voorkeur in het voorjaar, te komen met een nota rijksdienst, waarin de plannen worden uitgewerkt. Bijzondere aandacht heeft de VVD voor de geplande fusie van de Rijksgebouwendienst en het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf. In deze beleidsarme begroting vinden we daarover niet veel, maar wat zijn de voornemens? Hoeveel geld wordt er bespaard? Wanneer is het proces afgerond? Kan het sneller? Ziet de minister een rol voor publiek-private samenwerking? Gaan we meer uitbesteden? De nullijn voor rijksambtenaren is natuurlijk bij alle ingrepen een gegeven. In een tijd dat heel Nederland de bezuinigingen gaat voelen, moeten ook rijksambtenaren een bijdrage leveren. Dat is geen doel op zich, maar het is onvermijdelijk. De VVD hoopt dat ICT in relatie tot de rijksdienst een centrale rol krijgt. We denken daarbij in het bijzonder aan het Deltaplan ICT dat mijn fractiegenoot Van der Burg vorig jaar heeft gevraagd. Is het denkbaar dat we cruciale processen zoals de ontwikkeling van shared services verder gaan versnellen?

De VVD ziet de overheid als een onmisbare leverancier van veiligheid, infrastructuur, sociale zekerheid en marktmeesterschap. Alleen door die taken helder af te bakenen, kom je toe aan de vervolgvraag: hoe kunnen we dat goed organiseren? Die discussie voeren we al 100 jaar, zo blijkt. In alle eerlijkheid: tot een reductie van het aantal ambtenaren is het na 1912 niet gekomen, maar de commissie-Van Leeuwen bracht wel vernieuwing. De huisvesting werd geconcentreerd, de ambtelijke organisatie werd vereenvoudigd, de salarisstructuur werd verbeterd en de werkweek werd verlengd. We staan nu voor een opdracht waarvan wij vinden dat het moet, dat het kan en dat het goed is voor Nederland. Met minister Blok staat er 100 jaar later weer een liberaal voor die taak. Ik reken erop dat hij nog meer succes zal boeken dan zijn illustere voorganger. Dank u wel.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Linde, dank u wel voor deze bijzondere geschiedenisles. Hartelijk gefeliciteerd. Ik mag u als eerste feliciteren en schors de vergadering enkele ogenblikken, zodat ook anderen dat kunnen doen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. "Wij zijn al twaalf jaar bezig om deze woonvorm voor elkaar te krijgen. Wij waren al zo ver dat er in april gebouwd kon worden. Dit is voor ons allemaal een grote teleurstelling. Wij hadden er zo op gerekend. Er wordt zomaar een streep door gezet. Dit kan en mag niet gebeuren. De reden dat het door moet gaan is dat ouders nu hun eigen kind verzorgen en voor sommige ouders kan dat best zwaar zijn. Daarom moet dit project echt doorgaan. Verder is het wel dat als het project doorgaat dan heeft iedereen zijn eigen plekje met ondersteuning en zorg en begeleiding waar men gebruik van kan maken".

Dit is een stukje uit de brief van Edward, een van de vijftien jongeren die binnenkort door Wetland Wonen aan een appartementje voor begeleid wonen in Vollenhove zou worden geholpen. Een prachtig project, waar je als volkshuisvester en als zorgverlener echt enthousiast over wordt. Helaas moet er een streep doorheen als dit kabinet zijn Scroogebeleid gaat uitvoeren. Maar ik zeg tegen de mensen die hier op de tribune zitten dat er nog een sprankje hoop is, net als in het kerstsprookje van Charles Dickens.

Er kan in een maand tijd veel gebeuren. Als ik zo om me heenkijk, zie ik woordvoerders die ruim 100 zetels voortschrijdend inzicht vertegenwoordigen. Tenminste, als deze woordvoerders de argumentatie van hun collega's in de Eerste Kamer volgen. Ruim een maand geleden, op 15 november, debatteerde de Tweede Kamer over de Wet verhuurderheffing. Zorgvuldigheid moest wijken voor de letter van het regeerakkoord. Een derde termijn over de analyse van het Centraal Fonds Volkshuisvesting, over de desastreuze effecten van het wetsvoorstel, werd door de coalitiepartijen geblokkeerd. Het SP-amendement op stuk 33407, nr. 16, waarin ik voorstelde om de verhuurderheffing te beperken tot 50 miljoen voor 2013 en over het vervolg te beslissen bij het wetsvoorstel voor de verhuurderheffing II, werd slechts gesteund door de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, de ChristenUnie en de SGP. Niet dus door coalitiepartijen VVD en PvdA. Niet door de Kunduzpartijen CDA, D66 en ChristenUnie. Niet door de PVV.

Al die partijen, op D66 na, steunden gisteren in de Eerste Kamer de motie van het CDA, die qua strekking identiek was aan het SP-amendement. Waarom liet de minister het oordeel trouwens over aan de Eerste Kamer? Wat is er gebeurd? Wat is er veranderd? Volgens mij het volgende.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Paulus Jansen geeft eerst aan dat de ChristenUnie voor zijn motie heeft gestemd en vervolgens tegen zijn motie. Wij hebben toch echt voor die eerste motie gestemd. Dat wil ik toch graag nog wel even in de Handelingen opgenomen hebben.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik denk dat dat inderdaad klopt. De ChristenUnie heeft tegen het wetsvoorstel gestemd maar voor het amendement. Daarin heeft mevrouw Schouten gelijk. Voor de annalen is het wel goed om dat vast te stellen.

De heer Verhoeven (D66):

Waarom heeft de SP gisteren voor de motie van het CDA in de Eerste Kamer gestemd?

De heer Paulus Jansen (SP):

Omdat wij denken dat voortschrijdend inzicht bij anderen waarvan klaarblijkelijk sprake is, behalve bij D66 dat vasthoudt aan zijn fundamentalistische visie op de huurmarkt, moet worden gewaardeerd. Ons huurbeleid, ons beleid ten aanzien van de woningcorporaties zou er heel anders uitzien, maar wij leven in de realiteit van Rutte II. Ook om die reden heb ik vorige maand het amendement ingediend dat in wezen hetzelfde deed als het voorstel van het CDA gisteren. Laten wij nu in ieder geval een paar maanden pakken om een beter beeld te krijgen van de effecten van de verhuurderheffing, want ik voorspel de heer Verhoeven dat ook de 800 miljoen erin zal gaan hakken. Dat gaat de investeringscapaciteit van corporaties aantasten. Laten wij gewoon proberen om helderheid te krijgen over de gevolgen. Ik voorspel dat als die gevolgen duidelijk zijn een aantal woordvoerders die misschien een maand geleden twijfelden zullen zeggen: dat moeten wij gewoon niet meer doen.

De heer Verhoeven (D66):

De heer Jansen noemt mijn partij fundamentalistisch. Ik zou het waarderen als hij dat wil terugnemen, zeker met de spiegel die hij dan zelf ook eens zou moeten voorhouden.

Maar veel belangrijker is het volgende. In de motie die gisteren is ingediend wordt hard vastgehouden aan 2,1 miljard verhuurderheffing. De SP heeft daarmee dus ingestemd met het vasthouden aan 2,1 miljard verhuurderheffing. Of de SP-fractie heeft de motie niet goed gelezen. Wil de heer Jansen daarop eens reageren? Klopt het dat zijn fractie nu ook voorstander is van een hard bedrag van 2,1 miljard aan verhuurderheffing, net als de VVD-fractie?

De heer Paulus Jansen (SP):

Nee, dat zijn wij niet. Dat weet de heer Verhoeven net zo goed als ik. D66 staat dus alleen in de Eerste Kamer.

De heer Verhoeven (D66):

Gelukkig wel, ja.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Verhoeven, u hebt het woord niet. Gaat u verder, mijnheer Jansen.

De heer Paulus Jansen (SP):

De fractie van D66 heeft hier voor de verhuurderheffing I gestemd; ik fris het geheugen van de heer Verhoeven maar even wat op. Nee, de kern van de motie is dat wij minimaal vier tot vijf maanden extra gaan pakken om vast te stellen wat de werkelijkheid is, voordat wij een besluit nemen over 2014 en later. Dat is een stap vooruit. De SP-fractie vindt iedere stap vooruit in deze omstandigheden een goede zaak.

De heer Monasch (PvdA):

Ik heb hier de tekst van de motie voor mij die gisteravond in de Eerste Kamer is aangenomen en waar, tot onze grote blijdschap, ook de SP-fractie voor heeft gestemd. Hier staat toch echt: "verzoekt de regering, binnen de randvoorwaarden van bovengenoemde opbrengsten naar een oplossing te zoeken". Bij de "bovengenoemde opbrengsten" wordt gerefereerd aan de 2,1 miljard. Hiermee accepteert toch ook de SP de taakstelling?

De heer Paulus Jansen (SP):

De SP-fractie heeft bij de discussie over het regeerakkoord van het kabinet-Rutte I voorgesteld om de maatregel rond de 800 miljoen van de eerste verhuurderheffing terug te draaien, en om in plaats daarvan bindende afspraken te maken met woningbouwcorporaties over investeringen. Een en ander is inmiddels twee jaar en twee maanden geleden. Dat voorstel hebben wij herhaald bij het kabinet-Rutte II. Het gaat nu echter inmiddels om 2 miljard per jaar. Wij hebben daarbij gezegd dat ons voorstel ook dekking oplevert. Als je namelijk woningbouwcorporaties dwingt om 10 miljard euro te investeren in ruil voor het laten vallen van de verhuurderheffing, dan levert dat alleen al aan btw 2,1 miljard op. Bovendien bespaart de overheid uitgaven aan WW en aan bijstand, en krijgt het meer vennootschapsbelastinggeld binnen. Die vennootschapsbelasting is overigens destijds voor een PvdA-minister van Financiën tegen onze zin ingevoerd. Kortom, er zijn bij dat voorstel grote inverdieneffecten. Volgens mijn fractie is er dus wel degelijk een alternatief. Dat standpunt wordt bovendien inmiddels ondersteund door MKB-Nederland, door de Aannemersfederatie Nederland, door de Woonbond, door Aedes. Ik adviseer de heer Monasch om deze strohalm vast te pakken. Het gaat ook om de huurders van de heer Monasch. Ik adviseer hem om ervoor te zorgen dat corporaties niet worden leeggegeten. Dat gebeurt wel met deze heffingen. Ik adviseer de heer Monasch om te kiezen voor een constructief alternatief.

De heer Monasch (PvdA):

Ik krijg een heel lang antwoord op een heel eenvoudige vraag. Ik mag dus bij dezen constateren dat de SP linksom, rechtsom of dwars door het midden, de taakstelling van 2,1 miljard accepteert door in te stemmen met deze motie gisteravond in de Eerste Kamer. Die strohalm pak ik met veel plezier vast en zal ik met plezier bij me dragen.

De heer Paulus Jansen (SP):

De heer Monasch hoort wat hij wil horen. Wat de SP zegt, staat ook in de Woningwet. De taak van woningbouwcorporaties is betaalbaar bouwen. In het voorstel van de SP krijgen de corporaties daarvoor de kans. In het voorstel van de VVD en de Partij van de Arbeid worden de corporaties gewoon leeg gevreten. Op die manier zullen ze geen geld meer hebben voor die investeringen. Ik zeg de heer Monasch dus nogmaals: het is nog niet te laat. Er is inmiddels een periode van herbezinning ingelast. Dat is mooi. Ik adviseer de heer Monasch om die kans te grijpen.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog, mijnheer Jansen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Wat is er gebeurd? Woningbouwcorporaties hebben in één maand tijd inmiddels al bijna 1,4 miljard euro aan investeringen voor 2013 geschrapt. Zie www.sp.nl/huren voor het overzicht. Die lijst wordt dag in, dag uit langer. Vóór 1 januari zal waarschijnlijk de 2 miljard zijn overschreden. Het Centraal Fonds Volkshuisvesting wil dat corporaties vóór 1 februari aanstaande een nieuwe prognose aanleveren van de voorgenomen activiteiten, inclusief al het voorgenomen regeerbeleid. Het WSW zal vervolgens een borgingsvolume baseren op deze nieuwe prognose. Hoe is dit te rijmen met de "niets aan de hand"-houding van de minister?

MKB-Nederland, de Aannemersfederatie Nederland en het Nederlands verbond van bouwbedrijven hebben de noodklok geluid over de ontslaggolf die door de sector waart. In de afgelopen jaren zijn 69.000 bouwvakkers afgedankt. Dat zijn er 90 per dag. De laatste weken is het tempo opgelopen tot 250 per dag. Dat komt overeen met iedere week de sluiting van een NedCar. Deze week heeft daarom de Aannemersfederatie voorgesteld om de meevaller bij de opbrengst van de telecomveiling te gebruiken om een investeringsimpuls te geven aan de bouwsector. Dat lijkt de SP onder deze omstandigheden een bijzonder verstandige zaak. Is de minister bereid om dat te doen? Zo nodig kom ik in de tweede termijn met een motie op dit punt.

De minister heeft deze week ook gezegd dat corporaties hun dure, geliberaliseerde huurwoningen en commercieel vastgoed maar moeten verkopen. Los van de constatering dat verkoop van je tafelzilver meestal het laatste stadium is voor sluiting van de tent, wat moeten die 100 corporaties die helemaal niets van dit soort vastgoed bezitten? Wat moeten de 150 corporaties waar dit bezit slechts een druppel op de gloeiende plaat is?

Deze ontwikkeling is beangstigend voor iedereen die de economie uit het slop wil helpen. Ze is frustrerend voor iedereen die op zoek is naar een sociale huurwoning. Dat zijn meer mensen dan in de afgelopen tien jaar. Ze is frustrerend voor huurders die in een huis wonen dat gerenoveerd of geïsoleerd moet worden, of voor huurders die al blij zullen zijn als eindelijk het achterstallig onderhoud eens wordt weggewerkt. De ontwikkeling is bedroevend voor iedereen die bij de wijkaanpak met zijn voeten in de modder staat en die het kabinet hoort verkondigen dat wijkaanpak en stedelijke vernieuwing voltooid zijn. Het Rijk heeft daarvoor vanaf 2015 nog maar drie dubbeltjes per inwoner per jaar voor over. Minister, hoe kunnen wijken zo leefbaar gehouden worden in de toekomst? Hoe vaak hebben wij niet gezien dat nieuwbouwwijken zonder ingrijpen in 30 jaar tijd achterstandwijken werden. Dat voorkom je niet met € 0,30 per inwoner.

Ik kan mij voorstellen dat dit gevoel aan je vreet als je woordvoerder van een coalitiepartij bent. Je zult zo'n beleid van sloop van de beschaving maar moeten verkopen als solidariteit, zoals de heer Monasch eergisteren in Het Parool. Ik kan hem uit eerste hand melden dat de huurders uit Amsterdam-West deze analyse niet met hem deelden.

Dit weekend antwoordde de minister voor Wonen in een interview in de Volkskrant op de vraag – een goede vraag trouwens – of betaalbare woningen niet de kern zijn van volkshuisvesting: nee, uiteindelijk is de vraag of wij belastinggeld op een eerlijke manier verdelen. Die 2 miljard van de huurders is volgens de minister nodig omdat iedereen een bijdrage moet leveren aan het oplossen van de problemen van de overheid. Kan de minister mij uitleggen waarom hij in 2013 dan 1,5 miljard extra uittrekt voor de eigenwoningbezitter, 1,5 miljard waarvan het grootste deel wordt uitgegeven aan het permanent maken van de verlaging van de overdrachtsbelasting, een maatregel die niets oplevert aan extra werk voor de bouwsector en die ongeveer 94% weglekverlies heeft voor de makelaardij en de mensen die een huis kwijt moeten? Kan deze zuinige minister voor Wonen dat nog eens uitleggen?

De minister verlengt de overgangsperiode voor het omzetten van bestaande hypotheken naar de fiscaal gunstigste vorm tot 1 april. De Volkskrant legde afgelopen zaterdag haarfijn uit dat deze overgangsmaatregel, waarvan ik voorspel dat deze over twintig nog 100 miljoen per jaar zal kosten, met name interessant is voor mensen met liggend geld. De minister antwoordde gisteren op een schriftelijke vraag van mijn zijde dat deze maatregel in 2013 en op de lange termijn niets kost. Dat is opmerkelijk. Mensen wijken uit naar een fiscaal gunstige constructie en dat kost niets. Graag een toelichting op deze tovenarij.

De heer Monasch (PvdA):

Mijn collega van de SP is al overgestapt op het blokje over hypotheken, maar ik heb nog een vraag over de verhuurderheffing. Ik mis in het hele verhaal van de SP hoe hoog de verhuurderheffing van de SP is. U doet net alsof u daarvoor niets hebt ingeboekt. U verwijt allerlei partijen dat ze een verhuurderheffing invoeren. Een en ander heeft te maken met minder inkomsten voor de corporaties. Nu wil het feit dat bij de SP – zie de doorrekening van het kiesprogramma – de huren er structureel 13% op achteruitgaan. Dat betekent dat de corporaties 1,6 miljard aan inkomsten gaan missen. Dat bedrag boekt het kabinet aan afroming in. Voert u niet op een andere manier gewoon precies dezelfde verhuurderheffing in, mijnheer Jansen?

De heer Paulus Jansen (SP):

De SP heeft de eerste verhuurderheffing, die 800 miljoen van Rutte I, compleet gecompenseerd in haar verkiezingsprogramma. Wij hebben ons uiterste best moeten doen om dit geld te vinden, en dat is gelukt. Om die manier hebben wij ervoor gezorgd dat corporaties hun investeringsruimte houden. Voor de rest is de SP voorstander van voortzetting van inflatievolgend huurbeleid. Zeker in een tijd waarin iedereen de broekriem moet aanhalen is dat essentieel. Ik ben er heel trots op dat wij dit gedaan hebben.

De heer Monasch (PvdA):

Dit is een volledige ontduiking van een antwoord. Die 800 miljoen zit in het basispad. Wij hebben het nu over een extra heffing. Dat is het namelijk. Als je minder huurinkomsten bij de corporaties laat, 1,6 miljard, ga je bovenop het basispad 1,6 miljard bezuinigen op de corporaties. De wachtlijsten zullen groeien en er kan niet geïnvesteerd worden in duurzame investeringen. Laat de SP-fractie gewoon duidelijk zijn en hier geen goedkope verhaaltjes vertellen. De SP-fractie heeft 1,6 miljard euro minder verhuurderheffing bij de corporaties, doordat zij voor veel minder huurinkomsten zorgt.

De heer Paulus Jansen (SP):

De heer Monasch doet mij nu een beetje denken aan een VVD-wethouder uit Den Bosch die in de raad van commissarissen zat van de woningbouwvereniging Huis en Erf in Schijndel. Zij maakte er bezwaar tegen dat de woningbouwvereniging zulke lage huren had. Volgens haar was dat heel slecht, omdat de vereniging daardoor weinig kon investeren in betaalbare woningbouw. Ik kan u zeggen dat de wachtlijsten in Schijndel zo'n beetje de kortste van Nederland zijn. Die woningcorporatie bouwde grote en goede eengezinswoningen en vroeg daar zo weinig mogelijk huur voor. Volgens mij is dat de taak van iedere woningcorporatie en dat is in de wet vastgelegd. Wat is daar mis mee, mijnheer Monasch?

De voorzitter:

Mijnheer Jansen, ik wil u vragen dat niet meer te doen.

De heer Monasch (PvdA):

Dan is de vraag wat het probleem is …

De voorzitter:

Nee, u gaat een antwoord geven op de vraag.

De heer Monasch (PvdA):

Dat zal ik zeker doen. Dat betekent dus dat er met de verhuurderheffing – als ik deze logica moet volgen – geen enkel probleem is voor de investeringen van de corporaties. De SP-fractie haalt 1,6 miljard euro weg bij de corporaties door de huren achteruit te laten lopen, terwijl huren de belangrijkste bron van inkomsten zijn voor de corporaties. Daarmee lopen hun investeringen hard terug.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik proef dat de heer Monasch nog steeds zijn uitspraken fundeert op de berekeningen van het CPB, waarvan iedereen die écht verstand heeft van de woningmarkt, zoals het Centraal Fonds Volkshuisvesting en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw zegt dat ze niet deugen. De berekeningen zijn fout. Men heeft de plank totaal misgeslagen. Ik neem aan dat de heer Monasch ook de brief heeft gezien waarin het Centraal Fonds Volkshuisvesting op hangende pootjes meldt dat het eigenlijk een beetje dom is geweest. De heer Monasch baseert zijn mening nog steeds op deze berekeningen. Ik moet eerlijk zeggen dat hij volgens mij een paar weken achterloopt.

Ik ben bijna door mijn tijd. Laat ik het maar niet meer hebben over verruiming van het schenkingsrecht, zowel qua leeftijd als qua bedragen, voor de aanschaf van een woning. Ook dat lijkt mij niet echt een urgente maatregel voor mensen die nauwelijks de eindjes aan elkaar kunnen knopen.

Laat ik het ook niet meer hebben over de versoepeling van de hypotheekcriteria voor mensen die eigenlijk te weinig verdienen, maar wel vooruitzichten hebben.

Ik blijf mijn hersenen pijnigen hoe de PvdA-fractie al dit soort vriendelijke maatregelen, die de achterban van de VVD als muziek in de horen klinkt, heeft kunnen accepteren. Wat staat daar tegenover? Dat straks de zeggenschap van de huurders bij de woningcorporatie wordt versterkt? Dat hoop ik van harte, als de corporaties over vijf jaar tenminste nog bestaan.

De tijd vliegt voorbij. Ik had graag nog aandacht besteed aan de bezuinigen op de Rijksdienst. Wat is de filosofie achter het snijden in de overheid? De Eerste Kamer heeft zojuist geconcludeerd dat er te vaak en om fundamentalistische redenen geprivatiseerd is. Het laatste zeg ik met name tegen de heer Verhoeven. Waarom gaat de minister niet voor een betere overheid in plaats van een kleinere overheid? Ik zou er graag meer over willen zeggen, maar helaas ontbreekt mij de tijd.

Deze week riep woningcorporatie Woonservice in Westerbork, een voortreffelijke corporatie, haar 5.000 huurders op om minister Blok te bedelven onder kerst- en nieuwjaarsgroeten uit Drenthe met als wens voor 2013: "Bouw de beschaving op in plaats van af te breken."

Ik wens de minister het komende jaar veel wijsheid toe en hoop dat hij uit de nieuwjaarswensen de inspiratie put om een constructieve koers in te slaan.

Mevrouw Visser (VVD):

Naar aanleiding van het betoog van de heer Jansen ben ik toch wel erg benieuwd naar zijn mening over een uitspraak van de voorzitter van Bouwend Nederland. Hij heeft het over het stopzetten van de corporaties en ik citeer: "De heer Brinkman zegt dat projecten wel erg gemakkelijk worden stilgelegd en dat het aantal stilgelegde projecten buiten proportie is." De heer Jansen houdt een groot pleidooi voor de bouwsector en ook voor de corporaties. Hoe interpreteert hij deze uitspraak van de heer Brinkman, die zegt dat de corporaties eigenlijk aan het staken zijn?

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik concludeer dat de heer Brinkman zich klaarblijkelijk niet wenst te storen aan de criteria die de overheid zelf heeft vastgesteld. Het Centraal Fonds Volkshuisvesting toetst de financiële slagkracht van corporaties aan de hand van drie criteria: solvabiliteit, rentedekkingsgraad en nog iets wat ik even kwijt ben. Het toetst of corporaties nog deugdelijk bezig zijn. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw bepaalt vervolgens of de kasstromen voldoende zijn om te kunnen doen wat ze moeten doen. Dat hebben wij afgesproken. De minister is uiteindelijk de hoogste baas van het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Hij gaat daarover. Ik neem het Centraal Fonds Volkshuisvesting serieus. Dat de voorzitter van Bouwend Nederland en mevrouw Visser dat blijkbaar niet serieus nemen, is voor hun rekening.

Mevrouw Visser (VVD):

De heer Jansen draait in zijn antwoord om de vraag heen. De SP heeft op haar website een platform gecreëerd voor het stilleggen van allerlei investeringsprojecten. Dat heeft Bouwend Nederland gedaan voor de kerntaak van corporaties, dus het onderhoud en beheer van de reguliere sociale woningvoorraad. Deze organisatie heeft gezegd dat zij daarmee stopt, terwijl zij daar financiën voor heeft. Hoe reageert de SP daarop? Zij houdt immers een pleidooi voor de bouwsector en voor de corporatiesector. Daar zou zij ook eens naar moeten vragen bij Bouwend Nederland. Heeft de SP dat al gedaan?

De heer Paulus Jansen (SP):

Zowel Ortec als het Centraal Fonds Volkshuisvesting zegt simpelweg dat corporaties failliet gaan als zij doorgaan met die investeringen. In wezen hebben zij de keuze tussen of alle huren bij mutaties naar het wettelijk maximum verhogen – dat moeten zij ook nog doen – en volledig, dus 100%, stoppen met alle nieuwe activiteiten of failliet gaan. Als mensen die er verstand van hebben, die ervoor doorgeleerd hebben en die werken volgens de regels die we zelf hebben geformuleerd en waar deze minister voor verantwoordelijk is, dat concluderen, dan moeten wij dat als Kamer toch serieus nemen?

De heer Verhoeven (D66):

Ik vind dat de heer Jansen bij alles wat hij heeft gezegd in de afgelopen tien minuten over het beleid, de verhuurderheffing enzovoorts, een nogal een grote mond heeft voor iemand die steun heeft gegeven aan 2,1 miljard verhuurderheffing. Het probleem zien wij allebei. Er wordt niet meer gebouwd en niet meer geïnvesteerd. De SP heeft zich gisteren in de Eerste Kamer gecommitteerd aan 2,1 miljard verhuurderheffing. Alleen D66 heeft gevraagd om ruimte te houden voor een oplossing van het probleem dat we nu hebben gecreëerd. Hoe gaat de SP dat probleem oplossen?

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik constateer dat deze vraag al gesteld is in de vorige interruptie van de heer Verhoeven. Ik wil daar best nog een keer antwoord op geven. De SP heeft steeds gezegd dat de kerntaak van de corporatie bouwen is, en niet belasting betalen aan de minister van Financiën. Op het moment dat de corporaties de verhuurderheffing van 2 miljard euro niet meer hoeven te betalen, kunnen ze 10 miljard euro per jaar investeren in nieuwe woningen, renovatie, isolatie, in alle zaken die wij hun hebben opgedragen in artikel 2 van de Woningwet. Dat levert bovendien nog 2,1 miljard euro op jaarbasis op aan btw-inkomsten. Dat betekent een inverdieneffect voor bijstand, WW en voor vennootschapsbelasting. Kortom, financieel lossen we het probleem van de minister van Financiën ook nog op. Er is maar één probleem: het kabinet van de VVD en de Partij van de Arbeid moet daaraan meewerken. Iedereen in Nederland vindt het inmiddels een logische oplossing, behalve het kabinet.

De heer Verhoeven (D66):

Ik wil van de SP een heel duidelijk antwoord op een heel simpele vraag. Ik herhaal de vraag alleen maar omdat de heer Jansen tot nu toe nog geen antwoord heeft gegeven. Zit de SP door het ondertekenen van die motie wel of niet vast aan 2,1 miljard verhuurderheffing, af te romen op de corporaties in 2017?

De heer Paulus Jansen (SP):

Nee, daar zit de SP helemaal niet aan vast. Wij hebben een alternatieve dekking. Ons voorstel levert ook 2 miljard op. Ik heb het debat in de Eerste Kamer ook gevolgd. Ik heb mevrouw Ter Horst horen zeggen dat zij het belangrijk vindt dat er wordt gekozen voor een investeringsagenda. Volgens mij heeft het CDA dat ook gezegd. Dat is dus niet een hobby van de SP. Inmiddels is er hiervoor een toenemend draagvlak bij verschillende fracties. De fractie van de heer Verhoeven houdt zich afzijdig, maar dat moet zij zelf weten. Deze fracties kiezen voor een constructieve investeringsagenda in plaats van voor het sloopbeleid van dit kabinet.

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. Dit kabinet hervormt dan eindelijk de woningmarkt. Te lange wachtlijsten voor een huurwoning, koopwoningen die hun waarde verliezen, te dure sociale huurwoningen als ze opnieuw gebouwd worden en een te hoge nationale hypotheekschuld: het roer moest dus om. Dat doet dit kabinet. Het taboe is eindelijk doorbroken. We gaan de hypotheekrenteaftrek aanpakken. Door jaren weerstand hebben de noodzakelijke hervormingen namelijk te lang op zich laten wachten. Die tijd laten we nu achter ons. Het gaat om de acceptatie dat je huis geen fiscale jackpot is en dat je gewoon moet aflossen op je bezit. Als je dat niet wilt, is dat prima, maar dan krijg je minder belastingaftrek. Het is van tweeën één.

Dit is ook van belang voor onze nationale economie. Onze nationale hypotheekschuld, nog altijd ruim boven de 600 miljard, bedreigt onze economie. Welk instituut je ook spreekt – daar hoef je niet eens voor naar het buitenland – ze wijzen allemaal op de gevaren van die veel te grote nationale hypotheekschuld. Dat risico gaan we met het beleid van dit kabinet indammen. We kiezen voor de vorm van een annuïtaire hypotheek, in plaats van voor een wildgroei aan producten om maar meer en meer te kunnen aftrekken. Een annuïtaire hypotheek leidt namelijk tot bezitsopbouw. Dat lijkt ons in een tijd waarin pensioenen en banen onzekerder worden, een buitengewoon verstandig beleid.

Starters moeten het gaan doen. Zij moeten de woningmarkt op gang brengen. Daarom kiest het kabinet ervoor om de faciliteit voor startersleningen uit te breiden. Hoe gaat de minister dit punt in het regeerakkoord verder uitwerken? De starter moet de huidige huizenbezitters helpen. Zij willen verhuizen uit woningen waarop helaas ook een restwaarde is ontstaan. Daarom is het goed dat het kabinet na het afsluiten van het regeerakkoord er meteen voor heeft gekozen om de restwaarde van de hypotheekschuld voor tien jaar in plaats van vijf jaar aftrekbaar te maken.

De Nationale Hypotheek Garantie moet worden afgebouwd tot het niveau van vooral de mensen voor wie deze nodig is. Dat zijn in de eerste plaats de starters en de mensen met middeninkomens. Door een ingreep van de minister kan de Nationale Hypotheek Garantie meegenomen worden naar een nieuw huis.

De overdrachtsbelasting blijft op 2%. Het is goed voor starters om te beseffen dat dit een enorm financieel voordeel geeft in de wooncarrière ten opzichte van de mensen die inmiddels een huis hebben. Neem iemand met een gemiddelde wooncarrière, die als starter is begonnen met een huis van 2 ton en daarna een huis van drie ton en vervolgens van 4 ton heeft gekocht. Drie huizen in een wooncarrière, dan heb je al gauw een jaarmiddeninkomen aan overdrachtsbelasting betaald. Je zit al gauw op 30.000 euro. Dat moet uiteindelijk toch teruggefinancierd worden.

Voorzitter: Arib

De heer Monasch (PvdA):

Er is een sterke stimulans voor middengroepen om te kiezen voor de huurmarkt. Dat geldt zowel voor kopers uit het verleden als voor huidige huurders. We hebben altijd gesteld dat het scheefwonen niet alleen een probleem is van de huurmarkt. Het is ook een probleem van de koopmarkt. Nederlanders met een aflossingsvrije hypotheek hebben wel een eigendomspapiertje op zak, maar voor de rest huren ze hun huis van de bank. Bij huurders staat het bordje "corporatie", maar hierbij staat het bordje "bank". Na 30 jaar is dat huis namelijk nog steeds van een ander. Je hebt wel een eigendomsbewijs, maar je hebt 30 jaar niets anders gedaan dan een huurder van een corporatie. Je hebt geen cent bezit opgebouwd. Wij denken als PvdA-fractie dat door de maatregel van dit kabinet, naast een aantal autonome factoren waarop mijn collega van de VVD ook al wees, een enorme vraag naar huurwoningen zal ontstaan, met name in het middensegment. Wij hebben met elkaar ervoor gekozen het huurbeleid naar draagkracht in te richten, met name voor de inkomensgroepen boven de € 43.000. Dat doet pijn en bij de uitwerking zullen wij ook moeten bekijken of de maatregel op een aantal punten niet te hard doorslaat. Dit heb ik ook in andere debatten al aangegeven. Het is wel goed hier nog eens te benadrukken dat een nieuwe sociale huurwoning veel geld kost en tot op heden met verlies gebouwd is. Zolang een woning bezet blijft door iemand die tot een doelgroep behoort die ook elders hopelijk een woning kan vinden, zal hij ertoe bijdragen dat een dure huurwoning met geborgd geld van de overheid gebouwd moet worden. Daarom kiezen wij ervoor door te stromen. Dat is wat ik in het Paroolinterview een vorm van solidariteit heb genoemd, dat mensen in woningen kunnen wonen die voor hen gebouwd zijn. Dat geldt ook voor mensen in Amsterdam en Utrecht die een ongedeelde stad willen. Als je een ongedeelde stad wilt, moet je de sociale huurwoningen in het centrum ook beschikbaar maken voor de lagere inkomensgroepen. Het kan niet zo zijn dat dan de middeninkomensgroepen met meer dan € 43.000 die woningen bezet houden. Deze huurders betalen wat meer of kiezen voor een andere woning.

De heer Knops (CDA):

De heer Monasch spreekt in nogal negatieve bewoordingen over eigenwoningbezit. Ik heb behoefte helderheid te krijgen hoe de PvdA hierin staat. Is het zo dat de PvdA bij de eerste de beste tegenvaller die dit kabinet ontmoet, tegen de VVD zal gaan zeggen: ga maar verder sleutelen aan de beperking van de hypotheekrenteaftrek?

De heer Monasch (PvdA):

Ik weet niet waaruit de heer Knops dat heeft afgeleid. Misschien was het een vooropgezette zin.

De heer Knops (CDA):

Dat was het juist niet, daarom liep ik naar de interruptiemicrofoon.

De heer Monasch (PvdA):

Dan trek ik mij dat geheel zelf aan. Wij proberen ons juist daarin, ook ten opzichte van een aantal andere partijen, te onderscheiden dat wij zo min mogelijk willen kijken naar het onderscheid tussen huur en koop en juist willen kijken naar rechtvaardige oplossingen. Een van de punten die wij absoluut willen, is dat er rust, zekerheid en duidelijkheid komt, ook op de hypotheekmarkt. Daarom zitten wij op dit moment in een vervelende situatie, ik zal de laatste zijn om dat te ontkennen. Rust en zekerheid, zodat ook kopers en huizenbezitters weer weten waar zij aan toe zijn. Als wij deze maatregelen vorm gaan geven, zullen wij voor het vinden van een oplossing binnen de taakstelling van het regeerakkoord moeten kijken. In het regeerakkoord staan duidelijke opdrachten; een aantal daarvan moet nog nader uitgewerkt worden en van een aantal daarvan blijken de berekeningen van het CPB niet helemaal te kloppen. Wij gaan uit van de in het regeerakkoord gegeven kaders.

De heer Knops (CDA):

Dit betekent dus dat wat de PvdA betreft niet gemorreld zal worden aan een verdergaande beperking van de hypotheekrenteaftrek in deze periode.

De heer Monasch (PvdA):

Wij gaan daarvan niet uit. Ik schets nu het algemeen budgettaire kader. Als wij, misschien wel gedwongen door de Kamer aan de overkant, rekenend met 3,4% die dreigt, met zijn allen moeten gaan bezuinigen, gaan wij met zijn allen kijken wat er moet gebeuren. Ik ga dat niet toespitsen op een bepaalde groep. Wij hebben nu een compact beleid voor huur en koop. Bij huur moet een aantal zaken nader worden ingevuld en over koop komen wij nog te spreken. Dat is het afwegingskader en ik ga geen uitzondering maken voor kopers, huurders of andere groepen van beleid. Dit zijn de kaders van waaruit wij op dit moment werken, met de opgaven die in het regeerakkoord staan om rust en zekerheid te bieden.

De heer Verhoeven (D66):

Wie de heer Monasch een half jaar geleden had horen praten, gelooft nu zijn oren niet. Hier staat een compleet ander mens met een totaal andere visie op de woningmarkt. Dat is draaien, maar dat is helemaal niet erg want ik wil de heer Monasch feliciteren met het feit dat het nu lijkt of hij eindelijk het licht heeft gezien. Kan de heer Monasch bevestigen dat hij compleet van mening is veranderd met betrekking tot ongeveer alles op de woningmarkt? Kan hij ook bevestigen dat dit de komende jaren de visie van de PvdA blijft?

De heer Monasch (PvdA):

De heer Verhoeven heeft helaas zijn huiswerk niet gedaan en roeptoetert weer wat door de microfoon. Hypotheekrenteaftrek aanpakken, annuïteitenhypotheek als voorbeeld om te komen tot bezitsopbouw, startersleningen, uitbreiden faciliteit, nationale hypotheekgarantie ook bij ons, overdrachtsbelasting idem dito, 5% huurverhoging boven € 43.000, huurtoeslag laten meegroeien op het moment dat de huren van de doelgroep stijgen. Ik heb het gevoel dat ik hier een buitengewoon consistent verhaal aan het vertellen ben. Dat de heer Verhoeven niet heeft opgelet, is zijn probleem. Dit is precies het verhaal dat in de verkiezingsprogramma's 2010 en 2012 van de Partij van de Arbeid heeft gestaan.

De heer Verhoeven (D66):

De heer Monasch verwijst naar het verkiezingsprogramma, maar ik heb iets gezegd over de manier waarop hij zich in debatten altijd heeft geroerd en het woord heeft gevoerd. De heer Monasch heeft altijd gezegd dat de huren niet omhoog mogen en dat de woiningcorporatiesector in de uitverkoop wordt gezet. En nu zegt de heer Monasch iets totaal anders. Wat er in het verkiezingsprogramma staat, maakt mij niet uit. De heer Monasch heeft zich altijd uitgelaten op een manier alsof alles wat hij nu zegt verachtelijk was. Kan ik gewoon concluderen en kan ik de heer Monasch definitief feliciteren met het feit dat hij nu eindelijk zegt wat zijn partij ook vindt van de woningmarkt en dat hij niet meer steeds een ander verhaal houdt dan wat er op papier staat?

De heer Monasch (PvdA):

Het grote verschil tussen D66 en de PvdA in de vorige periode was dat D66 eenzijdig achter de huurders is aangelopen. Het is ook een van de grote fouten van het beleid van Rutte I om alleen maar eenzijdig het woningmarktbeleid te richten op de huurders. Wij willeen een integrale aanpassing, hervorming van de woningmarkt. Waar u de donnnerpunten heeft gesteund, zeggen wij dat de huren voor de groep tot € 43.000 niet mogen stijgen boven de liberalisatiegrens. Dat betekent dat er een duidelijk plafond is aangebracht, waar dat plafond bij D66 ontbreekt en de huren voor sociale huurwoningen door het plafond kunnen gaan. Dat lijkt mij een duidelijk verschil van inzicht tussen D66 en de PvdA. In de vorige periode hebben wij voor dit punt gestreden en dat doen we nog.

De heer Fritsma (PVV):

De heer Monasch zei net iets opvallends, namelijk dat de PvdA-fractie een verdere aantasting van de hypotheekrenteaftrek niet uitsluit als er verder bezuinigd moet worden. Dat is nogal wat. De heer Monasch begon zijn betoog met de stelling dat huizenbezitters behoefte hebben aan zekerheid. Realiseert hij zich dat dit soort uitspraken die zekerheid juist opnieuw ondermijnt, door open te laten dat een verdere aantasting van de hypotheekrenteaftrek mogelijk is wat de PvdA betreft? Dat kan toch niet?

De heer Monasch (PvdA):

Ik ga op geen enkel als-danspelletje in. Je zou het dan anders namelijk ook kunnen doorvoeren op de huurtoeslag, de hoogte van de huren, de AWBZ, ons leger et cetera. Ik weet niet of de heer Fritsma hier al een lijstje wil inleveren van wat allemaal niet mag om vervolgens Nederland een soort tweede Griekenland te laten worden. De kaders van het regeerakkoord zijn duidelijk. We hebben een helder pact gesloten. We hebben een prima pad afgesproken richting terugdringing van de overschrijding van de overheidsuitgaven in 2017. Daar gaan we van uit. Als de economie verandert, komen we weer voor nieuwe vragen te staan.

De heer Fritsma (PVV):

Het regeerakkoord is inderdaad duidelijk en dat regeerakkoord is al erg genoeg, maar nu krijgen we dus de mededeling dat het deze periode nog erger gemaakt kan worden, doordat de PvdA een verdere aantasting van de hypotheekrenteaftrek niet uitsluit. Wat moeten we met die boodschap? Is het voor de PvdA nog niet erg genoeg dat de hypotheekrenteaftrek op de manier wordt aangepakt zoals nu is afgesproken? Waarom laat de PvdA open dat het wellicht nog erger kan?

De heer Monasch (PvdA):

We zijn met elkaar bezig om 47 miljard te bezuinigen. Misschien is de heer Fritsma dat ontgaan. Hij heeft zich er in ieder geval aan onttrokken door weg te lopen, hetgeen de kiezer ook als zodanig heeft herkend, erkend en beoordeeld. Alle andere afwegingen zullen in een ander kader worden gemaakt. Dus ik ga nu niet een, drie of vijf dingen uitsluiten voor eventuele toekomstige opgaven. Dat zou buitengewoon onverstandig zijn.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De PvdA geeft aan, waar ik natuurlijk blij mee ben, dat verdere maatregelen op het gebied van de hypotheekrenteaftrek niet uitgesloten worden. Mag uit het feit dat hij niets zegt over de huurmarkt opgemaakt worden dat hij op dat gebied maatregelen wel uitsluit?

De heer Monasch (PvdA):

We hebben nu duidelijke kaders. Deze vraag kunnen we natuurlijk in elk begrotingsdebat aan elkaar gaan stellen, maar dit zijn de kaders van waaruit we werken. Mocht over een jaar of over twee jaar het kabinet met een heroverweging moeten komen, dan zien we dan wel verder. Dan gaat het kabinet kijken wat het wel en niet zal doen. De huidige kaders zjin de kaders van waaruit we nu werken. Dit zijn de kaders die ons gegeven zijn. Alle als-danvragen werp ik verre van me. Ik sluit niets uit, maar ik scherm ook niets af. We hebben een integrale begroting met elkaar gemaakt en daar kunnen we volgens mij op dit moment prima mee uit de voeten.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De heer Monasch was zelf degene die zei verdere maatregelen niet uit te sluiten. Daarmee treedt hij, denk ik – maar misschien moet ik het aan de VVD vragen – buiten de kaders van het regeerakkoord. Dus dan is de vraag of dit betekent dat hij dit voor de huurmarkt ook niet uitsluit. Of zegt de heer Monasch: ik heb het bewust niet genoemd, van die huurmarkt blijven we verder af?

De heer Monasch (PvdA):

De kaders van het regeerakkoord zijn heel duidelijk. Daaruit blijkt wat er gebeurt als er eventuele overschrijdingen zijn. Die zijn er nu niet. Wij hebben met elkaar heel duidelijke begrotingsregels afgesproken. Die regels gelden. We hebben nu een duidelijk takenpakket en zolang er geen andere opgave is, werken wij van daaruit. Deze vraag kun je bij elke begrotingsbehandeling stellen. Ik ga die niet beantwoorden en mijn collega's zullen die ook niet beantwoorden. Dit zijn de kaders. Op het moment dat wij voor nieuwe opgaven komen te staan, zullen wij binnen de kaders die in het regeerakkoord zijn afgesproken, bekijken hoe wij omgaan met eventuele structurele tegenvallers.

De heer Paulus Jansen (SP):

De Delftse hoogleraar Peter Boelhouwer is bij mijn weten nog steeds PvdA-lid. Zes jaar geleden was hij medeauteur van een heel verdienstelijk werkje over de woningmarkt van het wetenschappelijk bureau van de PvdA. De complimenten daar nog voor. De heer Boelhouwer is buitengewoon kritisch over de aanpak van de woningmarkt in het regeerakkoord. Hij heeft twee hoofdkritiekpunten. Het eerste is de verhuurderheffing, die al uitgebreid aan de orde is geweest. Het tweede is het buiten schot laten van de hypotheekrenteaftrek voor de bestaande gevallen. De bestaande gevallen worden althans vrijwel buiten schot gelaten; voor zover er wel iets gebeurt, wordt dit volledig gecompenseerd. Hoe beoordeelt de heer Monasch die kritiek?

De heer Monasch (PvdA):

Een van de mooie punten van de Partij van de Arbeid is dat het een partij is waarbinnen een bloeiend debat plaatsvindt; dat is ook een van de redenen waarom ik er lid van ben. Gelukkig worden aan het eind van de dag wel verantwoordelijkheid genomen en knopen doorgehakt. De VVD en de Partij van de Arbeid hebben met elkaar een palet aan maatregelen afgesproken. Ik heb het net geschetst. De Partij van de Arbeid staat daarvoor. Als wij het alleen voor het zeggen hadden gehad, zouden er ongetwijfeld punten zijn die wij anders hadden gedaan. Daarvoor verwijs ik naar ons verkiezingsprogramma. Het hele palet dat ik nu heb geschetst, spreekt ons echter aan en dat verdedigen wij hier met verve. De heer Boelhouwer heeft als een van de medeauteurs van Wonen 4.0 bijvoorbeeld de 4,5% WOZ-waarde omarmd. Naar ik meen, is dat een van de grote kritiekpunten op dit kabinetsbeleid. Via de heer Jansen zou dan mijn vraag aan de heer Boelhouwer zijn hoe hij die 4,5% WOZ-waarde nu benadert.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik zal er bij hem naar informeren. Hoe beoordeelt de PvdA-fractie per saldo de uitkomst van woningparagraaf van het regeerakkoord, behalve dan dat die 2 miljard euro voor de schatkist oplevert? In mijn eigen termijn heb ik die vraag ook al aan de heer Monasch gesteld. Iedereen moet de broekriem aantrekken, behalve de eigenwoningbezitter. Wat is nou de balans van de plussen en minnen in het woningcohort? Kan de heer Monasch eens zeggen welke winstpunten de fractie van de Partij van de Arbeid hierbij ziet?

De heer Monasch (PvdA):

Het is een beetje spijtig dat de SP nog steeds niet wil inzien dat juist het taboe op de hypotheekrenteaftrek is doorbroken, doordat bestaande gevallen gaan meebetalen en doordat toekomstige kopers in een totaal ander regime vallen. Het is jammer dat de SP daar niets over zegt. De kaders van het regeerakkoord zijn eigenlijk heel helder. Ik zal daar straks ook even bij stilstaan. Ik heb de verhuurderheffing wat eerder in mijn betoog gezet, zodat deze niet aan het eind komt; ik leer snel, mijnheer Verhoeven. Het pakket van de huurberekening dat in het regeerakkoord staat, bestaat uit drie onderdelen. Die kaders hanteren wij straks ook als we bekijken hoe dit opnieuw zal worden ingevuld. Een onderdeel is dat ongeveer 0,5 miljard is gereserveerd voor extra investeringscapaciteit voor corporaties als gevolg van het huurbeleid. Er was ruim 450 miljoen voor huursubsidies. Dan bleef 1,6 miljard over voor de afroming. Dat laatste doet de SP ook met haar huurbeleid door 1,6 miljard weg te halen bij de inkomsten van de corporaties. Die trits – meebetalen aan de grote bezuinigingsoperatie, de betaalbaarheid garanderen voor de mensen met een huurtoeslag en investeringscapaciteit voor de corporaties – vinden wij nog steeds een uitstekende basis voor het regeerakkoord. Die zal opnieuw moeten worden ingevuld.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u verdergaat met uw betoog.

De heer Monasch (PvdA):

Ja, voorzitter, dat doe ik graag. Ik wilde mijn collega Jansen alleen een goed antwoord geven.

Tot slot van het rijtje hebben wij er toen voor gepleit om met een aparte bewindspersoon voor volkshuisvesting te komen. Ik kijk in dit verband ook naar de heer Verhoeven die mij al sinds 2010 aandachtig volgt, en ik hem. Wij zeiden: zet het in ieder geval in de naam van het departement! Maar nee, zei de hele Kamer, dat is allemaal niet nodig. En wat hebben we de ministers Donner en Spies hier vaak gezien. We hebben hen gezien van negen 's ochtend tot elf uur 's avonds, over de Antillen, over integratie, over provinciaal bestuur, over integriteit, over normering en, oh ja, er was ook nog wat tijd over voor wonen. En daarna moest je weer vier maanden wachten, want de agenda zat vol. En dan moest de minister ook nog naar de Antillen toe. Kortom, het verheugt ons buitengewoon dat deze wens in vervulling is gegaan. Ik zie de heer Verhoeven instemmend knikken en lachen. Ook D66 is blij dat we dit punt nu met elkaar kunnen aanpakken.

Rust, duidelijkheid en zekerheid! De eerlijkheid gebiedt om te zeggen dat we daar op dit moment nog niet zijn. Dat hadden we wel gewild. Er zijn drie punten waarover ik zorgen wil uitspreken en waarover ik graag de mening van de minister wil horen. Dat is allereerst de ontwikkeling in de bouw. Wat dat betreft, valt dit overleg op een bijzondere dag, omdat hedenmiddag het SER-overleg plaatsvindt. Er worden tijdens dat overleg zaken door het kabinet ingebracht die door verschillende partijen zijn aangedragen om de positie van de bouw op korte termijn te verbeteren. Ik hoor daarop graag een reactie. Welke andere mogelijkheden ziet het kabinet voor met name de kortetermijnproblemen in de bouw?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Monasch heeft zelf ook weleens een alleraardigst werkje geschreven over onder andere de situatie in de bouw. In dat pamflet riep hij op om het btw-tarief op de bouw tijdelijk op 6% te zetten, juist om die kortetermijnslag te maken die hij nu vraagt van het kabinet. Er ligt nu een amendement dat onder andere is ingediend door mijn fractie. Zal de heer Monasch voor dat amendement stemmen?

De heer Monasch (PvdA):

Ik steun die gedachte. Wij willen dat nog steeds, maar er moet wel geld voor zijn. Het amendement zal morgen in stemming worden gebracht. Ook afhankelijk van wat er in het SER-overleg gebeurt, zijn wij nog steeds bezig om ons standpunt daarover te bepalen. Het hangt heel erg af van de dekking. Zoals bekend, is er tot op heden veel kritiek op de dekking. Als er geen deugdelijke dekking is, kunnen wij als regeringspartij er niet mee instemmen. Ik erken dat het een van de mogelijkheden is. We zijn met elkaar steeds aan het kijken hoe we nog een bijdrage kunnen leveren voor de korte termijn. Mijn collega van de VVD heeft al opgemerkt dat er nog twee moeilijke jaren zullen zijn, maar dat er daarna meer rust en evenwicht wordt verwacht. Die zoektocht blijft.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik hoor de heer Monasch twee dingen zeggen. Hij zegt: wij zijn ons standpunt nog aan het bepalen. Volgens mij had de PvdA-fractie dat standpunt al ingenomen. De heer Monasch heeft het zelfs opschreven. Dat moet dus het probleem niet zijn. Hij zegt voorts dat er geen deugdelijke dekking voor het amendement wordt aangegeven. Die dekking is op zich deugdelijk. Maar oké, ik ben bereid om met de heer Monasch te kijken wat dan zijn ideeën over een deugdelijke dekking zouden zijn. Ik heb echter nog steeds geen tegenvoorstel van de heer Monasch op dat punt gezien. Is hij bereid om daar nog mee te komen? Dan kijk ik namelijk heel graag met hem mee.

De heer Monasch (PvdA):

Mevrouw Schouten heeft als voordeel dat zij tevens de financieel woordvoerder is van haar fractie. Wat dat betreft, heeft zij alle vakjes van de portemonnee tot haar beschikking. Die ruimte heb ik niet. Ik zal het vandaag en morgen nog nader bekijken met degenen die dat deel van de portemonnee beheren. Dat gebeurt uiteraard in goed overleg met de coalitiepartner. Ik ga echter geen valse verwachtingen wekken. Wij zouden het graag willen. De berichten zijn echter eerder dat de economie nog meer zal krimpen dan dat we meer geld uit die portemonnee kunnen halen. Ik meen echter dat bij iedereen de intentie aanwezig is om te kijken wat we op korte termijn voor de bouw kunnen doen.

Er is gisteravond een motie in de Eerste Kamer aangenomen die we van harte kunnen steunen. Wij hebben vernomen dat ook de SP die taakstelling nu ondersteunt. Er zit een aantal zaken in die ik hier wil benoemen. Die zijn van groot belang voor de Partij van de Arbeid-fractie. Dat is ten eerste de bevestiging van het huurbeleid, ten tweede de taakstelling in het regeerakkoord, ten derde de betaalbaarheid voor huurders en ten vierde de investeringscapaciteit voor corporaties. Dat zijn ook de kernpunten geweest die in de doorrekening van het regeerakkoord zaten. Het is nu aan de minister, aan het kabinet, om met voorstellen te komen om binnen die kaders de taakstelling van het regeerakkoord te bereiken.

Mijn collega van de VVD heeft daarnaast opgemerkt dat de WOZ-waardebenadering op tal van terreinen een te grof instrument is gebleken. Dat hebben wij ook in het algemeen overleg over de woningcorporaties naar voren gebracht. Ik wil dat hier nogmaals doen. We hebben de studentenhuisvesting en de zorgcomplexen al aangehaald, maar ook in krimpregio's of in regio's met een zeker evenwicht in de markt zal dit een buitengewoon moeilijk instrument blijken.

In dit verband hebben wij twee vragen, die wellicht kunnen bijdragen aan een oplossing voor de zoektocht van de minister. Veel corporaties hebben ons gezegd dat zij ermee zitten dat er geen tijdshorizon, geen afperking in de tijd is. Zou het aanbrengen van een tijdshorizon een optie zijn, en hoe zou dat zich verhouden tot de afspraken in het regeerakkoord? Mijn tweede vraag stel ik hier voor de discussie. We hebben allemaal in Het Financieele Dagblad – dat volgens mij tegenwoordig het lijfblad van de woningcorporaties aan het worden is, met een bijna verplicht abonnement voor iedereen die iets met wonen doet – kunnen lezen over het conflict tussen Ymere en het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Dat conflict gaat met name over de vraag hoe je je vastgoed moet waarderen. Ymere wil verder gaan dan de tot nu toe gebezigde definities, namelijk uitgaan van de marktwaarde. Het centraal fonds richt zich vooral op de bedrijfswaarde. Is het meer betrekken van de marktwaarde bij het vastgoed een optie om uit deze impasse te komen, waarbij de investeringscapaciteit van corporaties wellicht wél kan worden versterkt? Wij hebben hier geen afgerond oordeel over, maar wij horen graag het oordeel van de minister: behoort dit tot de mogelijkheden?

De heer Verhoeven (D66):

Over de verhuurderheffing het volgende. Volgens de heer Monasch heeft het CPB in zijn berekeningen een aantal verkeerde of onhandige aannames gehanteerd. Als ik hem verder goed heb begrepen, houdt hij vast aan de 2,1 miljard aan opbrengst van de verhuurderheffing, die ook in een motie is vastgelegd. Betekent dit dat de PvdA het investeringsmodel waarover iedereen het heeft, in feite ook afwijst? En hoe wil de PvdA dan de inkomsten van woningcorporaties op een voldoende niveau krijgen?

De heer Monasch (PvdA):

De opgave aan de minister en het kabinet is: met een deugdelijke oplossing komen, in de Eerste Kamer vóór 1 maart en dus in de Tweede Kamer eind januari of begin februari. Ik ga dat proces op geen enkele manier belasten. Wij vinden dat we in een buitengewoon vervelende situatie zijn beland. Elke uitspraak die ik nu ga toevoegen, belast het proces. Ik ga ervan uit dat de minister in een goed contact zal staan met de corporaties, met de Woonbond, met de bouwers en met de investeerders, en zal bekijken welke zekerheid we nu nodig hebben en hoe we de taakstelling kunnen bereiken. Op dit moment doe ik daar geen uitspraken over, anders dan dat ik de kaders van die motie herhaal. Volgens mij sluiten die ook een-op-een aan op de kaders die bij de CPB-doorberekening zijn gebruikt.

De heer Verhoeven (D66):

Het is duidelijk: u wilt er nog niks over zeggen, om het proces niet te belasten. Nog één vraag om toch helder te krijgen waar de PvdA nu staat. Om de inkomsten van de woningcorporaties te verhogen, heeft uw collega van de VVD net drie dingen genoemd: snijden in vet, woningen verkopen of de huurinkomsten op een andere manier dan de WOZ verhogen. Is het denkbaar dat we daarmee uitkomen bij die, door de PvdA zo verachte en gehate, donnnerpunten, oftewel het gebruik van het puntensysteem als alternatieve bodem voor huurinkomsten? Houdt de PvdA die ruimte open om – in uw eigen woorden – het proces niet te belasten, waarmee zij toegeeft dat die donnerpunten misschien ook wel een optie zijn?

De heer Monasch (PvdA):

Wij hebben duidelijke afspraken gemaakt over het huurbeleid. Die staan en worden bevestigd in die motie. Binnen die kaders kijken wij naar de berekeningen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik heb alleen een punt van orde, of misschien wel een persoonlijk feit; ik weet niet wat het is, maar dat weet u wel. De heer Monasch heeft volgens mij nu al een keer of acht beweerd, evenals de heer Verhoeven ervoor, dat de SP in de Eerste Kamer voor de motie over de verhuurderheffing heeft gestemd. Ik zal nog even een kopietje laten maken van de stemmingen in de Eerste Kamer en dat straks verspreiden. De SP heeft daar namelijk een stemverklaring afgelegd, waarin zij expliciet heeft aangegeven dat zij het uitstel van het besluit over de heffing vanaf 2014 steunt, maar niet akkoord is gegaan met een verhuurderheffing, omdat zij een veel beter voorstel heeft, namelijk een investeringsvoorstel. Ik zou dit dus graag rechtgezet zien. Deze twee leden hebben hier gewoon, voortdurend in strijd met de feiten, dingen beweerd.

De heer Verhoeven (D66):

Op dit punt van orde. De heer Jansen beweert dat hij met een deel van de motie niet akkoord is gegaan. Als je voor een motie stemt, stem je voor de tekst. Die tekst is uitermate helder: verzoekt de regering, binnen de randvoorwaarden van bovengenoemde opbrengsten en inkomensafhankelijke huurverhoging met een uitgewerkt voorstel te komen. Die 2,1 miljard staat glashard in de motie. Daar doen zelfs honderd stemverklaringen helemaal niets aan af. Het was voor de SP misschien beter geweest om te zeggen dat de Tweede Kamerfractie een andere visie heeft of dat het een foutje was. Je moet in ieder geval niet doen alsof de SP niet gewoon heeft ingestemd met die 2,1 miljard en een beperkte oplossing. Laten we dat ook duidelijk in de Handelingen opnemen.

De voorzitter:

Mijnheer Jansen, heel kort graag. Het is niet de bedoeling dat jullie onderling gaan discussiëren.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik maak hier ernstig bezwaar tegen, voorzitter. De heer Verhoeven blijft het gewoon doen! Dat mag u toch zeker niet toestaan?

De voorzitter:

Wat verwacht u van mij?

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik denk dat u als voorzitter kunt constateren dat er in de Eerste Kamer een motie in stemming is gekomen en dat de SP-fractie toen een stemverklaring heeft afgelegd. Die stemverklaring moet namelijk gewoon betrokken worden bij de manier waarop hier het standpunt van de SP-fractie wordt gereproduceerd. Dat is toch zeker de normale gang van zaken? Staat u het toe dat leden beweren dat een fractie een bepaald standpunt heeft ingenomen als dat afwijkt van wat er door die fractie echt is gezegd?

De voorzitter:

Mijnheer Jansen, ik ga niet over de inbrengen van fracties. U begon met een procedurele opmerking, maar inmiddels is het een inhoudelijk debat geworden. En dat terwijl de heer Monasch eigenlijk zijn inbreng zou moeten afronden.

Mijnheer Verhoeven, heel kort en geen uitlokking.

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb een suggestie voor de SP: leg de volgende keer geen stemverklaring af, maar stem gewoon tegen een motie. Dat is wat de D66-fractie heeft gedaan en dat was echt beter geweest voor de SP.

De voorzitter:

Mijnheer Jansen, dit is echt de laatste keer.

De heer Paulus Jansen (SP):

Het is inderdaad de derde keer, maar sommige mensen willen gewoon niet luisteren. Als de heer Verhoeven het dictum goed had gelezen, had hij gezien dat het het SP-alternatief volledig openlaat. Wij promoten dat alternatief van een investeringagenda al twee jaar. Het dictum staat dat alternatief gewoon toe, want het levert de minister van Financiën ook 2 miljard op. Het is een alternatief voor de verhuurderheffing dat ervoor zorgt dat de corporaties hun werk kunnen blijven doen. Kortom, het is in lijn met wat wij altijd al zeiden.

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt.

Ik stel voor dat de heer Monasch verdergaat.

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter, al die tijd heeft mijn knopje "spreken" aangestaan. Ik hoop niet dat u dit interruptiedebatje van mijn spreektijd afhaalt.

De voorzitter:

Het wordt heel keurig bijgehouden. U hebt nu 8 minuten en 43 seconden gesproken.

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. Het taboe op de hypotheekrenteaftrek is doorbroken en dat stemt mij tevreden, gelet op de noodzaak van die hervorming. Intussen heeft het kabinet een aantal additionele maatregelen genomen na het sluiten van het regeerakkoord. Over de ene maatregel ben ik enthousiaster dan over de andere, maar het lijkt mij sowieso verstandig dat de minister ons een financieel overzicht van de consequenties van die losse maatregelen doet toekomen voor de aanvang van zijn eerste termijn.

Rust op de koopmarkt is gewenst. Permanente bijstellingen helpen daar bepaald niet bij. Dat zeg ik ook tegen belangrijke organisaties als de Vereniging Eigen Huis, want die vereniging komt om de week met een nieuw voorstel. Hoe langer het kabinet opties openhoudt – ook gisteravond deed de minister dat – voor aanvullende maatregelen en hoe terecht dat ook is, hoe langer het duurt voor het vertrouwen van de koper herstelt. Als er steeds maar weer onderzoeken of mogelijke nieuwe maatregelen worden aangekondigd, des te langer houdt de koper zijn portemonnee dicht. Een koper wil nu eenmaal zekerheid.

Mijn boodschap is duidelijk: houd het kort en houd het duidelijk. De koper, de koopmarkt, de banken, de hypotheekverstrekkers en straks wellicht de pensioenfondsen willen gewoon weten waar ze aan toe zijn. Die ene kleine laatste extra maatregel helpt dan echt niet. In de woorden van de voorman van de Nederlandse Vereniging van Makelaars, de heer Hukker, van twee jaar geleden: de hypotheek rente gaat veranderen; dat weet iedereen; het is een afgereden auto. Ik wil graag weten wanneer die auto van het kabinet klaar is. Die auto stond mooi in de showroom, maar bij de eerste testritjes zijn er nog wat dingen bijgezet. Mensen gaan dan natuurlijk denken dat er nog een andere auto komt of een nieuwe versie. En dat is niet goed, want het moet duidelijk zijn wat het hypotheekrenteaftrekmodel van het kabinet is.

Ik plaats toch ook een kanttekening bij alle oproepen om toch maar weer te gaan kijken of er op termijn een andere oplossing mogelijk is en of er een alternatief is voor de "loan to income"-maatregel. Wij gaan er niet voor liggen, maar vanuit mijn persoonlijke ervaring wil ik er wel even een halt aan toeroepen. Dit model komt namelijk voort uit het systeem "wees geen dief van je eigen portemonnee; steek je in de schulden, dan kun je lekker veel fiscaal aftrekken". Dat systeem bestaat niet meer. Wij zijn aan het overstappen naar een nieuw systeem. Ik zou zeggen: als je je nu in de schulden gaat steken, ben je een dief van je vrijheid. Ik zeg: zorg dat je afbouwt, want het systeem van vroeger – steek je in de schulden, dan ga je nog winst maken op je eigen huis – is voorbij. Laten wij dus oppassen dat wij mensen niet weer stimuleren om zich in de schulden te steken.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik ben het op dit punt helemaal eens met de heer Monasch. Hij is wel wat cryptisch in zijn beoordeling van het kabinetsbeleid, want de minister zegt gewoon dat de AFM de teugels mag laten vieren. Althans voor ons soort mensen; mensen die te weinig verdienen, maar wel perspectief hebben op meer. Zegt de heer Monasch nu dat hij deze mensen aanraadt om dit niet te doen en voorzichtiger te zijn? Of vindt hij, als lid van een regeringsfractie, dat wij mensen ook op dat punt tegen zichzelf moeten beschermen?

De heer Monasch (PvdA):

Ik heb al gezegd: wij gaan er niet voor liggen. Ik zeg wel tegen iedereen: pas op met wat je doet en steek je niet te diep in de schulden, want daar is nog nooit iemand beter van geworden. Als de ruimte er is en je met zijn tweeën elk een prachtig carrièreperspectief hebt – ik geef als voorbeeld de toekomstige chirurg die trouwt met een gynaecoloog – kan ik mij er wel iets bij voortstellen. Ik zie dat de heer Verhoeven dit herkent en dat begrijp ik, want het is een gezelschap dat veel in zijn partij voorkomt. In zijn algemeenheid zeg ik echter: pas op, ook bij de invulling van deze maatregel.

De heer Paulus Jansen (SP):

Waarom zouden de toekomstige gynaecoloog en die andere specialist niet een paar jaartjes doorsparen? Dan hebben zij gewoon dat geld en dan kunnen zij veilig dat huis kopen. Waarom moeten zij anders worden behandeld dan normale mensen?

De heer Monasch (PvdA):

Voor ons is iedereen gelijk en wij maken geen onderscheid tussen klassen, laat staan dat wij uitgaan van de klassenvijand. Als die ruimte er is, dan ga ik er niet voor liggen. Ik wil de uitgestoken hand van verschillende partijen ook aannemen. Wij zeggen er wel bij: pas op, want het systeem van jezelf lekker in de schulden steken, is niet meer een systeem dat in deze hypotheekmaatregelen zit.

Mijn collega van de VVD heeft al gewezen op de noodzaak om te investeren in het middensegment van de huursector. Bij eerdere debatten in de vorige periode heb ik al gezegd dat huren het nieuwe kopen is. Je bent vrij om te gaan wanneer je wilt. Tegenwoordig moet je minimaal een jaar à anderhalf jaar wachten voordat je een keer van je huis afkomt. Je dacht vroeger winst te maken, maar bent nu blij als je geen verlies maakt. Er is een grote kentering ontstaan, ook omdat men minder snel een vast contract zal krijgen. Mensen zullen dus meer behoefte hebben aan flexibiliteit. Huren, juist in het middensegment, zal daarvoor een uitkomst zijn. Daarom sluit ik mij aan bij de vragen die mijn collega van de VVD heeft gesteld. Ik hoop daarop een antwoord te krijgen, ook op de vraag wat de rol van de Nederlandsche Bank kan zijn om de mogelijkheden van pensioenfondsen te verruimen. Het gaat er niet om, de pensioenfondsen ergens toe te verplichten, maar juist om institutionele belemmeringen en regelgeving weg te halen, om de investeringen die men wil doen mogelijk te maken. Wij willen duidelijk aangeven dat, als men investeert in het segment van de vrije sector, die investering wat de Partij van de Arbeid betreft ook in het segment van de vrije sector kan blijven. Wij gaan dat dan niet opeens een paar jaar later tot een andere categorie rekenen.

Lost van alle maatregelen die wij nu aan het nemen zijn, is het aantrekken van investeringen cruciaal om de woningmarkt en de bouw weer op gang te brengen. Dit kan daaraan een bijdrage vormen. Het is goed dat er gekeken wordt naar een nationale hypotheekbank, maar dit betekent wel dat er dan ook moet worden gekeken naar de eisen van de banken. Het kan niet zo zijn dat de banken even hun leningen verplaatsen. Ik vraag nadrukkelijk aan de minister of het de bedoeling is dat banken vervolgens zeggen dat zij daarmee ook meer ruimte krijgen om kredieten te verstrekken, hetzij aan het bedrijfsleven of aan mensen die eventueel een hypotheek willen. Het moet niet een gemakkelijke manier zijn voor de banken om van hun hypotheek af te komen.

Ik dank de minister voor de brief over Vestia die hij ons voor dit debat heeft toegezonden. Wij zullen daar op een andere plek over doorpraten, gelet op het tijdsgebrek nu. Ik wil echter toch nog even hier de zorgen delen over Delft en Zoetermeer, waar veel van het socialewoningbezit in de verkoop is. Men maakt zich daar grote zorgen over de vraag of er nog wel voldoende sociale voorraad overblijft. Over de Europese inkomensgrens zullen wij met elkaar nader komen te debatteren. Dat gaat gebeuren als de minister bij de Tweede Kamer terugkomt met de voorhang van een Algemene Maatregel van Bestuur over de inwerkingtreding van de herziene Woningwet. We willen graag van de minister weten wanneer hij dat voorziet.

Wij kijken uit naar de uitkomst van het rapport van de heer Verhoeven en de zijnen over de huizenprijzen. In dat verband hoor ik graag een reactie van de minister op de uitspraak van vandaag van de projectontwikkelaar Stronk, die zegt dat projectontwikkelaars helemaal geen risico dragen, omdat de risico's geheel bij de overheid liggen. Dat is een van de punten die collega Verhoeven en ik juist hebben aangedragen als een voorbeeld van prijsopdrijving in de markt.

Tot slot. Het onderwerp krimp is niet belegd in dit kabinet en ik weet niet of het bij de rijksdienst hoort of bij Wonen of bij Binnenlandse Zaken. Daarom wil ik hier toch een punt inbrengen. Ik hoop dat de minister het in ieder geval mede als zijn taak ziet om goed te kijken wat er in krimpgebieden gebeurt en om in krimpgebieden te investeren in bereikbaarheid. Daarbij zijn goede breedbandvoorzieningen van groot belang. Daar willen ook corporaties in investeren en anderen. Om in aanmerking te komen voor Europese subsidieregelingen, die in ruime mate aanwezig zijn, moet men een aanbeveling hebben van het Rijk. De projecten in kwestie moeten ook door het Rijk gezien worden als een investering die gesteund wordt. Zonder die aanbeveling is het niet mogelijk om de vereiste investeringen te doen in breedbandvoorzieningen waar veel bewoners op het platteland voordeel van kunnen hebben. Graag hoor ik daarop een reactie van de minister. Ik vraag hem om te bezien of dat in samenwerking tussen Rijk en de provincies mogelijk kan worden gemaakt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Juist in de krimpgebieden is het natuurlijk cruciaal voor de corporaties dat er een differentiatie komt van de verhuurderheffing. Deelt de heer Monasch mijn mening dat wij daar nu snel duidelijkheid over moeten geven en dat die differentiatie er ook daadwerkelijk moet komen?

De heer Monasch (PvdA):

Een van de eerste e-mails die ik mijn e-mailbox kreeg, was van een corporatiedirecteur uit een krimpgebied, die luidde: mijnheer Monasch, ik moet u mijn excuses aanbieden, want ik heb mijn mond gehouden bij Wonen 4.0 – daar staat die 4,5% WOZ-waardering in – en ik heb mijn mond gehouden om de lobby niet te doorbreken. Afgelopen week sprak ik met een hele groep corporatiedirecteuren uit krimpgebieden, die precies dezelfde geluiden lieten horen: dit is te snel gegaan, we hadden hier langer over moeten nadenken met elkaar. Ik hoor het geluid van mevrouw Schouten, dat heb ik ook twee weken geleden in het algemeen overleg hierover gezegd. Ja, er is differentiatie mogelijk. Er zijn meerdere vormen, maar dat differentiatie nodig is, zeker voor de krimpgebieden, staat wat mij betreft buiten kijf.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat is in ieder geval een goed signaal vanuit de PvdA-fractie. Is de heer Monasch dan ook met mij van mening dat de minister die duidelijkheid heel snel moet geven? Onder andere daardoor worden immers ook investeringsplannen stopgezet, juist in die gebieden.

De heer Monasch (PvdA):

Ik ben het geheel eens met mijn collega van de ChristenUnie. In de motie van de Eerste Kamer staat dat er voor 1 maar 2013 verslag moet worden gedaan van de manier waarop de motie wordt uitgevoerd. Wij zijn hier als eerste aan zet, dus ik ga ervan uit dat wij eind januari, begin februari in deze Kamer over voorstellen kunnen discussiëren die hopelijk gedragen worden door zo veel mogelijk partijen.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Ik wil beginnen met collega Van der Linde te feliciteren en te complimenteren met zijn maidenspeech.

Ik ken deze minister ook nog als Kamerlid en als adoptie-Kamerlid van de Haagse Schilderswijk. Daar kwam ik hem weleens tegen, op de fiets, in de regen, toen we weer bij De Mussen waren. Belangrijk is het om op te merken dat deze minister daar ongetwijfeld heeft gezien dat je sommige mensen, als je ze in staat wilt stellen om bij te dragen en zich te ontwikkelen, af en toe een kontje moet geven, een steuntje. De Partij van de Arbeid is erg blij met de passage in het regeerakkoord dat werkgevers met meer dan 25 werknemers vanaf 2015 in zes jaar tijd 5% van hun personeelsbestand moeten laten bestaan uit mensen die dat kontje nodig hebben, die zo'n steun nodig hebben om hun leven in eigen hand te nemen. Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, mensen met een arbeidshandicap. Wat treft het nu dat juist deze minister, Stef Blok, het adoptie-Kamerlid van de Schilderswijk, een man die dat allemaal goed heeft ontdekt, verantwoordelijk is voor de rijksdienst, een van de grootste werkgevers in dit land. Collega Van der Linde had het over 140.000 rijksambtenaren in enge zin. Als je daar de zelfstandige bestuursorganisaties, het decentrale bestuur en wat dies meer zij bij betrekt, kom je op een nog veel hoger aantal. Dat betekent dat deze minister voor de schone taak staat om vanaf 2015 binnen zes jaar in ieder geval in enge zin 7.000 plekken te realiseren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De PvdA hecht zeer aan deze bepaling in het regeerakkoord. De PvdA wil graag van deze minister weten wanneer hij denkt te komen met het programma dat dat ook binnen handbereik brengt, want daarover willen wij heel graag met hem in gesprek.

Het treft dat ook in het regeerakkoord staat dat de onderste loonschalen zullen worden gevuld. Minder uitbesteden, zou ik tegen de collega's van de VVD willen zeggen, en meer inbesteden. Dat helpt ook om de doelstelling van 5% te realiseren. Dus ook op dit punt verwacht ik enige voortvarendheid. Ik begrijp de drukte die de minister heeft met het woondossier, dat is ook terecht, gelet op wat daar allemaal speelt en gelet op de betekenis voor de economie, maar ik hoop dat hij ook de sociale bepalingen van dit regeerakkoord wil honoreren en dat hij daaraan gestalte geeft.

Een wat kleiner element in dit verband is de social return. De voorganger van de minister heeft met de Kamer afgesproken bij twee grote projecten in de Rijkswaterstaatssfeer en twee grote projecten in de sfeer van de Rijksgebouwendienst leerling-bouwplaatsen te realiseren. Ik laat mij vertellen dat dat in de aanbesteding op hoog niveau inderdaad gebeurt maar dat er in de praktijk geen bal van terechtkomt. Bij het Mauritshuis in Den Haag, een groot project, zijn nul mensen die zich via zo'n leerling-bouwplaats kunnen ontwikkelen tot goede bouwvakkers. De PvdA wil graag van deze minister de toezegging dat hij erop toeziet dat bij een eerstvolgend groot project, zoals Rijnstraat 8, daadwerkelijk sprake zal zijn van een leerling-bouwplaats.

Deze minister staat met de PvdA, de VVD en vele andere partijen in de Kamer – want alle partijen hebben in hun verkiezingsprogramma flink ingeboekt op de rijksdienst – voor de taak om vanaf 2015 weer 900 miljoen te gaan vinden op de rijksdienst. De PvdA wil daarvoor graag met de VVD, zoals ik de heer Van der Linde hoorde zeggen, een programma, zodat wij weten waar dat neerslaat. Niet bij de burger, zo min mogelijk op de voorzieningen voor de burgers en zo veel mogelijk in eigen vlees. Is de minister bereid om op korte termijn zo'n programma aan de Kamer te doen toekomen dat toetsbaar is, ook voor ons als volksvertegenwoordiging?

Het onderdeel waarvoor de minister verantwoordelijk is in het regeerakkoord bevat tien punten. Daar zitten bijvoorbeeld ook de zelfstandige bestuursorganisaties bij. Het voert nu te ver om dat allemaal uit te discussiëren, maar wat ik zo graag zou willen, is dat deze minister naast zijn bemoeienis op het woondossier nu blijk geeft van betrokkenheid bij de uitvoering van die tien punten, de rijksdienst betreffende.

Bij het toetsen van die bezuinigingen op de rijksdienst zal de PvdA heel in het bijzonder kijken naar de uitvoering van de motie van PvdA en CDA uit de vorige periode, de motie die erom vroeg bezuinigingen niet onevenredig te laten neerslaan in gebieden met een zwakke economische structuur, krimpregio's. Er is alle aanleiding om nu weer moties in te dienen, maar laten wij onszelf niet meer werk bezorgen dan nodig. Laten wij gewoon doen wat afgesproken is. De brief van de minister die wij gisteren kregen over de uitvoering van de bezuiniging tot nu toe stemt niet gerust. Die is niet specifiek genoeg in het monitoren van wat het procentueel betekent per regio hoe die bezuinigingen neerslaan. Ik hoop dat wij binnen afzienbare tijd daarover met elkaar kunnen praten en dat de minister er daadwerkelijk voor zorgt dat de onrust in Zeeland, in Limburg, in Groningen en Drenthe vanwege de geaccumuleerde bezuiniging op de rijksoverheid kan worden weggenomen. De minister kan communiceren dat zij minder dan evenredig worden getroffen.

De heer Knops (CDA):

De motie waarover de heer Heijnen spreekt, is wat onze fractie betreft een goede motie die nog steeds actueel is. Is de heer Heijnen het met mij eens dat de minister voor Wonen ook echt een coördinerende rol zou moeten hebben in het uitvoeren van de geest van die motie, namelijk dat de neerslag van die reductie die er onvermijdelijk gaat komen gelijk over de landsdelen wordt verdeeld?

De heer Heijnen (PvdA):

Ik meen mij te herinneren dat de strekking van die motie zelfs is, de reorganisatie van de rijksdienst en de bezuinigingen ten goede te laten komen aan versterking van de situatie in die gebieden. Dit moet dus worden opgepakt als een kans. In de motie inbegrepen is, dat dit in ieder geval niet in het nadeel van die gebieden mag uitwerken. Dat betekent concreet dat, als er 100 arbeidsplaatsen in dit land wegbezuinigd moeten worden en er daarvan 10 in een bepaalde regio zijn die er slecht voor staat, er in die genoemde bepaalde regio minder dan 10 arbeidsplaatsen worden wegbezuinigd en in andere regio's relatief meer. Dat moet het saldo zijn. De minister heeft daarbij meer dan een coördinerende taak. Hij beslist immers op basis van de integrale plannen van de hele rijksdienst over de vestigingen van Rijkswaterstaat, de Belastingdienst enzovoorts.

De heer Knops (CDA):

Dan moet de heer Heijnen toch teleurgesteld zijn in de manier waarop het kabinet tot nu toe omgaat met de uitvoering van die motie? Hij noemde zelf al een aantal voorbeelden, zoals Zeeland en Limburg. De respectievelijke vakministers nemen besluiten. Daarin zie ik niet de hand van de minister voor Rijksdienst. Ik zie niet de hand van de coördinerend minister om de pijn gelijkelijk te verdelen. Wat is de opvatting van de heer Heijnen daarover?

De heer Heijnen (PvdA):

Ik ben niet teleurgesteld, maar optimistisch. Wij hebben nu een brief gekregen. Daarin wordt volgens mij nog onvoldoende tegemoetgekomen aan de motie. Ik verwacht dat met het vervolg op de brief wel voldoende daaraan tegemoet zal worden gekomen. Vandaar mijn vraag om specifieker aan te geven hoe de bezuinigingen neerslaan op de verschillende regio's.

De heer Schouw (D66):

In het regeerakkoord staat ook een noviteit. Facilitair personeel wordt weer ambtenaar. Dat is eigenlijk omgekeerde verzelfstandiging. Ik dacht: dat zou de heer Heijnen weleens verzonnen kunnen hebben. Wat verwacht de Partij van de Arbeid daarvan eigenlijk? Hoe moet daaraan uitvoering worden gegeven?

De heer Heijnen (PvdA):

De Partij van de Arbeid verwacht dat de minister bij mogelijk nieuwe aanbestedingen van werk in de loonschalen 1, 2 en 3, erop wijst dat in het regeerakkoord is afgesproken dat we dit werk in eigen beheer gaan doen. Er is afgesproken dat we meer ambtenaren gaan aanstellen in die schalen. Zodra het kan, moet de minister dus een einde maken aan de uitbesteding. Hij moet dat werk dan inbesteden, bijvoorbeeld aan een werkmaatschappij van ambtenaren binnen de rijksdienst. Zo'n werkmaatschappij moet de klussen doen die nu worden uitbesteed.

De heer Schouw (D66):

Dat klinkt zo vaag als een mistige ochtend in Londen …

De voorzitter:

Dat klinkt heel romantisch.

De heer Schouw (D66):

Ja, dank u wel, voorzitter. Ik had verwacht dat de Partij van de Arbeid een wat actievere houding van de minister had gewenst. Ik had verwacht dat men een actievere houding verwachtte, om ervoor te zorgen dat alle Sodexo's verdwijnen uit de departementen en dat de mensen weer fijn ambtenaar worden. Zo moet ik het dus niet zien?

De heer Heijnen (PvdA):

Volgens mij zijn mijn woorden kraakhelder. Ik verwacht een programma waarin tot uitdrukking komt wanneer we in de komende jaren hoeveel medewerkers gaan aanstellen in schaal 1, 2 en 3, conform de afspraak in het regeerakkoord.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Volgens mij is het regeerakkoord hierover juist heel helder. Schoonmakers en cateringpersoneel worden gewoon weer in dienst genomen. Dit is volgens mij een van de mooiste dingen die in het regeerakkoord staan. Ik vraag de heer Heijnen of hij, net als mijn fractie, graag van de minister wil horen wanneer de schoonmakers en de cateringmedewerkers weer in dienst worden genomen. Hij heeft mijn vraag eigenlijk al een beetje beantwoord, maar ik hoor graag nog een bevestiging. Een ander punt is de hoogte van die loonschalen. De laagste schalen in die cao zijn namelijk lager dan de schalen in de cao voor de schoonmaak. Ik vraag daarom of de heer Heijnen ook, net als mijn fractie, vindt dat schoonmakers er natuurlijk niet op achteruit kunnen gaan als zij in rijksdienst komen.

De heer Heijnen (PvdA):

De arbeidsvoorwaarden bij de overheid zijn over het algemeen prima. Dat is een van de redenen om de strijd tegen de flexibele arbeidscontracten, met een hoge werkdruk en slechte betaling, te voeren via het weer in dienst nemen van mensen die vroeger ook gewoon bij de overheid werkten. Ik weet niet of dat in concrete gevallen een voor- of een achteruitgang zal zijn. Per saldo gaat het erom dat wij werk dat bij de overheid hoort, dat ten behoeve van de overheid plaatsvindt en dat ondersteunend is, niet uitbesteden aan werkgevers die minder goede arbeidsvoorwaarden kennen. Wij moeten werknemers juist in dienst nemen omdat wij betere arbeidsvoorwaarden hebben.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik vat dat op als twee keer "ja" op mijn vragen.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik heb u geen antwoord gegeven op uw specifieke vraag, maar u mag dat inderdaad vaststellen.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Geduld is een schone zaak, maar de vraag die nu centraal staat is of bouwbedrijven, corporaties, huurders en huizenbezitters maar even geduld willen hebben totdat de woningmarkt weer opveert, zoals de minister stelt. Zijn onzekere huurders, werkloze bouwvakkers, klagende corporatiedirecteuren voor de minister slechts de spreekwoordelijke blok aan het been voor de in zijn ogen harde maar noodzakelijke sanering van de woningmarkt, dat geldt niet voor de CDA-fractie. Wij hebben grote zorgen over de impact van de plannen van dit kabinet. Wij delen de zorgen van mensen die onzeker zijn over de aangekondigde huurverhoging, over hun restschuld of omdat de bank dreigt met executie en uithuiszetting aangezien ze door ontslag hun hypotheek even niet kunnen betalen.

De afgelopen weken heeft de minister zich vooral als een boekhouder opgesteld. De financiële taakstelling van zijn ministerschap moet en zal gehaald worden. De CDA-fractie wil hem eraan herinneren dat hij nu minister voor Wonen is, verantwoordelijk voor goede volkshuisvesting. De minister heeft als taak ervoor te zorgen dat er meer geïnvesteerd wordt in de woningmarkt, dat bouwvakkers aan het werk gaan ter verbetering van woningen. Hij moet zorgen voor zekerheid en betrouwbaarheid en daar in 2013 hard aan gaan werken. Van afromen naar investeren. Dat is ook iets wat de sociale partners willen die vandaag met de minister om de tafel zitten. Wat heeft hij deze partners te bieden?

De CDA-fractie wil de minister niet op zijn woorden maar op zijn daden beoordelen. Tegelijkertijd zorgen de woorden van het regeerakkoord voor veel onrust. Investeerders trekken zich terug en corporaties zetten hun projecten stil. Huurders weten niet waar ze aan toe zijn en huizenbezitters vrezen de killersmentaliteit van banken om direct tot executie over te gaan als een betalingstermijn wordt overschreden. Over de daden kunnen wij nog niet oordelen, maar op deze manier gaan wij een kille tijd tegemoet. De reactie van de minister is: heb geduld, ik ben bezig en ik ga de plannen verder uitwerken. Dat is op dit moment voor onze fractie bevredigend. Wij begrijpen dat er zaken uitgewerkt moeten worden, maar wij roepen de minister wel op om snel duidelijkheid te bieden.

Vertrouwen is eveneens essentieel voor het op gang brengen van de koopmarkt. Beweging komt alleen als starters instappen. Maar wie zegt die starters dat de bodem bereikt is? Wie geeft ze garanties over de hypotheekrenteaftrek? De heer Monasch sloot niet uit dat er mogelijk weer gemorreld gaat worden aan de hypotheekrenteaftrek. Wie weet zeker dat zijn inkomen voldoende blijft als er overal om hem heen vrienden ontslagen worden en hij steeds meer belasting moet afdragen om het nivelleringsfeestje van Spekman te bekostigen? Alsof dit nog niet genoeg is, sluit fractievoorzitter Zijlstra van de VVD niet uit dat er opnieuw genivelleerd zal worden als er verder bezuinigd moet worden. Sterker nog, hij geeft dit aan. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

Wij maken ons zorgen over de toename van de marginale druk op de grootste groep huizenbezitters, namelijk de middeninkomens tussen 25 en 45 jaar. Juist deze groep wordt door het kabinet onder zware druk gezet door bezuinigingen op de kinderbijslag en het verhogen van de lasten. Wat is de boodschap van de minister aan deze groep mensen? Velen van hen hebben, getuige de uitslag, VVD gestemd, in de hoop dat de mooie campagne werkelijkheid werd. Hoe geeft de minister hun weer het vertrouwen dat een eigen woning zekerheid biedt voor nu en in de toekomst? Onze concrete vragen zijn dan ook: is de stapsgewijze verlaging van het percentage aftrek tot uiteindelijk 38% definitief of blijft hierover onduidelijkheid bestaan? Hebben de coalitiepartijen het tempo om dit tarief te verlagen in een blok beton gegoten of wordt dit in het voorjaar van 2013 ook nog verder uitgekleed als er opnieuw bezuinigd moet worden?

Wij zijn wel blij dat de minister een aantal maatregelen heeft genomen die ertoe leiden dat de scherpe kantjes van de plannen afgaan. Zo wordt de overgangstermijn voor het omzetten van aflossingsvrije hypotheken naar spaarhypotheken verlengd tot 1 april 2013. Ook wordt bekeken of er maatwerk mogelijk is bij het verstrekken van hypotheken aan starters; complimenten aan de minister.

De situatie in de huurmarkt is door de afspraken in het regeerakkoord minstens zo verontrustend. De coalitiepartijen moeten de afspraken nog verder uitwerken en ze nemen daar de tijd voor tot het voorjaar. Tot die tijd gaat iedereen achterover hangen. Dit komt ook door de stappen van de toezichthouder en het waarborgfonds. De minister staat via de achtervang borg en daarom spreek ik hem aan op zorgvuldigheid en voortvarendheid in dezen.

Hoe ziet de minister het, conform het regeerakkoord, in te zetten gemeentelijke toezicht? Wat betekent dit met betrekking tot de Europese staatssteunregels voor mededinging? Heeft de minister daar onderzoek naar gedaan? Wij vrezen dat het principe dat huuropbrengsten opnieuw moeten worden geïnvesteerd in huurwoningen, onderuit wordt gehaald door de ondoordachtheid bij het binnenhalen van het bedrag van 2 miljard. Dit bedrag wordt afgeroomd bij de corporaties. Dezelfde mening was de Eerste Kamer toegedaan. Gisteren heeft de minister aan de overkant moeten toezeggen dat hij met een aanpassing zal komen van het voorstel waarmee 2 miljard wordt afgeroomd, iets wat hij eerder in deze Kamer nog vooruitschoof. Door het njet van de Eerste Kamer moet er nu snel een alternatief komen. We horen graag van de minister hoe hij dit ziet.

Mevrouw Visser (VVD):

Ik heb dezelfde vraag die net aan de SP-collega werd gesteld, naar aanleiding van de discussie gisteren in de Eerste Kamer. Ik stel de vraag nu naar aanleiding van de bijdrage van de CDA-woordvoerder in de Tweede Kamer. De heer Knops heeft kritiek op de verhuurderheffing van 2 miljard. Deze komt overigens dicht bij de voorstellen in zijn eigen verkiezingsprogramma. Gisteren is er ingestemd met de verhuurderheffing en met de inkomensafhankelijke huurverhoging. Hoe staat de Tweede Kamerfractie van het CDA hiertegenover? De heer Knops heeft nu kritiek op het bedrag, maar de Eerste Kamerfractie van het CDA heeft hier door middel van een motie mee ingestemd.

De heer Knops (CDA):

Het verschil tussen een Eerste Kamerfractie en een Tweede Kamerfractie zit in één cijfer, maar in werkelijkheid is het verschil groot. We maken hier onze eigen afwegingen. In een eerder debat heb ik aangegeven dat wij getekend hebben voor het bedrag van 800 miljoen dat voortvloeit uit het Lenteakkoord. Daar hebben wij onze steun aan toegezegd. Dat is in de Eerste Kamer niet gebeurd. We hebben wel aangegeven dat we voorzien dat de 2 miljard die is ingeboekt in het regeerakkoord, niet haalbaar is, in ieder geval niet op de wijze waarop een en ander wordt uitgevoerd. Daarom kan dit niet op onze steun rekenen.

Mevrouw Visser (VVD):

Ik ben bekend met het verschil tussen de Eerste en de Tweede Kamer, maar ik blijf het wel bijzonder vinden. U hebt namelijk in uw eigen verkiezingsprogramma een WOZ-waarde staan van 4,5%. U wilt 1,6 miljard weghalen bij de huurtoeslag. Bovendien wilt u een vangnetfonds van acht ton, betaald door de corporaties. Dan kom ik op een hoger bedrag uit. U levert hier nu kritiek en u vraagt om duidelijkheid. U noemt echter niet de punten die in uw verkiezingsprogramma staan en u neemt afstand van de uitgangspunten in de Eerste Kamer. Dat vind ik zeer bijzonder van een partij die roept om duidelijkheid. Vervolgens schept u in de Tweede Kamer heel veel onduidelijkheid. Daarom vraag ik nogmaals aan de Tweede Kamerfractie van het CDA: waar voelt u zich aan gecommitteerd?

De heer Knops (CDA):

Dit is bijna de omgekeerde wereld. Het kabinet komt met een voorstel. Ik reageer daarop en vervolgens verwijt mevrouw Visser mij dat ik mijn eigen voorstel niet wil doorvoeren. Helaas hadden wij na de verkiezingen dertien zetels. De VVD heeft een kabinet geformeerd. Dat kabinet heeft een plan gepresenteerd om 2 miljard af te romen bij de corporaties, zonder zich af te vragen hoe het dat precies gaat doen. Die vraag is namelijk nog steeds niet beantwoord. Daarop reageren wij. Het voorstel in ons verkiezingsprogramma was van een heel andere orde en geeft ons ook de mogelijkheid om hier nee tegen te zeggen. Eerder hebben we gezegd dat we akkoord kunnen gaan met een verhuurderheffing tot 800 miljoen. Dit vloeit namelijk rechtstreeks voort uit het Lenteakkoord en daar hebben wij onze handtekening onder gezet.

De heer Verhoeven (D66):

Even resumeren: het CDA vindt 800 miljoen prima, net als D66 overigens. De pijn zit hem in die 1,2 miljard. De WOZ-waarde van 4,5% staat in uw verkiezingsprogramma, maar dat zou nu wel eens losgelaten kunnen worden. Of wordt de Eerste Kamerfractie, met die 2,1 miljard, losgelaten? Klopt dat? Is er nog beweegruimte bij de CDA-fractie om te zoeken naar een oplossing? Ik ben namelijk een beetje bang dat het CDA zich helemaal vastgepind heeft op de kaders van de VVD en de PvdA.

De heer Knops (CDA):

De heer Verhoeven heeft gelijk. Die WOZ-waarde van 4,5%, die overigens in meer verkiezingsprogramma's stond, lijkt niet haalbaar te zijn. De minister heeft toegezegd dat hij zal bekijken of dit op een andere manier kan. Daar zijn we blij mee, maar we moeten de resultaten daarvan afwachten. Die 4,5% leidt in bepaalde gebieden niet tot voldoende verdiencapaciteit en daarmee ook niet tot vermogen om die verhuurderheffing te kunnen betalen. In dat punt ziet onze fractie dus absoluut ruimte. Vooralsnog lijkt het bedrag van 2 miljard in de huidige plannen mij niet haalbaar, gezien de verdiencapaciteit die dan nog overblijft voor corporaties.

De heer Verhoeven (D66):

Je kunt aan twee knoppen draaien. Je kunt 2,1 miljard euro omlaag draaien en dan krijg je een probleem met de dekking. Je kunt ook de huurinkomsten omhoog draaien. Of denkt de CDA-fractie aan een combinatie van beide, al dan niet vormgegeven door het investeringsmodel?

De heer Knops (CDA):

Er zijn meerdere mogelijkheden voor de uitwerking. Ik zie natuurlijk ook de financiële taakstellingen van dit kabinet, waaraan wij ons overigens op dat punt niet hebben gecommitteerd. Je kunt het namelijk ook op een andere manier weghalen. Ik vind wel dat de eerdere toezegging van de minister om te kijken hoe het kan worden geaccommodeerd, serieus moet worden beoordeeld. Ook in de Eerste Kamer is dit gisteren aan de orde gekomen. Wij zullen de voorstellen afwachten. Wat ons betreft zijn er geen dogma's op dit punt. Onze kritiek is gelegen in het feit dat de plannen zoals ze nu voorliggen, niet uitvoerbaar zijn.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik begrijp dat de CDA-fractie bereid is om de grondslag voor de wettelijke maximale huurverhoging te veranderen, wellicht met de oude puntentelling met enige modificaties. Betekent dit dat de mogelijkheden tot huurverhoging weer worden verruimd en dat de corporaties meer huurverhoging kunnen vragen? Een belangrijke afweging voor de CDA-fractie is ook wat mensen kunnen betalen. Ik denk bijvoorbeeld dat het in een krimpregio, waar de heer Knops vandaan komt, helemaal niet uitmaakt welke grondslag voor maximale huur je hebt. Mensen kunnen gewoon geen huur betalen die daar ook maar enigszins bij in de buurt komt.

De heer Knops (CDA):

Er is een aantal vragen gesteld. De verdiencapaciteit van de corporaties, met andere woorden, de waarde van het onroerend goed in een bepaalde regio, gaat natuurlijk om de betaalbaarheid van bepaalde groepen. Ik ben voorstander van de huursombenadering, waarbij corporaties zelf kunnen differentiëren. Dat zal natuurlijk betekenen dat in een aantal gevallen de huur meer omhooggaat dan nu voorzien is. In een aantal gevallen zal dat minder zijn. Ik heb in eerdere debatten al gepleit voor verdere differentiatie. De minister heeft niet gezegd dat hij daar niet aan wil. Hij heeft gezegd het verder uit te werken en de Kamer te informeren. Ik verwacht zelf dat het debat van gisteren ertoe leidt dat een en ander nu in een stroomversnelling komt.

De heer Paulus Jansen (SP):

Denkt de heer Knops dat het sowieso haalbaar is om, linksom of rechtsom, het bedrag van 2 miljard euro extra huuropbrengst op te halen bij de huurders? Ziet hij een mogelijkheid om met een andere grondslag 2 miljard euro uit de zak van de mensen te kloppen?

De heer Knops (CDA):

Daar heeft mijn fractie twijfels over. Wij hebben die al eerder uitgesproken en dat is de reden dat wij tijdens het vorige debat hebben gezegd niet in te stemmen met de extra 2 miljard euro. Dit gaat overigens pas spelen vanaf 2015. Wij hebben ons gecommitteerd aan een bedrag tot 800 miljoen euro. De minister heeft eerder gezegd met een uitwerking te komen en alsdan zullen wij een definitief oordeel vellen. Tegen de heer Verhoeven zei ik zojuist dat die 2 miljard euro voor ons geen dogma is, maar dat wij de haalbaarheid van het bedrag ernstig betwijfelen. Wij kunnen daar niet mee instemmen.

Wat betreft de inkomensafhankelijke huurverhoging vraag ik de minister of hij kan ingaan op de vrees van veel mensen van 55 jaar en ouder dat zij uit hun huis worden gejaagd door de zeer flinke huurverhoging tot 9% per jaar, inclusief de inflatie. De minister heeft al aangegeven iets te doen aan de afspraak van 4,5% huurverhoging. Dit is zojuist in het interruptiedebatje aan de orde gekomen. Ik begrijp dat de minister in het eerste kwartaal van 2013 met voorstellen komt. Wij wachten die even af.

Kan de minister aangeven of er al berekeningen zijn gemaakt met de verwachte toename van het budget voor huurtoeslag, die ten nadele is van de schatkist? Het is een gevolg van de verwachte grote huurstijgingen. Weet hij meer over de effecten en de inkomensval van huurders door de kwaliteitkortingsgrens en de maximale inkomensgrens? Kortom, hoe laat hij de compensatie van 500 miljoen euro uit het regeerakkoord verder uitwerken? Komt hij met deze compensatie uit als de huren extra moeten worden verhoogd vanwege de heffing? Betrekt hij hierbij ook de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met inflatie en looneisen? Is hij bereid dit te laten doorrekenen door het Nibud vanwege de koopkrachteffecten?

In de afgelopen jaren werd het budget al overschreden. Hierdoor moeten veel huurders al zelf meer betalen voor de huur, ondanks hun geringe inkomen. Deze stapeling van maatregelen maakt de huur steeds hoger. Door de belabberde uitvoering van de huurtoeslag moeten ook veel mensen huurtoeslag terugbetalen. Vertrouwt de minister erop dat hij dit allemaal kan terugvorderen, ook bij mensen die nu al op het minimum zitten? Hoe gaat de minister erop toezien dat de uitvoering verbetert? Kan hij ons garanderen dat fouten bij de Belastingdienst niet meer voorkomen en dat mensen niet langer een te hoog voorschotbedrag krijgen, waardoor er later betalingsproblemen ontstaan?

Ten aanzien van energiebesparing en btw-verlaging wil de CDA-fractie samen met de fracties van D66, de ChristenUnie, GroenLinks en de SP geld vrijmaken voor een revolverend energiefonds, dat ervoor zorgt dat er wordt geïnvesteerd en dat er tegelijkertijd duurzame energiebesparingsmaatregelen wordt genomen. Ik verneem graag een reactie van de minister op dit voorstel. Wat zijn zijn eigen plannen voor energiebesparing en het stimuleren van de bouw en renovaties?

Ook wijzen wij de minister op de grote investeringsbehoefte, met name in het kader van stadsvernieuwing. Ik noem de G32 en de G4. Er zijn tal van voorbeelden waaruit blijkt dat projecten stilliggen. Ik noem de opgave in krimpgebieden, die al eerder genoemd werd. We hopen ook op steun van met name de PvdA-fractie om te zoeken naar mogelijkheden om het Stads- en Dorpsvernieuwingsfonds weer nieuw leven in te blazen.

Ik heb nog een aantal slotopmerkingen. Een aantal gemeenten die een Vinex-opgave hadden, dus een verplichting van het Rijk om meer te bouwen en meer grondposities in te nemen, komen nu in financiële problemen. Ik noem onder andere de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. Is de minister bereid om met deze gemeenten, die niet vrijwillig maar vanwege een opgave van het Rijk aan de slag moesten, in overleg te treden om te bekijken hoe deze problematiek het hoofd kan worden geboden?

Wij steunen het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst, maar cruciaal bij de beoordeling van de manier waarop dat gaat lopen – ik had daar net een interruptiedebatje met de heer Heijnen over – is de vraag of de motie-Heijnen/De Pater-van der Meer daadwerkelijk wordt uitgevoerd? Wij zien te veel voorbeelden van regio's waarbij sprake is van krimp en van allerlei locaties die dichtgaan. Zeeland en Limburg werden al genoemd. Een en ander gebeurt niet conform die motie. Is de minister bereid om de coördinerende rol ook ten aanzien van de vakministers te vervullen?

Tot slot feliciteer ik collega Van der Linde van harte met zijn maidenspeech. Het was een heel mooi verhaal. Ik reken op een goede samenwerking.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verhoeven.

Er wordt gezegd dat mevrouw Van Toorenburg misschien aan de beurt is, maar u bent echt aan de beurt, mijnheer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ook ik wil de heer Van der Linde hartelijk feliciteren met zijn prachtige maidenspeech. Gezien de korte tijd die mijn fractie nog over heeft, beperk ik mij tot een bondige inbreng over het punt dat iedereen bezig houdt: de verhuurderheffing en de WOZ-huur.

De woningmarkt zit volledig op slot, naar welke indicator je ook kijkt: de huizenprijzen zakken, het aantal verkopen is laag, makelaars gaan failliet, de nieuwbouw is op een dieptepunt, projecten staan op de tocht, sociale huur valt stil, wachtlijsten groeien, de hypotheekschuld groeit, het krediet valt droog en starters staan buiten spel. Gisteren of eergisteren, in het debat over Economische Zaken, noemde minister Kamp de situatie op de woningmarkt zelfs een probleem voor de Nederlandse economie. Hij zei dat die situatie een van de redenen is waarom de Nederlandse economie het zo slecht doet. Er is sprake van een starre en statische woningmarkt. Wat een contrast is "star" en "statisch" met de formatie van PvdA en VVD, die zo dynamisch en vlot verliep!

Ik heb het al vaker gezegd en ik zal het blijven zeggen: het is heel goed dat het kabinet stappen zet om de woningmarkt te hervormen en dogma's doorbreekt, want er is te lang stilstand geweest op de koopmarkt. Dat komt doordat de VVD en de PVV niets durfden te doen. Er is ook te lang stilstand geweest op de huurmarkt doordat de Partij van de Arbeid en de SP niets durfden te doen op dat gebied. In dat opzicht ben ik er heel blij mee dat Monasch 2.0 is opgestaan en dat hij eindelijk een verhaal houdt waaruit blijkt dat er toch wel iets van inzicht en visie is bij de Partij van de Arbeid op het gebied van de aanpak van de woningmarkt. Chapeau daarvoor! Het hypotheektaboe is doorbroken, scheefwonen wordt aangepakt en corporaties gaan terug naar hun kerntaak. Zo krijgen we meer duidelijkheid, meer vertrouwen en meer perspectief. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: D66 steunt die richting. Het is typisch iets om oppositie voor het kabinet mee te voeren.

Ik zei net tegen mevrouw Visser dat de richting goed is, maar dat de inrichting verkeerd is. Op het tweede gezicht, een paar weken na de formatie, bleek er een grote weeffout, een knullige denkfout in de plannen van het kabinet te zitten. Het tweelingbroertje van de onafhankelijke zorgpremie bleek geboren te zijn. De combinatie van 2 miljard verhuurderheffing en 4,5% WOZ-huur blijkt een giftige cocktail. Woningcorporaties zien hun inkomsten namelijk niet genoeg stijgen en in veel gevallen zelfs dalen. Dat betekent dat tientallen projecten, duizenden woningen en miljoenen aan investeringen niet zullen doorgaan als woningcorporaties geen zekerheid krijgen over hun investeringstoekomst. Dat is slecht voor huurders, slecht voor bouwers, slecht voor de economie en slecht voor de werkgelegenheid.

Hoe kon dit gebeuren? Dat is inmiddels duidelijk geworden. Dat heeft het CPB zelf netjes opgeschreven. Het heeft een aantal foute aannamen gedaan of beperkte informatie tot zijn beschikking gehad bij de doorrekening van het regeerakkoord. Het CPB had geen actuele WOZ-waarde uit 2011 en het CPB gaat uit van 1% stijging van de woningwaarde, ook als de woningwaarde in werkelijkheid met bijna 20% daalt. Het model sluit niet aan op de werkelijkheid. Dit levert een verschil op van 3,3 miljard aan verwachte inkomsten tussen het CFV-rapport en de CPB-berekening. De onderhandelaars in de formatie geloofden het verhaal van het CPB blind. Zij wilden gewoon heel graag dat het waar was. Het valt de minister dan ook echt te prijzen dat hij eerlijk en open heeft aangegeven dat er een aantal onhandige aannamen en onvolledige rekensommen onder het regeerakkoord liggen en dat wij daar wat mee moeten. Dat vind ik een moedige stap. Zijn analyse klopt. Nu is er actie nodig.

De minister heeft een beetje de houding van het probleem blijven onderschatten en bagatelliseren dat projecten worden stopgezet. De lijst van alle stilgezette projecten is echter helder, evenals de oproep van veel maatschappelijke organisaties. In de Eerste Kamer is gisteren gelukkig een debat gevoerd waarbij een motie is ingediend waarover hier al is gesproken. Die motie is aangevuld met een toezegging aan de Eerste Kamer dat de minister in februari met uitgewerkte maatregelen zal komen die ook een oplossingsrichting zijn voor het gecreëerde probleem. Kan de minister nog een keer heel duidelijk zeggen wat hij nu bedoelt met "het voorjaar" zoals hij dat in zijn brief schreef? Of kunnen wij erop rekenen dat er begin februari een uitgewerkt pakket aan maatregelen ligt zodat eindelijk wij en alle partijen in de woningmarkt, de woningcorporaties, de bouwbedrijven, maar ook de huurders, weten waar wij en zij aan toe zijn? Zodat wij niet hoeven te zeggen: het voorjaar, dat is april dus wij wachten nog vier maanden? Ik hoop dat wij nu inzien dat het een politiek feit is dat deze heffing, deze combinatie van maatregelen het niet gaat halen en dat wij het echt zullen moeten aanpassen. Ik hoop dat de minister dit bevestigt en zo snel mogelijk met zijn uitgewerkte plannen komt.

De minister schrijft dat als 4% WOZ-huur tot een nodeloos financiële inspanning bij verhuurders leidt, hij hiermee rekening gaat houden bij de uitwerking. Gaat hij dit ook doen waar het gaat om de verhuurderheffing en de hoogte ervan? Dit is eigenlijk al gezegd door de PvdA en de VVD, want zij zeggen daar heel hard aan vast te houden.

Mijn belangrijkste vraag stel ik nu. Ik weet dat de minister daarover gaat nadenken, maar zou het fijn vinden als hij er toch iets over wil zeggen voor zover hij kan. Wat is de denkrichting die hij gaat inslaan? Welke kant denkt hij op? Want in feite zijn er maar twee knoppen waar je aan kunt draaien. Aan de ene knop mag je niet zitten van de PvdA en de SP, maar aan de andere knop natuurlijk wel. Daar ben ik heel benieuwd naar. Ik ben een beetje bang dat de kaders – het woord kaders is het meest gebruikte woord in dit debat, zowel door de VVD als de PvdA – zo strak zijn dat de minister een soort Houdini-act nodig heeft om een oplossing te vinden. Ik wens hem daar oprecht veel succes mee en ben heel erg benieuwd naar zijn antwoord op mijn beperkt aantal vragen.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. De fractie van D66 wenst de minister heel veel succes met de rijksdienst. Er staat een hoop te gebeuren, het is een prachtige taak met veel ambities. Mijn fractie heeft wel wat zorg of dit kabinet ook die ambities kan waarmaken. Mijn vragen hebben vooral te maken met het invullen van de ruim 1 miljard aan structurele bezuinigingen, die vooral gevonden moeten worden in vastgoed, huisvesting en bedrijfsvoering zbo. Wanneer krijgen wij van de minister een visie en een detailplanning? Ik wil met hem afspreken dat wij die in maart 2013 krijgen zodat wij weten waar wij aan toe zijn. Rekent de minister zich niet rijk? Het is wel mooi om te zeggen dat wij geld gaan verdienen aan dat vastgoed, maar is hier wel een markt voor? Hebben wij niet een beetje heel veel vastgoed?

Verder vraag ik hem waarom wij niet in de taken van de rijksoverheid snijden. Het viel mij niet op in welke taken van de rijksoverheid wordt gesneden. Kan de minister hiervan een overzicht geven? Bezuinigen bij de overheid is natuurlijk mooi, maar is deze minister ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de dienstverlening van de verschillende departementen of is dat zijn collega Plasterk? Als hij daarvoor wel verantwoordelijk is, zou ik graag willen weten hoe hij die kwaliteit ook gaat handhaven.

Mijn fractie heeft verder grote behoefte aan een zbo-roadmap. Er moet ontzettend veel gebeuren, maar dat kan natuurlijk niet zonder een robuuste visie. En dat weet deze minister als geen ander. Overigens hebben we wel twijfel over de manier waarop dit kabinet die zbo's wil aanpakken, want de suggestie wordt gewekt dat er veel te halen valt in de bedrijfsvoering. Mijn fractie denkt echter dat die zbo's juist heel goed en heel bedrijfsmatig werken, maar dat vooral de bedrijfsvoering bij de departementen moet worden aangepakt. Kan de minister daarop reflecteren?

Mijn fractie heeft zich de afgelopen jaren hard gemaakt voor de jonge ambtenaar. De talenten van nu moeten de aankomende pensioneringsgolf kunnen opvangen. D66 heeft meerdere moties ingediend om de vorige minister op dat punt bij te sturen. Een strategisch personeelsplan is noodzakelijk, zo bevestigden ook de Algemene Rekenkamer en de secretarissen-generaal; het is toch wel heel bijzonder dat al die secretarissen-generaal D66 steunen in haar pleidooi voor een strategisch en verstandig personeelsbeleid. Hoe ver staat het daar nu mee en wanneer kunnen we dat in hemelsnaam eens bespreken? Ik zou eigenlijk als datum willen noemen 1 maart 2013. Ondertussen stijgt de gemiddeld leeftijd van ambtenaren en is de instroom van 30-minners met meer dan de helft afgenomen. Ondanks de pogingen van de vorige minister is het "last in, first out"-beginsel nog steeds aan de orde van de dag. Wat gaat deze minister er aan doen om dat om te draaien?

Tot slot kom ik op de curiositeit uit dit regeerakkoord: facilitair personeel wordt weer ambtenaar. Dat is een majeure operatie als je daar serieus werk van wilt maken, maar ik tast echt in het duister bij wat het kabinet precies gaat doen op dit punt. Worden de schoonmakers weer ambtenaren? Worden de mensen die bij de Sodexo's werken weer ambtenaren? Of kiest het kabinet de lijn-Heijnen: we zien het wel en als er een probleem is kijken we wel of we iets kunnen doen aan de lage schalen? Ik hoor het graag.

De heer Heijnen (PvdA):

Die laatste zin was zo'n grote onzin, althans de weergave van mijn woorden, dat ik vermoed dat de heer Schouw een beetje extra spreektijd nodig heeft en hij daarom deze interruptie heeft uitgelokt. Is de heer Schouw met de PvdA van mening dat het wenselijk is om weer mensen aan te stellen op de onderste loonschalen en ze de zekerheid te bieden van arbeidsvoorwaarden die deugen in plaats van aan te sturen op steeds flexibeler arbeid in de markt zonder de zekerheid van een baan?

De heer Schouw (D66):

Ja, alleen, dat is heel iets anders dan wat ik hier naar voren breng. Er is kennelijk een afspraak in het regeerakkoord dat facilitair personeel weer ambtenaar wordt. Als je die regel serieus neemt, dan betreft dat echt een majeure operatie. Ik zelf denk dat die regel er staat om de PvdA een beetje zoet te houden, maar dat er echt nooit werk van gemaakt zal worden. Daarom vind ik het leuk om u daar een beetje op uit te dagen. Ik vind het dan ook fijn dat u daarop reageert.

De heer Heijnen (PvdA):

Het verschil tussen de heer Schouw en wij als PvdA is dat hij wat sceptisch en cynisch is en dat wij vol vertrouwen naar dit kabinet kijken als het gaat om het halen van alle doelstellingen uit het regeerakkoord.

De heer Schouw (D66):

Ik kan die klassieke fles wijn natuurlijk wel weer uit de kast halen, maar mochten de heer Heijnen en ik hier volgend jaar nog staan, dan zullen we eens kijken wat er van deze romantische zin uit het regeerakkoord terecht is gekomen en zullen we ook kijken of de heer Heijnen de moed heeft om mij alsnog gelijk te geven.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben het hier vaker gezegd: Nederland verkeert in een crisis. Dat is geen tekst die ik graag uitspreek, maar vanochtend werd dit weer bevestigd in de cijfers van het CPB. Daarbij werd het beeld geschetst dat wij volgend jaar ook nog met een krimp in de economie te maken krijgen. Een groot deel van de problemen doet zich voor in de bouwsector. Van de week werd dat inderdaad niet alleen geconstateerd door minister Kamp, maar ook door het CPB en de Nederlandsche Bank. In de bouwsector verliezen tientallen mensen per dag hun baan. Investeringen worden stopgezet. Per dag gaan zo'n zeven bedrijven in de bouwgerelateerde sector failliet. Dat leidt niet alleen tot menselijke drama's; het kost de schatkist ook miljoenen euro's per jaar door derving van winst-, omzet- en inkomstenbelasting.

Met deze minister hebben wij nu eindelijk de kans om juist de problemen die de bouwsector teisteren, aan te pakken. Dat kan bijvoorbeeld door een integrale woonvisie te ontwikkelen, door duidelijkheid en richting te geven, door het creëren van het vertrouwen waar deze sector zo naar snakt. Deze minister kan regie nemen in het kabinet, juist om de problemen op de woningmarkt en in de bouwsector aan te pakken. Tot op dit moment mist mijn fractie echter een beleidsagenda van de minister. We hebben een regeerakkoord. Daarin wordt een aantal maatregelen genoemd, maar een regeerakkoord kan niet inspelen op de actualiteit en op alle zaken die opkomen. Voor ons is het echt van belang om te weten wat de agenda van deze minister voor de komende jaren wordt. Als dat niet helder wordt of als dat niet verder gaat dan alleen het uitvoeren van de maatregelen van het kabinetsbeleid, dan vraag ik mij af waarom wij een speciale minister voor Wonen hebben aangesteld. Juist gelet op de afslanking van de rijksoverheid – dat is toch een belangrijk thema voor deze minister – zou ik zeggen dat wij dit onderwerp dan net zo goed weer kunnen onderbrengen bij bijvoorbeeld Binnenlandse Zaken of bij Economische Zaken. Ik hoop dat de minister mij van mijn ongelijk gaat overtuigen en dat hij bereid is om een heel duidelijke agenda voor de komende jaren op te stellen, een agenda waar hij voor staat en waar hij voor gaat. Graag hoor ik een toezegging.

De heer Monasch (PvdA):

De vraag was aan de minister gericht, voorzitter, maar met permissie van collega Schouten wil ik de uitdaging graag wat verbreden. Wat zou deze agenda volgens de ChristenUnie verder moeten behelzen? Er zijn een aantal duidelijke kaders geschapen, met heel grote gevolgen. Een en ander kan echter ongetwijfeld groter zijn. Het is uiteindelijk maar compact opgeschreven. Aan welke drie of vier speerpunten zouden wij daarbij moeten denken? Wij zouden namelijk graag mee willen denken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het is inderdaad wel mooi: eerst wordt een minister bedacht, daarna wordt bedacht welk takenpakket wij deze minister zullen geven en dan mogen wij daar als oppositiepartij ook nog over meedenken. Ik neem die handschoen graag op. Ik heb zelf al gezegd dat de minister echt een regierol moet kunnen krijgen in het kabinet op het terrein van alles wat gerelateerd is aan wonen, maar bijvoorbeeld ook aan bouw. In mijn bijdrage zal ik nog een aantal punten noemen. Bij de huursector ligt het natuurlijk voor de hand. Straks zal ik ook nog ingaan op de vastgoedsector. Wat mij betreft mag de minister een brede rol krijgen. Nogmaals, ik vind het wel erg bijzonder dat de oppositie moet gaan invullen wat de beleidsagenda van de minister zou moeten gaan worden.

De heer Monasch (PvdA):

Dit is alleen maar een uitgestoken hand. Er staan heel pittige zinnen in het regeerakkoord en in die beknopte paragraaf, over sturing, over kernstaken, over huurbeleid. Ik wil alleen graag meedenken en daarom vraag ik waar de agenda volgens de ChristenUnie nog meer uit bestaat. Betreft dat bijvoorbeeld leegstand of leefbaarheid? Daar ben ik in geïnteresseerd. Dat staat nog los van de agenda die de coalitiepartijen hebben opgesteld.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Monasch neemt mij de woorden uit de mond. De wijkenaanpak, de leefbaarheid en al dat soort aspecten zouden ook meegenomen moeten worden. Aan elke behandeling van de begroting liggen een begroting en een beleidsagenda ten grondslag. Daarvan is hier geen sprake. Er is een regeerakkoord en een regeerakkoord is altijd beknopter dan de werkelijkheid. Ik wil graag juist voor het komende jaar een duidelijke beleidsagenda van deze minister.

Ik zei het al: het gaat om het bieden van duidelijkheid en het daarmee creëren van vertrouwen. Dat geldt met name voor de huursector. Wij hebben hier al heel wat discussies gehad over de verhuurderheffing. Gisteren is daar in de Eerste Kamer ook nog over gesproken. Wij voorzagen en voorzien nog steeds grote problemen met een heffing van 2,1 miljard op termijn. Er zijn op zichzelf geen problemen met een verhuurderheffing, maar die moet wel proportioneel zijn en die moet niet in één keer de investeringsagenda van de corporaties tenietdoen. Uit diverse rapporten van het CFV en het CPB blijkt dat de heffing zoals die nu wordt vormgegeven, juist funest kan zijn voor die onderdelen. De minister heeft aangegeven dat hij de plannen nog eens goed zal bekijken. Kunnen wij daar uiterlijk begin februari duidelijkheid over hebben, want juist in de corporatiesector worden nu allerlei investeringsplannen in de ijskast gezet? Dat is in deze tijd, waarin de bouw het zo zwaar heeft, erg slecht. Ik hoor graag een toezegging op dit punt.

Een punt waarover ik mij ook verbaas, is dat wij allerlei losse maatregelen nemen op het terrein van de huurmarkt, terwijl de samenhang voor de huurders helemaal weg lijkt te zijn. De huurders krijgen te maken met een huurverhoging op grond van hun inkomen, er is een Europese inkomensgrens voor de woningtoewijzing en er is een nieuwe woningwaardering op grond van de WOZ-waarde. Waar is de samenhang tussen al die maatregelen en de huurtoeslag? Door een huurverhoging gedurende meerdere jaren kunnen huren immers zo hoog worden dat mensen, ondanks een terugval in inkomen door het verliezen van werk – wat in deze tijden niet irreëel is – toch niet meer in aanmerking komen voor huurtoeslag. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Ik hoop dat de minister juist die aspecten in ogenschouw wil nemen bij alle maatregelen die hij neemt.

Ik heb al gesproken over de situatie in de bouw. Die is erg slecht. Ik wil graag dat de minister positie inneemt, in het kabinet maar bijvoorbeeld ook richting de lagere overheden om te kijken of er misschien een investeringsagenda kan worden opgesteld. Ik hoor dan al meteen de kramp "we hebben met een kader te maken", maar wees eens creatief! Kijk of er bijvoorbeeld met lagere overheden bezien kan worden of projecten naar voren gehaald kunnen worden en of er slimme allianties aangegaan kunnen worden. Er moet echt wat gebeuren in die bouw. Daar zal het kabinet vanmiddag waarschijnlijk ook nog met de sociale partners over spreken.

Wij hebben in ieder geval twee voorstellen gedaan. Ik noem allereerst het energiebesparingsfonds dat in het Lenteakkoord zat. De minister zat daar zelf bij aan tafel. Dat fonds is er nu weer uitgesloopt door de coalitie. Dat kan juist een heel goede impuls geven in de combinatie duurzaamheid en bouw. Ik noem voorts het amendement inzake het lage btw-tarief voor de bouw. Ik hoop over beide amendementen een positief advies van de minister te horen.

Ik wil ten slotte nog iets zeggen over een punt waarover wij ons grote zorgen maken. Dat betreft de situatie in het commercieel vastgoed. De kantorenmarkt is ook helemaal stil komen te vallen en daar zullen waarschijnlijk de komende jaren forse afboekingen moeten plaatsvinden. Dat kan ook effect hebben op institutionele beleggers en banken, met alle gevolgen van dien. Mijn fractie vindt het hoog tijd worden dat deze minister met de vastgoedsector in gesprek gaat om te kijken of er een goed plan kan worden gemaakt waardoor de dalende prijzen een halt wordt toegeroepen. Ik geef hem de volgende suggestie mee: dat zou kunnen gebeuren door het invoeren van een sloopfonds.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Het kabinet wil bruggen slaan. Het wil bruggen slaan naar de samenleving en naar de oppositie. Uitnodigingen tot meedenken zijn niet van de lucht. De vraag is nog wel, wat deze uitnodiging in de praktijk inhoudt. Worden samenleving en oppositie geacht te tekenen bij het kruisje of is er echt ruimte voor verandering van het regeerakkoord? Betekent meedenken dat de voorstellen vooral van onze kant moeten komen of komt meedenken van twee kanten?

Over het woonbeleid van het kabinet-Rutte II is al veel gezegd. Corporaties vrezen om te vallen en bouwprojecten stil te moeten leggen als gevolg van de verhuurderheffing, huurders vrezen grote huurverhogingen en woningzoekenden vrezen dat er geen woningen bij komen. De woonparagraaf van het regeerakkoord kan op geen enkel draagvlak rekenen in de samenleving. Het kabinet en de coalitie lijken zich dit te realiseren, want er zal nu naar de WOZ-huren worden gekeken. Betekent dit dat deze maatregel van tafel gaat? Komen met de terugkeer van de WWS-punten de donnnerpunten weer op tafel? Hoe zit het met de verhuurderheffing vanaf 2014 nu deze gisteravond door de Eerste Kamer op losse schroeven is gezet?

Bij de behandeling van de begrotingen van de ministeries van Sociale Zaken en van VWS was de mantra dat alleen de financiële kaders van het regeerakkoord staan. Daarmee wordt expliciet veel ruimte gecreëerd voor het overleg dat het kabinet met de sociale partners voert over de sociale agenda.

De heer Verhoeven (D66):

Hoezo is de verhuurderheffing gisteren op losse schroeven gezet?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Die is op losse schroeven gezet doordat een motie van het CDA is aangenomen waarin de regering wordt gevraagd te zoeken naar een andere oplossing, de verhuurderheffing vanaf 2014 niet te laten doorgaan en met een ander voorstel te komen.

De heer Verhoeven (D66):

Mevrouw Voortman weet dat er in die motie ook nog veel andere dingen staan. Zij behoort dus ook tot de partij die de motie niet goed heeft gelezen en niet weet waarmee zij heeft ingestemd. Ik noteer dat maar even. Ik weet dat ik ervan uit moet gaan dat SP en GroenLinks het anders bedoelen of dat zij de verhuurderheffing van 2,1 miljard goed vinden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De fractie van D66 in de Eerste Kamer heeft tegen deze motie gestemd. Zij heeft daarmee dus getekend voor wat in het regeerakkoord staat. Zij heeft geen enkel ander voorstel gedaan. In de stemverklaring die mijn partijgenoot mevrouw De Boer heeft afgelegd, staat letterlijk dat wij afstand nemen van de in de motie genoemde opbrengst en dat wij graag willen dat er naar alternatieven wordt gekeken.

De heer Monasch (PvdA):

Om even bij te houden waar iedereen staat in dit debat: ik begrijp dat de fractie van GroenLinks van de 4,5% WOZ-waardebenadering af wil?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik kom daar nog op. De 4,5% WOZ-waarde was een van de punten uit Wonen 4.0. Wij hoeven daar niet per se vanaf, maar het gaat wel om een totaalplan.

De heer Monasch (PvdA):

Ik vraag dit, omdat dit ook in het verkiezingsprogramma van GroenLinks staat. Het gaat niet zozeer om Wonen 4.0. Het verkiezingsprogramma van GroenLinks is niet gebaseerd op differentiatie maar op 4,5% van de WOZ-waarde. Het programma is daarop ook doorgerekend. Wil de fractie van mevrouw Voortman dat nog steeds of zegt zij, gehoord alle kritiek, dat zij daarvan af wil, dat zij wil differentiëren of dat zij wil meedenken over een nieuwe vorm?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De heer Monasch spreekt over de CPB-doorrekening van het verkiezingsprogramma van GroenLinks. Daar staat dit inderdaad in, maar als onderdeel van een breder plan en dus niet als los onderdeel.

Bij de behandeling van de begrotingen van de ministeries van Sociale Zaken en van VWS was de mantra dat alleen de financiële kaders van het regeerakkoord staan. Ik zou graag zien dat minister Blok het voorbeeld volgt van zijn collega's op Sociale Zaken. Hij heeft al laten weten in overleg te gaan met de partijen die Wonen 4.0 hebben geschreven. Wat is de status van dat overleg? Doet hij dat voor de vorm of is dit overleg vergelijkbaar met het overleg dat zijn collega's zullen voeren met sociale partners? Ik wil niet dat organisaties die met het opstellen van Wonen 4.0 hun nek hebben uitgestoken, met een kluitje in het riet worden gestuurd. Daarom stel ik voor om in overleg met deze partijen te komen tot een woonakkoord. Ik zou hierover een motie kunnen indienen, maar hierover is in de Eerste Kamer tijdens de vorige kabinetsperiode al een motie aangenomen. Die is nog niet uitgevoed.

Een tweede punt dat ik aan de orde wil stellen, is dat zzp'ers en mensen met een flexcontract moeilijker aan een hypotheek kunnen komen. Nu heeft de minister deze week al gezegd dat starters met uitzicht op een hoger loon, een hoger hypotheekbedrag kunnen krijgen. Zijn collega op Sociale Zaken heeft vorige week al toegezegd met minister Blok in overleg te gaan om flexwerkers en zzp'ers meer mogelijkheden te geven voor een hypotheek. Ik hoor graag wanneer de Kamer hiervan concrete uitkomsten tegemoet kan zien.

Voor een kabinet dat bruggen bouwen tot zijn motto heeft gemaakt, staat er helaas bar weinig in het regeerakkoord over mogelijkheden om burgers meer zeggenschap te geven. Ik ben zeer enthousiast over het initiatief van het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken. Mijn fractie is van mening dat mensen meer regie over hun eigen leven moeten krijgen. Zo pleit zij voor uitbreiding van het persoonsgebonden budget in de zorg. Als het om wonen gaat, neemt zij een voorbeeld aan Engeland, Daar nemen bewoners taken van gemeenten en instellingen over. Het is belangrijk dat bewoners hiertoe dan ook de mogelijkheid krijgen en echte zeggenschap krijgen. De overheid moet dus af van het idee dat zij wel weet wat goed is voor de mensen. Door iets echt van mensen te maken, wordt de betrokkenheid groter en ook de tevredenheid. Zo kan dit ook opgaan voor de organisatie van buurthuizen en andere taken. Ik zou graag zien dat wij in Nederland met het voorbeeld van de Engelse trusts gaan experimenteren. Is de minister hiertoe bereid? Nu de stand van zaken rond energiebesparing. Gezien de toekomst van het Nederlandse woningbestand en de uitdagingen van klimaat en energie, is het zeer duidelijk dat het onvermijdelijk is dat we een grote slag maken met energiebesparende maatregelen. Twee van de drie woningen zijn er slecht aan toe. Velen, en niet alleen aan de onderkant van de samenleving, zullen de energierekening binnen afzienbare tijd als een blok aan het been gaan ervaren. Het gaat hierbij zowel om particuliere woningen als om huurwoningen. In Europa is afgesproken dat bij elke wijziging van eigenaar of huurder het energielabel voor de toekomstige bewoner of gebruiker bekend moet zijn. Dat dit uitgerekend in Nederland ontwikkelde idee nu vrijwel alleen in Nederland nog niet effectief is ingevoerd, werpt een schaduw over ons imago. GroenLinks is benieuwd naar de hoogte van de boete die Nederland na 1 januari per dag tegemoet kan zien. Volgens de minister was deze maximaal € 260.000 per dag. Wat was het resultaat van het gesprek in Brussel?

De nieuwe Warmtewet wordt in januari 2013 in deze Kamer behandeld. Het is goed dat burgers worden beschermd tegen hoge prijzen van energie en aansluiting. Er is afgesproken dat in het Bouwbesluit een verplichting met betrekking tot gemeenten zal worden geregeld om woningen en panden aan te sluiten, tenzij de eigenaar een gelijkwaardig alternatief voorstelt. Voor bestaande bouw, die in principe interessant is vanwege de hoge warmtevraag, kan dit in de toekomst een groot risico vormen. Bij slecht geïsoleerde woningen is het heel verstandig om een "trias energetica" toe te passen: eerst besparen, dan duurzame energie, ten slotte een efficiënte installatie. In de praktijk moet hier uiterst zorgvuldig naar worden gekeken. Het aanleggen van hogetemperatuur-warmteafgiftesystemen in slecht geïsoleerde woningen zal onvermijdelijk leiden tot een groot warmteverlies in de bebouwde omgeving. Is de minister bereid om dit punt mee te nemen in de uitwerking van de Warmtewet?

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik hoor van u dat ik drie minuten heb. Dat is toch bijna niet te doen ...

Ik wilde drie punten aan de orde stellen, maar ik ben bang dat er wat zal sneuvelen. In ieder geval wil ik het hebben over – dat zal niemand verrassen – wonen en over het verplichte energielabel. Over de rijksdiensten wil ik ook nog even een opmerking maken. Voordat ik begin over wonen, wil ik collega Van der Linde feliciteren met zijn fraaie maidenspeech. Ik hoop dat er nog vele bezielde speeches zullen volgen. Ik verheug mij op onze samenwerking. De minister voor Wonen moet slechts één doel voor ogen houden: de woningmarkt verbeteren en de bouwsector uit het slop trekken. Als de minister na afloop van deze kabinetsperiode kan zeggen dat dit is gelukt, hoop ik hem persoonlijk van harte te kunnen feliciteren.

Op dit moment rinkelen alle alarmbellen, springen de lichten op groen, worden de remsporen zichtbaar en nemen de ongelukken hand over hand toe. Ik verwijs slechts naar de vele bouwbedrijven die eraan gaan en naar de uitstroom van vakmensen, die wekelijks toeneemt. De SGP vindt dat er op drie punten actie moet worden ondernomen. Ten eerste zal iedereen het eens zijn met een zorgvuldige en logische hervorming van de woningmarkt, maar daarvoor zijn wel consistentie, duidelijkheid en zekerheid nodig. Dus niet de ene week leenmogelijkheden voor starters verruimen en drie weken later, namelijk met ingang van 1 januari, beginnen met het beperken daarvan. En geen vaagheid over wél verplicht 100% aflossen, of misschien toch weer ruimte bieden voor 50%. De impact van dit soort discussies op de huidige woningmarkt is ontzettend groot. We zullen allemaal e-mailtjes in onze e-mailbox krijgen van mensen die daartegen aanlopen. Ik wil kort verwijzen naar één e-mailtje van mensen die ons spontaan benaderden, over de situatie van een jongen en een meisje met trouwplannen. Zij zijn serieus bezig met de aankoop van een huis en bekijken de financieringsmogelijkheden. Zij zeggen dat banken tot hun grote verbazing onderling blijken te hebben afgesproken dat zij reeds per 1 december de nieuwe hypotheekregels, die eigenlijk pas per 1 januari of 1 april zouden ingaan, toepassen op nieuwe cliënten. In de oude of de nieuwe situatie kunnen zij precies € 46.000 meer of minder lenen. Voor een starter op de woningmarkt is dat natuurlijk een cruciaal bedrag; daardoor zouden ze een woning wel kunnen aanschaffen, of juist niet.

Er liggen problemen die om grote aandacht vragen. Ik hoor dan ook graag dat de minister bereid is om voortvarend te bezien of de inwerkingtreding van beperkende maatregelen uitgesteld kan worden. Ik overweeg om hierover een motie in te dienen, want de woningmarkt moet echt uit het slop worden getrokken.

Voorzitter, ik zie dat ik bijna moet afronden.

De voorzitter:

U moet afronden.

De heer Bisschop (SGP):

Och jongens, dan maar mijn laatste zin.

Financiële steun voor de bouwsector en aanzienlijk minder bureaucratische rompslomp. Ik zou de minister schrijnende voorbeelden kunnen noemen van de hindermacht van gemeenten bij het opstarten van bouwprojecten. Misschien kent de minister die voorbeelden, maar, zo niet, dan kan ik hem verzekeren dat het echt een extra drempel is voor het realiseren van nieuwbouw.

Voorzitter, misschien dat ik op enig moment per interruptie het verplichte energielabel en de rijksdiensten kan benoemen.

De voorzitter:

U wordt op uw wenken bediend door mevrouw Schouten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Bisschop neemt me de woorden uit de mond, want ik ben zeer benieuwd naar zijn plannen voor het energielabel.

De voorzitter:

U ziet het: u krijgt alle ruimte van de ChristenUnie.

De heer Bisschop (SGP):

Ik hoop dat er ook iemand zo benieuwd is naar mijn plannen voor de rijksdiensten!

Het voorstel voor een energielabel is door de Tweede Kamer massief afgeschoten, maar dat laat onverlet dat er wel wat moet gebeuren. Er ligt een optie op tafel van Meer Met Minder, een stichting waarmee de overheid een convenant heeft afgesloten. Meer Met Minder heeft een voorstel op tafel gelegd voor een eenvoudiger label dat toch aan alle eisen voldoet en bovendien voorziet in de mogelijkheid van advisering over investeringen ten behoeve van energiebesparing. Daar heeft men in de bestaande bouw echt behoefte aan. Ik denk dat het mogelijk moet zijn om de plannen van Meer Met Minder voortvarend uit te werken.

Ik ben niet zo geïnteresseerd in die boetes die ons boven het hoofd zouden hangen. Overigens zijn die boetes wel een heel rare consequentie van de Europese regelgeving, aangezien het natuurlijk iets is wat je prima op landelijk niveau kunt regelen. Door in te steken op dat label, doen we bovendien daadwerkelijk iets aan de reductie van de CO2-uitstoot.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het is een interessante suggestie. Ik hoop dan ook dat de minister erop in zal gaan in zijn beantwoording.

Hoe beoordeelt de heer Bisschop de plannen voor een energiebesparingsfonds, een plan dat ik met een aantal andere fracties heb ingediend? Het mes snijdt in dit plan aan twee kanten, want het leidt tot energiebesparing en het stimuleert de nieuwbouw.

De voorzitter:

Een korte reactie, mijnheer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Ik doe mijn uiterste best, voorzitter.

Ik sta daar welwillend tegenover, juist omdat het een extra stimulans voor de bouw zou kunnen zijn. Misschien biedt de verkoop van wat frequenties wel wat extra mogelijkheden.

De heer Van der Linde (VVD):

Voorzitter, dit wordt mijn maideninterruptie.

Ik ben zeer benieuwd naar de plannen van de heer Bisschop voor de rijksdienst.

De heer Bisschop (SGP):

Deze interruptie sluit mooi aan bij het betoog van de heer Van der Linde.

Ik zou willen onderstrepen dat de rijksoverheid vooral in krimpregio's en krimpprovincies alles moet doen om een bijdrage te leveren aan het verminderen van de krimp. Dat kan onder andere door rijksdiensten en andere voorzieningen die van algemeen belang zijn, in die gebieden in stand te houden. Ik vraag de minister om handen en voeten te geven aan deze mogelijkheid om krimp tegen te gaan.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Op 15 november hebben wij de eerste keer ... hebt u mij drie minuten spreektijd gegeven, zie ik dat goed? Ik had 15 minuten opgegeven.

De voorzitter:

Nee hoor, u hebt twaalf minuten voor de eerste termijn. Het wordt keurig bijgehouden, daarover hoeft u zich geen zorgen te maken.

De heer Klein (50PLUS):

50PLUS staat voor meer!

Voorzitter. Op 15 november hebben wij voor de eerste keer met de minister over wonen gesproken, bij de discussie over de verhuurderheffing. Dat hebben wij toen besproken in het licht van de vraag hoe wij de woningmarkt gaan aanpakken. De woningmarkt zit op slot en daarvoor moeten wij een goede aanpak hebben. De fractie van 50PLUS heeft toen aangegeven dat er initiatieven zijn vanuit de samenleving, zoals Wonen 4.0, dat veel breder is dan hier wordt gesuggereerd. Er is ook een pakket aangegeven, op het gebied van hypotheekrente en de verhuurderheffing. Ik heb het stenogram nog eens nagelezen: de minister heeft het er vaak enthousiast over gehad dat er duidelijkheid moet komen. Met het noemen van het woord duidelijkheid krijg je echter nog geen duidelijkheid. Als je kijkt naar de periode vanaf 15 november tot gisteravond, zie je eigenlijk dat de minister een soort brandweerman is geworden. Het huis staat in brand – dat past heel goed bij de woning – en vervolgens moeten wij gaan blussen. Wat gaan wij allemaal doen? De spaarhypotheek uitstellen. Geen 100% aflossing meer toestaan. Voor 2014 de bestaande contracten nog een keertje aanpakken voor de hypotheekrente. Noodmaatregelen invoeren rond de renteaftrek voor de restschuld. Startersmaatregelen treffen om dat weer iets te bevorderen. De verhuurderheffing invoeren, met grote verhuurheffingen en minder huurverhogingen en minder investeringen. Verder noem ik de WOZ-problematiek rond studentenhuisvesting en zorginstellingen.

Op al die punten komt de minister als een brandweerman met wat blusmaatregelen om de pijn te verzachten en een beetje te redden wat er te redden valt. Ondertussen zien wij nog steeds problemen in de markt en in de bouw en zien wij dalende prijzen. Hadden wij eerst alleen nog maar onrust onder de eigenwoningbezitters, nu is ook de huurdersmarkt in rep en roer, gelet op de mailtjes die wij daarover binnenkrijgen.

Voor 50PLUS is het heel helder: minister, houd op met brandweerman zijn en word architect. Ga daadwerkelijk datgene doen wat de vorige keer is aangegeven. Ik heb het nu over het overleg van 15 november, waar wij het gehad hebben over de woordspelletjes rond uw achternaam, namelijk: word minister Bouwblok. Dat kunt u ook daadwerkelijk gaan invullen, want tot nu toe is het alleen maar een beetje blussen, en blussen in een brandend huis leidt alleen maar tot een afgebrand huis. Dat betekent dus per definitie nog meer ellende op de woningmarkt. De fractie van 50PLUS vindt het belangrijk om dit goed aan te pakken. Met name waar het gaat om de seniorenwoningen zien wij grote problemen. Wij hebben onlangs een onderzoeksrapport ontvangen van de ANBO, waaruit blijkt dat tweederde van de gemeenten aangeeft in 2020 een tekort aan seniorenwoningen te zullen hebben. Seniorenwoningen zijn hartstikke nodig, want mensen zitten op dit moment vast in hun huidige woning en moeten doorstromen. Doorstroom van senioren naar seniorenwoningen is juist ook voor jongeren van belang om te kunnen starten op de woningmarkt.

Dan kom ik op het probleem van de inkomensafhankelijke huur voor de groep senioren 55-plus. Wij hebben daarover grote zorgen, zeker omdat voor ons het een ander onduidelijk is, maar wellicht kan de minister ons al enige duidelijkheid geven. De senioren die op een gegeven ogenblik met pensioen gaan, op 65-jarige leeftijd of op de verhoogde leeftijd, zouden vervolgens wel weer een huurverlaging moeten krijgen, omdat hun inkomen dan natuurlijk naar beneden gaat, door de AOW en het aanvullende pensioen.

Een ander punt waar wij graag aandacht voor willen vragen, is levensloopbestendig bouwen. Wij gaan uiteraard de minister aanspreken als architect, als actief bouwer. Levensloopbestendig bouwen vindt 50PLUS een zeer belangrijke opgave, want dan houden we woningen geschikt voor alle leeftijdscategorieën. Dan kun je in je wooncarrière zowel naar boven als naar beneden telkens in een woning terecht, zonder dat die aangepast hoeft te worden, bijvoorbeeld omdat de deuren te smal zijn en omdat er overal drempels zijn, en dan noem ik nog maar de kleine voorbeelden. Tot dusver onze ideeën over het Wonen in het kader van deze begrotingsbehandeling.

Over de rijksdienst hebben we gisteren ook al een discussie gehad met minister Plasterk van Binnenlandse Zaken. Dat ging met name over de arbeidsvoorwaardenregeling en over het feit dat er voor mensen met functioneel leeftijdsontslag een gat aan het ontstaan is tussen de leeftijd bij ontslag en de pensioengerechtigde leeftijd. Er ontstaat een AOW-gat, omdat de regeling voor een vervroegde uitkering op hun 65ste stopt, terwijl ze werkelijk door de verhoogde leeftijd pas veel later een AOW-uitkering kunnen krijgen. Volgens mij ligt deze zaak bij de minister, maar bij welke minister is mij niet helemaal helder. Ik begreep gisteren dat dit wellicht bij minister Plasterk ligt.

Bij deze minister ligt dan weer het arbeidsmarktverhaal. Hij geeft aan – en D66 heeft daar ook al een opmerking over gemaakt – dat er een pensioenengolf aankomt onder ambtenaren, omdat er een heleboel met pensioen zullen gaan. Dat betekent ook dat de vacatures ingevuld worden. Anders dan wat D66 aangeeft, vinden wij dat juist in het kader van goede kwaliteit en goed arbeidsmarktbeleid van de rijksoverheid kansen gegeven moeten worden aan 50-plussers om die vacatures in te vullen. 50PLUS is tegen quotering. Meten is echter weten, en daarom vraagt 50PLUS om een rapportage in 2014 om te bezien in hoeverre vacatures bij de rijksoverheid ingevuld worden door 50-plussers. De Rijksoverheid heeft immers een voorbeeldfunctie en zou daarom 50-plussers moeten aannemen.

De heer Schouw (D66):

Ik probeer een gat onmiddellijk te dichten dat er zou kunnen ontstaan tussen 50PLUS en D66. Ik bedoelde te zeggen dat de minister zich moet inspannen voor een evenwichtige leeftijdsopbouw in zijn personeelsbeleid. Aan de vertegenwoordiger van 50PLUS wil ik vragen of hij dat met mij eens is.

De heer Klein (50PLUS):

Ten principale hoeft dat niet. Evenwichtig zou betekenen dat je vanuit alle categorieën mensen hebt, alsof dat een betekenis heeft voor het functioneren van de overheid. Wij zijn voor een kwalitatief goede opbouw van de ambtelijke diensten en dat betekent dat leeftijden weliswaar een criterium kunnen zijn, maar van minder groot belang. Als er al een vergrijzing plaats zou vinden binnen de rijksoverheid en er ontstaan vacatures doordat er een uitstroom plaatsvindt, dan moeten die vacatures niet primair met jongeren worden ingevuld, maar met kwaliteit, en bij kwaliteit horen uiteraard ook 50-plussers.

De heer Schouw (D66):

Ik geloof dat het niet gaat lukken om de kloof te dichten. Wij zijn natuurlijk ook voor kwaliteit, maar wij vinden het wel belangrijk dat ook jonge ambtenaren in het ambtenarenapparaat komen, zodat het niet alleen bestaat uit grijze oudere mensen. Daarom willen wij ook graag dat het kabinet daar zijn best voor doet. Ik begrijp echter dat de heer Klein het prima vindt als het ambtenarenapparaat alleen maar bestaat uit 50-plussers.

De heer Klein (50PLUS):

Mijn oproep was met name gericht op de voorbeeldfunctie van de rijksoverheid, daar waar 50-plussers slecht aan de bak komen wanneer zij hun baan verliezen. Wij kiezen er ook voor dat mensen langer moeten blijven werken. Dat betekent dat zij ook goede kansen moeten krijgen binnen de rijksoverheid wanneer daar vacatures ontstaan.

De voorzitter:

Ik zie de heer Verhoeven staan. Mijnheer Verhoeven, graag interrumperen aan het eind van het betoog van de heer Klein. Daar komen wij op terug.

De heer Verhoeven (D66):

Aan het eind van het betoog? Oké.

De heer Klein (50PLUS):

Daarmee ben ik aan het eind van mijn betoog.

De voorzitter:

Dank u wel. U bent klaar?

De heer Klein (50PLUS):

Dat heb ik gezegd.

De voorzitter:

U maakte zo'n punt van het aantal minuten spreektijd dat u had, maar het is prima.

De heer Klein (50PLUS):

Dan spaar ik wat op voor de tweede termijn.

De voorzitter:

Daar bent u vrij in. De heer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Er wordt nu zojuist, los van het betoog van de heer Klein …

De voorzitter:

De heer Klein is klaar, dus dit gaat niet over zijn inbreng.

De heer Klein (50PLUS):

De heer Verhoeven had een vraag aan mij.

De heer Verhoeven (D66):

Nee, ik heb een vraag over iets wat zojuist is rondgedeeld en wat volgens mij …

De voorzitter:

… niet van de heer Klein is.

De heer Klein (50PLUS):

… buiten u omgaat.

De voorzitter:

Maar bent u klaar met uw betoog, mijnheer Klein?

De heer Klein (50PLUS):

Ja.

De voorzitter:

Dan kunt u gewoon weer gaan zitten. Dank u wel, mijnheer Klein. Dan gaan wij nu over op een procedurele opmerking van de heer Verhoeven, maar die heeft niets met u te maken.

De heer Verhoeven (D66):

Ik krijg nu zojuist iets rondgedeeld, een A4'tje met wat zinnen erop. Ik weet niet van wie het komt, ik weet niet wat het is, ik weet niet waar het voor dient en ik weet niet waarom het wordt rondgedeeld, dus ik zou er graag een toelichting op krijgen.

De voorzitter:

Dat was ook de bedoeling. De tekst is afkomstig van de heer Jansen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Die heb ik opgevraagd bij de Eerste Kamer. Ik heb het stenogram laten ronddelen van de stemverklaring van de SP gisteravond over de motie waarover de heer Verhoeven zo'n duidelijke mening had. Ik zou dus graag nu een excuus krijgen van hem en van zijn collega Monasch, want als wij een beetje fatsoenlijk met elkaar omgaan in deze Kamer, kunnen wij van mening verschillen maar gaan wij niet de feiten verdraaien.

De heer Verhoeven (D66):

Ik zal helaas geen excuses aanbieden aan de heer Jansen. Ik heb geen feiten verdraaid. Ik heb alleen beweerd dat de SP een motie heeft gesteund waarin staat dat gehouden moet worden aan de 2,1 miljard verhuurderheffing. Ik zal die motie hier nu niet gaan ronddelen. Dat is wat ik heb beweerd. De heer Jansen heeft zijn fractie in de Eerste Kamer daar blijkbaar voor zien stemmen. Ik heb verder met deze hele stemverklaring niet zoveel te maken. Als je een motie niet goed vindt, moet je ertegen stemmen. De SP heeft dat niet gedaan. Ik heb geen enkel feit verdraaid. Dat is mijn reactie op zijn verzoek. Volgende keer beter, zou ik tegen hem willen zeggen.

De voorzitter:

Over dit punt is voldoende van gedachten gewisseld, dus ik zou het hierbij willen laten.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer. De antwoorden van de minister en de tweede termijn zullen morgen plaatsvinden.

De vergadering wordt van 12.52 uur tot 13.50 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven