Noot 1 (zie blz. 19)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op vragen gesteld in de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken (onderdelen Binnenlandse Zaken en Wonen en Integratie)

PvdA

Vraag 7

Wat doet de minister om differentiatie in de taken van gemeenten mogelijk te maken?

Antwoord:

Ik geef mijn reactie op dit voorstel in mijn brief die ik in maart 2011 naar uw kamer zal sturen. In deze brief geef ik mijn visie op het binnenlands bestuur, de Wgr-plus, provinciale opschaling en de infrastructuurautoriteit.

Vraag 10

Acht de minister zich, analoog aan lokale regeling, ook verantwoordelijk voor de melding van nevenfuncties van Tweede Kamerleden?

Antwoord:

• De plicht tot openbaarmaking van nevenfuncties voor politieke ambtsdragers heeft met ingang van 24 maart 2010 een wettelijke basis (Staatsblad 2010, 122). Dit geldt ook leden van de Tweede Kamer.

• De verantwoordelijkheid voor melding van nevenfuncties ligt bij de politieke ambtsdrager zelf.

• Het orgaan waar betrokken politieke ambtsdrager werkt, is verantwoordelijk voor het bijhouden van een register. In dit geval dus de Tweede Kamer. De beoordeling of een bepaalde nevenfunctie een relatie heeft met de uitoefening van een bepaalde politiek functie, moet ook in de eerste plaats daar plaatsvinden.

Vraag 11

Ziet de minister geen rol weggelegd voor CdK’s en burgemeesters op gebied van integriteit (zie Limburg)?

Antwoord:

Het lid Heijnen stelde een vraag over de positie van Cdk’s en burgemeesters bij integriteitsproblemen in gemeenten.

In de praktijk vervullen zij vaak al een rol als er zich incidenten voordoen. Mijn voorganger minister Ter Horst wilde deze rol formeel regelen.

In de Gemeentewet zou geregeld kunnen worden dat de burgemeester een zorgtaak heeft voor de gemeentelijke integriteit. Als daar door lokale omstandigheden aanleiding voor is, zou ook de CdK een bemiddelende en sturende rol moeten kunnen vervullen. Ook dat gebeurt al vaak in de praktijk. Ook deze rol van de CdK zou ik in de Provinciewet willen verankeren. Ik zal bezien of ik voorstellen aan de Kamer zal zenden.

Vraag 13

Wat wil dit kabinet met verbetering dienstverlening en vermindering lastendruk? Ook met de betaaltermijnen?

Antwoord:

• Het kabinet streeft naar een compacte, efficiënte en dienstverlenende overheid.

• Begin 2011 presenteer ik een aanpak voor het verder verbeteren van de dienstverlening en verminderen administratieve lasten voor burgers, professionals en medeoverheden.

• Conform het regeerakkoord betekent dit dat vanaf 2012 jaarlijks de administratieve lasten met 5% worden verlaagd voor burgers.

• Voor professionals wordt verder gewerkt aan vermindering van de regeldruk binnen de domeinen veiligheid, onderwijs, zorg en sociale zekerheid.

• De overheid betaalt facturen binnen dertig dagen. Op termijnoverschrijding volgen in beginsel boetes.

VVD

Vraag 15

Kan de Minister de zittingsduur van de huidige waterschapsbesturen verlengen tot na de gemeenteraadsverkiezingen, om zodoende ruimte te creëren om de kieswijze van de besturen te wijzigen en daar de benodigde duidelijkheid over te bieden jegens de politieke partijen die al in 2011 voorbereidingen moeten treffen de verkiezingen van 2012?

Antwoord:

• Voorop staat dat het in eerste instantie aan mijn collega-minister van Infrastructuur en Milieu is om het initiatief te nemen tot het wijzigen van de kieswijze van de waterschapsbesturen. Uiteraard is mijn ministerie betrokken vanwege de algemene verantwoordelijkheid voor verkiezingsprocedures, en vanwege de verantwoordelijkheid voor een goed binnenlands bestuur.

• Momenteel wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor een nieuwe regeling waarbij de waterschapsbesturen indirect door gemeenteraden worden gekozen.

• Over de vraag over de zittingsduur heeft de minister van I&M advies gevraagd aan de Kiesraad. Dit advies volgt waarschijnlijk nog voor het eind van dit jaar.

Vraag 16

Gaat de minister praten met gemeenten over deelraden? Kiest de minister voor het Haagse model voor deelraden?

Antwoord:

• Alleen Amsterdam en Rotterdam hebben deelgemeenten.

• Een wijziging van de Gemeentewet tot afschaffing van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen, zal ik op korte termijn in procedure brengen. Over het concept wetsvoorstel zal ik nog contact hebben met Amsterdam en Rotterdam. Ik wil echter voortvarend uitvoering geven aan deze afspraak uit het regeerakkoord. Wat mij betreft gaat de afschaffing in met ingang van de raadsverkiezingen 2014.

• Welke keuzes Amsterdam en Rotterdam vervolgens maken ten aanzien van de inrichting van het bestuur – uiteraard binnen de kaders van de Gemeentewet – behoort tot de gemeentelijke autonomie.

Vraag 18

Wat is het beleid van de minister t.a.v. een kleinere overheid en hoe wil de minister op dit onderwerp opereren?

Antwoord:

• De taakstelling voor de rijksdienst van 1,52 miljard euro in 2015 is in het regeerakkoord verdeeld over de departementale begrotingen. Invulling van deze taakstelling is een primaire verantwoordelijkheid van de verschillende ministers.

• Een meer gezamenlijke aanpak van de bedrijfsvoering en de in het regeerakkoord aangekondigde clustering van uitvoerings- en toezichtsorganisaties kunnen een belangrijke bijdrage aan de taakstelling leveren. Ik zal daarvoor een uitvoeringsprogramma voorbereiden. Volgende maand wil ik de Kamer nader informeren over de voornemens van het kabinet ten aanzien van de invulling van de taakstelling bij het Rijk.

• Ook via de bestuurlijke kant zal ik streven naar een kleinere overheid. Via decentralisatie en de daarmee samenhangende vergroting van de efficiency zal de overheid kleiner en beter werken. En tot slot ook door als Rijk taken niet meer uit te voeren (bv. inburgering, ISV).

Vraag 19

We moeten af van stemmen met een rood potlood. Wat zijn de plannen van de minister? Dit moeten we programmatisch aanpakken. Er moeten niet alleen formulieren aangepast worden.

Antwoord:

In de evaluatie van de verkiezing van de Tweede Kamer, die recent naar uw Kamer is gezonden, is op deze punten ingegaan. Volgende week, op 9 december, hebben we hier ook een Algemeen Overleg over. Ik neem aan dat we in het komende AO uitgebreid over deze punten zullen spreken.

Ik heb oog voor de knelpunten die zich voor kunnen doen bij het tellen van papieren stembiljetten. Het huidige stembiljet is daar mede de oorzaak van. Dat is de reden waarom voormalig staatssecretaris Bijleveld, met instemming van uw Kamer, heeft besloten om te onderzoeken of een nieuw stembiljet kan worden ontworpen dat ook met elektronische hulpmiddelen is te tellen. Dat onderzoek is gaande en ik vind dat de uitkomsten daarvan moeten worden afgewacht.

Daarbij wordt er niet alleen gekeken naar het tellen van het stembiljet maar ook naar de wijze waarop partijen en kandidaten op het stembiljet worden vermeld. Dat is van belang voor kiezers die niet goed kunnen zien en voor mensen die niet goed kunnen lezen. Dit punt vind ik net als de heer Van Beek zeer van belang.

Tenslotte zou ik toch nog willen wijzen op de oorzaken die er toe hebben geleid dat er besloten is niet meer elektronisch te stemmen. Het zou niet verstandig zijn om die te vergeten. Het ging mis omdat er onvoldoende aandacht was geweest voor de beveiliging. Daardoor kon de stichting «wij vertrouwen stemcomputers niet» aantonen dat de stemcomputers konden worden gemanipuleerd. En dan heb ik het niet over het punt van de straling. Ik heb het dan over het kunnen wijzigen van de programmatuur. Zouden in toekomst stemcomputers weer worden ingevoerd, dan kunnen we er zeker van zijn dat er voor elke verkiezing discussies zullen zijn over de beveiliging ervan. Ik betwijfel of de organisatie van de verkiezingen daarmee gediend zal zijn.

Vraag 20

Welke plannen heeft de Minister voor het stemmen van mensen met een handicap?

Antwoord:

Er wordt onderzoek gedaan of een nieuw stembiljet kan worden ontworpen. Daarbij is aandacht voor personen met een handicap. Er wordt gekeken naar de wijze waarop partijen en kandidaten op het stembiljet worden vermeld. Dat is van belang voor kiezers die niet goed kunnen zien en voor mensen die niet goed kunnen lezen. Dit punt vind ik net als de heer Van Beek zeer van belang. Verder verwijs ik ook naar mijn antwoord op de vorige vraag.

Vraag 21

Welke maatregelen wil de Minister nemen om het stemmen voor kiezers in het buitenland gemakkelijker te maken?

Antwoord:

In de evaluatie van de verkiezing van de Tweede Kamer, die recent naar uw Kamer is gezonden, is op deze punten ingegaan. Volgende week, op 9 december, hebben we hier ook een Algemeen Overleg over. Ik neem aan dat we in het komende AO uitgebreid over deze punten zullen spreken.

Ik memoreer dat naar aanleiding van de verkiezing van de leden van het Europees Parlement reeds is besloten om een aantal maatregelen te treffen, namelijk:

• Registratie mogelijk maken bij de vertegenwoordigingen van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint Maarten (in plaats van bij de gemeente Den Haag);

• Mogelijk maken dat de kiezers die vanuit het buitenland stemmen hun stem ook met andere kleuren dan rood kunnen markeren op het stembiljet. Dit om het aantal ongeldige stemmen te verminderen;

• Mogelijk maken dat kiezers hun registratieformulier en kopie bewijs Nederlanderschap via e-mail kunnen opsturen.

Ook is toegezegd te onderzoeken of het stembiljet zodanig kan worden aangepast dat het op een eerder tijdstip aan de kiezer kan worden verstuurd en de kiezer het eerder kan terugzenden. Dit punt wordt meegenomen in het onderzoek naar een nieuw model van het stembiljet.

Vraag 22

Gaat de minister regelen dat de eigen wachtgeldregeling (naast APPA) van provincies en gemeenten stopt?

Antwoord:

In de volgende fase van de uitwerking in de lagere regelgeving van de voorstellen van de commissie Dijkstal, ben ik van plan de mogelijkheid voor raden om bij verordening een pensioen- en uitkering te regelen, te schrappen. Dit vergt geen wijziging op wetsniveau. Uiteindelijk moet de Appa de enige wet pensioenwet voor politieke ambtsdragers worden

Begin dit jaar zijn de Dijkstal wetsvoorstellen aanvaard. Vervolgens zijn de onderwerpen die nog dit jaar uitgewerkt moesten worden in lagere regelgeving opgenomen (sollicitatieplicht en verrekening neveninkomsten).

In 2011 worden de overige onderwerpen opgepakt, waaronder dit onderwerp.

Vraag 25

Waarom is er geen VOG verplicht voor wethouders en gedeputeerden? Verzoek om een uniforme regeling

Antwoord:

• Dit is primair een zaak van de gemeenten en provincies zelf.

• Wethouders worden benoemd door de gemeenteraad. Gedeputeerden door provinciale staten.

• Voormalig staatssecretaris Bijleveld heeft de gemeenten en provincies hierover aangeschreven.

• Haar advies was om benoemingscommissies in te stellen. Deze zouden in het bijzonder ook aandacht moeten besteden aan het integriteitsaspect.

• Bestuurders dienen van onbesproken gedrag te zijn. In dat kader zou ook om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) kunnen worden gevraagd. Ik ben daar voorstander van.

SP

Vraag 26

Ziet de Minister mogelijkheden om te bezuinigen op het provinciale takenpakket?

Antwoord:

De mate van gastvrijheid van Bestuursorganen vormt in mijn ogen geen graadmeter van de mogelijkheid van mogelijke bezuinigen daar. Ik heb de Kamer toegezegd om in januari duidelijkheid te verschaffen over het nieuwe verdeelmodel. Daar in zijn bezuinigen verwerkt die het vorige kabinet al had vastgesteld.

Vraag 28

Steunt de minister het voorstel dat herindeling alleen mag als de bevolking er om vraagt?

Antwoord:

• In het regeerakkoord is het volgende over gemeentelijke herindeling opgenomen:

«Gemeentelijke herindelingen komen alleen van onderaf tot stand. De provincie heeft een actieve rol bij de oplossing van bestuurlijke en financiële knelpunten.»

• Lokaal draagvlak voor een herindelingsvoorstel is een belangrijk criterium voor het kabinet. Gemeentebesturen, zo laat de praktijk zien, investeren veel in het draagvlak onder de bevolking. Dat betekent overigens niet dat daarmee altijd de tegenstand tegen herindeling kan worden weggenomen.

• Tijdens het wetgevingsoverleg met uw Kamer heb ik aangegeven dat ik nog eens zou kijken of het nodig is om het huidige Beleidskader gemeentelijke herindeling aan te passen.

• Dat wil ik in dialoog met gemeenten en provincies gaan doen. Ik wil dan kijken naar het gehele voorbereidingsproces bij herindeling en de rolverdeling tussen gemeenten en provincies en ik zal daarbij ook kijken naar de houdbaarheid van de huidige spelregels rondom het betrekken van de inwoners bij voorgenomen herindelingen. Daar wil ik nu inhoudelijk nog niet op vooruit lopen.

Vraag 29

Kleinschaligheid provincies en taakdifferentiatie. Wat is de opvatting van de minister van het voorstel van de PvdA voor meer soevereiniteit in eigen kring?

Antwoord:

Ik geef mijn reactie op dit voorstel in mijn brief die ik in maart 2011 naar uw kamer zal sturen. In deze brief geef ik mijn visie op het binnenlands bestuur, de Wgr-plus, provinciale opschaling en de infrastructuurautoriteit.

Wat het concept van de soevereiniteit in eigen kring betreft, wijs ik er op dat dit betrekking heeft op de eigen verantwoordelijkheid, waarin de overheid niet dient te treden. Kennisname van dit concept maakt duidelijk dat dit geen betrekking heeft op de verdeling van bestuurlijke taken in de overheid.

Vraag 30 (tevens 32)

Inkomsten bestuurders, wanneer komt er een wet voor normering topinkomens voor de semipublieke sector;

Inkomensnormering wethouders: Is de minister bereidt hierover met gemeenten te overleggen om te komen tot een normering?

Worden er mensen in dienst genomen bij ministeries die meer verdienen dan de minister? Graag een antwoord van de minister.

Antwoord:

Inkomens bestuurders:

Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan het verwerken van opmerkingen uit het advies van de Raad van State in het wetsontwerp Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector. Daarna kan het wetsontwerp via de gebruikelijke weg worden aangeboden. Wij hopen op zeer korte termijn.

Inkomens ambtenaren bij ministeries:

Er worden bij het Rijk geen arbeidsvoorwaardelijke inkomensafspraken gemaakt die leiden tot een inkomen boven het maximum regime uit de WNT (het wetsontwerp normering topinkomens), dus 130% van het huidige ministerssalaris.

Inkomens wethouders:

• De bezoldiging van burgemeester en wethouders is al strak genormeerd door regelgeving van het Rijk. Gemeenten kunnen daar in het geheel niet van afwijken.

• De bezoldiging van wethouders hanteren als inkomensnorm voor gemeenten is de zaak van gemeenten zelf.

Het salarisgebouw van een gemeente is een gemeentelijke aangelegenheid waarin ik niet kan, en niet wil treden.

Vraag 32

Worden er mensen in dienst genomen bij ministeries die meer verdienen dan de minister? Graag een antwoord van de minister.

Antwoord:

Zie antwoord bij vraag 30.

Vraag 34

Waarom bespioneren de Amerikanen in Europa Europese burgers en kan de minister verzekeren dat dit in Nederland gebeurd?

Antwoord:

De vraag naar de motieven van de VS voor iets waarvan niet bekend is of het gebeurd laat zich niet beantwoorden.

De AIVD doet onderzoek naar inlichtingenactiviteiten van ander landen in of tegen Nederland en treed op waar nodig.

CDA

Vraag 35

De in het regeerakkoord geschetste ambitie om een kleinere/betere overheid te realiseren veronderstelt dat bij de Hoge Colleges van Staat niet «met de kaasschaaf» bezuinigd wordt, maar dat daadwerkelijke keuzes gemaakt worden. Hoe gaat deze Minister de ambitie van een kleinere/betere overheid nu eindelijk eens realiseren, ook voor wat betreft de Hoge Colleges van Staat. Is de minister bereid dit gedifferentieerd aan te pakken?

Antwoord:

Vanuit het regeerakkoord hebben de Hoge Colleges een aandeel van € 14 mln. in de taakstelling. Het kabinet rekent op de bijdrage van de Hoge Colleges gezien het belang van gezonde overheidsfinanciën. De regering is van mening dat ook bij de Hoge Colleges efficiencywinst mogelijk is.

Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 11 november 2010 ga ik in gesprek met de colleges over de wijze van invulling.

Ik ben vooralsnog positief over de bereidheid van de colleges om mee te werken aan de taakstelling en daarbij moeilijke keuzes maken hoe, en waar deze precies te realiseren.

Zodra de gesprekken zijn afgerond zal ik de Kamer nader informeren.

Vraag 37

Het is de taak van deze minister om alle departementen onder de rijksbrede organisatie/systemen als Logius, P-direkt, DWM, 4FM, RAD maar ook ZBO’s te brengen. Graag reactie van de Minister.

In RA is afgesproken uitvoering te geven aan adequate aansturing van de centralisatie van de bedrijfsvoering

Antwoord:

• Zoals ik al eerder aan de Kamer heb toegezegd zal ik in het eerste kwartaal van 2011 uw Kamer informeren over een uitvoeringsprogramma. Daarbij zal ik ook op de betrokkenheid van ZBO’s ingaan.

• Het programma Rijksdienst heeft veel opgeleverd. In de rapportages van de Vernieuwing Rijksdienst heeft uw Kamer daar al kennis van kunnen nemen.

• Daarnaast zal het programma Vernieuwing Rijksdienst (VRD) volledig worden uitgevoerd. Begin volgend jaar ontvangt uw Kamer een voortgangsrapportage over de projecten. Inzake de voortgang van de fte taakstelling, waarvan het grootste deel in 2010 en 2011 zal moeten worden opgeleverd, zal ik in het voorjaar van 2011 en het voorjaar van 2012 aan uw Kamer rapporteren.

• In de zesde Voortgangsrapportage Programma Vernieuwing Rijksdienst over 2009 staat dat de taakstelling voor de rijksdienst als geheel volgens planning verloopt. Volgens planning zou in dat jaar in totaal ¼ deel van de afslanking worden gerealiseerd.

• In onderstaande tabel uit de zesde Voortgangsrapportage is de ontwikkeling van de omvang van de rijksdienst tussen 31 december 2006 en 31 december 2009 weergegeven. Daarnaast zijn er goedgekeurde intensiveringsruimte en interdepartementale fte-overboekingen. Conclusie is dat de rijksdienst eind 2009 netto 2 133 fte is gekrompen ten opzichte van de nulmeting. Drie ministeries zitten boven hun toegestane plafond. Dit zijn de ministeries van AZ, BZK en LNV.

MinisterieNul-meting 31-12-200731-12-2008 31-12-2009 Verschil 2006–2009 Totale taakstellingToegestaan plafond 2009
Algemene Zaken 458442 436 451 – 7 69 440
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 3.454 3.499 3.683 4.004 550405 3.961
Buitenlandse Zaken 3.287 3.258 3.1863.060 – 227 391 3.148
Economische Zaken 5.8975.914 5.970 6.004 107 721 6.039
Financiën32.522 33.658 33.639 33.587 1.065 1.20133.994
Justitie 28.612 29.203 29.015 28.517– 95 1.771 29.599
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit8.653 8.492 8.549 8.467 – 186 1.188 8.368
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen111.84911.591 11.123 11.034 – 815 1.436 11.636
Sociale Zaken en Werkgelegenheid225.283 23.60022.473 23.355 – 1.928 1.366 24.695
Verkeer en Waterstaat 16.026 16.113 16.058 15.855 – 1711.423 15.970
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 7.2757.413 7.191 7.201 – 74 888 7.331
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer5.822 5.789 5.644 5.470 – 352 913 5.493
Eindtotaal (in fte)149.138148.972146.967147.005– 2.13311.772150.672

Vraag 38

Concurrentiebeding voor politieke ambtsdragers. De casus Bos wordt aangehaald. Gevraagd wordt of de minister regels op dit punt (vertrouwelijkheid) kan formaliseren

Antwoord:

Opmerking vooraf: tijdens begrotingsbehandeling van AZ is een motie die om meer regels vroeg, door MP afgewezen en door Tweede Kamer verworpen.

1. Voor oud-bewindspersonen gelden al geheimhoudingsverplichtingen met betrekking tot staatsgeheimen en ambtsgeheimen. Bij schending gesanctioneerd in Wetboek van Strafrecht (artt. 98 e.v. en 272).

2. Ook is er al een procedurele regel voor vertrekkende bewindspersoon: het voornemen tot het voeren van besprekingen over een toekomstige werkkring wordt door de bewindspersoon eerst ter goedkeuring voorgelegd aan de MP (brief 20 december 2002 (TK 2002–2003, 28 754, nr. 1).

3. Gedragsregels (eveneens brief 20 december 2002 (TK 2002–2003, 28 754, nr. 1):

Het is gewenst dat een vertrekkende bewindspersoon bij het aanvaarden van een functie na afloop van zijn ambtsperiode zo handelt, dat daarmee niet de schijn wordt gewekt dat hij tijdens zijn ambtsuitoefening onzuiver heeft gehandeld c.q. verkeerd omgaat met de kennis die hij tijdens die periode heeft opgedaan. Deze gedragsregels voor bewindspersonen na afloop van hun ambtsperiode worden door de formateur onder de aandacht gebracht van de kandidaat-bewindspersonen.

4. Specifieke aanvulling daarop is mogelijk. Defensie bijvoorbeeld vult dit als volgt in: een bewindspersoon zal na beëindiging van zijn of haar ambtsperiode gedurende de daarop volgende twee jaar voor Defensie niet aanvaardbaar zijn als gesprekspartner van of namens het bedrijfsleven. Tevens zal een bewindspersoon na beëindiging van zijn of haar ambtsperiode gedurende de daarop volgen de twee jaar door Defensie op generlei wijze als externe medewerker worden ingehuurd.

5. Aanvullend wil ik bezien hoe specifiek het punt van voorkomen van misbruik van vertrouwelijke informatie opgepakt zou kunnen worden in het kader van deze discussie.

Vraag 39

Grensoverschrijdende samenwerking/ taskforce van Gelder zou voor 2011 tot concrete oplossingen/ voorstellen komen. Hoe staat het hiermee?

Antwoord:

– De manier van werken van de grensmakelaar heeft een forse versnelling aangebracht in de afhandeling van grensknelpunten.

– Het mandaat van de grensmakelaar loopt tot begin 2011. De Raad voor het Openbaar Bestuur brengt in december een evaluatie uit over het GROS traject. Aan de hand hiervan zal ik in overleg met de «grensregio’s in Nederland en de betrokken buurlanden een beslissing nemen over de wijze waarop grensoverschrijdende samenwerking in de toekomst kan worden gewaarborgd.

– Ik zal u hierna informeren over een vervolgaanpak.

Vraag 40

Wat is de stand van zaken van motie De Pater.

Antwoord:

Mijn ambtsvoorganger heeft naar aanleiding van de motie de Pater een onderzoek uitgevoerd naar de precieze bewoording van de ambtseed bij de verschillende gemeenten en provincies. Mede als gevolg van de kabinetswisseling zijn de resultaten van dit onderzoek nog niet verwerkt. Deze verwerking is nu weer opgepakt en een kabinetsreactie over de wijze van uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Uitleg: De Motie-De Pater (CDA) constaterende, dat de formulering van de ambtseed of -belofte wettelijk is vastgelegd voor rijksambtenaren en politieambtenaren, maar niet voor ambtenaren bij gemeenten en provincies. Hierdoor week de formulering van de ambtseed of -beloften bij de verschillende gemeenten en provincies af van de Rijksambtseed of -belofte. De motie verzocht de regering om de formulering van de eed of belofte voor ambtenaren bij gemeenten en provincies vast te leggen zodat voor het gehele Nederlandse rechtsgebied dezelfde bewoordingen geldt voor ambtseed of -belofte;

Over de uitvoering van de Motie-De Pater is overleg geweest tussen BZK en Justitie. Mijn ambtsvoorganger achtte nader onderzoek nuttig naar de vraag hoe de ambtseed bij gemeenten en provincies wordt afgelegd en naar de behoefte aan (een) formulering(en) die recht doet/doen aan andere geloofsovertuigingen dan alleen de christelijke. Daartoe is een klein onderzoek/quick scan gedaan onder gemeenten.

De resultaten van dit onderzoek zijn, mede als gevolg van de kabinetswisseling, nog niet verwerkt. Die verwerking wordt nu echter weer opgepakt met de verdere voorbereiding van een kabinetsreactie over de wijze van uitvoering van de motie.

D66

Vraag 41

Wanneer kunnen wij de plannen van de Minister voor de inrichting van het binnenlands bestuur en het democratisch stelsel bespreken?

Antwoord:

Op dit moment voer ik gesprekken met de betrokken besturen. Op basis daarvan verwacht in maart te komen met een brief waarin wordt ingegaan op de provinciale opschaling in de Randstad, het opheffen van de Wgr-plus en de Infrastructuurautoriteit Randstad.

Vraag 43

Voor alle gemeenten geldt dat de stapeling van controles op getrouwheid, rechtmatigheid, doelmatigheid- en doeltreffendheid heeft geleid tot een ware controletoren. Is de minister bereid te bezien welke efficiencywinst hier te boeken valt?

Antwoord:

Ja, daar ben ik toe bereid. De afgelopen jaren is al een behoorlijk resultaat bereikt met de invoering van een eenvoudig verantwoordingsen controlesysteem voor specifieke uitkeringen. Dit systeem is geheel ingeburgerd als single information en single audit en wordt omarmd door gemeenten en provincies. Zelfs tussen medeoverheden wordt het toegepast, zoals sinds dit jaar ook voor de SZW-uitkeringen (WSW, participatiebudget en gebundelde uitkering). Verdere verbetermogelijkheden zijn het uniformeren en verhelderen van de bestedingsvoorwaarden, minder accountantscontrole en het afbouwen van de onderlinge review door accountants. Dit vergt wel een adequate evaluatie. Deze is voorzien om te starten in de tweede helft van 2011. Inmiddels heeft mijn collega van het ministerie van Financiën het SiSa-systeem ook voor subsidies, bijv. tussen gemeenten en instellingen, geïntroduceerd.

Er is echter meer winst te behalen. Vooral op de terreinen van doelmatigheid, doeltreffendheid én toezicht. Het rijk heeft hoe dan ook informatie nodig. Het is echter de kunst om alleen de juiste informatie te vragen. Informatie die hoort bij de kaderstellende rol.

Kortom, ik zie kansen om de informatie- en controledruk te verminderen. Zeker met een adequate toepassing van «je gaat erover of niet» en het rijk als kaderstellend – klein maar kwalitatief hoogstaand – orgaan zal het resultaat aanmerkelijk zijn.

Vraag 46

Hoe gaat de minister om met een vrijere interpretatie van de oekaze Kok

Antwoord:

De Aanwijzingen voor de rijksdienst over externe contacten van ambtenaren (ook wel «oekaze Kok» genoemd) zijn hier vorige week ook al aan de orde geweest in het debat over de begroting van het ministerie van Algemene Zaken.

De Minister-president heeft toen gezegd daar «soepel» in te staan vanuit zijn verantwoordelijkheid voor Algemene Zaken.

Dat de aanwijzingen een aantal dingen vastleggen – zoals de toestemming van de minister – vond hij verstandig, maar vormvereisten gelden daarvoor niet.

Het staat een ontspannen contact (mits over feitelijke zaken en op initiatief van het Kamerlid) niet in de weg. Dat was zijn conclusie vorige week. Het is niet nodig om de regels op dit punt aan te scherpen.

ChristenUnie

Vraag 51

Wat zijn de kerntaken van de Rijksoverheid? Wat zijn de kerntaken van de mede-overheden (+ decentralisatie)? Wat is uw visie op de kerntaken van de Rijksoverheid, Provincies en Gemeenten?

Antwoord:

• De discussie over de kerntaak van de overheid is in het verleden regelmatig gevoerd en doorgaans weinig vruchtbaar gebleken. Dit betekent niet dat het niet mogelijk is om taken aan te wijzen die in ieder geval door de overheid worden verricht. Die treft u op verschillende plaatsen aan in het statuut en in de Grondwet. Tegelijk is het heel wel mogelijk om te komen tot een nadere taakverdeling tussen de bestuursniveaus.

• In het regeerakkoord is opgeschreven dat de kerntaken van provincies liggen in het ruimtelijk economisch domein. Dit sluit aan bij het advies van de commissie Lodders. Dit betekent ook dat er geen taken meer zijn voor de provincies in het sociale domein. Het provinciefonds zal op deze taken worden aangepast, waarbij ook rekening wordt gehouden met de vermogenspositie van provincies. Ik heb toegezegd aan uw kamer om in januari een besluit te nemen over het nieuwe verdeelmodel.

• De kerntaken van de gemeenten liggen op het sociale domein en de directe leefomgeving.

Vraag 52

Wat is het effect van de bezuinigingen op de brede doeluitkering vervoer van provincies?

Antwoord:

• De BDU verkeer en vervoer wordt uitgekeerd aan de provincies en de Wgr-plusgebieden.

• Dit onderwerp maakt geen deel uit van mijn portefeuille. Ik verwijs u graag naar mijn collega van I&M.

Vraag 55

De verschillende departementen passen hun eigen wetgeving aan voor de BES. Hoe geeft de Minister een zorgvuldig vervolg op terreinen waar wetgeving nog op zich laat wachten? Graag een totaaloverzicht zodat de TK de voortgang van wetgeving voor de BES kan volgen.

Antwoord:

Nu de transitie een feit is en de BES onder het Nederlandse staatsbestel vallen, is er geen coördinerende rol meer weggelegd voor de Min BZK. De verschillende vakministers zijn op hun eigen terreinen verantwoordelijk en dus ook aanspreekpunt. Tijdens het WGO en de plenaire afronding van de ABES 2A, 2B en 3 ben ik al op dit punt ingegaan.

De Rijksvertegenwoordiger zal halfjaarlijkse rapportages aan de Kamer sturen. Hieruit zullen ongetwijfeld knelpunten naar voren komen.

Overigens: er is afgesproken een periode van legislatieve terughoudendheid van 5 jaar in acht te nemen.

Toegezegd is om een overzicht te maken van wetgeving die nu van toepassing is en de wijzigingen daarin te melden bij de halfjaarlijkse rapportage.

Vraag 56

Kan de Minister toezeggen dat de Stichting Project – de winnaar van het Appeltje van Oranje – in de huidige vorm door kan blijven gaan?

Antwoord:

Het betreft hier een project in de sfeer van het onderwijs en de werkgelegenheid voor jongeren. Dit valt onder de politieke verantwoordelijkheid van de ministers van OCW en SZW. De vraag in hoeverre dit vanuit Nederland ondersteuning verdient is dan ook aan de genoemde bewindspersonen.

SGP

Vraag 64

Bestuur/opschaling/decentralisatie. Hoe komt het nieuwe huis van Thorbecke er precies uit te zien. Wat wordt er opgelost. Wat betekent het voor het takenpakket voor de provincies. Welke gevolgen hebben de bezuinigingen.

Graag een concrete bouwtekening van de minister.

Antwoord:

Ik geef mijn reactie op dit voorstel in mijn brief die ik in maart 2011 naar uw kamer zal sturen. In deze brief geef ik mijn visie op het binnenlands bestuur, de Wgr-plus, provinciale opschaling en de infrastructuurautoriteit.

Vraag 68

Wat gaat de minister doen met het advies van de staatscommissie grondwet? Bijvoorbeeld 2/3 meerderheid bij Europese regelgeving.

Wanneer komt de regering met een reactie op het stuk van de staatscommissie grondwet?

Antwoord:

Voor 11 februari 2011 kunt u van het kabinet een reactie verwachten op het advies van de staatscommissie, dan wel een bericht dat u die reactie op een later tijdstip zal ontvangen.

Ik streef naar het eerste, maar gelet op de omvang van het advies en de reikwijdte van de daarin gedane voorstellen kan ik het laatste niet uitsluiten.

Schriftelijk Wonen Wijken en Integratie

Vraag van het lid P. M. M. Heijnen (PvdA): Wil de minister doorgaan met zich inzetten voor de wijkveiligheid, door te gaan met de Montfrans gelden?

Antwoord:

• Samen met de minister van Veiligheid en Justitie blijf ik de aanpak door gemeenten van sociale overlast en fysieke verloedering in de wijken van groot belang vinden. In het kader van het stedenbeleid heeft het vorige kabinet met 40 gemeenten in het Manifest «Bestrijding overlast en verloedering» afspraken gemaakt voor 2010 en 2011 over de intensivering van deze aanpak.

• In het Regeerakkoord is afgesproken dat de Van Montfrans- en Leefbaarheidsmiddelen vanaf 2012 door het kabinet niet meer worden toegekend.

• Het kabinet blijft ook na 2011 de steden ondersteunen om de sociale veiligheid te verbeteren: enerzijds door uitbreiding van weten regelgeving gericht op de aanpak van sociale overlast, en anderzijds door kennisoverdracht, onder andere van goede aanpakken en ervaringen.

Vragen van het lid C. A. Ortega-Martijn (CU): Het budget voor maatwerkadviezen voor energiebesparende maatregelen is uitgeput. Dit zou efficiënter kunnen (zie handout CU). Graag een reactie.

Antwoord: De notitie «Meer maatwerk in het energieadvies» van Kamerlid Ortega bevat interessante voorstellen die betrekking hebben op zowel de ontwikkeling van het energielabel als de aanpak van energiebesparing op lokaal niveau. In de door de Kamer gevraagde visie op energiebesparing in de gebouwde omgeving, kom ik hier op terug.

Kan de minister aangeven hoe hij de wijkenaanpak gaat financieren? Nu de corporaties hebben aangegeven hier geen geld meer voor beschikbaar te hebben.

Antwoord: Allereerst is mij niet bekend dat corporaties actief in de 40 aandachtswijken hebben aangegeven geen geld meer beschikbaar te hebben voor de uitvoering van projecten in die wijken. Zij geven nog steeds aan prioriteit te willen blijven geven aan projecten in de 40 aandachtswijken. Wel is mij bekend dat, door het straks wegvallen van de bijzondere projectsteun, zij kijken naar welke projecten zij nog wel zullen meefinancieren en welke niet meer. Ook gemeenten blijven prioriteit geven aan de wijkenaanpak. Maar het is reëel om te veronderstellen dat de investeringsruimte minder wordt.

Vragen van het lid J. S. Monasch (PvdA): Heeft de minister kennis genomen van de brief van de Gemeente Almere«ik bouw betaalbaar»als middel voor doorstroming? Graag een reactie.

Antwoord: Ik ben positief over het initiatief «Ik bouw betaalbaar in Almere» dat tot doel heeft het bouwen van een eigen huis ook mogelijk te maken voor de lagere en middeninkomens. Ik zie het als een goed voorbeeld van samenwerking tussen gemeenten en woningcorporaties om met maatwerk de problemen op de lokale woningmarkt tegen te gaan.

Het kabinet wil 650 miljoen weghalen bij woningcorporaties. Denkt de minister dat deze maatregel de corporaties stimuleert tot bouwen? Denkt de minister dat deze maatregel het vertrouwen van de institutionele beleggers in de markt vergroot?

Antwoord: De maatregel inzake de heffing ten behoeve van de huurtoeslag is niet genomen om de problemen op de woningmarkt te bestrijden, maar om de problemen met de overheidsfinanciën op te lossen. Als er 18 miljard moet worden bezuinigd om in ieders belang orde te brengen in de overheidsfinanciën en de economie weer op gang te krijgen, moet iedereen zijn steentje bijdragen, ook de verhuurders.

Ik teken daarbij dat de verhuurders meer ruimte krijgen voor huurverhoging. Voor huishoudens met een inkomen vanaf € 43 000 wordt een huurverhoging van 5% boven inflatie toegestaan. In schaarstegebieden kan de maximale huur met maximaal 25 punten worden verhoogd, afhankelijk van de WOZ-waarde. Daarnaast bevordert de heffing de verkoop van huurwoningen door corporaties, hetgeen ook een doelstelling van het kabinet is en extra inkomsten oplevert.

Hoe lost de minister het probleem op dat mensen met een modaal inkomen (33 000 per jaar) geen woning kunnen vinden op de huurmarkt. Voor deze inkomensgroep is de huurmarkt feitelijk ontoegankelijk.

Antwoord: In de brief van 31 augustus 2009 aan de Kamer is uitgebreid ingegaan op de positie en mogelijkheden van huishoudens met een inkomen boven de 33 000,–. Zoals ik ook eerder in antwoord op Kamervragen heb aangegeven ben ik van mening dat over het algemeen in Nederland de woningmarktkansen voor middeninkomens heel behoorlijk zijn.

Corporaties kunnen nog steeds 10% van de woningen met een huurprijs lager dan € 652,– toewijzen aan huurders met een inkomen hoger dan € 33 000,–. Daarnaast is er een substantiële particuliere huurwoningvoorraad. Tot slot ligt het voor de hand dat deze inkomensgroep zijn weg vindt op de koopwoningmarkt, daarbij ondersteund door hypotheekrenteaftrek, de NHG en de verkoop van corporatiewoningen.

Hoe denkt de minister het doel van 80 000 woningen te realiseren (conform toezegging bij congres Aedes)?

Antwoord: In mijn speech op het congres van Aedes heb ik aangegeven dat de woningproductie de komende jaren waarschijnlijk niet veel hoger zal komen te liggen dan circa 60 000 woningen per jaar, tegen de achtergrond van een behoefte van circa 80 000 woningen per jaar. Het kabinet doet het nodige om de woningbouw weer op gang te krijgen. Allerbelangrijkste is dat het consumentenvertrouwen weer toeneemt. Daarom laat het kabinet onder andere de hypotheekrenteaftrek intact. Daarnaast wil ik met gemeenten, provincies, corporaties en marktpartijen de vraagstukken rond de woningbouw inventariseren met als doel tot gemeenschappelijk gedragen oplossingen te komen. Daarbij denk ik vooral aan scherpe programmering, verbetering van financieringscondities en het zoveel mogelijk versnellen van procedures. Daarnaast wil het kabinet woningbouw via particulier opdrachtgeverschap en de ontwikkeling van kleine locaties bevorderen.

Is het kabinet bereid de begrotingsregels aan te passen en de bezuinigingen op de huurtoeslag ongedaan te maken?

Antwoord: De begrotingsregels zijn vastgesteld bij de start van het Kabinet. Een scheiding is gemaakt tussen inkomsten en uitgaven met daaraan gekoppeld een uitgavenkader. Deze regels zorgen voor de noodzakelijke en gewenste budgettaire stabiliteit. Om deze reden wil het kabinet vasthouden aan deze afspraken. Ik moet de heer Monasch meedelen dat de korting niet zal worden teruggedraaid.

Heeft de minister kennis genomen van brief van de isolatie-industrie?

Antwoord: Ja.

In de bouwregelgeving zitten twee eisen voor energiebesparende maatregelen:

1. de generieke energie prestatie eis EPC: dit is de eis voor de energieprestatie van alle maatregelen, inclusief isolatie. Deze eis geldt alleen voor nieuwbouw.

2. de specifieke vangneteisen voor isolatie: dit is de eis voor minimale isolatiekwaliteit van gevel, dak en vloer. Deze eis geldt voor nieuwbouw én voor bestaande bouw. De vangneteis is belangrijk voor bestaande bouw om te waarborgen dat bij renovatie ook wordt geïsoleerd. Voor nieuwbouw is de eis niet relevant omdat de EPC een betere isolatiekwaliteit vraagt dan de vangneteisen.

De brief van de isolatie-industrie gaat over de verhoging van voornoemde vangneteisen van Rc=2,5 naar Rc=5. De isolatie-industrie wil echter verhoging van de vangneteis voor de nieuwbouw. Een verhoging van de eis naar 5 is in tegenspraak met het prestatiebeginsel in de bouwregelgeving. Het beleid is dat de opdrachtgever van nieuwbouw vrij is in de keuze van te treffen maatregelen om de EPC te halen. Hij kan daarbij kiezen uit isolatie, efficiënte ketel of andere opwekking en duurzame energie. Verzwaring van de isolatie-eis beperkt zijn keuze.

Is de minister bereid de stimuleringsmaatregel BTW-verlaging van renovatiemaatregelen ook toegankelijk te maken voor architecten en woonboten?

Antwoord: Zoals eerder door de staatssecretaris van Financiën aan uw Kamer is gemeld, biedt Europese regelgeving geen ruimte voor een aparte BTW-verlaging voor architecten. Daarnaast stelt Europese jurisprudentie dat de BTW-verlaging zo strikt mogelijk moet worden uitgelegd. Hierom, en omwille van de uitvoerbaarheid van de regeling, is gekozen voor een duidelijke afbakening, waar woonboten en woonwagens niet onder vallen.

Hoe gaat de minister om met het oordeel van de Eerste Kamer over het nationaal woonakkoord?

Antwoord: De visie van het kabinet op de woningmarkt is kort en bondig verwoord in het regeerakkoord. Daaruit blijkt dat dit kabinet niet zal tornen aan de hypotheekrenteaftrek. Zekerheid op dit punt is essentieel voor het herstel van het vertrouwen in de markt en voor het aantrekken van de verkopen van zowel nieuwgebouwde als bestaande woningen. Ik ben voornemens over enkele maanden een woonvisie (op de woningmarkt, de woningbouw en de woonomgeving) aan u voor te leggen. De voorbereiding daarvan wil ik wel voldoende afstemmen met partijen als VNG, Aedes en anderen. Dat zal de planning van de woonvisie onvermijdelijk beïnvloeden.

Hoe gaat de minister om met de perverse prikkel voor mensen om minder te gaan werken, zodat ze onder de inkomensgrens komen en toegang hebben tot de sociale huurmarkt.

Antwoord: Er is geen perverse prikkel. In de sociale huursector blijft 10% beschikbaar voor toewijzing aan huishoudens met een inkomen boven de 33 000 euro.

Hoe gaat de minister om met het voorstel/uitspraak van de vereniging eigen huis hoe problemen met de woningmarkt te lijf te gaan?

Antwoord: De VEH pleit volgens het persbericht van vandaag voor financiële ondersteuning van koopstarters en mensen met kleine inkomens. Voor mijn reactie verwijs ik naar het antwoord op de vraag van het lid Van der Staaij.

Sterfhuisconstructie woningcorporaties: Hoe onderhoudt het kooprecht van sociale huurwoningen zich tot eigendomsrecht van de corporaties. Dit in relatie tot de uitspraak die de rechter heeft gedaan over de Vogelaarheffing. Wil de minister kijken naar een antispeculatiebeding? Hoe moeten de corporaties de herstructureringsprogramma’s voor de wijken betalen nu ze een aanzienlijke heffing moeten betalen?

Antwoord: U heeft mij gevraagd voor het algemeen overleg van volgende week (8 december) over de financiële positie van woningcorporaties schriftelijk te reageren op een recent artikel in de Volkskrant «Woningbouwcorporaties stevenen af op faillissement». In deze brief ga ik op een aantal van deze punten in. Ik stel voor deze brief af te wachten. Wat betreft het punt van het kooprecht zal ik de betreffende opmerkingen betrekken bij de uitwerking van deze passage in het Regeerakkoord, evenals nut en noodzaak van een antispeculatiebeding. Overigens zie ik op voorhand geen relatie met de Vogelaarheffing.

Vragen van het lid B. G. de Boer (VVD): Het bouwbesluit is nodeloos ingewikkeld. Kunnen regels omgezet worden in richtlijnen (conform de aanbevelingen van de commissie Dekker), waarbij de bouwer aansprakelijk is en blijft voor de veiligheid. Zie het voorbeeld Hamburg met regelluwte. Verzoek aan de minister om te reageren op deze gedachtegang.

Antwoord: De veiligheid en kwaliteit van het bouwwerk moeten inderdaad worden geborgd bij de verdere uitwerking van de aanbevelingen van de commissie Dekker. Dit kan op verschillende manieren, waarbij uw gedachtegang een interessante is die daarbij wordt meegenomen.

Hoe krijgt de minister de woningmarkt in beweging gezien de huidige opgave?

Antwoord: Het kabinet doet het nodige om de woningmarkt weer op gang te krijgen. Allerbelangrijkste is dat het consumentenvertrouwen weer toeneemt en er meer marktwerking ontstaat op de woningmarkt zodat ook de doorstroming wordt bevorderd. Daarom laat het kabinet de hypotheekrenteaftrek intact en worden – afhankelijk van het huishoudeninkomen en de kwaliteit van woningen – extra huurverhogingen mogelijk gemaakt. Samen met gemeenten, provincies, corporaties en marktpartijen wil ik de vraagstukken rond de woningbouw inventariseren met als doel tot gemeenschappelijk gedragen oplossingen te komen. Daarbij denk ik vooral aan scherpe programmering, verbetering van financieringscondities en het zoveel mogelijk versnellen van procedures. Daarnaast wil het kabinet woningbouw via particulier opdrachtgeverschap en de ontwikkeling van kleine locaties bevorderen.

Hoe gaat de minister corporaties bewegen tot verkoop van woningen?

Antwoord: Woningcorporaties maken zelf de afweging hoeveel en welke woningen zij willen verkopen. Wenselijk is dat zij daarover met hun huurdersorganisaties en met de gemeente(n) afspraken maken. Corporaties zullen in de praktijk o.a. hun financiële mogelijkheden, die mede worden bepaald door de maatregelen in het Regeerakkoord, betrekken bij hun afwegingen. Ik zal in het voorjaar van 2011 mijn uitwerking van de passage in het Regeerakkoord over de invoering van een kooprecht tegen redelijke prijzen aan uw Kamer doen toekomen. Ook zal ik de (procedure)voorschriften voor de verkoop van huurwoningen tegen het licht houden.

Graag een brief over de afschaffing van erfpacht op woningen waarin de voors en tegens, mogelijkheden en onmogelijkheden worden gewogen.

Antwoord: In het voorjaar van 2011 ontvangt u een korte notitie waarin de voor- en nadelen van erfpacht voor betrokken partijen, zoals gemeenten en burgers, in kaart worden gebracht.

Vragen van het lid S. Karabulut (SP): Huurtoeslag budget groeit niet mee met de opgelegde huurstijging. Waarom niet?

Antwoord: In de raming van het huurtoeslagbudget wordt rekening gehouden met de verwachte huurontwikkeling die is gekoppeld aan de inflatie. Doordat de werkelijke inflatie hoger ligt dan geraamd vertoont ook de verwachte huurontwikkeling de komende jaren een sterkere stijging. Volgens de geldende begrotingssystematiek van het huurtoeslagbudget dienen dit soort fluctuaties binnen de eigen begroting te worden opgevangen.

Graag de reactie van de minister op voorstel om de opbrengst van de verkoop van corporatiewoningen te gebruiken om goedkope woningen – van mensen die in financiële problemen zitten – op te kopen.

Antwoord: Woningcorporaties gebruiken de opbrengst van de verkoop van hun huurwoningen voor investeringen en andere kerntaken. Woningeigenaren hebben destijds een woning gekocht waarmee zij zelf verantwoordelijk zijn geworden voor de daarmee gepaard gaande lasten. De Nationale Hypotheekgarantie biedt in veel gevallen een vangnet voor eigenaren die in financiële problemen verkeren. Als zij hiervan geen gebruik hebben gemaakt is dat voor eigen verantwoordelijkheid. Ik acht het noch wenselijk noch haalbaar dat woningcorporaties hier de helpende hand gaan bieden.

Erkent de minister dat het oneerlijk is de hypotheekrenteaftrek te handhaven, of komt hij alsnog met een voorstel voor een «villabelasting»?

Antwoord: De hypotheekrenteaftrek maakt onderdeel uit van de Wet op de Inkomstenbelasting. Dit kabinet past de hypotheekrenteaftrek niet aan. Het kabinet kiest voor rust op het terrein van de fiscaliteit en de eigen woning. Er is reeds een extra belasting op dure woningen. Het kabinet voert de maatregel van het vorige kabinet uit om vanaf 2010 het eigenwoningforfait voor woningen van 1 miljoen en hoger in een aantal stappen te verhogen.

Kent u de berichten dat corporaties afstevenen op een faillissement? Wat is uw reactie op deze berichten? Bent u bereid een gesprek hierover met de corporaties aan te gaan en tot oplossingen te komen?

Antwoord: U heeft mij gevraagd voor het algemeen overleg van volgende week (8 december over de financiële positie van woningcorporaties schriftelijk te reageren op een recent artikel in de Volkskrant (Woningbouwcorporaties stevenen af op faillissement). In deze brief ga ik op een aantal van deze punten in. Ik stel voor deze brief af te wachten.

Vragen van het lid B. J. van Bochove (CDA): De impuls van bijna 1 miljard in 2009 om de bouw te stimuleren werkt niet als vliegwiel voor de bouw. Wat is de visie van het kabinet op dit punt?

Antwoord: Deze impuls was vooral bedoeld om op de korte termijn (2009, 2010 en 2011) de gevolgen van de crisis voor de woningbouw en werkgelegenheid zoveel mogelijk te beperken. Mijn beeld is dat de crisismaatregelen de terugval in woningbouw en de werkgelegenheid weliswaar niet hebben kunnen voorkomen, maar de effecten van de crisis wel hebben gedempt.

De totale effecten van de maatregelen zijn nu nog niet goed te bepalen, want deze tekenen zich geleidelijk af. Bovendien zijn er in augustus nog aanvullende maatregelen genomen die nog effect moeten sorteren. In de tweede helft van 2011 verwacht ik de uitkomsten van een onderzoek naar de effecten van de crisismaatregelen. Overigens betekent dit niet dat het kabinet nu gaat stilzitten als het gaat om de woningbouw. Zie hiervoor het antwoord op vraag 2092.

Kan de minister aangeven hoe het woningbouwprogramma weer op gang komt?

Antwoord: Het kabinet bevordert het herstel van de woningbouw door de hypotheekrente ongemoeid te laten, de huurmarkt te hervormen, overbodige regels te schrappen en proceduretijden te bekorten, de aanpak van energiebesparing te continueren en de condities voor private financiering van investeringen in de woningbouw te verbeteren. De primair voor de woningbouw verantwoordelijke partijen kunnen hierdoor, voor zover de marktomstandigheden dit toelaten, volop inzetten op herstel van de woningproductie.

Wat betekent de stagnerende woningbouw voor in delen van het land nog groeiende vraag?

Antwoord: De woningbouw stagneert met name door het (tijdelijk) wegvallen van de vraag naar koopwoningen. Als deze vraag zich herstelt, wordt verwacht dat ook de woningbouw weer aantrekt.

Vragen van het lid S. Karabulut (SP): Wat zijn de plannen van het kabinet met betrekking tot krimpregio’s? Wat zijn de gevolgen van armoede voor leefbaarheid en wijken. Bent u bereid daar geld naartoe te brengen?

Antwoord: In het Actieplan Bevolkingsdaling is aangekondigd dat het kabinet in het voorjaar 2011 een voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer zal zenden. In deze rapportage, waaraan samen met provincies en krimpgemeenten wordt gewerkt, zal het kabinet aangeven of en zo ja, welke aanvullende maatregelen voor krimpregio’s noodzakelijk en mogelijk zijn. Daarbij zal ook de door de heer Van Bochove genoemde notitie worden betrokken.

Er is nog weinig terechtgekomen van energiebesparing door woningisolatie. Wat is de doelstelling van deze minister? Gaat hij sancties instellen bij het niet voldoen aan de eisen ten aanzien van het energielabel? Vindt hij ook de aantallen slechte (F/G) labels dramatisch? En zo ja, welke middelen gaat hij daar tegen inzetten? Is er inderdaad geen zicht op actuelere gegevens dan die van 2006 of indien wel, wat zijn die dan? Wanneer volgt afronding van de Huurprijzenwet met aanscherping van de isolatie-eisen?

Antwoord: Uw Kamer heeft mij gevraagd om in januari te komen met een visie op energiebesparing in de gebouwde omgeving. Daarin zal ik u informeren over mijn doelstellingen. Ik hoop voor het Kerstreces de Kamer te informeren over de wijze waarop de afwezigheid van een verplicht energielabel zal worden gesanctioneerd. Er is inderdaad geen actueler beeld van de verdeling van de energielabels over de Nederlandse woningvoorraad. Ik onderzoek of een nieuwe meting in 2012 mogelijk is. Ik ben in afwachting van de behandeling van het voorstel voor aanpassing van de Huurprijzenwet door uw Kamer.

Vragen van het lid B. J. van Bochove (CDA): Nieuwe Woningwet: graag de toezegging dat deze nog dit jaar de Tweede Kamer wordt gezonden.

Antwoord: Het functioneren van woningcorporaties en de vormgeving van het toezicht vormt een belangrijk punt in het Regeerakkoord. Uiteraard wordt de uitwerking voortvarend ter hand genomen.

Het kabinet zal een afweging maken hoe gegeven het Regeerakkoord en het advies voor de Raad van State het wetsvoorstel moet worden vormgegeven.

Ik verwacht echter niet het wetsvoorstel nog dit jaar aan de Kamer te kunnen aanbieden. Maar als u het parlementaire jaar bedoeld bestaat er meer uitzicht op dit jaar.

Het regeerakkoord geeft aan: Meer ruimte voor meegroeiwoningen, mantelzorgwoningen en meer generatiewoningen. Meer ruimte voor kleinschalige bouwlocatie, ook in het Groene Hart, en (collectief) particulier opdrachtgeverschap. De provincies moeten bij het beleid rond het wonen een meer sturende rol gaan spelen. hoe gaat het kabinet deze in het regeerakkoord genoemde punten stimuleren en op welke termijn zijn daartoe voorstellen te verwachten?

Antwoord: De provincies hebben het voortouw bij de realisatie van deze voornemens uit het regeerakkoord. Zij zullen hiervoor onder andere ruimte moeten creëren in hun provinciale structuurvisies en bijbehorende verordeningen. Ik zal in overleg treden met de provincies om hierover afspraken te maken.

De komende periode ga ik samen met betrokken partijen bezien of er belemmeringen zijn in wet- en regelgeving bij lokale- en provinciale overheden en bij de rijksoverheid die uitvoering van de voornemens uit het Regeerakkoord in de weg staan. Als hiervan sprake is zullen deze belemmeringen waar mogelijk worden weggenomen.

Teneinde woningbouw via (collectief) particulier opdrachtgeverschap te stimuleren zal ik het Expertteam Eigenbouw blijven inzetten en belemmeringen, die dit team signaleert, aanpakken.

Kan de minister met andere overheden, marktpartijen, brancheorganisaties tot een gedegen plan van aanpak komen om de wijkenaanpak op gang te helpen.

Antwoord: De steden en de corporaties hebben aangegeven door te willen gaan met de wijkenaanpak. Ook ik committeer me aan de 10-jarige aanpak. Ik vind het van belang dat de positieve resultaten worden verankerd. In mei 2011 brengt de visitatiecommissie wijkenaanpak, olv dhr. Deetman zijn advies uit. Ik hem gevraagd om mij op korte termijn goede voorbeelden van goed werkende lokale aanpakken te sturen, zodat de betrokken partijen hier versneld mee aan de slag kunnen.

Het Rijk zal lokale partijen blijven ondersteunen. Niet door extra geld beschikbaar te stellen. Maar door het verspreiden van kennis en oplossen van knelpunten. Zodat aan burgers meer zeggenschap wordt gegeven over hun leefomgeving en dat de overheid de burgers die dat nodig hebben efficiënter en effectiever ondersteunen. Bij de wijkaanpak zijn al diverse marktpartijen (Albert Heijn, Tempo Team) en organisaties (Cruyff-foundation, Krajicek-foundation) betrokken. Dit kunnen er meer worden.

Is de minister bereid de Vogelaarheffing al met ingang van 2010 af te schaffen?

Antwoord: Een beëindiging van de bijzondere projectsteun en de heffing voor de bijzondere projectsteun met ingang van 2010 is, in verband met eisen van behoorlijk bestuur, niet haalbaar. Op dit moment wordt onderzocht op welke termijn en op welke wijze de bijzondere projectsteun beëindigd kan worden.

Wil de minister stappen zetten naar een akkoord tussen partijen waarbij inhoud wordt gegeven de uitdagingen in de woningsector recht doet aan doelstellingen van beide partijen (Rijksoverheid, Corporaties)

Antwoord: Met partijen als verhuurders, in het bijzonder de corporaties, maar ook met gemeenten en ontwikkelaars zal ik overleggen over de invulling van de maatregelen die nodig zijn om de werking van de woningmarkt te verbeteren, de woningbouw weer vlot te trekken en de kwaliteit van de woonomgeving te verbeteren. Dat kan resulteren in een akkoord, maar dit hoeft niet, omdat de verantwoordelijkheid in een aantal gevallen primair bij andere partijen ligt. Zo is de aanpak van achterstandswijken bovenal een zaak van gemeenten en corporaties. Het is gebruikelijk dat gemeenten en corporaties over deze en dergelijke zaken prestatieafspraken maken met elkaar.

Krimpregio’s: Hoe gaat het kabinet invulling geven aan het punt van de krimpmaatregelen om krimpregio’s nieuwe impulsen en ontwikkelingsmogelijkheden te geven? Op welke termijn krijgt de Tweede Kamer voorstellen?

Antwoord: In het Actieplan Bevolkingsdaling is aangekondigd dat het kabinet in het voorjaar 2011 een voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer zal zenden. In deze rapportage, waaraan samen met provincies en krimpgemeenten wordt gewerkt, zal het kabinet aangeven of en zo ja, welke aanvullende maatregelen voor krimpregio’s noodzakelijk en mogelijk zijn. Daarbij zal ook de door de heer Van Bochove genoemde notitie worden betrokken.

Vragen van het lid K. Verhoeven (D66): Hoe gaat dit kabinet de huurtoeslag bezuiniging uitvoeren?

Antwoord: Op dit moment kan ik u over de concrete invulling nog geen uitsluitsel geven.

In het voorjaar kom ik daarop terug.

Graag een reactie van de minister op de wens voor een totaalaanpak van de woningmarkt waarbij: – Iedereen de werkelijke waarde betaalt – 1% lastenverhoging voor lage inkomens – 3% lastenverhoging voor midden- en hoge inkomens Voorwaarden waaronder dat kan: 1) hervorming van de koopmarkt 2) inkomenstoetsen 3) samenwerken met corporaties

Antwoord: Het totaalpakket voor de huur- en de koopsector dat het kabinet voor ogen staat heeft als hoekstenen het herstel van vertrouwen in de koopmarkt en hervorming van de huursector. In de koopmarkt is het van het grootste belang dat de woningverkopen weer op gang komen, zowel voor de nieuwbouw als in de bestaande voorraad. Daarom laat het kabinet de hypotheekrente onaangetast, ook wat betreft de aflossingen. In de huursector wordt de scheefheid bestreden en de doorstroming bevorderd. De maatregelen zijn het verhogen van de maximale huur, de extra huurverhoging van 5% boven inflatie voor huishoudens met een inkomen boven 43 000 en het bevorderen van verkoop van huurwoningen door corporaties. Dit pakket biedt meer stabiliteit in de koopmarkt en legt dit de lasten in de huursector in deze moeilijke tijden meer op de sterkste schouders.

Graag een reactie van de minister op de Voorzieningen meetlat. Is een instrument waarmee gemeenten en provincies objectief kunnen toetsen wat de behoefte is aan voorzieningen. Met een toets op onder andere: werkgelegenheid, aanwezige voorzieningen, koopstromen.

Antwoord: Het concept van de meetlat in mij nu duidelijk. U wilt een samenstel van criteria aan de hand waarvan, zonder nadere afweging, bepaald kan worden of voorzieningen nodig zijn of niet. Een soort algoritme voor voorzieningen. Ik ben bang dat zulks niet mogelijk is. Het miskent dat, hoewel er natuurlijk vuistregels zijn, de beslissing of een voorziening nodig is uiteindelijk een beleidsafweging blijft.

Hoe wil de minister het kooprecht op corporatiewoningen gaan uitvoeren? Hoe ziet hij de juridische vormgeving? En hoe is de relatie met de afschaffing van de Vogelaarheffing?

Antwoord: Ik zal in het voorjaar van 2011 mijn uitwerking van de passage in het Regeerakkoord over de invoering van een kooprecht tegen redelijke prijzen aan uw Kamer doen toekomen. Op voorhand zie ik geen relatie met de (afschaffing van de) Vogelaarheffing.

Studentenhuisvesting: Ernstig tekort aan studentenkamers. Mogelijke oplossingen: – Beter benutten van bestaande bouw; waarvoor de woonschriften moeten worden versoepeld – Het woningwaarderingsstelsel staat in de weg – Leegstandprikkels verminderen. Hoe en of gaat de minister hier werk van maken?

Antwoord: De verantwoordelijkheid van studentenhuisvesting ligt lokaal, daar moeten partijen elkaar vinden. De inzet vanuit het Rijk is gericht op de aanpak van knelpunten (bijvoorbeeld bouwregelgeving). Verder wordt met Kences de koepel van sociale studentenhuisvesters, samengewerkt aan een monitor, gericht op de huisvestingsvraag per regio.

Vragen van het lid L. G. J. Voortman (GL): De SVN heeft over het effect van de regeling voor startersleningen andere cijfers naar buiten gebracht dan het kabinet. Hoe zit dit?

Antwoord: Mevrouw Voortman meldt dat volgens de SVn met een budget van 30 mln er zeker 5 000 startersleningen door gemeenten kunnen worden verstrekt gedurende een jaar. Dit zou in tegenspraak zijn met de uitspraken van de minister van Financiën tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. De minister van Financiën heeft toen gemeld dat ook met een bedrag van 30 mln. de regeling van de startersleningen slechts kort kan worden verlengd. In de eerste maanden van 2010 is tot aan de stopzetting van de rijksbijdrage eind mei ruim 20 mln. besteed aan de startersleningen. Daarbij is het grootste deel van het budget vlak voor de uitputting gespendeerd. Bij een gelijk aantal aanvragen als in mei, zou een additioneel budget van zo’n 10 mln. binnen een maand zijn uitgeput.

Wat vindt de minister er van om de kosten van het isoleren van huizen aftrekbaar te maken?

Antwoord: Ik neem aan dat u bedoelt via de hypotheekrenteaftrek. Het regeerakkoord stelt duidelijk, dat dit kabinet de hypotheekrenteaftrek niet wijzigt.

Vraag van het lid B. G. de Boer (VVD): Tot er duidelijkheid is over het wel of niet afschaffen van erfpacht is het goed om met AFM te overleggen of zij kunnen toezien op het verstrekken van hypotheken aan particuliere erfpachters, die mensen moeten ook een hypotheek kunnen krijgen. Reactie van de minister.

Antwoord: Ik zal deze vraag doorgeleiden naar mijn ambtsgenoot van Financiën.

Vraag van het lid L. G. J. Voortman (GL): Hoe staat de minister tegenover een hypotheekrenteaftrek die afhankelijk is van het energieverbruik van woningen?

Antwoord: Het regeerakkoord is duidelijk; dit kabinet past de fiscale behandeling van de hypotheekrenteaftrek niet aan. Het kabinet kiest voor rust op het terrein van de fiscaliteit en de eigen woning om het vertrouwen in de woningmarkt te herstellen.

Vraag van het lid L. Voorthuizen (GL): Komt er wel een energielabel voor onzelfstandige woonruimte zoals studentenwoningen?

Antwoord: Ja. Uit de herziene richtlijn 2010/31/EU vloeit voort dat er voor onzelfstandige woningen, zoals bijvoorbeeld studentenwoningen, één energielabel voor het hele gebouw komt. Hiervoor wordt de methode voor het opstellen en berekenen van het energielabel gebouwen aangepast.

Vraag van het lid A. G. Schouw (D66): Is de minister bereid om na te denken over nieuw stedenbeleid. Het stedenbeleid heeft immers de bestuurskracht vergroot en ontkokerend gewerkt. Dat raakt ook aan de discussie over de WGR+gebieden.

Antwoord: Er is tot en met eind 2014 stedenbeleid met als doel gemeentebesturen in staat te stellen wonen en leven in de steden aantrekkelijk te maken. Met een zelfde inzet bevorder ik de leefbaarheid in wijken en in de krimpgebieden. Het lijkt me juist om eerst de aandacht te concentreren op de bestuurlijke inrichting in het algemeen, hetgeen niet uitsluit dat ik steeds beducht ben op een ontkokerde werkwijze.

Vraag van het lid J. S. Monasch (PvdA): Wil de minister conform de motie van Van Bochove pleiten voor de herziening van de inkomensgrens (voor de sociale huurmarkt).

Antwoord: Er zijn n.a.v. het debat 2 moties van de heer Van Bochove aangenomen. De moties van de heer Van Bochove roepen niet op om tot een hogere inkomensgrens te komen maar vragen om (1) een regeling die aansluit bij specifieke (bv regionale) woningmarktomstandigheden en (2) een goede implementatie van de regeling.

Mede tegen de achtergrond van deze moties zal ik binnenkort in Brussel overleggen over de verschillende aspecten die hiermee samenhangen.

Vraag van het lid B. G. de Boer (VVD): Hoe voorkomt de minister dat de vermindering van de regeldruk ten koste gaat van de bouw en brandveiligheid.

Antwoord: De vermindering van de regeldruk gaat niet ten koste van de bouw- en brandveiligheid. Dit wordt bereikt door het aantal regels te verminderen en te vereenvoudigen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat het niveau van veiligheid op een goed peil blijft.

Vraag van het lid B. J. van Bochove (CDA): Kan de minister met andere overheden/marktpartijen/brancheorganisaties etc. tot een gedegen plan van aanpak komen om de stagnerende woningbouw op gang te helpen?

Antwoord: Het kabinet bevordert het herstel van de woningbouw door de hypotheekrente ongemoeid te laten, de huurmarkt te hervormen, overbodige regels te schrappen en proceduretijden te bekorten, de aanpak van energiebesparing te continueren en de condities voor private financiering van investeringen in de woningbouw te verbeteren. De primair voor de woningbouw verantwoordelijke partijen kunnen hierdoor, voor zover de marktomstandigheden dit toelaten, volop inzetten op herstel van de woningproductie.

Met deze partijen (o.a. corporaties, gemeenten, ontwikkelaars, financiers) zal ik over de uitwerking en doorvoering van de kabinetsmaatregelen overleggen.

Vragen van het lid C. A. Ortega-Martijn (CU): Het beleid ter voorkoming van achterstanden loopt in 2012 af. De CU acht een langere duur, zeg tot 2014, gewenst voor het uitvoeren van de agenda. Is de minister hiertoe bereid?

Antwoord: Begin 2011 zal ik de Kamer per brief informeren over het integratiebeleid. De consequenties van dit beleid voor de lopende programma’s gericht op preventie van achterstanden (Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse risicojongeren, Roma) maken deel uit van deze brief.

Graag toezegging minister dat de Ortega gemeenten (50>100.00 inwoners) gelijkwaardig worden behandeld aan de G32.

Antwoord: Ik zie de G32 als belangrijke gesprekspartner. De Ortega-gemeenten zijn lid geworden van het G32-netwerk. Als leden van het G32-netwerk behandel ik de Ortega-gemeenten gelijkwaardig aan andere steden in de G32.

Is het mogelijk om gezinsleden van vluchtelingen die een verblijfsvergunning is verleend vrijstelling te geven van het inburgeringsexamen in het buitenland?

Antwoord: Dit punt is naar in aanneem besproken met mijn collega van I&A het betreft het integratiebeleid.

Vraag van het lid C. G. van der Staaij (SGP): Voor wat betreft de inzet op bijzondere overlastgroepen: Welke lijn ontwikkelt dit kabinet? Welke concrete acties en doelen kunnen we verwachten?

Antwoord: Dit kabinet maakt geen onderscheid naar herkomst. Deze jongeren en ouders zijn, net als alle andere Nederlanders, zelf verantwoordelijk om te zorgen dat ze mee doen, dat ze startkwalificaties behalen en werk vinden. Als ze zich niet gedragen of misdaden begaan, dan voert dit kabinet lik op stuk beleid. Het bestaande specifieke rijksbeleid voor Marokkaans- en Antilliaans-Nederlandse probleemjongeren is tijdelijk.

Vraag van het lid C. A. Ortega-Martijn (CU): Is het mogelijk om personen die een verblijfsvergunning op medische redenen is verstrekt ook toegang te geven tot werk en stageplaatsen?

Antwoord: Om oneigenlijk gebruik van de toelating om medische gronden tegen te gaan, wordt thans geen tewerkstellingsvergunning verleend en voor zover ik weet is dat ook niet de bedoeling.

Vraag van het lid C. G. van der Staaij (SGP): Inburgering oudkomers: pleegt kabinet ook inzet op oudkomers?

Antwoord: Gemeenten hebben de afgelopen jaren ruime middelen gekregen om oudkomers een aanbod te doen. Voor de komende jaren is conform de begrotingsreeks nog budget beschikbaar.. Op basis daarvan kunnen gemeenten nog aanbod doen, ook aan oudkomers of andere vrijwillige inburgeraars.

Vraag van het lid C. A. Ortega-Martijn (CU): Kan het Handvest «Verantwoord burgerschap» een verplicht onderdeel worden bij inburgeringsexamens?

Antwoord: Voor zowel het basisexamen inburgering in het buitenland en het inburgeringsexamen in Nederland geldt dat er volop aandacht wordt besteed aan burgerschap en de belangrijkste basiswaarden die gelden in de Nederlandse samenleving. Daarmee is burgerschap naar mijn mening voldoende opgenomen in de inburgering

Vragen van het lid M. H. P. van Dam (PvdA): Als je door gebrek aan geld de inburgeringscursus niet kunt afmaken, loop je dan het risico te worden teruggestuurd naar een land waar je leven gevaar loopt of zijn dit de uitzonderingen die in het Regeerakkoord wordt bedoeld?

Antwoord: De bedoeling is dat vluchtelingen en overigens alle inburgeringsplichtigen, die over onvoldoende middelen beschikken, vanaf 2013 voor de kosten van de inburgering gebruik gaan maken van een sociaal leenstelsel.

Gaat de minister een wetsvoorstel voor een verbod op nigaabs naar de Kamer sturen? Zo ja, wanneer?

Antwoord: Het Kabinet komt met een wetsvoorstel voor een algemeen verbod op gelaatsbedekkende kleding, zoals niqabs. Het wetsvoorstel zal naar verwachting in medio 2011 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

Voorbeeld: Rietveldschool in Utrecht wil hoofddoekjes/hoofddeksels verbieden. Allochtone meisjes gaan zich steeds strenger kleden. Autochtone leerlingen wijken uit naar scholen in omliggende dorpen. Welke koers gaat de minister varen in dit debat?

Antwoord: De vooronderstelling van de vraag, te weten dat de overheid in alle zaken die het maatschappelijk leven betreffen, een leidende rol heeft, deel ik niet.

Vragen van het lid C. van Nieuwenhuizen (VVD): Hebben gemeenten en andere instanties genoeg instrumenten om overlast van MOE-landers aan te pakken. (Zo ja, waarom is dan niet ingegrepen?)

Antwoord: Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om overlast van moe-landers aan te pakken, samen met vooral werkgevers en uitzendbureaus. De Rijksoverheid zorgt er onder andere voor dat gemeenten kunnen beschikken over instrumenten hiervoor, zoals de Huisvestingswet en de Woningwet, waarmee bijvoorbeeld overbewoning kan worden aangepakt.

Ik heb begin deze week – samen met de minister van SZW – overleg gevoerd met een aantal bestuurders van gemeenten die te maken met overlast van moe-landers. We hebben daar geconstateerd dat met bestaande instrumenten veel van de overlast kan worden bestreden. Gemeenten moeten daar actiever gebruik van maken, en meer van elkaar leren. Het Rijk faciliteert dit onder andere met een netwerk van gemeenten met moe-landers. Ook ben ik samen met de minister van SZW in overleg met de koepels van uitzendbureaus om in de cao normen voor passende huisvesting vast te leggen.

Als blijkt dat overlast effectiever kan worden aangepakt met nieuwe wettelijke instrumenten, dan zal ik niet aarzelen die in te zetten. Uiteraard dit ook in overleg met betrokken gemeenten. Het kabinet houdt nadrukkelijk de vinger aan de pols door periodiek overleg met de moe-lander-gemeenten te hebben en de stand van zaken door te nemen.

Kunnen malafide huisjesmelkers strenger worden aangepakt inzake huisvesting van MOE-landers en in hoeverre zijn werkgevers ook verantwoordelijk voor de huisvesting?

Antwoord: Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om overlast van moe-landers aan te pakken, samen met vooral werkgevers en uitzendbureaus. De Rijksoverheid zorgt er onder andere voor dat gemeenten kunnen beschikken over instrumenten hiervoor, zoals de Huisvestingswet en de Woningwet, waarmee bijvoorbeeld overbewoning kan worden aangepakt.

Ik heb begin deze week – samen met de minister van SZW – overleg gevoerd met een aantal bestuurders van gemeenten die te maken met overlast van moe-landers. We hebben daar geconstateerd dat met bestaande instrumenten veel van de overlast kan worden bestreden. Gemeenten moeten daar actiever gebruik van maken, en meer van elkaar leren. Het Rijk faciliteert dit onder andere met een netwerk van gemeenten met moe-landers. Ook ben ik samen met de minister van SZW in overleg met de koepels van uitzendbureaus om in de cao normen voor passende huisvesting vast te leggen.

Als blijkt dat overlast effectiever kan worden aangepakt met nieuwe wettelijke instrumenten, dan zal ik niet aarzelen die in te zetten. Uiteraard dit ook in overleg met betrokken gemeenten. Het kabinet houdt nadrukkelijk de vinger aan de pols door periodiek overleg met de moe-lander-gemeenten te hebben en de stand van zaken door te nemen.

Vraag van het lid M. H. P. van Dam (PvdA): Beleid van voormalig minister van der Laan t.a.v. criminaliteit onder Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren is afgeschaft. Waarom?

Antwoord: Dit kabinet maakt geen onderscheid naar herkomst. Deze jongeren en ouders zijn, net als alle andere Nederlanders, zelf verantwoordelijk om te zorgen dat ze mee doen, dat ze startkwalificaties behalen en werk vinden. Als ze zich niet gedragen of misdaden begaan, dan voert dit kabinet lik op stuk beleid. Het bestaande specifieke rijksbeleid voor Marokkaans- en Antilliaans-Nederlandse probleemjongeren is tijdelijk.

Vraag van het lid C. van Nieuwenhuizen (VVD): Hoe gaat de minister invulling geven aan de maatregelen in het Regeerakkoord op het gebied van integratie en inburgering? Wat is de rol van het parlement daarbij en wanneer komt er een plan van aanpak?

Antwoord: De Kamer wordt begin 2011 geïnformeerd over de maatregelen van het integratiebeleid.

Vraag van het lid M. H. P. van Dam (PvdA): Wetsvoorstel van SZW inzake brede leerplicht; wanneer ontvangt de TK dit?

Antwoord: Duidelijk mag zijn dat naar mijn mening inburgering van vreemdelingen in Nederland berust op de gedachte dat men in zichzelf moet investeren om te voldoen aan elementaire voorwaarden om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen maar ook voor wie daar geboren is staan tegenover de rechten ook verplichtingen of die nu in de wet gepositioneerd zijn of niet. In die geest heb ik ook steeds als minister van SZW betoogt dat er tegenover de aanspraken op solidariteit binnen de gemeenschap ook de verplichting staat om te voldoen aan elementaire voorwaarden om te participeren in het maatschappelijk leven. In dat verband heb ik inderdaad het concept van een leeftijdsonafhankelijke leerplicht geopperd. Ik ben blij dat de PvdA deze gedachte nu overneemt. De fractie kan ervan verzekerd zijn dat ik deze gedachte nog steeds beoog te realiseren. Duidelijk zal zijn dat het ook daarbij gaat om een plicht zoals bij de inburgeringsplicht; de plicht om in zichzelf te investeren. Ieder beeld van een leerplicht op kosten van de overheid in schoolbanken en cursussen van de overheid, berust dan ook niet op de werkelijkheid van mijn gedachte en eventuele voorstellen mijnerzijds op dit terrein. Maar overigens hoop ik een uitwerking van mijn gedachte aan het kabinet en vervolgens aan u te kunnen voorleggen.

Vraag van het lid S. Karabulut (SP): Integratie; wat gaat u daaraan doen, zowel in de steden als op het platteland?

Antwoord: Begin 2011 zal ik de Kamer informeren over het integratiebeleid van dit kabinet.

Vragen van het lid B. J. van Bochove (CDA): Met betrekking tot inburgeringscursussen ziet het CDA de enorme kosten en de bureaucratie. Dit moet anders. Wie willen van de minister op dit gebied actie, en de financiële verantwoordelijkheid bij mensen zelf neerleggen?

Antwoord: Daar waar mogelijkheden liggen voor het verminderen van de bureaucratie zullen wij dat bij de verdere plannen betrekken.

Kan de minister zich maximaal inspannen om met andere EU-ministers ervoor te zorgen dat binnen de EU-eisen kunnen worden gesteld aan het Nederlands leren door immigranten (naar aanleiding van uitspraak van de rechter inzake Turkse immigranten)

Antwoord: Samen met collega Leers zal ik op korte termijn in Europees verband aandacht vragen voor maatschappelijke problemen die het gevolg zijn van de arbeidsmigratie uit met name Midden- en Oost-Europese landen, maar ook voor Europese regelgeving die de mogelijkheden van Lidstaten om inburgeringseisen te stellen beperken.

Vraag van het lid C. van Nieuwenhuizen (VVD): Hoe en wanneer gaat het kabinet werk maken van een plan van aanpak betreffende integratie en welke rol kan de Kamer daarbij spelen?

Antwoord: Het kabinet staat voor een integratiebeleid waarin de eigen verantwoordelijkheid van burgers centraal staat. Burgers zijn zelf verantwoordelijk zich zodanig te ontwikkelen dat zij deel kunnen nemen aan de samenleving. Dat zijn burgers aan de samenleving verplicht. Deze verplichting geldt alle burgers in Nederland, zonder onderscheid naar herkomst, religie of achtergrond. De Kamer wordt begin 2011 geïnformeerd over het integratiebeleid.

Vraag van het lid M. H. P. van Dam (PvdA): Hoe wil het kabinet voorkomen dat segregatie doorzet (kijkend naar het onderwijs)?

Antwoord: Op dit moment lopen onder verantwoordelijkheid van de minister van OCW die primair verantwoordelijk is, enkele pilots om segregatie in het basisonderwijs tegen te gaan. Ik zal uw vraag doorgeleiden aan mijn collega van onderwijs.

Vragen van het lid T. Dibi (GL): Hoe kijkt de minister aan tegen het verbod op godslastering? Is de minister bereid om het vrije woord te verdedigen in plaats van te beperken?

Antwoord: Er ligt een initiatief wetsvoorstel met betrekking tot het opheffen van het verbod op godslastering in de Tweede kamer. Het betreft hier een onderwerp dat onder de verantwoordelijkheid valt van mijn collega van V&J. Ik verwacht dat er voldoende gelegenheden zijn om met hem daarover van gedachten te wisselen.

De remigratiewet was bedoeld om 1e generatiemigranten te helpen terugkeren. Ook de 2e generatie kan aanspraak maken op deze wet. De boodschap moet zijn: integreer en niet remigreer. Is de minister bereid de wet aan te passen zodanig dat alleen de 1e generatie aanspraak kan maken?

Antwoord: Op 13 november 2009 is een brief met aanpassingsvoornemens voor de Remigratiewet aan de Tweede Kamer voorgelegd n.a.v. een motie tot Heroverweging van de Remigratiewet. In de brief is onder meer voorgesteld de doelgroepen van de wet te beperken tot de eerste generatie migranten.

Is de minister bereid om te zoeken naar vormen van financiële steun voor vrijwillige inburgeraars?

Antwoord: Gemeenten hebben de afgelopen jaren ruime middelen gekregen om oudkomers een aanbod te doen. Voor de komende jaren is conform de begrotingsreeks nog budget beschikbaar. Op basis daarvan kunnen gemeenten nog een aanbod doen, ook aan oudkomers of andere vrijwillige inburgeraars. Het regeerakkoord gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van migranten voor hun inburgering. Vrijwillige inburgeraars dienen hun eigen verantwoordelijkheid op te pakken om eventuele achterstanden via reguliere voorzieningen weg te werken.

Vraag van het lid S. M. J. G. Gesthuizen (SP): Kunnen de taalcursussen voor mensen in de opvang worden voortgezet? De financiering hiervan is niet geregeld.

Antwoord: De programma’s voor de (voor)inburgering van verblijfsgerechtigden in de asielcentra vinden ook in 2011 plaats. De financiering voor volgend jaar is, volgens de bestaande afspraken met het COA, geregeld. Voor de jaren daarna wordt, mede in het licht van uitwerking van het regeerakkoord en het beschikbare budget, bezien wat de gevolgen voor de (voor)inburgering in het COA zijn.

Vraag van het lid E. G. M. Roemer (SP): Wat is uw reactie op het rapport van de SP «de Schilderswijk aan het woord» dat bij de Algemene Politieke beschouwingen door de heer Roemer is overhandigd aan Minister President Rutte?

Antwoord: Ik hoop dat de SP dit rapport ook heeft overhandigd aan de gemeente Den Haag, want daar hoort het eigenlijk meer thuis dan bij mij. Het onderzoek en de aanbevelingen zijn gericht op de lokale praktijk. De verantwoordelijkheid voor de aanpak van de genoemde problemen ligt ook vooral op het lokale niveau. Gemeente, maatschappelijke organisaties en bewoners zelf staan aan de lat om de wijk er boven op te helpen.

Over de inhoud van het onderzoek: De uitkomsten zijn bekend en niet nieuw. Het gaat om reële leefbaarheidsproblemen die al langere tijd voorkomen in deze wijk. Dit is ook aanleiding geweest voor de gemeente Den Haag om specifiek voor deze wijk en drie andere wijken in de stad wijkactieplannen te maken die een periode van tien jaar beslaan. Veel acties lopen, maar het is duidelijk dat de wijk nog zeker niet uit het dal is. Voor alle onderwerpen die in het rapport worden aangesneden geldt dat ze een belangrijk onderdeel uitmaken van de afspraken tussen rijk en gemeente over de wijkaanpak. De gemeente Den Haag is op al deze fronten bezig om samen met bewoners en partners in de wijk te zoeken naar de beste oplossingen. Vanuit het rijk blijven wij zeer intensief volgen hoe het gaat met dit soort wijken en blijven wij de gemeenten steunen waar dat kan en nodig is.

Naar boven