Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2011 (32500 VI);

het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie 2009 (32360 VI);

het jaarverslag van het Ministerie van Justitie 2009 (32360 VI, nr. 1);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van Justitie 2009 (32360 VI, nr. 2);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de begroting van Jeugd en Gezin (XVII) voor het jaar 2011 (32500 XVII);

het wetsvoorstel Slotwet en jaarverslag van Jeugd en Gezin 2009 (32360 XVII);

het jaarverslag van Jeugd en Gezin 2009 (32360 XVII, nr. 3);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag Jeugd en Gezin 2009 (32360 XVII, nr. 4).

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Marcouch van de Partij van de Arbeid. Ik wijs erop dat dit zijn maidenspeech is. Dat betekent dat hij niet wordt geïnterrumpeerd.

De (algemene) beraadslaging wordt geopend.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Ik wil graag beginnen met te zeggen hoe eervol het voor mij is om in de Tweede Kamer het Nederlandse volk te vertegenwoordigen. Ik kom voort uit de generatie van mijn vader die in de jaren zestig tot tachtig van de vorige eeuw hier zo enorm hard heeft gewerkt. Die generatie voelde zich gast. Ik heb mijn koffer allang uitgepakt, zeg ik tegen mijn dierbare collega Tofik Dibi. Tegen de Wildersgroep zeg ik: ik zal die koffer ook nooit meer inpakken. Nederland is mijn vaderland. Nederland dienen, dat is wat ik wil. Dus hier sta ik.

Veiligheid is ons fundament, zo blijkt recent nog in wijken als Oosterwei te Gouda en Holendrecht in Amsterdam-Zuidoost. Het is duidelijk dat de minister van Veiligheid en Justitie hier in Den Haag aan de slag gaat met wetgeving en plannen. Dat is goed, maar het is niet goed genoeg, want veiligheid hangt af van doen en niet van administratieve trucs. Ik geef een voorbeeld van zo'n begrotingstruc. Wie denkt dat er 3000 nieuwe agenten in de startblokken staan, komt bedrogen uit. Die 3000 agenten zijn er al; de minister zal alleen administratief regelen dat zij niet weg hoeven. Wie denkt dat wij stadsmariniers of gespierde straatcoaches op straat krijgen die intimiderende jongens een halt toeroepen, komt al weer bedrogen uit. Opsporingscamera's aanschaffen? Niets ervan. De minister trekt juist de stekker uit het budget dat hiervoor nodig is, de zogenoemde Van Montfransgelden. Ik roep de minister op om dit vanaf 2011 te herstellen. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.

De minister wil het gezag terug. In werkelijkheid zien wij het tegengestelde gebeuren. Neem Gouda. De burgemeester verklaart met droge ogen dat het twintig jaar zal duren voordat wij 10-jarige Marokkaanse jongens onder controle krijgen. Daarnaast zien wij een korpschef die juist beweert dat alles nu al geregeld is, op wat baldadigheid na. Wij horen de burgers van Gouda wanhopig verklaren: de gemeente en de politie hebben het niet in de hand, wij worden bedreigd tot in ons portiek. Dan verwachten wij een minister te zien die ingrijpt, niet in een besloten vergadering met de burgemeester die hij stadsmariniers adviseert en niet tijdens een geregisseerd werkbezoekje, maar op straat als de man die erover gaat.

Tussen de nota's, rapporten en staafdiagrammen op het ministerie lijkt de straatcriminaliteit inderdaad een twintigjarig probleem. Toch is feitelijk vertoond dat die binnen een bestuursperiode kan worden gehalveerd. Sinds wij weten dat het inderdaad kan en weten hoe het feitelijk moet, hebben wij ook de morele plicht om dit te doen met de nadruk op "doen", niet in één probleemwijk, maar in alle probleemwijken. De minister kan de Partij van de Arbeid daarbij tot zijn bondgenoot rekenen, want wij hebben hetzelfde doel: ervoor zorgen dat misdaad niet langer loont door de pakkans te vergroten, de straffen te verzwaren en de schade te verhalen op de daders. Dus ook de Partij van de Arbeid wil dat criminelen zo lang mogelijk verdwijnen uit de wijken die zij teisteren. De Partij van de Arbeid wil dus ook opsporen en handhaven. Daarom reik ik minister Opstelten en staatssecretaris Teeven hier de hand en kom met drie nieuwe, praktische en reële voorstellen om de wijken te bevrijden van hun kwelgeesten. Het gaat om de lokale politiequota, de verantwoordelijkheid van de ouders en het sociaal verhoor van ouders en het ter beschikking stellen aan het onderwijs.

Mijn eerste voorstel betreft de politiequota. De bonnenquota voor de politie hebben inderdaad geleid tot opvallend veel bonnen voor futiliteiten. De bewoners hebben gelijk als zij zeggen "ga toch boeven vangen!". Dit betekent niet dat wij moeten stoppen met onze aansporingen om te beboeten. Ik heb een idee. Onze lokale volksvertegenwoordigers in de gemeenteraad stellen een top-tien samen van belangrijke boetes, van wildplassen in de ene gemeente tot alcoholmisbruik in de andere. De korpschef agendeert in de gemeenteraad wat hij tegenkomt aan lokale misstanden en krijgt daar de prioriteiten aangereikt. Op dit moment zijn overvallen overal in Nederland "hot". De pakkans is miniem. De minister zegt: omhoog naar 40%, beter samenwerken en een hogere prioriteit. Alsof het dan geregeld is! Een beetje volksvertegenwoordiger kan de korpschef zo vertellen wat er moet gebeuren om wel een hoge pakkans te krijgen, bijvoorbeeld een brigade aan motoragenten, want de overvallers vluchten op scooters en kiezen routes waar politieauto's niet kunnen komen. Gewoon doen dus: massief motoragenten inzetten en wij hebben het voor elkaar.

Mijn tweede voorstel betreft het sociaal verhoor. Het cruciale moment waarop ouders alsnog toezicht willen gaan houden op hun zonen, is het schokkende moment waarop hun kind voor het eerst in aanraking komt met de politie. De ouders zijn dan diep geraakt. Anno nu volstaan wij met een telefoontje naar het ouderlijk huis, maar dat is te weinig. Ik stel voor dat ouders van minderjarigen – en dan met name van first offenders – een officieel sociaal verhoor wordt afgenomen, bijvoorbeeld door de reclassering. Hoe houdt u toezicht op uw kind? Kent uw gezin genoeg structuur? Dat moet je meteen doen, niet als de zaak al bij de rechter ligt of erger nog, is geseponeerd. Eenmaal in de rechtszaal moeten de ouders erbij zijn. Het sociaal verhoor hoort bij trefzekere resocialisatie, wat inhoudt het totaal veranderen van de gehele omgeving van de jonge crimineel, dus de thuissituatie en de vriendenkring, zo nodig tot aan een verhuizing aan toe. Deze methode werkt tegen recidive, dus tegen terugval in de criminaliteit na de strafperiode. Het draait om de uitvoering, de timing en het tempo.

Mijn derde voorstel betreft een TBO, een variant op tbs. In de strijd tegen terugval in de criminaliteit moet ook de bagage van de gestrafte zelf veranderen. Mijn voorstel is om hem als verplichte maatregel bovenop de straf een vakdiploma te laten halen in een gesloten onderwijsinstelling. Wij kunnen dit organiseren zoals tbs, waarbij gestraften in therapie moeten totdat zij geslaagd zijn. Daarom noem ik het TBO: ter beschikking stellen aan het onderwijs.

Het afsnijden van het pad naar de criminaliteit is het begin. Daarna volgt het openen van het pad naar goed onderwijs en eerlijk werk. Daarom roep ik de minister van Veiligheid en Justitie op, de minister van OCW aan te sporen om scholen te openen in de gevangenissen, om ervoor te zorgen dat de wijken ambitieuze scholen krijgen. Ik roep de minister op om bovendien zijn collega voor wonen te benaderen met de woorden: maak nu werk van het programma tegen de verloedering en verpaupering, anders blijf ik gevangenissen vullen met kinderen die niemand kennen die eerlijk werkt voor zijn geld.

Gaan wij het zo doen? Dan kan de minister met recht en gezag een beroep doen op al die Nederlanders die ooit bereid waren, het de politie te melden als zij wapens signaleerden in een buurt als Holendrecht. Al die Nederlanders die bereid waren, aangifte te doen van straatgeweld in een wijk als Oosterwei. De bewoners die het idee hebben opgegeven dat hun informatie van nut is bij de opsporing en de burgers die nu het gevoel hebben dat zij er alleen voorstaan. Als wij het zo gaan doen, dan kan de minister rekenen op de Partij van de Arbeid. Nu wij weten dat het inderdaad kan en nu wij ook weten hoe het feitelijk moet, hebben wij de morele plicht, het ook te doen – dit zeg ik met de nadruk op doen – in het land waar ik zo graag woon en werk, het land waar mijn hart ligt: Nederland.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan schors ik de vergadering voor enkele ogenblikken om de collega's en anderen de gelegenheid te geven om u te feliciteren met uw maidenspeech. Ik heb de eer om dat als eerste te doen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Bij veiligheid denken wij in de eerste plaats aan veiligheid op straat en in de buurt, maar veiligheid is meer. Het behelst ook de bescherming tegen de overheid, het vertrouwen dat je eerlijk wordt berecht en dat je je recht kunt halen. Over het laatste zal ik spreken, mijn collega Marcouch sprak over het eerste. Samen staan we voor hetzelfde en hebben we één doel, namelijk recht voor allen. Recht voor allen was de leuze van Domela Nieuwenhuis, helemaal in het prille begin van de sociaaldemocratie. De omstandigheden zijn veranderd, maar het doel is ongewijzigd gebleven.

De rechtsstaat staat voor de fundamentele overtuiging dat de wet in dit land regeert, dat de wet en haar uitvoerders beschermen tegen discriminatie en ongelijkheid, tegen onrecht en misdaad, dat de rechtvaardigheid gelijk wordt verdeeld, ongeacht afkomst of portemonnee. In een rechtsstaat telt iedereen mee. De rechtsstaat moet worden beschermd om te laten beschermen. Hiervoor staat de Partij van de Arbeid pal. Het vertrouwen in de rechtsstaat staat onder druk. We zien incident na incident. Een toenemend aantal Nederlanders ziet de rechtsstaat als een gebouw dat alleen de anderen beschutting biedt. De PvdA wil concrete maatregelen ter verbetering van het gebouw. Geef dat gebouw weer zo'n kwaliteit dat het de stormen van de publieke opinie kan blijven weerstaan. Dat lukt niet met de symboolpolitiek en de ondoordachte plannen die in de veiligheidsparagraaf van het regeerakkoord staan. Dat lukt niet met het voortzetten van het beleid van het vorige kabinet, zonder hiervoor een deugdelijke financiële dekking te geven. Dat breekt slechts verder af. De PvdA staat voor een eerlijke verdeling van rechtvaardigheid en veiligheid. Wij komen met concrete voorstellen om dit te realiseren. Vanuit onze ervaring weten wij dat hiervoor niet zozeer nieuwe wetgeving nodig is, als wel dat het beter moet worden geregeld. De gereedschapskist is goed gevuld. De timmerman moet leren daar goed gebruik van te maken; er moet niet steeds opnieuw gereedschap worden gekocht.

Op dit moment mag je je verdedigen tegen een inbreker. Als daar door emotie te veel geweld bij komt kijken, is dat ook nog toegestaan. Wat niet mag, is het recht in eigen hand nemen en alvast een voorschotje nemen op de straf door de inbreker tot moes te slaan als die al is uitgeteld. Waarom komen premier Rutte, maar ook deze minister zaterdag in de Volkskrant nog, met het verhaal dat dit kabinet het eindelijk mogelijk gaat maken dat je mag optreden tegen die inbreker, terwijl dat al mag? Dat is gebakken lucht verkopen, dat is je een stoer imago aanmeten op basis van valse informatie. En kent u die mop van die 3000 agenten die komen? Die komen niet; daar is geen geld voor.

De minimumstraffen zijn van hetzelfde laken een pak. De achterliggende boodschap van het kabinet is: de rechter straft te laag. Allereerst is het de vraag of dat wel zo is. De rechter is de afgelopen decennia steeds strenger gaan straffen. Onderzoek wijst ook keer op keer uit dat de neutrale burger, voorzien van alle informatie, ongeveer gelijk aan de rechter straft. Op mijn vraag in hoeveel gevallen de rechter in 2009 lager heeft gestraft dan het voorgestelde minimum, is geen antwoord gekomen. Het lijkt erop dat de minister dat niet weet. Bovendien kent het kabinet gelukkig ook de mogelijkheid om in bijzondere gevallen zwaarder te straffen als deeloplossing, maar het kabinet heeft al laten zien dat daarvoor andere wegen zijn, zoals de aanwijzing aan het Openbaar Ministerie, aan de officier van Justitie. Ten slotte bestaat de mogelijkheid van de rechter om in het geval van minimumstraffen lager te straffen als de omstandigheden daartoe nopen. Dat vindt ook dit kabinet een goed idee.

Wat blijft er dan nog over van het plannetje in het regeerakkoord om minimumstraffen in het leven te roepen? Wat mij betreft is het wederom gebakken lucht. Ik vraag de minister: waarop kunnen we u wel afrekenen? Hebt u concrete, in cijfers uitgedrukte ambities? We horen dat graag van u.

Voorzitter. Het is voor bijna iedereen zeer frustrerend als bij de politie aangebrachte zaken door Justitie wegens capaciteitsgebrek niet worden vervolgd. De aangiftebereidheid neemt daardoor af, het vertrouwen in de overheid ook. Het is geld in het water gooien. Op dit moment lopen de achterstanden bij het Openbaar Ministerie en rechtbanken op, stevig zelfs. In de begroting valt te lezen dat er wordt gekort op de rechterlijke macht. In 2011 houdt zij de capaciteit op niveau door in te teren op eigen vermogen. In 2012 zal de capaciteit teruglopen. Kan de minister uitleggen hoe hij wil voorkomen dat de achterstanden oplopen? Ik moet hieraan toevoegen dat "gekort" betekent: "gekort op de ambitie". Vanwege de crisis wordt namelijk verwacht dat er een extra beroep op de rechterlijke macht nodig is. Het is dus geen feitelijke korting, maar met de groei zullen de achterstanden mijns inziens oplopen.

Wij zijn ervan overtuigd dat straf zo kort mogelijk na de daad moet volgen: lik-op-stuk. Dat vinden de minister en de staatssecretaris ook. Eenvoudige zaken zijn de afgelopen jaren echter al voor snelrechtzittingen geselecteerd. De enige manier om nu nog winst te boeken, is ervoor zorgen dat er beter wordt samengewerkt. Als de rechter snel moet vonnissen, moet het dossier klaar zijn, moeten de verdediging en de deskundigen hun werk hebben kunnen doen en moeten de achtergrondinformatie en het advies van de reclassering klaarliggen. Alleen dan wordt er snel, zorgvuldig, op maat en dus slim gestraft. Mijn advies is: versterk de praktijk; zit daar actief bovenop.

Justitie moet inzetten op een klantgerichte dienstverlening, op kleine schaal. Dat betekent dat gewone zaken in de regio moeten worden behandeld. Organiseer Justitie niet de wijk uit, maar de wijk in. Zorg dat men weet wat er speelt. Neem het schrikbarend lage oplossingspercentage van overvallen. Stel een lokaal en gespecialiseerd overvalsteam bij politie in. die waren er in het verleden al. Betrek daarbij andere partijen in de wijk en neem de regie. In Almere heeft dit geleid tot een terugloop van het aantal overvallen tot 60%. Alleen roepen om zwaardere straffen is een armoedebod. Een pasjessysteem voor coffeeshops kan in de grensstreek een goede oplossing zijn, maar is in Amsterdam een slecht idee. Je dwingt toeristen om op straat te handelen, de criminaliteit neemt toe en een niet bestaand probleem wordt opgelost. Benader de problemen lokaal.

Ten aanzien van de rechter wil ik het volgende zeggen. Het gezag van de rechter ligt onder vuur. Vooropgesteld, keer op keer blijkt uit onderzoek dat de kwaliteit van de Nederlandse rechtspraak hoog is en dat de klanten van de rechtspraak in hoge mate tevreden zijn. Een instituut dat zo van vertrouwen afhankelijk is, moet niet onnodig worden beschadigd. Een instituut dat is ingesteld om het laatste woord te hebben, zal vaak kritiek krijgen van degenen die dat niet accepteren. De macht van het laatste woord heeft de verantwoordelijkheid inzichtelijk en transparant te zijn, niet alleen in vonnissen. Het verwijt van het old boys network kan worden weggenomen als duidelijkheid wordt gegeven over de wijze waarop men met kwaliteit, dan wel het ontbreken daarvan, omgaat. Waar de kritiek op de rechter terecht is, moeten wij handelen. Maatregelen die helpen zijn een actieve en niet alleen in juridische woorden verpakte voorlichting vanuit de rechtbank.

Verder moet de rechter uit de ivoren toren. Laat zien dat hij weet wat er speelt. Verplicht de rechter tot een jaarlijkse maatschappelijke stage in die gebieden en op die onderwerpen waar hij recht over spreekt. Zo houdt hij zijn kennis van de wijk en de praktijk op peil. Laat hem de Bijlmer bezoeken, de bajesboot of de jeugdinrichting. Voor alle rechtsgebieden geldt dat de kwaliteit erbij gebaat is als de rechter de uitvoeringspraktijk kent en daarvan op de hoogte blijft. Ik overweeg een motie op dit punt. Ik ben verder ook blij dat de heer Çörüz het met mij eens lijkt te zijn, zoals ik in de krant las. Uiteindelijk moet de rechter minder een technocraat zijn en meer een probleemoplosser. Dat vraagt om praktische kennis en lef.

De PvdA maakt zich sterk voor toegang tot het recht voor iedereen, van het Openbaar Ministerie dat diefstal uit een winkel vervolgt tot diefstal op de beurs, van een samenleving die niet tolereert dat de onderwereld in de bovenwereld komt. Eén onderwerp wil ik nader toelichten, en wel de versterking van de positie van mensen die niet hun financiële zaken zelf kunnen regelen.

De voorzitter:

U hebt nog één minuut.

De heer Recourt (PvdA):

Dan ga ik heel snel door.

Deze kwetsbare groep is aangewezen op een bewindvoerder en een aantal slachtoffers heeft zich tot mij gewend. Het werd duidelijk dat de regelingen rond de bewindvoering niet op orde zijn. Mensen staan in de kou, de rechter die moet controleren of de bewindvoerder zijn taak goed doet, doet dat niet, hij krijgt dat niet gefinancierd. Ik roep de minister op om met een regeling te komen waarin niet de rechter meer controleert maar een financieel onafhankelijke deskundige, zoals een accountant. Ik roep de minister verder op om snel met het wetsvoorstel naar de Kamer te komen dat onder meer bewindvoering regelt, zodat wij ook toezicht op de beroepsgroep zelf goed en stevig kunnen regelen.

Wat ten slotte de witteboordencriminaliteit betreft, is het weer duidelijk geworden dat de kans om voor faillissementsfraude te worden gepakt zeer klein is. Ik roep de minister of de staatssecretaris op om expertise uit de verschillende opsporingsdiensten bijeen te brengen om zo efficiënter en slagvaardiger ook deze criminaliteit aan te pakken. Daar profiteert de fiscus ook van. Door niet op te treden wordt het verkeerde signaal afgegeven.

De PvdA gelooft dat consequent handhaven van regels noodzakelijk is, dat gezag moet worden gehandhaafd en dat overlast en misdaad verder moeten worden bestreden. Wij zijn ervan overtuigd dat dit alleen maar zin heeft als tezelfdertijd perspectief wordt geboden op een beter bestaan. Als misdaad loont, zal niet snel worden gekozen voor de moeilijke weg van een opleiding, maar zonder opleiding is de kans om op een fatsoenlijke manier te leven weer aanzienlijk kleiner. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille. Minister en staatssecretaris, doe wat werkt, geef recht aan allen!

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Het past mij om eerst namens de VVD-fractie de felicitaties uit te spreken voor de heer Marcouch voor zijn maidenspeech. Wij hebben er met veel plezier naar geluisterd. Ik zeg namens mijn fractie dat ik blij ben dat de heer Marcouch zijn koffers heeft uitgepakt en dat hij ervoor heeft gekozen om in ons prachtige land zijn carrière voort te zetten en tot volle bloei te laten komen. Ik ben ook bijzonder tevreden en verheugd dat uit zijn toespraak voornamelijk steun blijkt voor het beleid dat in het regeerakkoord wordt omschreven, en voor de beleidsuitgangspunten die daarin staan. Wij rekenen er dan ook op dat zijn handreiking door mijn fractie en door iedereen zal worden opgepakt. Van die handreiking bespeurde ik overigens iets minder in het betoog van de heer Recourt. De voorstellen van de heer Marcouch vind ik sympathiek, maar gaan op een aantal punten wel ver. Bijvoorbeeld het punt van het verplichte onderwijs zouden wij mijns inziens absoluut eens moeten bespreken.

Het is tijd om orde op zaken te stellen. Roofovervallen, woninginbraken met geweld, autodiefstallen, straatroof en randgroepjongeren die hun wijken terroriseren, zijn nog steeds verschijnselen die elke dag voorkomen. Bovendien vraagt cybercrime om meer aandacht en hebben ondernemers last van spooknota's, nepincassobureaus en andere vormen van oplichting. Conducteurs en ambulancemedewerkers zijn vogelvrij. Als je vanavond iemand over je dak hoort lopen, is de kans groot dat het niet Sinterklaas is, maar een inbreker. Mensen zijn daarom bang en ondernemers zijn ongerust. Dat is te begrijpen. Ik noem de elektronicawinkel in Culemborg. Die werd binnen één jaar drie keer overvallen. Ik noem de roofoverval op de 66-jarige juwelier in de Jan Evertsenstraat in Amsterdam. Hij werd door overvallers doodgeschoten. Gisteravond werd hieraan terecht nog aandacht besteed bij Opsporing Verzocht.

De VVD heeft criminaliteit nooit geaccepteerd en zal dat ook nooit doen. De VVD-fractie zal daarom haar bewindslieden kritisch volgen en steunen waar dat nodig is. Ondertussen zullen wij toezien op echte oplossingen. De pakkans en het oplossingspercentage in Nederland zijn veel te laag. Dat zegt ook de Utrechtse korpschef en het blijkt ook uit het rapport van de Taskforce Overvallen. De VVD-fractie is hierover zeer bezorgd. Ik vraag daarom de bewindslieden hoe zij menen de pakkans en het oplossingspercentage concreet te kunnen vergroten.

Zonder veiligheid en verantwoordelijkheid is er geen vrijheid. De VVD kiest daarom voor een nieuwe benadering van het strafrecht. Wij gaan van coaching naar straffen, van praten naar oppakken en van dader naar slachtoffer. Iedereen heeft de verantwoordelijkheid om zich te gedragen. Respecteer je de vrijheid van anderen niet, dan is snelle vervolging en berechting noodzakelijk. Hufterigheid wordt gestraft. Ondernemen moet veilig zijn.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik twijfelde om te interrumperen, want ik wist niet zeker of mijnheer Van der Steur zijn maidenspeech hield. Gelukkig is dat niet het geval.

De heer Van der Steur (VVD):

Helaas is dat niet het geval.

De heer Dibi (GroenLinks):

Gelukkig is dit geen maidenspeech, zodat ik mijn vraag over de pakkans en het opsporingspercentage aan de heer Van der Steur kan stellen. Volgens mij liggen op die punten grote kansen en uitdagingen voor het kabinet. De minister is heel duidelijk. Hij wil de bureaucratie halveren, dus met 50% omlaag brengen. De concrete en afrekenbare doelstellingen rondom de pakkans en het opsporingspercentage laat het kabinet echter achterwege. Wat vindt de VVD-fractie over deze afrekenbare doelstellingen? Hoeveel moet volgens haar de pakkans omhoog?

De heer Van der Steur (VVD):

De heer Dibi zal het met mij eens zijn dat het weinig zin heeft als wij in de Kamer hieraan allerlei percentages verbinden. Het gaat er uiteindelijk om of wij over een paar maanden op straat een verschil merken. Dat rapport komt ons vanzelf via allerlei middelen toe. Op die manier wil de VVD-fractie de bewindslieden afrekenen. Ik ga hun nu niet zeggen dat het zoveel procent moet zijn. De heer Dibi weet immers net als ik dat cijfers over het algemeen geduldig zijn. Dat is de maatschappij op dit moment en op dit punt niet meer.

Voorzitter, als u mij toestaat, vervolg ik mijn betoog.

De voorzitter:

De heer Dibi heeft nog een vraag voor u.

De heer Dibi (GroenLinks):

Niet zo snel, mijnheer Van der Steur. Het is goed om vertrouwen te hebben in het kabinet, maar controle is nog beter. Ik was altijd gecharmeerd van de heer Rutte toen hij nog fractievoorzitter was en het laatste kabinet-Balkenende vroeg om concrete en afrekenbare doelstellingen. Je wilt een kabinet aan het einde van de rit uiteraard kunnen afrekenen op beloftes. Heeft het bereikt wat het de Nederlanders heeft beloofd? De VVD-fractie maakt een belangrijk thema van veiligheid. Met hoeveel moet de pakkans omhoog? Wil de heer Van der Steur dat echt niet achteraf kunnen controleren? Wil hij dat echt nu in het midden laten?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik herhaal mijn antwoord. Het heeft weinig zin om in de Kamer hierop nu allerlei percentages los te laten. Wij willen dat criminelen worden gepakt. Dat resulteert uiteindelijk in de pakkans. Die moet zo hoog mogelijk zijn. Uiteindelijk willen wij uiteraard een pakkans van 100%, maar ik vrees dat dat een utopie is. In de tussentijd is wat ons betreft van belang dat de regering laat zien dat zij daadwerkelijk concrete maatregelen neemt waardoor criminelen worden gepakt in plaats van dat zij kunnen wegkomen. Daar gaat het om, dat is belangrijker dan een percentage.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik heb toch nog een vraag. Als het gaat om immigratie, dat voor de PVV een heel belangrijk thema is, is die partij kristalhelder: 50% minder niet-westerse allochtonen mogen Nederland binnenkomen. Omdat het thema zo belangrijk is voor deze partij, durft zij ook een getal te noemen. Als de heer Van der Steur zegt dat hij veiligheid zo belangrijk vindt, net als het opsporingspercentage en de pakkans, dan moet er ook een afrekenbare doelstelling bij komen. Anders zijn het gewoon lege woorden.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik laat deze conclusie voor de heer Dibi, dat zal hij mij niet kwalijk nemen. Ik merk echter op dat er wel een verschil is tussen het strafrecht en de pakkans waar wij het over hebben inzake het hele brede scala aan criminele activiteiten enerzijds en het percentage instromende niet-westerse allochtonen anderzijds. Daar zit een heel groot verschil in, alleen al in de meting.

Mevrouw Berndsen (D66):

Is de heer Van der Steur het met mij eens dat het lastig is om de pakkans te vergroten omdat het aantal politiemensen alleen maar aan het afnemen is?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik denk dat mevrouw Berndsen die discussie uitgebreid heeft gevolgd tijdens het wetgevingsoverleg politie. Wij zullen die discussie niet herhalen. Mevrouw Berndsen kent de cijfers en het standpunt van de regering. De VVD maakt zich wat dat betreft geen zorgen over de duidelijkheid die in het regeerakkoord gegeven wordt over het aantal agenten dat daadwerkelijk in Nederland actief zal zijn. Dat was anders geweest als het bestaande beleid was voortgezet.

Mevrouw Berndsen (D66):

Dat klopt. Maar het betekent ook dat er geen enkele agent bijkomt. Ik vind het een beetje voor de bühne praten als je zegt dat de pakkans vergroot moet worden en het aantal politieagenten – ik zal dat vanmiddag ook aantonen – in feite daalt. Mijnheer Van der Steur, het zou u sieren als u wel een percentage zou willen noemen, opdat het kabinet ook daarop afgerekend kan worden.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik heb al uitgelegd waarom ik dat niet wil doen en ik zal het ook niet doen. Ik ben heel benieuwd naar het betoog van mevrouw Berndsen vanmiddag. Ik zal met belangstelling naar haar luisteren.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik kan met de VVD meegaan in haar standpunt: ik wil gewoon voelen dat het veiliger wordt. De heer Van der Steur is het toch met mij eens dat je, als je de pakkans vergroten wilt, bepaalde inspanningen moet verrichten en een bepaalde daadkracht moet laten zien? Komt de heer Van der Steur hier nog op terug verderop in zijn verhaal of denkt hij dat het een kwestie is van roepen en dan gaat het vanzelf? Is roepen dat het oplossingspercentage omhoog gaat en dat de prioriteiten hoger gesteld worden de oplossing van het probleem of moet er iets gedaan worden? Stel dat de heer Van der Steur het met mij eens is dat er iets gedaan moet worden. Wat moet er dan volgens hem gedaan worden? Wie moet wat doen?

De heer Van der Steur (VVD):

Het aardige is dat het antwoord op de interruptie door de heer Marcouch gegeven werd in mijn beantwoording van de vraag van de heer Dibi. Het heeft geen enkele zin om hier te roepen dat de pakkans zo en zo omhoog moet. Dat is allemaal papier, zoals al eerder werd opgemerkt. Het gaat om daadwerkelijke actie door mensen. Daar hebben wij twee bewindslieden voor aangesteld. Zij moeten dat beleid gaan uitvoeren. Daar wil de VVD-fractie deze bewindslieden ook op afrekenen. Ik ben het volkomen met de heer Marcouch eens dat wij in zo kort mogelijke tijd samen het verschil moeten kunnen voelen. Dat is iets anders dan ons bij voorbaat vastpinnen op een bepaald percentage. Het gaat om het voelen. Daarom ben ik het ook volledig eens met het standpunt en de opmerkingen van de heer Marcouch dat het gaat om de pakkans en om het vergroten van het oplossingspercentage van criminaliteit in Nederland.

De heer Marcouch (PvdA):

Het is mij nog niet helder wat de inspanningen dan moeten zijn om te realiseren wat de heer Van der Steur wil realiseren, namelijk de pakkans vergroten. Collega Dibi vroeg: kan de heer Van der Steur van tevoren aangeven welke getallen hij nastreeft? Dat is een discussie. De andere kant is echter – dit past meer bij wat de heer Van der Steur stelt – dat het er weliswaar om gaat dat het veiliger wordt, maar dat deze veiligheid wel moet worden georganiseerd en uitgevoerd door mensen in de wijken. Is de heer Van der Steur bijvoorbeeld een voorstander van de motorenbrigade om overvallers te pakken? De overvallers rijden immers vaak op scooters. Wil hij hiervoor extra geld uittrekken? Die extra agenten moeten er uiteindelijk wel komen, want het gaat niet vanzelf.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik heb de opmerking over de motorenbrigade gehoord. Ik heb de dekking hiervoor gemist. De heer Marcouch kent het probleem dat wij hebben ten aanzien van de financiering in Nederland. Als hij komt met een voorstel waarbij de dekking zodanig is georganiseerd dat onze uitgangspunten verder niet gestoord worden, dan zal de VVD daar zeker met interesse naar luisteren. Nogmaals, de vraag die ik aan de bewindslieden gesteld heb is: hoe gaan zij concreet de pakkans en het oplossingspercentage vergroten? De invoering ligt wel degelijk bij de regering, en niet zozeer bij de Kamer.

De heer Brinkman (PVV):

Ik wil de heer Van der Steur een klein ideetje aan de hand doen. Is het niet zo dat de politie buitengewoon heeft geleden onder het gegeven dat wij de afgelopen drie jaar een PvdA-minister hebben gehad, dat 3000 mensen de laan uit waren gestuurd als wij, in dit geval het kabinet gesteund door de PVV, geen extra geld hadden gevonden, dat dat is tegengehouden en dat dat de extra meerwaarde is voor ondersteuning van recherche en politieblauw op straat voor het aanpakken van de criminaliteit?

De voorzitter:

Ik neem aan dat dat geen vraag was maar een opmerking.

De heer Brinkman (PVV):

Het was de vraag aan de heer Van der Steur of de gang van zaken die ik net schetste, klopte en of hij het daarmee eens is.

De heer Van der Steur (VVD):

Het komt vaker voor dat de ideeën en voorstellen van de heer Brinkman mij zeer charmant voorkomen, vooral de laatste week. Dat geldt ook weer in dit debat.

Voorzitter, staat u mij toe dat ik verderga. Ik zag overigens dat mijn tijd bleef doorlopen terwijl ik continu werd geïnterrumpeerd.

De voorzitter:

Dit gaat niet van uw spreektijd af.

De heer Van der Steur (VVD):

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Voordat u verder gaat, heeft de heer Van Raak een vraag.

De heer Van Raak (SP):

Wij hebben tijd genoeg hoor, de hele dag.

De voorzitter:

Daar ga ik over.

De heer Van Raak (SP):

Is de VVD het met mij eens dat op het ministerie de voorlichters wat minder te vertellen zouden moeten krijgen en de beleidsmakers wat meer? Wat was het immers mooi geweest als deze bewindspersonen hadden gezegd: in tijden van crisis gaan wij ervoor zorgen dat er niet minder agenten komen, dat er over vier jaar niet minder agenten zijn dan nu. Maar bij de presentatie heb ik de heren Rutte, Wilders en Verhagen alle drie zien roepen: 3000 agenten extra! Zullen wij afspreken dat de regering voortaan beloftes doet die zij kan waarmaken? Nu zijn alle agenten namelijk teleurgesteld omdat eerst 3000 extra agenten zijn beloofd en die er nu niet komen.

De heer Van der Steur (VVD):

De heer Van Raak vraagt met zijn gebruikelijke intelligentie toch weer naar hetzelfde als wat ik al twee keer heb geantwoord op vragen van mevrouw Berndsen. Ik ben ervoor dat wij zo min mogelijk vervallen in herhalingen. Dat zal hij mij vast toestaan.

Ik ga voort. Ik heb zojuist gezegd dat wij kiezen voor een nieuwe benadering van het strafrecht. Dit regeerakkoord en deze bewindslieden stralen, ondanks hun voorlichters, de juiste ambities uit. Het regeerakkoord bevat een groot aantal maatregelen die hoog nodig zijn. De VVD-fractie herkent zich in dit regeerakkoord. Om een beetje in de sfeer te blijven van 5 december: vol verwachting klopt ons hart.

De bewindslieden maken de verwachtingen al waar en zijn begonnen met orde op zaken te stellen. De VVD wil hen complimenteren met hun aanpak, met name omdat zij de afgelopen dagen niet werkloos zijn gebleven, zeker geen 100 dagen, maar meteen tot actie zijn overgegaan. De VVD-fractie steunt de al genomen of inmiddels aangekondigde maatregelen van harte. Ik noem er een paar: het gebiedsverbod en nachtdetentie tegen de hufters op straat, een strengere verlofregeling bij tbs waardoor er minder risico is voor de samenleving, het afschaffen van de bonnenquota, meer rechten voor slachtoffers, verkrachters die achter de tralies gaan en geen taakstraffen meer krijgen, en hogere straffen voor geweld tegen politie, conducteurs en ambulancepersoneel.

Voor de VVD-fractie zijn overigens ook de overige onderwerpen uit het regeerakkoord van groot belang: de invoering van de eerder genoemde minimumstraffen, de aanpak van de mensenhandel, het feit dat je in de gevangenis zult blijven zitten als je in hoger beroep gaat, het strengere coffeeshopbeleid, wat de heer Recourt daar ook over gezegd heeft, en de aanpak van de georganiseerde criminaliteit, waar ik overigens van de zijde van de PvdA-fractie niet zo heel veel over heb gehoord. De VVD-fractie rekent erop dat alle ambities uit het regeerakkoord binnen een jaar worden omgezet in wetsvoorstellen of aanpassingen van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. Kunnen de bewindslieden dat bevestigen?

Er werd al op gewezen: wij moeten ons goed realiseren dat opsporing, berechting en vervolging mensenwerk is. Mensen die hard werken om de criminaliteit aan te pakken en hard werken voor onze veiligheid. Mensen die onze steun verdienen.

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb twee vragen. De eerste gaat over de coffeeshops. Ik heb voorgesteld om te bekijken wat werkt en te differentiëren tussen het grensgebied en Amsterdam bijvoorbeeld. Wat is het standpunt van de VVD op dit punt?

De heer Van der Steur (VVD):

Het standpunt van de VVD is dat zij zich volledig kan vinden in het beleid zoals het is neergelegd door de regering, waarbij zaken door middel van het pasjessysteem controleerbaar worden gemaakt, toerisme wordt voorkomen, wij door contante betaling precies weten hoe de geldstromen lopen en de branche, als je het zo zou willen noemen, op die manier gereguleerd is.

De heer Recourt (PvdA):

Ook als dat betekent dat in Amsterdam bijvoorbeeld de misdaad toe zal nemen en de handel zich weer naar de straat zal verplaatsen?

De heer Van der Steur (VVD):

Dat is toch een buitengewoon merkwaardig standpunt. Dat zou betekenen dat je elke vorm van aanpak waarbij het risico bestaat dat criminelen op de vlucht slaan en elders hun activiteiten voortzetten, dan maar niet moet doen. Dat zou ook betekenen dat als een motoragent achter een scooter aanrijdt die op dat moment te hard door de dorpskernen of wijken rijdt om aan de politie te ontkomen, waardoor gevaar ontstaat, je zegt dat we dat niet moeten doen. Dat is nou precies waar de VVD al jarenlang zo veel bezwaar tegen heeft gemaakt, zeker tegen het vorige kabinet. Je moet kiezen voor een keiharde aanpak, zodat iedereen weet waar hij aan toe is. Je moet niet met verhalen komen dat als je hier drukt, het misschien daar opkomt. We drukken daar dan dus ook. Dat is ook de intentie van deze bewindslieden: een eind maken aan de criminaliteit.

De heer Recourt (PvdA):

Je moet inderdaad doen wat werkt op dit punt. Ik hoor – en dat verwacht ik ook van de VVD – een enorm law-and-orderverhaal: stevig aanpakken. Is daarmee de kous af wat de VVD betreft, of zijn er misschien toch ook nog andere middelen om recidive te voorkomen?

De heer Van der Steur (VVD):

Daarmee is de kous niet af. In het regeerakkoord staan voldoende maatregelen en goede maatregelen die een aanpassing zijn op het bestaande beleid. Het bestaande beleid wordt niet afgeschaft. Op het gebied van resocialisatie is het uitgangspunt dat welke vorm van straf dan ook altijd onderdeel moet zijn van een terugkeer in de samenleving. Dat uitgangspunt heeft de VVD altijd onderschreven. Dat geldt voor tbs en voor gewone straffen. Daar staan wij voor en daar zullen wij ook voor zorgen. Er komt wel een moment dat je dat recht verspeelt en dat het langzamerhand verstandiger wordt om niet meteen uit te gaan van terugkeer in de samenleving. Dat is een ander verhaal. Dat is ook een punt van verantwoordelijkheid nemen. Ook gedetineerden moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Recidivisten nemen hun verantwoordelijkheid niet. Wat dat betreft, is er voor de VVD, ook in het kader van deze begrotingsbehandeling, geen reden om bestaand beleid dat anders is dan in het regeerakkoord is afgesproken tegen te houden of te wijzigen.

De heer Recourt (PvdA):

Ik ben blij te horen dat de VVD, ondanks dat ik het in het verhaal niet terug hoorde ...

De heer Van der Steur (VVD):

Mijn verhaal is nog niet klaar. Dat is een beetje het probleem.

De heer Recourt (PvdA):

Nee, oké, maar ik vrees het ergste. Maar goed, ik zal het concreet maken. U weet dat er niet voor dit jaar, maar voor het jaar daarop bezuinigingen op stapel staan, juist op het gebied van preventie, waaronder de Van Montfransgelden. Wat is het standpunt van de VVD daarin? Dat moeten wij dan ook niet doen, denk ik.

De heer Van der Steur (VVD):

U vraagt naar de bekende weg. De VVD onderschrijft volledig het regeerakkoord en de bezuinigingen die daarin staan. Daarbij heeft niemand gezegd dat dit leuke bezuinigingen zijn. U weet dat ook wel. Het is echter een keuze die wij gemaakt hebben in het kader van de coalitie en de politieke samenwerking om er zorg voor te dragen dat de samenleving in de toekomst niet belast wordt met de ellende die in het vorige kabinet is ontstaan, waar uw collega Bos u misschien nog wel een en ander over kan uitleggen.

De heer Recourt (PvdA):

U gaat voortzetten wat het vorige kabinet deed.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gesthuizen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Het mag gewoon "Gesthuizen" zijn, voorzitter.

De heer Van der Steur sprak net over recidive en recidivebestrijding. We hebben in Nederland torenhoge recidive. Eigenlijk kunnen we wel zeggen dat mensen vaak nog een stukje beter de gevangenis in gaan dan dat ze eruit komen. Als ik kijk naar de huidige situatie in al onze gevangenissen, zie ik dat het personeel op zijn tandvlees loopt en dat niet alleen heel veel bewaarders, maar ook mensen van de reclassering die al in de gevangenis op bezoek komen en de maatschappelijk dienstverleners aangeven dat zij hun werk op deze manier niet goed meer kunnen doen. Zij geven aan dat ze meer tijd, middelen en mankracht nodig hebben om ervoor te zorgen dat zij die gedetineerden echt aan kunnen pakken, dat ze werk van hen kunnen maken. Zij zeggen: dat is onze beroepseer en onze expertise; wij kunnen er op deze manier niet voor zorgen dat we die mensen een stukje beter maken. Dat is het punt waar de heer Van der Steur zojuist over sprak: resocialisatie. Wat gaat de VVD doen met het programma Modernisering Gevangeniswezen? Wat zijn de ambities van haar op dat terrein?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik kom later in mijn toespraak terug op het gevangeniswezen als ik de gelegenheid krijg van mevrouw Gesthuizen. Ik waarschuw er alvast voor dat ook voor haar geldt dat de VVD-fractie in het kader van deze begrotingsbehandeling niet zal afwijken van het regeerakkoord en ook niet van de financiële parameters die daarin staan. Wat dat betreft, is de bewegingsruimte beperkt. Mevrouw Gesthuizen begrijpt dat ook.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Jazeker. Maar we zijn een aantal jaren geleden een beetje lekker gemaakt met het verhaal van "we gaan orde op zaken in de gevangenissen", "alles komt terug op een bepaalde nullijn", "we gaan een soort nulmeting houden", "overal moet het regime hetzelfde zijn" en "als we dat eenmaal hebben gedaan, gaan we de dag- en avondprogramma's uitbouwen" en "zo gaan we werk maken van de gevangenissen". Dat is eigenlijk alweer een halfjaar uitgesteld.

De voorzitter:

Uw vraag is?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Wanneer gaan we daadwerkelijk stappen vooruit zetten met het programma Modernisering Gevangeniswezen? Of zegt u nu: we zitten nu in een andere situatie en we gaan er eigenlijk helemaal niets mee doen?

De heer Van der Steur (VVD):

Mevrouw Gesthuizen moet zich goed realiseren dat de terminologie "dagprogramma's" en "nachtprogramma's" voor gedetineerden bij een groot deel van de Nederlandse samenleving tot gruwelen leidt. Men vindt dat er eens een eind moet worden gemaakt aan de manier waarop op dit moment over gedetineerden wordt gesproken. Overigens weet ik ook dat de dagelijkse gang van zaken vaak anders is. De vraag die mevrouw Gesthuizen daarna stelde, is een vraag aan de regering. De regering zal moeten vertellen hoe zij met haar beleidsvoornemens daadwerkelijk tot beleid zal overgaan. Dat is niet aan de Kamer.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik spreek niet over vertier of leuke dagprogramma's. Laat ik één simpel voorbeeld geven.

De voorzitter:

Kan het kort, alstublieft?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Werken in de bajes: ervoor zorgen dat men een dagstructuur krijgt en ervoor zorgen dat men weet wat het is om verantwoordelijkheid te nemen. Daar kan de heer Van der Steur toch niet tegen zijn? Hoe zorgen wij ervoor dat gevangenen in Nederland aan het werk gezet kunnen worden? Dat kost geld, dus dan moet de heer Van der Steur een tegemoetkoming doen.

De heer Van der Steur (VVD):

De regering en mijn fractie hebben een beperking ten aanzien van de dingen die geld kosten vanwege de bezuinigingen die wij voorstellen. Als mevrouw Gesthuizen een briljant idee heeft om dit te kunnen realiseren, sta ik daarvoor open. Op zichzelf klinkt de zinsnede "gedetineerden verplicht aan het werk zetten" de VVD-fractie niet verkeerd in de oren. Ik vind het fantastisch dat de SP-fractie dit soort voorstellen doet. In mijn herinnering – ik geef toe dat mijn herinnering in de Kamer vrij beperkt is – heeft de SP-fractie nog niet eerder dit soort voorstellen gedaan. Ik beschouw dit als een interessante ontwikkeling. Ik bespeurde die ook al in de toespraak van de heer Marcouch, die in grote lijnen een ondersteuning was van het regeerakkoord en het beleid van de bewindslieden.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik heb een vraag over het pasjesbeleid. Is de heer Van der Steur het met mij eens dat de overlast in Amsterdam van een andere orde is dan die in de grensregio's? Zo ja, zou het dan niet beter zijn om maatwerk te leveren, zodat je niet het kind met het badwater weggooit?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik begrijp waar mevrouw Berndsen op doelt. Ik denk dat het antwoord dat Zijne Excellentie de minister van Veiligheid en Justitie daarop al gegeven heeft het juiste is. Er is geen enkele reden om voor Amsterdam een uitzondering te maken. Als Amsterdam rondleiders voor toeristen nodig heeft, is de heer Opstelten bereid om die rol te vervullen; zo heb ik hem althans begrepen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Er moet mij toch iets van het hart. De inbreng van de heer Van der Steur is tot nu toe slechts een opsomming van wat in het regeerakkoord staat. De heer Van der Steur reageert op kritische vragen van de oppositie door te verwijzen naar antwoorden die minister Opstelten al in de media heeft gegeven. Heeft de VVD-fractie ook eigen opvattingen over veiligheid? Waar zal zij dit kabinet op afrekenen?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik stel voor dat ik doorga met mijn toespraak. Ik heb net de inleiding afgerond en wil nu verdergaan met het Openbaar Ministerie. Naarmate mijn toespraak vordert, hoop ik antwoord te geven op de vragen. Staat de heer Dibi mij dat toe?

De heer Dibi (GroenLinks):

Ja; anders kom ik later terug met mijn vragen.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik twijfel er geen moment aan dat de heer Dibi straks terugkomt. Als je eenmaal je maidenspeech hebt gehouden, is het daarna gewoon Kamerlidbashen, zo stel ik vast. Dat vind ik wel een aangenaam spel.

Het Openbaar Ministerie is essentieel voor de opsporing en vervolging van overtredingen en misdrijven. De VVD-fractie vraagt zich af – nu kan iedereen zijn oren spitsen! – of het Openbaar Ministerie in de komende jaren over voldoende capaciteit beschikt om effectief te zijn. Graag vernemen wij van de bewindslieden of zij de zorgen over de capaciteit van het Openbaar Ministerie kunnen wegnemen. De heer Recourt maakte al een opmerking over de rechterlijke macht. Bij de VVD is de rechtsstaat veilig. Wij staan voor een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke macht en voor onafhankelijke en onpartijdige rechters. Na ruim twaalf jaar advocatuur weet ik als geen ander dat rechters kwaliteit leveren en hun rol zeer serieus nemen. Daar staat tegenover dat het vertrouwen in de rechterlijke macht daalt. De VVD-fractie wil dat veranderen. Rechters verdienen respect, maar dat respect moeten zij ook verdienen. Daarom moet iedereen kunnen klagen over rechters en kunnen zien dat rechters op hun kwaliteit en gedrag worden aangesproken. De VVD-fractie stelt daarom voor dat er klachten over rechters kunnen worden ingeleverd op een makkelijk beschikbare website, zoals www.rechtspraak.nl. Zij stelt voor dat rechters op deze klachten worden aangesproken, dat over de klachten en het effect daarvan wordt gerapporteerd en dat beter inzichtelijk wordt wanneer rechters wordt verzocht het vak te verlaten als sprake is van klachten. Een levenslange benoeming schept nu eenmaal verplichtingen. Kan de minister toezeggen dat hij dit zal regelen in samenspraak met de Raad voor de Rechtspraak?

De rechtsbijstand, het Juridisch Loket, de rol en de functie van rechtsbijstandsverzekeringen, de griffierechten en de proceskostenveroordelingen moeten integraal worden heroverwogen. Hierbij moeten alternatieven voor de klassieke rechtspraak worden betrokken, zoals mediation en bindend advies. De vraag van de VVD-fractie is of de minister voor deze integrale benadering het initiatief zal nemen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik wil geen Kamerlid bashen, maar ik heb gewoon een vraag aan de heer Van der Steur. Ik ben het op dit punt heel erg met hem eens. Ik vind wel dat de rechterlijke macht gebruik kan maken van nieuwe media om inzichtelijk te maken waarom men doet wat men doet. Er zijn alleen politici die het vertrouwen in de rechtspraak schaden door die weg te zetten als partijdige D66'ers, bij wijze van spreken. Omdat de VVD een liberale partij is die ook voor de rechtsstaat staat, ben ik wel benieuwd hoe de heer Van der Steur aankijkt tegen politici die bij uitspraken van rechters waarmee zij het niet eens zijn, direct op de barricade gaan en schreeuwen dat sprake is van partijdigheid. Hoe kijkt de heer van de Steur daartegen aan?

De heer Van der Steur (VVD):

De vrijheid van meningsuiting geldt voor iedereen in dit land, ook voor politici. Ik ben zelf een politicus en ik heb zelf recentelijk zeer veel aandacht gevraagd voor de uitspraak inzake het kraakverbod. Ik ben ervan overtuigd dat politici het recht hebben en het recht moeten hebben en houden om zich over de kwaliteit van de rechterlijke macht uit te spreken, ook naar aanleiding van uitspraken die hen minder of niet zinnen.

De heer Dibi (GroenLinks):

De vrijheid van meningsuiting is een groot goed en zeker politici moeten daar te allen tijde gebruik van kunnen maken. Ik stelde echter een andere vraag. Als wij het vertrouwen in de rechtspraak willen verbeteren, kunnen politici niet elke keer dat de rechter een uitspraak doet die hen niet zint, zeggen dat de rechter niet deugt of dat de kwaliteit van de rechtspraak niet deugt. Hoe kijkt de heer Van der Steur daartegen aan?

De heer Van der Steur (VVD):

Het uitgangspunt is dat de vrijheid bestaat om je daarover te uiten. De toon waarop men dat doet, is ieders eigen verantwoordelijkheid. Ik zal dat op mijn manier doen en een andere politicus doet het op een andere manier. Het past mij echter niet om een politicus daarover vervolgens de maat te nemen.

De voorzitter:

De laatste keer over dit onderwerp.

De heer Dibi (GroenLinks):

De laatste keer en dan preciezer: wat vindt de heer Van der Steur ervan dat lopende een zaak, voordat er een uitspraak is, de rechterlijke macht al ter discussie wordt gesteld en al gesproken wordt over partijdige leden van D66? Vindt de heer Van der Steur, vindt de VVD-fractie dat bijdragen aan vertrouwen in de rechtspraak?

De heer Van der Steur (VVD):

De belangrijkste wedervraag zou zijn – ik weet dat ik dat niet mag doen – of de heer Dibi heeft kennisgenomen van het artikel in Elsevier van vorige week, waarin een heel mooi overzicht werd gegeven hoe de rechterlijke macht over zaken denkt en welke politieke achtergrond men gemiddeld heeft. Overigens is het een conclusie die de heer Dibi misschien wel met vreugde heeft gelezen. Om antwoord te geven op de vraag: er is een ongeschreven regel dat politici terughoudend zijn in het maken van opmerkingen tijdens rechtszaken. Dat is om de rechterlijke macht niet te beïnvloeden in het kader van de trias politica. Het is echter een ongeschreven regel. Zoals uitgebreid is gedocumenteerd in, als ik me niet vergis, de Volkskrant door een van de Leidse hoogleraren staatsrecht, is er geen verplichting om dat niet te doen en zou het in theorie moeten kunnen. Alleen terughoudendheid daarin is gewenst.

Staat u mij toe dat ik verderga, voorzitter?

De voorzitter:

Ik zie de heer Dibi.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik kan dit toch niet zo makkelijk loslaten, voorzitter. De heer Van der Steur verwees wel heel erg vluchtig naar een onderzoek in Elsevier. Ik bedoel natuurlijk de onderzoeken die laten zien dat rechters vaak lid zijn van een bepaalde partij. Mijn vraag is welke conclusies de heer Van der Steur daaraan verbindt. Overigens hoeft niet alles in een wet te staan zodat politici daarvan vervolgens wel of niet gebruik kunnen maken. Ongeschreven regels kunnen ook heel erg bijdragen aan bepaalde zaken in de samenleving die wij juist niet in wetgeving willen vatten. Allereerst de vraag wat de heer Van de Steur bedoelt met de verwijzing naar het onderzoek in Elsevier. Wat vindt de VVD-fractie van politici die in lopende zaken al allerlei uitspraken doen over de kwaliteit van de rechtspraak?

De heer Van der Steur (VVD):

Op de eerste vraag kan ik eenvoudig antwoord geven. Dat was het antwoord op de vraag die de heer Dibi mij stelde, wat ik ervan vind als politici zich uitspreken over de achtergronden van de rechterlijke macht. Vroeger was het overigens Vrij Nederland dat elk jaar de staat van de rechterlijke macht beschreef. Vorige week was het Elsevier. Het ligt dus gewoon op tafel hoe de rechterlijke macht over dingen denkt. Mag je daar als politicus dan niets over zeggen? Ik kan mij dat nauwelijks voorstellen. Dat is dus het antwoord op de eerste vraag.

Het antwoord op de tweede vraag heb ik de heer Dibi al gegeven. Het is een kwestie van ongeschreven regels, maar iedereen heeft de vrijheid om ervan te vinden wat hij wil. Het is niet aan mij om een collega-politicus op dat punt de maat te nemen. Ik zal hem wel vertellen wat het belang is van de ongeschreven regel, als de heer Dibi dat op prijs stelt. En dat heb ik bij dezen gedaan.

Ik heb net de toegang tot de rechter besproken. Ik wil nu overgaan naar het bestuursrecht, met name het bestuursprocesrecht. Veel bouwprojecten, de aanleg van wegen en de realisering van bestemmingsplannen lopen vaak enorme vertragingen op. De relatief goedkope procesgang in het bestuursrecht is hiervan mede de oorzaak. De Crisis- en herstelwet heeft daarvoor gedeeltelijk een oplossing geboden, maar de VVD kan zich voorstellen dat daarnaast nog eens goed wordt gekeken naar het hoger beroep. Is het mogelijk om een realistische proceskostenveroordeling bij een verloren zaak uitgangspunt te laten zijn in het procesrecht, tenzij uiteraard bezwaar of beroep op goede gronden wordt ingesteld? Het geldt overigens ook niet als de zaak wordt gewonnen.

De VVD-fractie heeft zich jarenlang heel consequent uitgesproken tegen administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Veel van deze administratieve lasten vloeien voort uit wetten. De VVD zal in de komende jaren bij elk wetsvoorstel grondig toetsen wat de administratieve lasten zijn en of het niet goedkoper kan. Wij vragen de bewindslieden dan ook om te bevestigen dat zij daar zelf actief op zullen toezien.

Dan kom ik bij het gevangeniswezen. De VVD kent het Capaciteitsplan Justitiële Jeugdinrichtingen en helaas ook het besluit tot sluiting van een aantal van deze instellingen. De vraag hierbij is of de staatssecretaris er maximaal op heeft toegezien dat alles in het werk is gesteld om de voorgenomen of al gestarte bouw van instellingen voor gesloten jeugdzorg of voor licht verstandelijk gehandicapte jongeren (lvg) te stoppen als dat nog kan, zodat die capaciteit eventueel kan worden overgenomen in de jji's. De VVD-fractie denkt hierbij met name aan de bouw van deze instellingen in Maassluis en Leidschendam. Zij wil graag de garantie dat de staatssecretaris alles heeft gedaan wat mogelijk is om hieraan te voldoen en om die bouw nog te kunnen stoppen voor zover nodig.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik ga met enige schroom in op dit onderwerp, moet ik bekennen. Laat ik een inhoudelijke vraag aan de heer Van der Steur stellen. Is de VVD-fractie nog steeds van mening, net als de afgelopen jaren, dat jongeren die vooral jeugdzorg nodig hebben, niet in justitiële jeugdinrichtingen moeten worden geplaatst maar in jeugdzorginstellingen? Misschien kan hij daarop antwoorden in het perspectief van wat hij zojuist aan de staatssecretaris voorlegde.

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Dan moet ik mij duidelijker uitspreken, want ik begrijp de vraag van collega Rouvoet. Wij praten hier over de voorgenomen sluiting van een aantal justitiële jeugdinrichtingen. De VVD-fractie heeft van harte ondersteund dat jongeren met een civiele zorgverplichting niet in die instellingen worden opgesloten, omdat zij daar niet thuishoren, en dat blijft ook zo. Aan de ene kant zie je dat justitiële jeugdinrichtingen moeten sluiten, omdat die aanvoer er niet meer is, terwijl je aan de andere kant nog bezig bent met het bouwen van jeugdzorg- of lvg-instellingen, omdat die capaciteit wel nodig is. Als je de bouw van die instellingen of de verbouwing of uitbouw van Maassluis en Leidschendam nu nog kunt stoppen, kun je de inmiddels bestaande justitiële jeugdinrichtingen gebruiken om die jeugdzorg en lvg-zorg te bieden. Dit voorstel is bijvoorbeeld al gedaan door de justitiële jeugdinrichting Teylingereind in Sassenheim. Dat is waar wij naar vragen. Wij willen zeker weten dat er alles aan gedaan is om die capaciteitsverschuiving mogelijk te maken. Dat zou niet meer kunnen als je de benodigde lvg- en jeugdzorginstellingen hebt gebouwd.

De voorzitter:

Ik wil even in herinnering brengen dat wij op 9 december een algemeen overleg hebben over justitiële jeugdinrichtingen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik begrijp uw opmerking en ik begrijp ook de vraag van de heer Van der Steur, maar ik vind het wel belangrijk om hem nog een keer de vraag voor te leggen of bij dit soort afwegingen voor de VVD-fractie de zorginhoudelijke vragen van belang zijn of puur de capaciteit. Voor mij is altijd duidelijk geweest dat we niet voor niets aan de ene kant jeugdgevangenissen met cellen kennen en aan de andere kant jeugdzorginstellingen. Kan de heer Van der Steur bevestigen dat voor de VVD-fractie die zorginhoudelijke afweging doorslaggevend blijft?

De heer Van der Steur (VVD):

Als je het fysieke gebouw van een instelling gebruikt voor een ander doel, ga ik ervan uit dat de zorgtaak daarmee meeverschuift. Dat lijkt mij voor de hand te liggen.

De VVD wil ook graag weten welke kosten er gemoeid zijn met het Masterplan Gevangeniswezen en of versobering van dit plan mogelijk zou zijn ten gunste van de justitiële inrichtingen, die nu met grote tekorten kampen. Wij vernemen graag de visie van de staatssecretaris hierop.

Zoals misschien al is opgevallen, heeft de VVD-fractie in aansluiting op het regeerakkoord een voorstel gedaan over verjaring van misdrijven. De VVD is woedend over de vermoedelijke bekentenis van de RaRa-terrorist, die nu eindelijk, na verjaring van zijn misdaden, bekent hierbij betrokken te zijn geweest. Ik denk dat iedereen in deze zaal zich nog goed kan herinneren de gevolgen en de woede in de samenleving over de Makrobranden en de explosie bij het huis van de familie Kosto. Met een glimlach op zijn gezicht vertelde hij, nu hij geen risico meer loopt, dat hij daarbij betrokken was. Dit moet afgelopen zijn. Criminelen moeten worden gestraft en zouden zich nooit veilig moeten kunnen voelen. Zijn de bewindslieden bereid om de verjaringstermijnen voor misdrijven, in ieder geval die voor zware misdrijven, in dit kader af te schaffen?

Ik heb in het begin al gezegd dat er zonder veiligheid en verantwoordelijkheid geen vrijheid is.

De heer Recourt (PvdA):

Allereerst een puntje over de stand van zaken. Mijn fractie heeft in de vorige periode voorgesteld om voor zedenzaken, waarbij dit heel gevoelig ligt, de verjaringstermijn te verruimen of af te schaffen. Dat is aanvaard door het vorige kabinet, dat met plannen zou komen. Weet u wat de stand van zaken is?

De heer Van der Steur (VVD):

De – voor zover ik weet – laatste wijziging die op dat punt is toegevoegd, is dat de verjaring bij zedenzaken pas aanvangt bij de 18-jarige leeftijd van het slachtoffer. Dat is goed, maar dan heb je nog steeds te maken met een verjaring, terwijl de technieken om onderzoek te doen naar dit soort misdrijven, alleen maar beter worden. Dat komt onder meer door DNA-onderzoek, maar daar komen in de toekomst ongetwijfeld andere technieken bij. Daarom is de VVD-fractie van mening dat je bij dat soort zware misdrijven – het is een punt van discussie tussen de Kamer en de regering welke misdrijven daar precies onder vallen – de verjaringstermijn helemaal kunt afschaffen.

De heer Recourt (PvdA):

Dat was precies het voorstel van mijn fractie. Mijn vraag was wat de stand van zaken is, maar uit uw antwoord maak ik op dat u dat niet weet. Mijn tweede vraag is: u brengt dit als een breed plan, maar moet de verjaring worden afgeschaft voor alle misdrijven of alleen voor zware misdrijven en, zo ja, voor welke zware misdrijven? En om hoeveel jaar gaat het? Hebt u uw plan gepreciseerd?

De heer Van der Steur (VVD):

De verjaringssituatie ziet er op dit moment als volgt uit. Overtredingen hebben een verjaringstermijn van twee jaar. Daar is wat de VVD betreft niet veel mis mee, omdat dat in de samenleving wel een passende termijn kan worden gevonden. Vervolgens is er een differentiëring op vier niveaus van de verschillende misdrijven. Er zijn misdrijven die verjaren na zes jaar, er zijn misdrijven die verjaren na twaalf jaar, er zijn misdrijven die verjaren na twintig jaar en misdrijven waarop een levenslange gevangenisstraf staat, verjaren helemaal niet. Dat is de huidige stand van zaken. Persoonlijk zou ik mij kunnen voorstellen dat wij de verjaring afschaffen voor bijvoorbeeld de misdrijven die nu na twaalf jaar of twintig jaren verjaren; als u dat als voorstel wilt meenemen in de bespreking en de gedachtevorming, stel ik dat zeer op prijs. Daarmee zouden wij voor eeuwig hebben vastgesteld dat bij de zwaarste misdrijven, die de grootste impact hebben op de samenleving, de crimineel nooit veilig is. Wij realiseren ons overigens natuurlijk dat je problemen kunt krijgen met de bewijslevering en de herinnering van mensen – dat spreekt voor zich – maar de afweging om wel of niet tot vervolging over te gaan, is natuurlijk aan het Openbaar Ministerie. Daarmee laat je optimaal de mogelijkheid open om, als een bekentenis plaatsvindt in een café of waar dan ook, bijvoorbeeld in Zuid-Amerika, een internationaal opsporingsbevel uit te vaardigen om de betrokkene alsnog in aanmerking te laten komen voor vervolging in Nederland.

De heer Recourt (PvdA):

Hebt u daarbij ook betrokken dat na 40, 50 of 60 jaar niemand meer op vervolging zit te wachten, ook het slachtoffer niet?

De heer Van der Steur (VVD):

Dat is een interessant standpunt. Op dat punt ben ik het fundamenteel oneens met de heer Recourt. Zelfs de hooggeleerde Corstens schrijft in zijn strafrechtelijk handboek dat de verjaringstermijn ook nuttig is voor de rechtsorde, bijvoorbeeld omdat die termijn het slachtoffer duidelijkheid verschaft. De reactie daarop is volgens mij heel eenvoudig. Bij misdrijven met een verjaringstermijn tussen de twaalf en twintig jaar heeft het slachtoffer al levenslang. Het is dus eigenlijk onbegrijpelijk en onverantwoord dat wij ervoor hebben gekozen om na twintig jaar of al na twaalf jaar tegen het slachtoffer te zeggen: het is jammer, maar de betrokkene mag weer vrolijk vertellen dat hij dat jou ooit heeft aangedaan, want wij hebben een verjaringstermijn. Zo kijkt de samenleving hier volgens mij naar. Dat kan ik mij ook goed voorstellen. Dit blijkt ook uit de reacties die inmiddels mijn mailbox overstromen naar aanleiding van mijn mededeling van vanmorgen dat ik met dit voorstel zou komen. Het slachtoffer heeft al levenslang. Wij willen er juist daarom voor zorgen dat een crimineel zich in die omstandigheden levenslang niet veilig kan voelen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dit is een terecht punt, ook omdat in het regeerakkoord staat dat bij geweld en zedendelicten de verjaringstermijnen moeten worden aangepakt. Ik heb wel een vraag: is de heer Van der Steur het met de CDA-fractie eens dat wij het kabinet daarbij de opdracht moeten geven om juist bij deze delicten en de lange verjaringstermijnen dwalingen te voorkomen? Waren het niet juist de gerechtelijke dwalingen die naar voren kwamen doordat er nog tegenbewijs mogelijk was? Kan over 50 of 60 jaar nog tegenbewijs worden geleverd? Lopen wij niet het risico dat wij meer gerechtelijke dwalingen krijgen? Is de heer Van der Steur met mij eens dat het kabinet extra naar dit specifieke punt moet kijken en dat het nooit mag gaan over het over 60 jaar vervolgen voor de diefstal van een rolletje drop?

De heer Van der Steur (VVD):

Met dit laatste punt ben ik het volledig eens. De diefstal van een rolletje drop hoeft wat mijn fractie betreft in dit voorstel ook geen onderdeel te zijn van onbeperkte verjaring. Ik verwacht ook niet dat iemand daarom zal vragen.

Het tweede punt raakt natuurlijk wel een beetje aan de vraag hoeveel vertrouwen wij in de rechterlijke macht hebben. Ik noem het voorbeeld van de RaRa-terrorist. Je zult die zaak hoe dan ook rond moeten krijgen. De vraag is of zijn bekentenis op dat punt voldoende is, maar zijn bekentenis plus de informatie uit het onderzoek destijds zijn misschien wel voldoende. Natuurlijk moeten wij voorkomen dat er dan vervolgens sprake is van gerechtelijke dwalingen, maar dat raakt natuurlijk de vraag of wij vertrouwen hebben in de rechterlijke macht. Dat vertrouwen heb ik eerder uitgesproken en dat geldt zeker als wij het plan van de VVD volgen dat inzichtelijk wordt gemaakt in hoeverre de rechterlijke macht gebruik maakt van zijn zelfreinigend vermogen. Dit punt is overigens al eerder door de heer Recourt in de pers onder de aandacht gebracht.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik wijs erop dat de VVD vanochtend nog van mening was dat het voor alle misdrijven moet gelden en dat wij daar nu uiteindelijk niet op uitkomen; het gaat dus om ernstiger delicten. Is de heer Van der Steur met mij eens dat je zou kunnen nagaan of deze mijnheer in Venezuela eigenlijk wel onder zijn straf uitkwam? Hadden wij terrorisme niet uitgebreid en gezegd dat daarvoor de verjaringstermijnen anders zouden moeten gelden? Zou dit ook geen opdracht zijn aan het kabinet om hiernaar ook nog eens heel serieus te kijken?

De heer Van der Steur (VVD):

Die opdracht is goed, maar de vraag is natuurlijk of je betrokkene onder terrorisme kunt vervolgen of onder brandstichting. Voor brandstichting gelden natuurlijk wel degelijk de termijnen waarover wij het nu hebben. Ik zou dit niet willen uitsluiten. Als het uiteindelijk op brandstichting zou zijn uitgekomen, moet hij daarvoor worden veroordeeld en opgesloten. Je bent er niet met te zeggen dat het alleen om de allerzwaarste gevallen gaat. Je zult daarvoor toch een breed scala moeten nemen. Wat de VVD betreft zouden het alle misdrijven mogen zijn, maar ik heb inmiddels uit de reacties van een aantal collega's begrepen dat dit misschien te ver gaat. Ik kan mij goed voorstellen dat de bepaling "geen verjaringstermijn" beperkt blijft tot delicten waarop nu nog twaalf en twintig jaar staat.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik kan een heel eind meegaan met het voorstel van de VVD-fractie. Ik meen dat het op een aantal punten terecht is dat wij daar kritisch naar kijken. Een ding raakte mij wel in het betoog van de heer Van der Steur. Hij sprak over delicten waarvoor drie jaar kan worden gegeven. Voor diefstal kan, voor zover ik weet, volgens artikel 3.10 vier jaar worden gegeven. Ik zou hier dan wel heel duidelijk willen horen waar de heer Van der Steur precies de grens legt. Aan de ene kant zegt hij: wij willen het alleen voor de zware misdrijven en aan de andere kant stelt hij een grens.

De heer Van der Steur (VVD):

Wij hebben gezegd dat wij eigenlijk willen dat dit geldt voor alle misdrijven. Dat is het gemakkelijkste, want dan ben je in één keer daarmee klaar. Naar aanleiding van contacten met een aantal collega's begrijp ik echter dat dit standpunt misschien te ver gaat. Daarom pleiten wij ervoor dat het in ieder geval geldt voor die gevallen waarop nu nog twaalf jaar en twintig jaar verjaring staat. Dat is het uitgangspunt. Voor misdrijven waarop minder gevangenisstraf staat dan drie jaar, geldt nu de zesjaarstermijn.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat is mooi, want ik zie hier een standpunt in wording achter het katheder. Wij kunnen in ieder geval een eind samen optrekken.

De heer Van der Steur (VVD):

Een van mijn doelen in de politiek was om ooit nog eens samen met de SP op te trekken, dus ik doe dat met grote vreugde. Ik neem die handreiking van de zijde van de SP met vreugde aan.

Ik sluit af met één zin. Zonder veiligheid en verantwoordelijkheid is er geen vrijheid.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Voorzitter. Zoals de heer Van der Steur al zei: de VVD wil dat Nederland veiliger wordt. Dit betekent handhaven, opsporen, vervolgen en berechten of het nu gaat om overlast door jongeren, overvallen op winkels of loverboys die meisjes tot prostitutie dwingen. We geven pas een duidelijk signaal af als deze mensen daadwerkelijk opgepakt en berecht worden. Dat begint bij de politie, maar eindigt daar niet. De gehele justitiële keten moet van begin tot eind waterdicht zijn.

Op maandag 15 november jongstleden hebben wij een zeven uur durend overleg gevoerd over de Nederlandse politie. Ik herhaal maar eens dat de VVD het brede onderzoek door de Algemene Rekenkamer van cruciaal belang acht. Het zal duidelijk zijn dat de VVD geen seconde wil verliezen als het gaat om het op orde brengen van de landelijke informatiehuishouding.

We horen tegenwoordig vaak de roep om meer blauw op straat; begrijpelijk en terecht. Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat die niet mag leiden tot minder recherche. Ook bij de recherche is sprake van onvoldoende capaciteit. De aanpak van de georganiseerde misdaad lijdt hier onmiskenbaar onder. Veel zaken blijven onaangeroerd op de plank liggen. Slechts 20% van de gevallen wordt aangepakt, stelde de heer Harm Brouwer, en dat blijkt helaas waar te zijn. Een slechte zaak: misdaad mag immers niet lonen en de aanpak van politie en justitie mag niet grenzen aan straffeloosheid. Het is daarom extra schrijnend als we moeten vaststellen dat het OM niet altijd kans ziet om de zaken die wel worden aangedragen, naar behoren af te wikkelen. Grote rechercheonderzoeken zijn bijna altijd megastrafzaken voor de rechtbank, want daar is sprake van een capaciteitsprobleem. Het OM lijkt op deze situatie te anticiperen door zaken niet aan te dragen, door aan de voorkant het aantal arrestanten zo klein mogelijk te laten zijn of door afgeronde zaken te lang te laten liggen, met als gevolg lagere straffen of zaken die op termijn alsnog verdampen. Dat zijn de geluiden die wij uit het veld ontvangen.

Verder is het een feit dat de bureaucratie in het opsporingsproces volledig is doorgeschoten. Vroeger werden bijvoorbeeld na een overval op een benzinestation de camerabeelden gewoon opgevraagd bij de uitbater, nu moeten de beelden worden gevorderd door de officier van justitie, met de bijbehorende rompslomp. Het is de vraag waarom. Zoals ik al aangaf, is aandacht voor de gehele justitiële keten van cruciaal belang. Dat geldt uiteraard ook voor het terugdringen van overbodige bureaucratie. De VVD wil graag een concrete reactie van de bewindslieden in dezen.

Verder aandacht voor een ander fenomeen: de handhaving in het publieke domein, of beter de versnippering ervan. In Nederland zijn we rap op weg om een gemeentepolitie conform het Belgische model te realiseren. Wat ooit begon als ogen en oren op straat, in feite melketiers, lijkt nu uit te groeien tot een dienst met steeds meer bevoegdheden. Mensen op straat zien het verschil niet meer met de reguliere politieagent en alleen de vuurwapens lijken nog te ontbreken. Het gaat allang niet meer alleen over de controle van parkeermeters. Ik heb het over diensten onder de noemer "toezicht en handhaving", "stadswacht", "handhavers in de openbare ruimte", zo u wilt "stadscommando's"; diensten onder regie van de gemeentedirectie veiligheid. Als het gaat om de versnippering van de openbare orde, moeten we waakzaam en alert zijn. De informatiepositie van de politie op straat dreigt op deze wijze verloren te gaan, evenals de politiële regie.

De heer Van Raak (SP):

Nu zijn we het weer eens; dit kan een dolle dag worden. Het viel mij ook op dat steeds meer gemeenten investeren in, zo zeg ik maar, particuliere politie. In de vorige gemeente van deze minister bijvoorbeeld, Tilburg, 2 mln. Maar hoe komt dat nou? Volgens mij omdat er overal te weinig agenten zijn. Dan zijn er raadsleden en burgemeesters die hun verantwoordelijkheid willen nemen en maar zelf mensen gaan inhuren. Wat betekent deze oproep van de VVD, waarmee ik het eens ben, dus precies en concreet? Gaan we meer politie inzetten?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik zou graag mijn betoog vervolgen, omdat daarin het antwoord volgt.

Zoals ik al zei, de informatiepositie van de politie op straat dreigt op deze wijze verloren te gaan en daarmee ook de politiële regie. De hamvraag is: hoe willen wij in Nederland de handhaving in het publieke domein aansturen? Is het echt wenselijk om een soort vierde macht in het leven te roepen? En waarom onder regie van een gemeentelijke directie? Ik chargeer natuurlijk, maar zijn dit wellicht de nieuwe paradepaardjes van de burgemeesters? Waarom gebeurt dit niet onder de operationele aansturing van de politie? En wat gebeurt er eigenlijk met de opbrengsten van al die bekeuringen die onder de verzamelnaam "toezicht en handhaving" worden uitgeschreven? Graag een reactie van de minister in dezen. Wellicht kan de minister daarbij ook ingaan op de vraag of zo'n operationele aansturing door de politie eventueel bij wet kan worden gewaarborgd.

In het regeerakkoord wordt gesteld dat de krijgsmacht vaker zal worden ingezet; meer "groen" dus. Dit is een prima uitgangspunt dat kan leiden tot een vermindering van de druk op de politiecapaciteit. Kunnen wij de kosten inderdaad mitigeren door het inzetten van groen? Kan de minister zeggen welke handhavings- of bewakingstaken niet per definitie tot de kerntaken van de politie behoren? Kan bijvoorbeeld een ambassade worden bewaakt door groen? In een interview met de Volkskrant afgelopen zaterdag gaf minister Opstelten te kennen dat de inzet van groen voor de hand ligt. De VVD-fractie vraagt de minister dan ook om nu concreet te worden.

Ik wil het vandaag ook graag hebben over de brandweer, vaak een ondergeschoven kindje in het publieke debat. Duidelijk moet zijn dat de brandweer ongelooflijk belangrijk is ...

De voorzitter:

Een aantal leden wil u eerst interrumperen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik ga even terug van de brandweer naar het leger. Ik heb eerder al de vraag gesteld – die ik vandaag waarschijnlijk nog wel zal herhalen – wat wij ons daarbij precies moeten voorstellen. Mevrouw Hennis vindt het een goed voorstel, dus ik begrijp dat de VVD-fractie het, naast de bezuinigingen van 600 mln. op defensie, goed vindt dat de krijgsmacht heel vaak wordt ingezet in de wijken. Waarvan akte; daarmee zullen ze blij zijn bij het leger. Naast een verzwaring van de taken komt er veel minder geld. Van de week heeft een debat plaatsgevonden met de minister van Defensie. Namens mijn fractie heeft mevrouw Wiegman toen de vraag gesteld wat wij ons daarbij moeten voorstellen. Zijn lezing was dat het leger bij hoge uitzondering wellicht iets zou kunnen doen. Met andere woorden: de passage uit het regeerakkoord moesten wij niet al te serieus nemen. Hoe kijkt de VVD-fractie daartegenaan?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

De heer Rouvoet verdraait mijn woorden. Ik heb het niet over soldaten in de wijken, maar over de inzet van groen. Ik heb de minister gevraagd om aan te geven welke handhavings- en bewakingstaken niet per definitie tot de kerntaken van de politie behoren, bijvoorbeeld het bewaken van een ambassade. Verdraait u mijn woorden dus alstublieft niet ...

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter, even een punt van orde ...

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Nee, ik wil even mijn antwoord afmaken ...

De voorzitter:

Misschien even een toelichting?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik krijg liever niet het verwijt dat ik woorden verdraai. Ik haak aan op het punt van de inzet van de krijgsmacht – laat ik het neutraal formuleren – bij het veiligheidsbeleid. Ik had het niet specifiek over groen, maar wel over de passage uit het regeerakkoord. Mevrouw Wiegman heeft aan minister Hillen van Defensie zelfs een motie voorgelegd op dat punt. De minister van Defensie zei toen woordelijk dat als zij wilde dat dit minder zou gebeuren, een motie op dat punt overbodig was want de inzet van de krijgsmacht voor veiligheidstaken zou amper aan de orde zijn. Een woordelijk citaat van de minister van Defensie: "Dan zult u zeggen: dan is het regeerakkoord op dit punt overbodig. Dan hebt u een punt." Graag een reactie van mevrouw Hennis.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Voor alles moet duidelijk zijn dat de VVD-fractie elke letter in dit regeerakkoord serieus neemt, dus ook die ten aanzien van de inzet van de krijgsmacht. Nogmaals, mijn vraag aan de minister is of hij vandaag concreet kan worden naar aanleiding van zijn uitspraken in de Volkskrant van afgelopen zaterdag. Het is een feit dat de druk op de politiecapaciteit hoog is als het gaat om grootschalige eenmalige commerciële evenementen. De druk op de politiecapaciteit is groot, met allerlei bewakingstaken. Ik vraag de minister daarnaar. De geluiden uit het veld, ook vanuit de Koninklijke Marechaussee en de Nationale Reserve, zijn dat er wel degelijk ruimte is.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik neem graag aan dat de VVD-fractie elke letter uit het regeerakkoord serieus neemt. Dat slaan wij even op, want wie weet komt het nog eens van pas. Op dit punt moet ik echter constateren dat de minister van Defensie, die gaat over de krijgsmacht, zelf heeft gezegd dat de desbetreffende passage uit het regeerakkoord feitelijk overbodig is. Ik neem aan dat hij namens het kabinet heeft gesproken, dus wij weten al een beetje welk antwoord wij straks van de minister van Veiligheid en Justitie kunnen krijgen. De passage is eigenlijk overbodig en er zal nauwelijks gebruik van worden gemaakt; een beetje een dode mus.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Met de heer Rouvoet wacht ik het antwoord af.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik ga even een stukje terug, omdat ik nog zat te wachten op het antwoord van mevrouw Hennis op de vraag van de heer Van Raak. Dat ging heel rap. Ik constateer dat mevrouw Hennis vooral heel veel vragen stelt aan de minister en de staatssecretaris als het gaat om het aantal toezichthouders en handhavers in het publieke domein. Er zijn inderdaad anderhalf keer zo veel toezichthouders en handhavers als politiemensen. Ik mis daarin echter haar opvatting hierover. Zij vraagt om de regiefunctie bij de politie te leggen, maar is dit nu wel of niet een gewenste ontwikkeling?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Toezicht en handhaving op straat is cruciaal. Het gaat erom dat de politie haar informatiepositie behoudt. De informatie van de straat op het allerlaagste niveau is van cruciaal belang, ook voor opsporing en vervolging. In dat opzicht stel ik het dus op prijs als de operationele aansturing bij de politie komt.

Mevrouw Berndsen (D66):

Het lijkt me nogal complex om dat te organiseren. Is het niet veel simpeler als mevrouw Hennis een voorstel doet aan de minister dat er meer politiemensen komen en minder toezichthouders en handhavers?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik wacht het antwoord van de minister af.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil even terug naar het leger. Ik was zelf ook bij het wetgevingsoverleg aanwezig en heb de minister van Defensie teksten horen uitspreken zoals de heer Rouvoet net aangaf. Ik heb hem overigens ook horen zeggen dat hij wel een taak zag weggelegd voor de marechaussee in het kader van de grensbewaking. Dat punt kwam toen ook aan de orde. Dan hebben we het echter niet meer over veiligheid. Wat is nu eigenlijk de inzet van de VVD-fractie als het gaat om het extra inzetten van het leger in het kader van de veiligheid? Ik kan mij daar nog niet zo veel bij voorstellen. Misschien nog een specifieke vraag: vindt de VVD-fractie ook dat het niet de bedoeling kan zijn om het leger in te zetten om de gaten bij de politie in te vullen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Met het laatste ben ik het zeer eens. Het gaat erom dat de krijgsmacht wordt ingezet daar waar de druk op de politiecapaciteit enorm hoog wordt en daar waar het gaat om handhavings- en bewakingstaken die niet per definitie tot de kerntaken van de politie horen. Ik noemde net al grootschalige commerciële evenementen en het bewaken van ambassades. Voor de rest heb ik gevraagd of de minister vandaag concreet kon worden. Dan kunnen wij daar weer op reageren.

De heer Van der Staaij (SGP):

Nog een meer specifieke vraag op het terrein van die grootschalige commerciële evenementen. Als er kennelijk zo'n probleem met de veiligheid verwacht wordt dat de normale politiecapaciteit niet voldoende is en het leger er aan te pas moet komen, zou het dan ook niet de vraag moeten zijn of je dat soort evenementen überhaupt moet willen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik ben een groot voorstander van evenementen als de samenleving die graag wil. Dat is de vrijheid die wij in Nederland hebben en dat is maar goed ook. Wel moet er goed gekeken worden naar hoe we de beveiliging bij die evenementen regelen, wie er opdraait voor de kosten, of de politie het doet of particuliere beveiliging of dat eventueel de inzet van groen erbij noodzakelijk is. Dat zijn allemaal open vragen. Het staat in het regeerakkoord en moet verder worden uitgewerkt. De VVD-fractie is daar gevoelig voor. We willen de druk op de politiecapaciteit laten afnemen. Mijn vraag aan de minister was of hij vandaag concreet kon worden en ik wacht zijn antwoord af.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Mevrouw Hennis haalt een interessant punt aan met de toezichtstaken van gemeenten. Die vinden kennelijk dat ze daar extra geld aan moeten besteden. Dat vind ik ook een heel goed idee. Wat is erop tegen, de mensen die als een soort surveillant werken inderdaad onder de organisatie van de politie te laten vallen? Dan dragen ze gewoon een politie-uniform, met bewapening, en treden als extra politie op als blauw op straat. Ze worden dan weliswaar betaald uit het potje van de gemeenten, want die waren toch al van plan om daar geld voor uit te geven.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik zei net al dat de gemiddelde Nederlander niet in staat is om de toezichthouder van de reguliere politieagent op straat te onderscheiden. Het gaat mij niet om hoe ze eruit zien, maar om hoe de operationele aansturing is georganiseerd en of de politie haar informatiepositie op straat kan behouden en daarmee de politiële regie strak kan houden.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het lijkt alsof zowel de PVV als de VVD krampachtig op zoek is naar vervangers voor politieagenten, omdat ze hun eigen belofte niet nakomen om met 3000 extra politieagenten te komen. Mevrouw Hennis zei net dat ze elke letter uit het regeerakkoord serieus neemt. Klopt het, mevrouw Hennis, dat u, nu u de belofte uit het regeerakkoord niet waarmaakt, samen met de heer Brinkman op zoek moet gaan naar allerlei creatieve oplossingen om toch maar meer mensen op straat te hebben die iets met veiligheid doen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Voorzitter. Ik zou de heer Dibi willen vragen om toch nog eens goed naar het regeerakkoord te kijken en dan in het bijzonder naar de financiële paragraaf. Wat dit kabinet heeft gezegd en wat ook de VVD heeft gezegd, is dat er op dit moment met de stand van zaken zoals achtergelaten door het vorige kabinet geld is voor 46.500 agenten. Door de 370 mln. die dit kabinet investeert, kunnen we er 3000 extra bij financieren en dus de operationele sterkte van nu, namelijk 49.500, behouden. Daarnaast investeert dit kabinet nog eens 100 mln. in de keten. We hebben het over bijna 0,5 mld. Mijnheer Dibi, ik wil u vragen om nog één keer de financiële paragraaf te bekijken en in uw oren te knopen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Laat ik nu net wat mevrouw Hennis vandaag zegt maandag bij het wetgevingsoverleg over politie ook gezegd hebben. Ik wist namelijk allang dat die 3000 extra agenten er niet zouden komen, omdat ik het financiële plaatje ook had gelezen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Goed zo!

De heer Dibi (GroenLinks):

Maar dit kabinet pakte bij zijn totstandkoming groots uit met de mededeling dat er 3000 agenten bij het huidige aantal agenten zouden komen. In het regeerakkoord staat ook letterlijk dat er sprake is van uitbreiding van de capaciteit en niet van handhaving van de huidige capaciteit. Misschien hadden mevrouw Hennis, maar zeker deze bewindslieden de Nederlanders dus niet blij moeten maken met een dooie mus. Nu zit het kabinet gevangen in een belofte die het niet kan nakomen. Nu moet mevrouw Hennis op zoek naar het leger en naar allerlei politiebeveiligers om onze agenten te gaan vervangen. Dat vind ik een kwalijke zaak.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Voorzitter. De heer Dibi zou zich moeten afvragen wanneer mensen blij worden gemaakt met een dode mus: met een kabinet dat ervoor zorgt dat de operationele sterkte kan blijven zoals die is of met een kabinet zoals het vorige, dat allerlei investeringen doet waarvoor geen dekking is en waarmee we nu geconfronteerd worden.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. De PVV maakt een karikatuur van het politievak. Politiewerk is vakmanschap. Dat betekent dat je dat niet iedereen maar kunt laten doen. Ik vind de aansporing tot samenwerking op lokaal niveau sympathiek, maar realiseert mevrouw Hennis zich dat die aansporing betekent dat de politie een taak extra krijgt, namelijk het aansturen van een groep beveiligers die niet tot de kern van de politie behoort? Zij vraagt natuurlijk wel veel van de politie en er komen netto geen agenten bij.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik vraag om degelijke operationele aansturing, waardoor de politie haar informatiepositie op straat kan behouden. Daar vragen de agenten op straat zelf om. Dat zijn de geluiden die wij in ieder geval hebben ontvangen. Ik heb dit niet boven mijn boeken op een zolderkamertje verzonnen; deze geluiden komen uit het veld. Men is bezorgd. De politieagent is bezorgd om het verlies van regie op straat, juist omdat de dienst die ooit is begonnen als de ogen en oren, steeds verdergaande bevoegdheden krijgt. Het gaat dus om de operationele aansturing, waardoor de politie op het allerlaagste niveau de eerste informatie krijgt, die altijd van belang kan zijn bij opsporing en vervolging.

De heer Marcouch (PvdA):

Bent u het met mij eens dat dit extra werk voor de politie oplevert? Ik ben het met u eens als u het over de informatiepositie heeft, maar ik vraag mij eigenlijk wel af wat u daarmee precies bedoelt. Bent u het met mij eens dat de informatiepositie van de politie verbeterd kan worden als er in wijken waar heel veel aan de hand is, agenten worden binnengehaald die Hassan van Hoessein en Joris van Floris kunnen onderscheiden? Juist dat punt, het diversiteitsbeleid, staat niet meer in het regeerakkoord. Moeten we dat niet juist meer bewerkstelligen om de informatiepositie te verbeteren in plaats van de politie nog meer taken te geven in de vorm van aansturing van allerlei andere civiele beveiligers?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik dring niet aan op nog meer taken voor de politie, ik dring aan op een coherent handhavingsbeleid in Nederland. Voor de rest ben ik van mening dat elke agent toegesneden moet zijn op zijn taak.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik stel eerst maar even vast dat mevrouw Hennis voortdurend over dit kabinet en het vorige kabinet spreekt. Zij zegt allemaal onaardige dingen over wat de vorige minister van Binnenlandse Zaken en van Justitie, de heer Hirsch Ballin, allemaal zou hebben achtergelaten. Nu de CDA-fractie niet opstaat, doe ik dat maar. Laten we feitelijk even vaststellen dat we het vervolg op het debat over de politie nog krijgen aan de hand van de precieze cijfers en bedragen die de minister ons op mijn verzoek zou verstrekken. Laten we er geen doekjes om winden: u, mevrouw Hennis, spreekt in euro's, terwijl wij in agenten spreken. Onder het vorige kabinet waren er 49.500 agenten. Als u uw doelstelling realiseert, zijn dat er 500 minder, want dat zijn de animal cops. Dat is het resultaat.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

De heer Rouvoet stelde volgens mij geen vraag.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Kunt u dat bevestigen, mevrouw Hennis?

De voorzitter:

Daar was ik al bang voor!

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik kan alleen maar herhalen wat de minister tijdens het wetgevingsoverleg al heeft gezegd, namelijk dat er geen ontslagen zullen vallen en dat de operationele sterkte van 49.500 fte's zal worden behouden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Nu moet mevrouw Hennis even niet duiken, terwijl ze het zelf vrij scherp neerzet. We hebben het nu niet over de euro's, maar over agenten, over wat de mensen op straat aan veiligheid kunnen merken en over agenten die het werk doen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik had het niet over euro's, maar over fte's.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Fte's. De mensen op straat hebben niets met fte's en euro's te maken, maar met agenten en veiligheid. Als we de rekensom dan toch maken, moeten we hem goed maken. Alle verhalen die u zojuist gehouden hebt, ten spijt, is het resultaat dat we van de 49.500 agenten die er nu zijn, er nog 49.000 overhouden als u uw zin krijgt en het regeerakkoord wordt uitgevoerd. Die andere 500 haalt u weg, zij worden animal cops. Dat is het resultaat. Ik herhaal mijn vraag: wilt u zo vriendelijk zijn, die rekensom te bevestigen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik bevestig dat het totaal van de operationele sterkte 49.500 blijft. De minister heeft gezegd dat aan de precieze taakstelling van de animal cops nog wordt gewerkt. Ik kan dus niet vooruitlopen op de invulling van het takenpakket van de animal cops.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Nee, wij hoeven het inderdaad niet te hebben over het takenpakket van de animal cops, maar wel over het feit dat er 500 animal cops komen. Van de 49.500 agenten, een aantal dat er onder het vorige kabinet is gekomen en dat mevrouw Hennis wil behouden – dat is een nobele doelstelling – gaan er in ieder geval 500 op verzoek van de PVV ook andere dingen doen dan ze nu doen. Zij worden animal cop. De minister heeft vorige week bevestigd dat de hoofdtaak van deze animal cops wordt het handhaven van de dierenwelzijnswetgeving. Er zijn dus 500 agenten minder beschikbaar voor de zorg voor veiligheid op straat. Dank u wel.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik wil het debat van vorige week niet herhalen. Wij hebben hierover toen een eeuwigheid gesproken. Het gaat erom dat de invulling van het takenpakket van de animal cops nog niet is uitgewerkt. De heer Rouvoet heeft vorige week ook moeten vaststellen dat veel dierenmishandeling en geweld tegen dieren in feite een voorbode is van veel meer overtredingen. Hij zou dus waarde moeten hechten aan het fenomeen animal cops.

De voorzitter:

Ik stel voor dat mevrouw Hennis haar betoog vervolgt.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik was aangeland bij de krijgsmacht. Kan de minister vandaag concreet worden over de inzet van groen?

Ondanks al het geweld rond justitie en politie wil ik het vandaag ook even hebben over de brandweer. Brandweermensen doen ongelooflijk belangrijk werk. Zij riskeren dagelijks hun leven om anderen te redden. Wij moeten het mogelijk maken dat zij veilig en ongestoord hun werk kunnen doen. Afgelopen voorjaar heeft de brandweer een prachtige strategische visie gepresenteerd als dé basis voor vernieuwing. Doorgaan op de huidige weg zou namelijk wel leiden tot steeds meer kosten, maar niet tot meer brandveiligheid. Dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn.

Vooralsnog ligt het zwaartepunt van het beleid bij de zogenoemde repressieve maatregelen. Die worden genomen als het dus eigenlijk al te laat is. De winst zit juist in het voortraject, namelijk in het vergroten van het bewustzijn en de zelfredzaamheid. Wat kunnen Nederlanders zelf doen? Dat moet de eerste prioriteit zijn.

Nederland weigert nog altijd om serieus werk te maken van de verplichting tot het simpel impregneren van woningtextiel. Deze weigering vindt plaats in het kader van beperking van regelgeving. Ook ik ben geen voorstander van te veel regeltjes. Ik noem echter een bekend Zweeds woonwarenhuis. Men impregneert daar toch al voor de Engelse markt, omdat impregneren daar wel verplicht is. Waarom zorgen wij er niet voor dat het dan ook impregneert voor de Nederlandse markt? In het verleden heeft de milieulobby zich daartegen verzet, maar inmiddels zijn er genoeg brandvertragers die niet milieubelastend zijn. Bovendien is bewezen dat het bankje er niet duurder van wordt. Waarom wil Nederland dit niet in één keer regelen, bij voorkeur op Europees niveau? De Britten hebben door rookmelders te combineren met brandveilig materiaal een reductie van 60% weten te behalen. Wat kunnen wij hiervan leren? Waarom maken wij niet veel meer werk van woningsprinklers bij bijzondere doelgroepen, bijvoorbeeld bij zorginstellingen?

Had de brandweer vroeger circa zeventien minuten om weg te komen, tegenwoordig is dat nog maar drie tot vier minuten door het gebruik van nieuwe materialen in de bouw en de vergaande isolatie van gebouwen. In veel gevallen komt de brandweer te laat. Dat is de realiteit. Voorkomen is volgens de VVD-fractie dan ook het uitgangspunt. Ook de brandweerorganisatie moet met haar tijd mee. Is het niet hoog tijd om de regionalisering van de brandweer simpelweg verplicht te stellen? De VVD-fractie vindt van wel. Hierbij zijn de 25 veiligheidsregio's voor ons het uitgangspunt. Uiteraard is er al een goede beweging gaande met de oprichting van een landelijke ondersteuningsorganisatie voor fysieke veiligheid. Er kan echter nog een grote efficiencyslag worden gemaakt. Denk alleen maar aan de inkoop van tankautospuiten. Dit alles is niet opgenomen in het regeerakkoord, maar de VVD-fractie doet wel degelijk een klemmend beroep op de minister om hiervan heel snel werk te maken.

Ik rond af. De VVD wil Nederland sterker en veiliger maken. Dat vraagt om een heldere visie op onder meer politie en brandweer. Laten wij er met z'n allen voor zorgen dat jongeren, onze jongeren, geen crimineel willen worden, maar gewoon brandweervrouw of politieagente, zoals ik vroeger.

De voorzitter:

Ik zie dat enkele leden mevrouw Hennis een vraag willen stellen. Ik vraag hun om het kort te houden, want ik wil graag dat de woordvoerders van de SP nog voor de lunchpauze hun betoog kunnen houden.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Is de VVD-fractie het met ons eens dat het bizar is dat aan brandveiligheid in gevangenissen op dit moment bijna meer wordt uitgegeven dan aan resocialisatie, terwijl er met enige regelmaat helaas branden zijn, die echter prima gewoon door de bestaande middelen kunnen worden geblust? Hierdoor komen er geen mensen in gevaar.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Sorry, kan mevrouw Van Toorenburg die vraag herhalen?

De voorzitter:

Kort?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Hoe korter, hoe onduidelijker, voorzitter. Ik doen mijn best.

Op dit moment betalen wij bijna meer aan extra inzet van brandveiligheid in gevangenissen dan aan resocialisatieprogramma's, terwijl wij iedere keer als er ergens een brand is, zien dat er eigenlijk niets aan de hand is. Het personeel kan het goed opvangen, de veiligheid is er. Slaan wij niet door, door al die regionale regels, waardoor wij uiteindelijk meer gaan besteden aan nodeloze extra brandveiligheid dan aan resocialisatie? Ik zou graag willen dat de VVD op dit punt met ons optrekt.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Dat is een interessante gedachte. Ik moet de cijfers naast elkaar zien, ik heb ze niet in mijn hoofd. Ik kom er graag op terug.

De heer Van Raak (SP):

Volgens mij is mevrouw Hennis een onderwerp vergeten, namelijk de databestanden voor de paspoorten. De SP heeft vanaf het allereerste begin fundamentele kritiek gehad op de landelijke databestanden voor paspoorten. Ik heb begrepen van mevrouw Hennis dat zij het daarmee eens is. Kunnen wij hier vandaag zaken over doen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Het is een publiek geheim dat de VVD zeer kritisch is over de centrale database en de daaraan gekoppelde opsporingsfunctie. Dit is echter niet de tijd en de plaats om het hierover te hebben. Volgens mij komt het namelijk uitgebreid aan de orde bij de BZK-begroting van minister Donner volgende week.

De heer Van Raak (SP):

Daar heeft mevrouw Hennis gelijk in. Laten wij dan afspreken dat wij er volgende week uitgebreid op doorgaan.

De voorzitter:

Ja.

De heer Dibi (GroenLinks):

De komst van mevrouw Hennis naar Den Haag was voor GroenLinks een grote verrassing vanwege het belang van privacy waarmee zij de VVD heeft geïnjecteerd. Ik zal niet beginnen over de Paspoortwet. Het Rathenau Instituut heeft vorige week een rapport gemaakt over ICT-beloften en informatiehonger en gewezen op het feit dat de gemiddelde Nederlander in 250 tot 500 databanken met zijn persoonsgegevens is opgeslagen. Men heeft gewezen op de risico's. Is mevrouw Hennis bereid, met mij op te trekken om deze bewindslieden te vragen ons een lijst te doen toekomen van de overheidsdatabases en om te bezien of de risico's wel genoeg afgedekt zijn?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

De vraag is of je dat aan deze bewindslieden moet vragen en niet aan een andere minister. Hier zitten bewindslieden van Veiligheid en Justitie. Volgens mij gaat het om veel meer databanken.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat klopt, dit is belegd bij een aantal verschillende ministeries. Dat is jammer, maar laten wij dan in ieder geval aan deze ministers vragen om informatie over de databanken waar zij verantwoordelijk voor zijn, naar de Kamer te sturen, opdat wij kunnen bezien of er risico's zijn die wij mogelijk moeten afdekken.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik zie de oproep van de heer Dibi tijdens zijn inbreng graag tegemoet.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb even een punt van orde. Het lijkt mij niet handig om dit onderwerp over verschillende begrotingen te verspreiden.

De voorzitter:

Wat stelt u voor, mijnheer Van Raak?

De heer Van Raak (SP):

Ik stel voor om, als mevrouw Hennis en anderen het daarmee eens zijn, dit onderwerp van databestanden dat bij BZK thuishoort, uitgebreid volgende week aan bod te laten komen. Ik snap de versnippering, maar de Kamer moet dit niet nog extra gaan versnipperen.

De voorzitter:

Het wordt een procedurele discussie.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik snap het verzoek van de heer Van Raak, maar ik ga over mijn eigen inbreng. Deze beide bewindspersonen gaan wel over een aantal databanken. Zij sluiten ook verdragen met andere landen waardoor gegevens mogelijk gedeeld worden. Ik zal er dus wel op ingaan.

De voorzitter:

Het is uw recht om dat te doen. U komt nog aan de beurt, dus ik wacht dat af.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Daar zitten twee stoere mannen. Wij kennen de heer Opstelten als een man van "geen woorden, maar daden", een verwijzing naar de stad waar hij burgemeester is geweest. De heer Teeven was een stevig Kamerlid en crimefighter, met veel ferme taal en krachtige oplossingen. Wij zien daar ook het nodige van terug in dit regeerakkoord. Ik wil dan ook wel graag weten wat de ambities van dit kabinet zijn; adel verplicht. Wat zijn nu de concrete doelstellingen op het gebied van veiligheid? Wat zijn de eigen criteria en parameters? Zullen wij de recidivecijfers de komende jaren zien dalen? Waar kunnen wij deze crimefighters aan het eind van de rit op afrekenen?

Dat brengt mij op mijn eerste punt: misdaadgeld. Altijd afpakken, zegt de SP. Een offensief tegen criminele winsten, dat zou ik graag zien. Op dit moment laten wij veel liggen wat de aanpak van criminele winsten betreft en dat is kwalijk, om verscheidene redenen. Als criminelen hun winst kunnen behouden, moet je niet raar opkijken als de samenleving het vertrouwen in de overheid verliest. Misdaad mag immers niet lonen. Op dit moment plukken wij maar 0,2% van de criminele winst: 35 mln., ofwel 0,2% van de 18,5 mld. die jaarlijks in ons land wordt witgewassen volgens internationale schattingen. Misdaad draait uiteindelijk bijna altijd om geld. Crimineel geld moet dan ook altijd afgepakt worden. Dat klinkt heel erg logisch maar het gebeurt gewoon niet. Hoe minder werk wij daarvan maken, des te groter is de verleiding om de gok te wagen. Ik hoor uit de praktijk van rechercheurs zelf bedroevende verhalen. Het aanpakken van patsers stagneert totaal. Soms worden criminelen helemaal niet aangepakt en blijven zaken op de plank liggen vanwege capaciteitsgebrek. Soms wordt iemand alleen vervolgd voor het gronddelict, bijvoorbeeld oplichting of valsheid in geschrifte, en wordt het crimineel geld niet geplukt. Soms wordt niet eens witwassen ten laste gelegd, terwijl dat wel zou kunnen. Zo loont misdaad.

In heel Tilburg zit op 80 rechercheurs welgeteld één financieel rechercheur, die de kennis heeft om witwassen aan te pakken, boekhoudingen uit te pluizen et cetera. Er is een groot gebrek aan specialistische financieel-economische kennis bij de recherche. Bij ieder strafbaar feit moet duidelijk worden, stelt de SP, wat iemand ermee verdiend heeft en hoe dat volledig kan worden afgepakt. Dat moet een gezamenlijk doel worden van politie, OM en rechters.

Wij hebben vorig jaar de wet gewijzigd waardoor van mensen die herhaaldelijk veroordeeld zijn, gevraagd kan worden aan te tonen hoe zij aan hun dure spulletjes komen. Deze aanpak moet veel vaker worden ingezet. Maar ook dat kan niet zonder een forse toename van het aantal financieel rechercheurs. Graag een duidelijke toezegging van de minister op dit punt.

Het volgende punt is daarmee verwant. Bij grootschalige fraude niet schikken, stelt de SP. Ik mis in het regeerakkoord duidelijke taal over het aanpakken van financieel-economische criminaliteit en witteboordencriminaliteit. De SP vindt dat het bestrijden van de financieel-economische criminaliteit topprioriteit moet hebben. Ik heb met de vorige minister van Justitie een groot meningsverschil gehad over de vraag of er geschikt mag worden in grote fraudezaken. Terwijl de samenleving voor miljoenen euro's wordt beduveld, komen de daders met een schikking weg. Denk aan de Klimop-vastgoedfraude en de Multi-vastgoedfraude. Dit speelt echter ook bij belastingfraude. Ik vind dat dat niet kan. Het OM moet als richtlijn hebben dat in dit soort grootschalige fraudezaken altijd vervolgd wordt. Ook witteboordencriminelen moeten voor de rechter komen en de straf krijgen die zij verdienen. Zal de nieuwe minister net als de vorige minister instemmen met transacties in grote fraudezaken? Of vindt hij net als de SP dat deze mensen gewoon voor de strafrechter moeten komen?

Dat brengt mij op het volgende punt: de capaciteit van het Openbaar Ministerie. Een van de redenen om te schikken in moeilijke zaken is dat het Openbaar Ministerie te weinig capaciteit heeft. Dat heeft ook de vorige minister toegegeven. De pakkans bij georganiseerde misdaad is te laag, zegt ook het OM. Slechts 20% kan worden aangepakt. Nemen deze bewindspersonen genoegen met 20% van alle georganiseerde misdaad? Er is 80% kans dat je niet wordt gepakt. Wat krijgt vervolgens prioriteit? Blijven kindermisbruikzaken voortaan op de plank liggen of doen wij niets meer aan cybercrime? Blijft de aanpak van ernstige fraude steken of kunnen mensen die een woninginbraak melden, onverrichter zake weer naar huis? Hoe zullen de bewindspersonen omgaan met capaciteitsproblemen bij het OM en welke keuzes worden gemaakt?

Ook de rechterlijke macht kampt met capaciteitsproblemen. De kwaliteit van de rechterlijke vonnissen staat dan ook onder druk. Dat zeg ik niet alleen; dat zeggen ook de rechters zelf. De werkdruk is hoog. Rechters hebben vaak geen tijd meer om het dossier helemaal te lezen. En het vonnis wordt door een medewerker geschreven. Er geldt een bedrijfsmatige aanpak met productie-eisen. Dat komt door de wijze van financiering. Rechtbanken krijgen per afgehandelde zaak betaald. Wat de SP betreft, moet deze bedrijfsmatige aanpak eens goed worden doorgelicht. Onderzocht moet worden, vooral door het de rechters zelf te vragen, of zij de kwaliteit kunnen leveren die zij wenselijk vinden. Ik vraag de bewindspersonen hier een onderzoek naar te laten verrichten en overweeg hierover zeker een motie.

Er is al het nodige uitgewisseld over de rechtsstaat. Na de Puttense moordzaak en de Schiedammer parkmoord, waren er in 2010 liefst twee gerechtelijke dwalingen: Lucia de Berk en Ina Post. Die mensen hebben jarenlang onschuldig in de gevangenis gezeten. De SP heeft enkele jaren geleden al gezegd dat er een onafhankelijke revisieraad moet komen. Het kabinet wil de wet herziening ten nadele uitbreiden. Ik vraag hun hierbij ook de tegenhanger, de wet herziening ten voordele, uit te breiden zodat wij van een volwaardige revisieraad kunnen gaan spreken. Graag een toezegging op dat punt.

Ik kom op het gevangeniswezen en de privatisering van het gevangeniswezen. Ook daarover is al het nodige gezegd. Laat ik voorop stellen: recidive bestrijden is slachtoffers voorkomen. Zo simpel is het. Particuliere beveiligers nemen intussen steeds meer overheidstaken over, ook in de gevangenissen. Vooral in vreemdelingendetentie zijn veel particuliere beveiligers. Ik ben erg geschrokken van de volgende specifieke zin in het regeerakkoord: "Het kabinet zal privatisering voorbereiden van voor het gevangeniswezen relevante taken met het oog op versobering en kosteneffectiviteit." Wat heeft dat precies te betekenen? Gaan we nu werkelijk ook het gevangeniswezen privatiseren? Ik wil deze bewindspersonen met klem vragen om af te zien van plannen die in de richting gaan van het privatiseren van gevangenissen. Het straffen van criminelen is een klassieke overheidstaak die in handen van de overheid moet blijven. Gevangenispersoneel doet heel veel meer dan alleen opsluiten en bewaken. Dit heeft alles met beroepseer te maken en met het zich in willen zetten voor de publieke zaak. Graag een reactie.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dit verbaast mij even. Wij hebben de afgelopen jaren heel veel onderzoeken gezien over justitiële jeugdinrichtingen, ook over de particuliere jji's, die prima werk doen. Wat is in vredesnaam het probleem met het privatiseren van gevangenissen als men het op dezelfde manier doet als bij de jeugdinrichtingen? Particuliere jeugdinrichtingen sloten kinderen op en leverden vaak beter werk dan de inrichtingen die onder de DJI vielen. Wat is het probleem?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Nog afgezien van het feit dat ik het een totaal verkeerd signaal vind dat wij het straffen en opsluiten van mensen uit handen gaan geven en dat voortaan neerleggen bij private instellingen, meen ik ook daadwerkelijk dat er een groot verschil is tussen de instelling van mensen die zich willen laten opleiden tot gevangenisbewaarder en zeggen dat zij willen meewerken aan de publieke zaak en als gevangenisbewaarder in een overheidsinstelling willen werken en de instelling van mensen die bij een particuliere beveiliger werken.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Met alle respect, dit is geen antwoord op de vraag. We hebben al jarenlang particuliere jeugdinrichtingen. We hebben justitiële jeugdinrichtingen. Die inrichtingen functioneerden prima. Vaak waren de particuliere inrichtingen juist slagvaardiger. Die hadden niet met de Rijksgebouwendienst te maken en die konden veel meer geld uitgeven aan behandeling. Laten we onze zegeningen tellen. Het gaat er niet om dat particulieren straffen. De rechters straffen en de inrichtingen voeren uit. Particuliere inrichtingen deden dat subliem.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Er is nu eenmaal een onderscheid tussen datgene waarmee de rechter de jeugd straft en datgene waarmee de rechter volwassenen straft. Ik moet toegeven dat de jeugdinrichtingen op een groot aantal plekken prima functioneren. Maar in jeugdinrichtingen heb je sowieso veel meer het aspect van de behandeling die er al bij komt. Er is niet voor niets minder onderscheid tussen een jeugdstraf die alleen bestaat uit gevangenisstraf, waarbij je altijd op behandeling kunt rekenen, en een jeugdstraf waarbij bijvoorbeeld ook tbs komt kijken. Je kunt het dus niet helemaal met elkaar vergelijken. Nogmaals, ik vind het een verkeerd signaal dat we datgene wat tot de klassieke overheidstaak behoort, gaan uitbesteden en gaan neerleggen bij private instellingen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ook de opvanginrichtingen waren soms gewoon particulier. Er is geen verschil. Het gaat erom hoe wij hier de opdrachten uitgeven en hoe vervolgens het kabinet dat controleert. Dat is de crux. Het gaat er niet om dat we ineens zeggen dat particulier insluiten minder zou zijn. Dat is een heel goede wijze.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Nog afgezien van dit alles is er nog het punt van de kosteneffectiviteit. Ik voorzie dat dit een heel ordinaire bezuinigingsmaatregel wordt en dat we het vooral gaan doen om de versobering, waardoor we uiteindelijk ook minder werk zullen maken van de modernisering van het gevangeniswezen. Het zal vooral gaan om het besparen van geld. Ik verwacht niet dat dit ten goede zal komen aan wat we in de gevangenis willen bereiken, namelijk het resocialiseren van mensen.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ken het mantra van de SP over privatisering. Ik proef dat nu ook een beetje. Alles wat mevrouw Gesthuizen tot op heden heeft gezegd leidt helemaal niet tot de conclusie dat je het gevangeniswezen niet zou kunnen privatiseren. Mevrouw Gesthuizen heeft een punt als zij, net als mevrouw Van Toorenburg, zegt dat als je doet, je moet zorgen dat de overheid de randvoorwaarden stelt. Het is namelijk inderdaad een kerntaak van de overheid. Ik heb twee vragen. Ten eerste. Is mevrouw Gesthuizen bekend met het feit dat er in een groot aantal ons omringende landen wel degelijk al sprake is van privatisering van gevangenissen? Dat geldt bijvoorbeeld voor Engeland, waar positieve resultaten worden geboekt. Ten tweede. Afval ophalen is ook een kerntaak van de overheid. Mevrouw Gesthuizen is dat waarschijnlijk met mij eens. Toch wordt dat in heel Nederland uitbesteed aan private ondernemingen. Het is goedkoper, sneller en efficiënter.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De heer Van der Steur maakt de vergelijking met het ophalen van afval; dat geeft wel ongeveer aan hoe hij over deze taak van de overheid denkt. Ik ken de VVD als een partij die dogmatisch – ik zou bijna zeggen stalinistisch! – gelooft in het heil van de markt. Ik vind dat echt marktfundamentalisme. Ik kan een heleboel voorbeelden geven van klassieke publieke taken die aan de markt zijn overgegeven, terwijl wij uiteindelijk moeten constateren dat wij dat echt beter niet hadden kunnen doen. Het is een heel lange lijst!

De heer Van der Steur (VVD):

Het verwijt aan de VVD-fractie dat wij stalinistisch voor marktwerking zijn, is misschien wel het enige compliment aan Stalin dat ik ooit heb gehoord! Een ding is echter zeker: als je er maoïstische en marxistische ideeën op nahoudt en angst hebt voor privatisering, zit je altijd fout.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Datzelfde geldt als je denkt dat marktwerking altijd een doel op zich is, terwijl je intussen ziet dat noch de consument, noch de samenleving, noch de werknemers in een bepaalde sector daar ook maar iets mee opschieten. Wij schieten daar geen fluit mee op. Wij zijn er uiteindelijk ook niet goedkoper mee uit, want het geld verdwijnt dan in de zakken van mensen die denken dat zij er winst mee kunnen maken. Ik vind dat een kwalijke zaak.

De heer Van der Steur (VVD):

De beschouwingen van mevrouw Gesthuizen over de marktwerking zijn tot daaraan toe. Zij heeft echter nog steeds geen antwoord gegeven op de essentiële vraag: wat is ertegen als de overheid bepaalt wat er gebeurt en er vervolgens wordt geprivatiseerd? Daar wordt geen antwoord op gegeven.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Wat zou erop tegen zijn als wij van dit hele gebouw een multinational maken met aandeelhouders? Wat zou daarop tegen zijn, als wij er zo voor zouden kunnen zorgen dat alles beter functioneert? Wat zou er mis zijn met het uit handen geven van alle democratische beginselen? Dat is nu eenmaal niet de manier waarop ik denk dat je een samenleving moet inrichten. Zorg is ook geen markt; ik vind het pervers dat ziekenhuizen winst mogen maken. Zo denk ik daarover.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik stel voor dat wij dit laatste thema bij de Raming van de Kamer bespreken.

Ik begrijp de terughoudendheid van mevrouw Gesthuizen in het privatiseren van dingen die raken aan wezenlijke overheidstaken. Op dit punt heb ik het regeerakkoord heel zorgvuldig gelezen; op de andere punten trouwens ook, zo zeg ik waarschuwend tegen de bewindslieden! Ik lees in het regeerakkoord dat gekeken wordt naar privatisering van voor het gevangeniswezen relevante taken. Sluit mevrouw Gesthuizen zich helemaal af voor de discussie of er binnen het gevangeniswezen zaken zijn die geprivatiseerd zouden kunnen worden, of richt haar bezwaar zich principieel op het uitvoeren van straffen? Volgens mij zit daar ruimte voor debat. Geldt dat voor mevrouw Gesthuizen ook?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Debat moeten wij natuurlijk altijd voeren. Daar ontkom ik niet aan, al zou ik zeggen dat ik er helemaal niet over wil spreken en dat het uitgesloten is. Mensen maken gevangenissen. Gevangeniswerk, bewaarderswerk, is bij uitstek mensenwerk. Laat ik één ding vooropstellen: waar met gedetineerden wordt gewerkt, waar mensen met mensen werken, mag in mijn ogen absoluut geen sprake zijn van privatisering van taken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Bij taken die raken aan het gevangeniswezen, maar die niet de corebusiness raken van het opsluiten en bewaken, is er ruimte voor discussie over de vraag of dat wenselijk is of niet. In Latijns-Amerika zijn enkele initiatieven bekend van volledig geprivatiseerde gevangenissen, met overigens heel gunstige effecten op de recidive. Ik nodig mevrouw Gesthuizen uit om zo veel mogelijk met ons het debat hierover te voeren.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Het zou mij een lief ding waard zijn als er van alles zou veranderen in gevangenissen. Ik zou het heel prettig vinden als de gevangenen zelf wat meer aan het werk zouden worden gezet en zelf meer verantwoordelijkheden zouden krijgen op het gebied van schoonmaak et cetera. Die discussie zullen wij de komende tijd sowieso moeten voeren.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik hoop dat ik de SP-woordvoerder nu niet hoor zeggen dat wij vanaf morgen alle particuliere jeugdinrichtingen moeten sluiten en dat ook de tbs-instelling die particulier is morgen dicht moet. Dan zijn wij echt heel ver van huis, vooral waar het de kwaliteit betreft!

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat heeft mevrouw Van Toorenburg mij inderdaad niet horen zeggen. Ik weet niet hoe zij daar nu bij komt. Het lijkt mij dat zij haar eerder gemaakte punt nog een keer wil maken, maar daar zijn wij net al op ingegaan.

De SP-fractie zegt: recidive bestrijden is slachtoffers voorkomen. Ik vraag de staatssecretaris naar zijn visie op de torenhoge recidive in Nederland. Wat moet er volgens hem gebeuren in de gevangenissen en daarbuiten om van criminelen weer eerzame burgers te maken? Ik ben erg benieuwd of het Programma Modernisering Gevangeniswezen zal worden doorgezet. Het is mijn stellige overtuiging dat alle bezuinigingen van de laatste jaren funest zijn geweest voor de kwaliteit van het werk in de gevangenissen. Het personeel geeft zo langzamerhand aan dat het niet langer kan zo, dat men een aantal weekenden achter elkaar draait met 25% onderbezetting en dat men op zijn tandvlees loopt. Dit kan niet meer. Wanneer kan de Kamer de visie van de staatssecretaris op dit punt verwachten?

Wat mij betreft moet ook stevig worden ingezet op het werk van de reclassering en op nazorg aan ex-gedetineerden in de gemeenten. De staatssecretaris heeft in zijn vorig leven als Kamerlid zij aan zij met de SP-fractie gestreden tegen de bureaucratie bij de reclassering. Ik noem het Van Velzenexperiment bij de reclassering in Eindhoven. Wat kunnen wij de komende jaren van hem verwachten? Nog lang niet alle gemeenten verrichten hun taken op het gebied van nazorg zoals dat zou moeten. Hoe lang staat de landelijke overheid nog toe dat sommige gemeenten gewoon geen beleid voeren op dit punt? Hiervoor was toch geld beschikbaar? Staan wij toe dat afspraken niet worden nagekomen? Staan wij toe dat mensen, zoals in het verleden zo vaak het geval was, alsnog met een blauwe plastic zak op straat komen te staan, geen plek hebben om naartoe te gaan en zo als het ware vanzelf weer de mogelijkheid krijgen om van het rechte pad af te raken? Met de juiste begeleiding door gemeenten is in veel gevallen recidive te voorkomen.

Ik vraag ook aandacht voor de organisatie Delinkwentie & Samenleving. Deze organisatie laat ex-gedetineerden voorlichting geven op scholen over misdaad en straf. Ik heb gehoord dat deze organisatie dreigt te worden wegbezuinigd. Ik wil weten of dit klopt. Als dat zo is, vraag ik het kabinet om hiervan af te zien.

Ook vrees ik de slechte gevolgen van bezuinigingen op taakstraffen. In het regeerakkoord is een bezuiniging ingeboekt van 10 mln. voor het omzetten van groepstaakstraffen in individuele straffen die zonder begeleiding van de reclassering kunnen. Dus op de plek waar de werkstraf wordt uitgevoerd, hoeft geen begeleider vanuit de reclassering aanwezig te zijn. Ik hoop echter dat de bewindslieden zich realiseren dat een individuele taakstraf lang niet altijd kan bij bijvoorbeeld een gestoorde gestrafte. Ik vraag mij dan ook af wat het alternatief is. Detentie is namelijk vele malen kostbaarder.

Tot slot maak ik me grote zorgen over het drugsbeleid van dit kabinet. Het pasjessysteem voor coffeeshops is misschien een goede oplossing voor de grensstreek, maar niet voor Amsterdam. Ik vraag de bewindslieden om daarvan af te zien. Laat het aan de gemeenten over.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik keek er heel graag naar, naar TROS RegelRecht. Een groot probleem, een kleine tafel, twee of drie mensen maken een korte opmerking en dan neemt Opstelten het woord: dat gaan wij doen, dat gaan we oplossen. Als ik keek naar TROS RegelRecht dacht ik vaak: hadden wij maar zo'n minister. En zie: mijn wens is vervuld, daar zit hij. De SP heeft hoge verwachtingen van deze minister van "dat gaan wij oplossen", want er is een hoop werk aan de winkel.

Ik heb de minister vorige week het rapport Handen af van onze agenten aangeboden, met voorstellen om de agressie tegen agenten te verminderen. Is de minister bereid om een reactie te geven? Welke voorstellen neemt hij over, welke niet en vooral waarom niet?

Na lang aandringen van de SP besloot de minister een einde te maken aan de bonnenquota. Ik krijg echter nog steeds meldingen dat agenten wurgcontracten moeten ondertekenen: niet genoeg bonnen, dan minder geld. Ook gaan op verschillende bureaus mails van leidinggevenden rond, die aangeven ondanks het besluit van de minister gewoon door te zullen gaan, van "verbeeld je niet te veel, wij hebben een afspraak gemaakt". Dit ondanks de woorden van de minister. Die mails krijg ik uit verschillende korpsen, gisteren zelfs nog. Wat is het woord van deze minister waard? Komt er nu wel of niet een einde aan die verplichte bonnenschrijverij? Wordt door de politieleiding nu wel of niet naar deze minister geluisterd? Optreden, minister, dit kan zo niet. Aan die middenmanagers die hun mensen, ik zou bijna zeggen, bedreigen van "de minister zegt het wel, maar wij gaan gewoon door", moet de minister echt een einde maken.

De SP zei het al, de politiebonden zeiden het ook en de minister zegt het nu ook: er zijn over vier jaar helemaal niet 3000 agenten extra.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Nog even over de bonnen. Het gaat vandaag eigenlijk over de begroting en daarin staat een fiks bedrag bij opbrengsten boetes. Is de SP-fractie het met ons eens dat je dit bedrag naar beneden zou moeten aanpassen, als je de quota wilt loslaten? Als dat bedrag zo hoog blijft, moeten er toch nog bonnen worden geschreven.

De heer Van Raak (SP):

Precies. Daar zit natuurlijk ook het probleem. Agenten zijn veredelde belastinginners. Zij moeten een bepaald bedrag ophalen in plaats van problemen bestrijden. Daar zit precies het probleem en dat weet de heer Brinkman ook.

De heer Brinkman (PVV):

Dat weet de heer Brinkman zeker, omdat wij dit kabinet gedogen. Ik heb al eerder gezegd dat ik kan aanraden om dat ook eens te proberen. Dan begrijp je ook dat je wel voor vervanging voor die inkomsten moet zorgen wanneer je iets wilt wegsnijden wat geld oplevert. Mijn vraag is dan waar de heer Van Raak het geld vandaan haalt dat daarvoor staat. Stel dat er voor 150 mln. minder bonnen worden geschreven, wat wordt daar dan mee gedaan? Worden er dan 1500 politiemensen de laan uitgestuurd?

De heer Van Raak (SP):

Nee, dat geld kun je overal vandaan halen. Laat de multinationals eens wat belasting betalen. Ga er nu eens niet voor zorgen dat de rijkste villa's de meeste subsidie krijgen. We hebben heel veel plannen om te bezuinigen, bijvoorbeeld op de JSF of de bureaucratie bij de politie, dus daar kan het niet aan liggen. Ik vind wel dat als de SP, de VVD, de PVV, de minister en de Tweede Kamer zeggen dat die bonnenquota van tafel moeten, dan moet het ook gebeuren. Dan kan het niet zo zijn dat managers bij de politie zeggen: jullie kunnen allemaal het dak op.

De heer Brinkman (PVV):

Ja, zo kan ik ook nog wel even doorgaan. Ik zou zeggen: ontwikkelingshulp, Antillen, JSF, inderdaad, goed idee.

De heer Van Raak (SP):

JSF, goed idee, dan zijn we al ergens.

De heer Brinkman (PVV):

Daar hebben we het nu niet over. We hebben het nu over deze begroting. U weet donders goed dat de regel is dat als je wilt bezuinigen op deze begroting, dat je dan voor vervanging binnen deze begroting moet zorgen. Een ander idee is om de politie specifieker te laten werken aan de opsporing van overtredingen die veel hinder bij burgers veroorzaken. Dan heb ik het niet over een snelheidsovertreding met 3 of 4 km, maar om notoire zaken. Door de boetes daarvoor op te hogen zouden we wel aan een bepaald bedrag kunnen komen.

De heer Van Raak (SP):

Als we agenten achter de computer vandaan kunnen krijgen en op straat, zullen er waarschijnlijk ook meer boetes komen. Het gaat mij om het georganiseerde wantrouwen, waarbij agenten op cijfers worden afgerekend. Ik vind het vooral belangrijk, en daarbij verwacht ik de steun van de PVV, dat het in de praktijk van de politie ook gaat gebeuren als deze Kamer en deze minister iets zeggen. Die politiemanagers moeten niet gaan freewheelen en hun eigen dingetje doen.

Ik zei al dat er geen 3000 agenten extra komen. De minister zal zijn stinkende best moeten doen om ervoor te zorgen dat we over vier jaar evenveel agenten hebben. Er wordt geen agent gedwongen ontslagen, dat zei de minister zo mooi, vorige week. Dat is duidelijk en daar kunnen we de minister aan houden, maar ook hier krijg ik nog dagelijks meldingen van agenten die in verband met bezuinigingen worden ontslagen, bijvoorbeeld in Gouda. Dat moeten we toch niet willen, want daar is de minister op bezoek geweest. Ik ga de minister helpen door van de Kamer de uitspraak te vragen dat geen agent als gevolg van de bezuinigingen gedwongen wordt ontslagen. Ik hoop dat de minister daar ook werk van gaat maken.

Ik ben blij dat de minister de Algemene Rekenkamer heeft gevraagd om een onafhankelijk onderzoek te doen naar de invoering van het landelijk computersysteem BVH. Deze bestuurlijke corruptie moet snel worden opgelost, zodat wij met de juiste mensen de computerproblemen kunnen oplossen. Heeft de Algemene Rekenkamer zich bereid getoond om dit onderzoek te doen? Ik wil ook graag de onderzoeksopzet en het tijdpad hebben.

Ik heb nog iets anders. Ik heb hier een brief van de heer Kuijs, de voorzitter van de Raad van Korpschefs. Die brief van 11 november is gericht aan de minister. Daarin stellen de korpschefs dat zij het bestuur van de vtsPN hebben geïnformeerd over de conclusies en de aanbevelingen. Dat gaat over het onderzoek door de experts. De korpschefs zeggen hier dus dat zij de minister halverwege 2008 hebben geïnformeerd over de problemen bij de computersystemen. De minister zei vorige week dat hij daar niets van wist. Ik geloof deze minister, maar ik kan niet zowel de minister als de voorzitter van de Raad van Korpschefs geloven, want zij hebben een verschillend verhaal. Ik hoop dat de minister morgen uitsluitsel kan bieden, want de korpschefs en de minister kunnen niet allebei gelijk hebben.

In Amsterdam-Zuidoost dreigen wij een grens over te gaan door het wapenbezit. Dat gaat niet over bloembollen, maar over wapens. Er zijn hechte gemeenschappen in Amsterdam-Zuidoost, maar er is ook een schimmenwereld van handel in wapens. Ik vraag de minister om in Amsterdam-Zuidoost extra capaciteit en extra recherche in te schakelen, zodat die schimmige netwerken van wapenhandel en wapentoevoer kunnen worden opgelost.

De (algemene) beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.55 uur tot 13.40 uur geschorst.

Voorzitter: Schouw

De voorzitter:

Ontvangen is een bericht van het overlijden op 16 november jongstleden van het oud-lid van de Kamer mevrouw H.M. de Boois. Mevrouw De Boois was lid van de Kamer voor de fractie van de PvdA van 7 december 1972 tot en met 16 november 1987. Namens de Kamer heb ik een bericht van deelneming aan de familie gezonden.

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven