Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 12 april 2007 over de Informele EU-Gezondheidsraad op 20 april 2007 in Aken.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ik feliciteer u met uw verjaardag vandaag. Ik hoop dat u niet al te laat thuis bent en nog wat tijd kunt doorbrengen met geliefden.

Afgelopen donderdag hadden wij een algemeen overleg over onder andere patiëntenmobiliteit. Het is goed wanneer patiënten in het buitenland kunnen worden behandeld, bijvoorbeeld wanneer er in het buitenland geen wachtlijsten zijn en hier in Nederland wel. Wat de fractie van de Partij voor de Vrijheid betreft, is het geen goede ontwikkeling dat er steeds vaker zorg in het buitenland wordt gegeven, omdat "het welzijn van de patiënt kan worden bevorderd indien hij wordt behandeld op de plaats van zijn voorkeur". Dit leidt tot rare fratsen. Voorbeelden daarvan hebben wij al kunnen zien bij het Riagg dat psychische bijstand geeft aan vakantie vierende Marokkanen in Marokko. Dat wij geen zicht hebben op de tendensen en ontwikkelingen kan al helemaal niet. Ik dien daarom twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeringsstandpunt inzake patiëntenmobiliteit tot zesmaal toe benadrukt dat het gebruik van zorg in een ander land onevenredige schade kan toebrengen aan de houdbaarheid van het zorgsysteem in eigen land op de langere termijn;

constaterende dat het regeringsstandpunt aangeeft dat veel meer Nederlandse patiënten in het buitenland zorg genieten dan andersom;

overwegende dat het regeringsstandpunt aangeeft dat het effect van deze eenzijdige migratie tot op heden nog niet in beeld is gebracht;

verzoekt de regering, een breed onderzoek te doen naar de tendensen en toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot grensoverschrijdend zorgverkeer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 519(22112,21501-31).

Mevrouw Agema (PVV):

Bij de tweede motie merk ik op dat zij over de patiëntenmobiliteit vanuit Nederland gaat en niet over mensen die naar het buitenland op vakantie gaan of in het buitenland werken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeringsstandpunt inzake patiëntenmobiliteit tot zesmaal toe benadrukt dat het gebruik van zorg in een ander land onevenredige schade kan toebrengen aan de houdbaarheid van het zorgsysteem in eigen land op de langere termijn;

constaterende dat grensoverschrijdend zorgverkeer van Nederlandse patiënten ook buiten de EU plaatsvindt;

verzoekt de regering, de "werelddekking", zoals opgenomen in de Zorgverzekeringswet, die ertoe strekt de kosten voor zorg genoten in het buitenland te vergoeden, mits deze is opgenomen in het Nederlandse basispakket, te beperken tot een dekking voor alleen de landen die behoren tot de EU,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 520(22112,21501-31).

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een verduidelijkende vraag aan mevrouw Agema. In het AO is het grensoverschrijdende zorgverkeer binnen de EU aan de orde geweest. Hebben de ingediende moties betrekking op al het grensoverschrijdende zorgverkeer, dus op de landen binnen en buiten de EU? Of hebben ze alleen betrekking op de landen binnen de EU of alleen op de landen buiten de EU?

Mevrouw Agema (PVV):

Kan de heer Van der Veen zijn vraag verduidelijken?

De heer Van der Veen (PvdA):

De landen binnen de EU hebben verdragen met elkaar gesloten, onder andere op het gebied van de gezondheidszorg. Als een Nederlander in België geholpen wordt, dan is in de terminologie van mevrouw Agema sprake van grensoverschrijdend zorgverkeer. Wil zij dat verbieden?

Mevrouw Agema (PVV):

Nee, dat willen wij niet verbieden. Dan heeft de heer Van der Veen niet goed geluisterd. Patiëntenmobiliteit is een groot goed. Dat geldt vooral wanneer er in het buitenland, bijvoorbeeld in België of Duitsland, geen wachtlijsten zijn. Dan moet je daar zorg kunnen vragen. Dat is binnen de EU. Wij vragen in de eerste motie dus om meer duidelijkheid over de tendensen van deze ontwikkeling van grensoverschrijdend zorgverkeer, vooral omdat in het regeringsstandpunt tot zesmaal aan toe staat dat het nationale zorgsysteem schade kan ondervinden van patiëntenmobiliteit. Wij vinden in de tweede motie dat die zorg alleen genoten kan worden bij die mobiliteit in de EU en niet daarbuiten.

De heer Van der Veen (PvdA):

Als ik het goed begrijp, heeft u geen problemen met het grensoverschrijdend verkeer binnen de EU.

Mevrouw Agema (PVV):

Correct.

De heer Van der Veen (PvdA):

Het AO ging over het grensoverschrijdend verkeer binnen Europa en niet over het grensoverschrijdend verkeer tussen Nederland en landen buiten de EU.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat klopt. Volgens de Zorgverzekeringswet is er een werelddekking, maar wij willen een EU-dekking.

De heer Van der Veen (PvdA):

Stel dat ik met vakantie naar Amerika ga en daar een ongeluk krijg. Zonder werelddekking worden mijn kosten daar dan dus niet vergoed.

Mevrouw Agema (PVV):

U hebt niet goed geluisterd. In mijn introductie heb ik gezegd dat het niet gaat om mensen die op vakantie zijn of die in het buitenland werkzaam zijn. Het gaat puur om de patiëntenmobiliteit vanuit Nederland naar landen buiten de EU.

Minister Klink:

Voorzitter. Aanneming van de eerste motie van mevrouw Agema ontraad ik, gegeven het feit dat het bij de AWBZ-zorg gaat om maar 14 mln. op jaarbasis voor zorg verstrekt in het buitenland. Dat vormt een buitengewoon gering deel van de totale kosten van de AWBZ. Er is dus geen sprake van dat ons zorgsysteem daardoor zwaar onder druk zou komen te staan, zoals in de overweging van de motie gemeld wordt. Die overweging kan ik overigens wel plaatsen; zij heeft te maken met de Informele Raad van morgen, waarin een en ander zal worden verkend. Maar feitelijk doet zich in Nederland daarmee dus geen probleem voor.

Er loopt op dit moment een onderzoek door het ministerie. Op 13 april heeft de staatssecretaris de Tweede Kamer gemeld dat over de mogelijkheden van het verlenen van AWBZ-zorg in het buitenland een rapport in voorbereiding is. Dat rapport brengt in beeld wie wanneer in welke omvang in het buitenland aanspraak maakt op AWBZ-zorg. In het rapport zullen de kosten van die zorg uitdrukkelijk worden opgenomen. De resultaten zullen wij uiteraard aan de Tweede Kamer melden. Ik ontraad aanneming van de motie dus vanwege overbodigheid.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat is niet conform de woorden van de minister in het AO afgelopen donderdag. Ik verbaas mij daar zeer over. Afgelopen donderdag zei de minister geen behoefte te hebben aan zo'n onderzoek. In het regeringsstandpunt staat dat er onvoldoende gegevens bekend zijn. De minister zegt dat er wél onderzoek wordt gedaan, maar dan heeft hij afgelopen donderdag een ander beeld geschetst.

Minister Klink:

Ik heb afgelopen donderdag gewezen op de patiëntenmobiliteit die zich binnen Europa voltrekt. De heer Van der Veen heeft het laatste terecht onderstreept. In het kader van de Zorgverzekeringswet gaat het in het algemeen om 1% mobiliteit van patiënten. In het kader van de AWBZ hebben wij het op jaarbasis over in totaal 14 mln. aan kosten. Dat is echt een fractie van het geheel. In de Informele Raad deze week komt aan de orde de schade die een en ander kan opleveren voor het zorgstelsel. Gezien de genoemde aantallen, is daar vooralsnog echter geen sprake van.

Mevrouw Agema (PVV):

Daarom betreft deze motie ook het verkennen en in kaart brengen van de tendensen en de toekomstverwachtingen. Ik denk dat dit heel belangrijk is, omdat u in het regeringsstandpunt zelf tot zes keer toe aangeeft dat het nationale zorgsysteem hier schade van kan ondervinden. Wilt u niet net als ik veel meer weten over de toekomstverwachtingen en de tendensen?

Minister Klink:

Dat ik dit thema zes keer noem, heeft simpelweg te maken met de agenda van de Informele Raad. De feitelijke patiëntenmobiliteit – ook dat heb ik vorige week gezegd – geeft geen enkele aanleiding om ons er zorgen over te maken dat ons zorgstelsel onder druk zou komen te staan. Wat ondertussen wel loopt – dat heeft echter niet zo veel maken met het feit dat een en ander ons zorgstelsel onder druk zet – is een verkenning van de staatssecretaris wie het betreft, in welke omvang in het buitenland zorg verleend wordt in het kader van de AWBZ en welke kosten daarmee gemoeid zijn. Bij brief van 13 april jl. is de Kamer gemeld dat die verkenning gedaan wordt. De Kamer wordt vervolgens van een en ander in kennis gesteld. Mij lijkt dat in grote mate toereikend voor hetgeen u in deze motie vraagt. Ik ontraad dan ook de aanneming ervan.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Agema weer wil interrumperen, maar ik vind dat de minister eerst op de tweede motie moet ingaan.

Minister Klink:

De aanneming van de motie over de werelddekking ontraad ik ook ten stelligste. De heer Van der Veen heeft het voorbeeld gegeven van iemand die wellicht niet op vakantie is, maar toch langdurig in het buitenland verblijft. Wij kennen in Nederland het unieke stelsel van werelddekking. Ook hier geldt – ik zeg dat omdat er duidelijk een koppeling wordt gelegd – dat het gaat om 1% patiëntenmobiliteit. Dat is echt een fractie van wat er in het kader van de Zorgverzekeringswet speelt. Het is dus echt niet zo dat een en ander ons stelsel onder druk zou zetten, zelfs niet bij benadering. Vanwege de inhoud en de door u veronderstelde omvang van de problematiek ontraad ik ook de aanvaarding van deze motie.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik wilde nog een nadere vraag stellen, maar die ben ik even kwijt.

De voorzitter:

U hoeft niet iets te vragen.

Mevrouw Agema (PVV):

Laat ik dat dan maar niet doen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen volgende week stemmen over de ingediende moties.

De vergadering wordt van 13.15 uur tot 13.30 uur geschorst.

Naar boven