Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2002/73/EG (30237).

(Zie vergadering van 19 januari 2006.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Mijnheer de voorzitter. De VVD-fractie keurt het wijzigingsvoorstel van de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen en het Burgerlijk Wetboek af. Evenals de Raad van State voorziet de VVD-fractie grote problemen doordat het wetsvoorstel de bewijslast voor seksuele intimidatie bij een vermoeden verschuift, met als gevolg dat de aangeklaagde partij zijn of haar onschuld moet bewijzen. Wij liberalen staan voor ons rechtsbeginsel "wie stelt moet bewijzen" en niet voor een omgekeerde redenering.

Naast dit grote bezwaar zien wij voor de verdere inhoud van dit wijzigingsvoorstel geen enkele noodzaak, daar dit al voldoende wettelijk is geregeld in Nederland.

Wij vrezen voor de gevolgen van dit voorstel en hopen dan ook dat dit voorstel in de Eerste Kamer wel zal stranden.

De voorzitter:

Wij hebben nog niet gestemd, mevrouw.

In stemming komt het amendement-Van Egerschot (stuk nr. 7, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de LPF en de Groep Nawijn voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.Voorzitter

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 7 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

Artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen II en III en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, de Groep Lazrak, D66, het CDA, de ChristenUnie en de SGP voor dit wetvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Naar boven