Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Schreijer-Pierik.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter. Namens de vaste commissie voor LNV verzoek ik om het verslag van het algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad van donderdag 19 januari 2006 op de plenaire agenda van deze week te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor om dit punt aan de agenda van deze week toe te voegen op een nader te bepalen moment.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Straub.

De heer Straub (PvdA):

Voorzitter. Dat er geen vragen zijn vandaag, komt niet omdat zij niet zijn ingediend. Ik had vragen, maar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie is helaas in het buitenland. Mijn vragen gingen over uitzetting van nabestaanden van de Schipholbrand uit Ulrum. Zij hebben anderhalve week geleden te horen gekregen dat zij binnen 28 dagen het land moeten hebben verlaten. Er zijn berichten dat deze mensen in behandeling zijn. Zij zeggen dat zij niet zijn gehoord door medici van het Bureau Medische Advisering en dat er geen overleg heeft plaatsgevonden met de behandelaars van de ggz. Gelet op het feit dat de tijd dringt, wil ik voor deze week een interpellatiedebat met de minister aanvragen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik steun dit verzoek, want ook mijn fractie heeft alarmerende berichten gehoord over dreigende uitzetting van mensen die in een psychische noodsituatie verkeren. Zou de heer Straub willen overwegen om zijn verzoek tot interpellatie om te zetten in een verzoek tot het houden van een spoeddebat? Mijn fractie heeft op 10 of 11 januari schriftelijke vragen gesteld over deze kwestie. Kan de minister die met spoed beantwoorden zodat zij bij het debat kunnen worden betrokken?

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Ik heb inmiddels vrij uitgebreide schriftelijke vragen gesteld over deze kwestie. Ik wil de antwoorden daarop afwachten. Hopelijk kunnen mijn vragen snel worden beantwoord. Als de antwoorden zijn ontvangen, kan worden beoordeeld of wij een interpellatie of een spoeddebat willen aanvragen. Misschien zijn zelfs de antwoorden op zich al voldoende.

De heer Visser (VVD):

Dat lijkt mij een goede suggestie. Als mevrouw Lambrechts dit niet had gevraagd, had ik een verzoek gedaan om nadere schriftelijke informatie. Wij hebben ook de berichtgeving in de media gezien en andere berichten ontvangen. Wij willen daar een reactie van de minister op hebben zodat wij goed voorbereid het debat kunnen ingaan. Als dat kan naar aanleiding van de schriftelijke vragen van mevrouw Lambrechts, lijkt mij dat nog beter.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik steun het verzoek van de heer Straub. Ook bij mijn fractie zijn berichten binnengekomen over een alarmerende situatie, namelijk een dreigende uitzetting die naar mijn oordeel niet verantwoord is. Ik vind dat er deze week een spoeddebat moet worden gehouden.

De heer Jager (CDA):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij het verzoek van mevrouw Lambrechts. Dat lijkt mij praktisch en pragmatisch.

De voorzitter:

De schriftelijke vragen die mevrouw Lambrechts heeft gesteld, heb ik even niet paraat. Wanneer zijn die vragen gesteld?

Mevrouw Lambrechts (D66):

Dat is gisterochtend gebeurd.

De voorzitter:

Ik begrijp het.

Mijn voorstel is om, zoals zo vaak gebeurt, kennis te nemen van het verzoek van de heer Straub om deze week een debat te houden. Die mogelijkheid kan worden opengehouden. Door toezending van het uitgewerkte stenogram van dit deel van de vergadering aan de minister bereikt haar het verzoek om de vragen van mevrouw Lambrechts op zeer korte termijn te beantwoorden. Ik neem aan dat dit mogelijk is in de communicatie tussen Nederland en Kenia. Wanneer de antwoorden zijn ontvangen, wordt er een definitieve beslissing over het debat genomen. Kan de heer Straub zich met deze procedure verenigen?

De heer Straub (PvdA):

Als die procedure ertoe leidt dat het debat nog deze week wordt gehouden, kan ik daarmee instemmen. Die procedure kan zorgen voor meer helderheid.

Ik wijs er nog op dat de tijd dringt. Inmiddels is er namelijk al anderhalve week verstreken van de termijn van 28 dagen. De betrokkenen verkeren in grote onzekerheid. Wij mogen het niet toestaan dat het debat wordt uitgesteld.

De voorzitter:

Als er definitief wordt besloten om het debat te houden, zal dat donderdag aan het eind van de dag mogelijk zijn. Het verzoek aan de minister is dus dat zij zo ruim mogelijk voor die tijd schriftelijke informatie verschaft door de vragen van mevrouw Lambrechts te beantwoorden, eventueel aangevuld met nadere informatie die de minister nog wil geven. Voor alle duidelijkheid, het uitgewerkte stenogram van dit deel van de vergadering wordt gestuurd naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

De heer Straub (PvdA):

Mevrouw Vos had het nog over vragen van haar fractie van 11 januari jongstleden. Die vragen worden toch ook tijdig beantwoord?

De voorzitter:

Ik zal mijn voorstel als volgt ruimer formuleren: alle vragen die over dit onderwerp nog open staan, ook die van mevrouw Vos, dienen op tijd beantwoord te worden.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koopmans.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Mede namens collega Aptroot vraag ik u om de stemmingen over de moties naar aanleiding van het VAO administratieve lasten uit te stellen tot de volgende week. De reden is dat de minister van VROM een toegezegde brief over een van de moties nog niet heeft verstuurd.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Haan als voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken.

De heer De Haan (CDA):

Voorzitter. Volgende week donderdag behandelt mijn commissie van 14.00 uur tot 18.00 uur de uitzending van Nederlandse troepen naar Afghanistan. Volgens de artikel-100-procedure is er een derde termijn. Wij verzoeken u om die derde termijn donderdagavond na de dinerpauze te houden, omstreeks 20.00 uur, zodat er tussen de tweede en de derde termijn voor de fracties de mogelijkheid bestaat om zich voor overleg terug te trekken.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek van de commissie te voldoen. Na het algemeen overleg van de commissie, waar ik uiteraard niet over ga, zal er op donderdagavond 2 februari een afrondend plenair debat worden gehouden over de mogelijke uitzending van Nederlandse militairen naar Zuid-Afghanistan. Misschien begint dat debat om 19.30 uur of 20.15 uur, maar in ieder geval wordt het gehouden in het avonddeel van de plenaire vergadering op donderdag 2 februari aanstaande. Het lijkt mij niet onverstandig om de leden te vragen, er rekening mee te houden dat er na afloop van dat debat nog gestemd wordt.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Noorman-den Uyl.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Namens de leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de leden van de vaste commissie voor Justitie, die hedenmiddag een extra procedurevergadering hebben gehouden, verzoek ik u om in de agenda van de Kamer plaats te maken voor een spoeddebat aanstaande donderdag inzake de uitgelekte AIVD-informatie en daarbij zowel de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de heer Remkes, als de minister van Justitie, de heer Donner, uit te nodigen. De commissies stellen namens de fracties prijs op een spreektijd van zeven minuten. Het gaat om een hoogst ernstige en zorgelijke situatie, die eigenlijk nog niet eerder in deze mate is voorgekomen, zeker gezien de grote aantallen onderzoeken en verantwoordingen op dit dossier. De Kamer is zeer verontrust en wil echt op heel korte termijn helderheid van de bewindslieden.

De voorzitter:

Ik ben een beetje uit mijn evenwicht door het verzoek om zeven minuten spreektijd, maar dit ga ik verliezen. Het wordt zeven minuten, maar geen seconde meer. Ik stel voor, dit debat op een nader te bepalen moment deze week te houden, naar ik aanneem op donderdag. Dat wordt dus een lange dag.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wilders.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Ik heb vorige week om een brief van het kabinet gevraagd over de ernstige overlast en criminaliteit, vaak door Marokkanen gepleegd in steden in Nederland. Die brief is ongeveer een uur geleden binnengekomen. In combinatie met het feit dat veel bewindslieden ongeveer dagelijks op verschillende manieren allerhande voorstellen in de media en in het land doen, geeft die brief mij aanleiding om te vragen om een spoeddebat hierover. De problemen met de criminaliteit in de grote steden, maar ook in andere steden, zijn groot genoeg. Dat spoeddebat wil ik liefst zo snel mogelijk houden, eind van deze week of begin volgende week.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De problematiek van allochtone jongeren, in Amsterdam en elders, staat gelukkig heel vaak op de agenda in deze Kamer. Ik zou het dan ook onverstandig vinden als de Kamer het signaal afgeeft dat zij nu pas wakker wordt en over deze problematiek een spoeddebat houdt. Ik vind wel dat de brief reden is voor overleg, maar dat zou ik dan met de normale spreektijden in een algemeen overleg willen voeren.

Mevrouw Hirsi Ali (VVD):

Mijn fractie steunt het voorstel van de heer Wilders.

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor om het debat dat door de heer Wilders is aangevraagd, te houden. Ik verwacht dat dat eerder begin volgende week dan eind van deze week zal zijn. De heer Wilders heeft al aangegeven dat hij daarmee akkoord kan gaan. Ik stel voor dit debat te houden met spreektijden van vijf minuten per fractie.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Ik heb er behoefte aan om nog even terug te komen op het debat dat de heer Straub heeft aangevraagd. De schriftelijke informatie die zou binnenkomen naar aanleiding van vragen van mevrouw Lambrechts en mevrouw Vos, dient als schriftelijke voorbereiding van het debat dat door de heer Straub is gevraagd. Ik heb gemerkt dat daarover misverstanden bestonden. Het maakt geen verschil voor wat er wordt besproken en de spreektijden. Ik zou het vervelend vinden als de kennelijke onduidelijkheid zou blijven bestaan.

Het woord is aan de heer De Krom.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Ik verzoek om het verslag van het algemeen overleg over de EPC dat wij vorige week hebben gevoerd met de bewindslieden van VROM, op de agenda voor de plenaire vergadering de plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor om aan dit verzoek te voldoen en dit punt toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Aptroot.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Wij hebben op maandag 16 januari een brief ontvangen van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties als eerste ondertekenaar, en de minister van Economische Zaken als medeondertekenaar, over de visie op toezicht en de uitvoering van de motie-Aptroot. In deze brief melden de bewindsleden niet-beargumenteerd dat zij deze motie niet willen uitvoeren. Ik verzoek u om deze brief op de agenda van de Kamer te plaatsen opdat wij de minister, die buiten de Kamer zo'n grote mond heeft, hier kunnen laten uitleggen waarom hij een breed gesteunde motie van de Kamer niet wil uitvoeren. Wij kunnen hem dan aanzetten om eindelijk aan het werk te gaan.

Mevrouw Smeets (PvdA):

De PvdA-fractie steunt het voorstel van de heer Aptroot.

De voorzitter:

Ik stel u voor om volgende week een kort debat te houden over deze brief, met spreektijden van twee minuten per fractie.

De heer Aptroot (VVD):

Zeven minuten lijkt mij wat veel, maar een minuut of vier lijkt mij wel nodig voor dit onderwerp.

De voorzitter:

U ziet de agenda vollopen. Wij moeten nu echt iets aan time management gaan doen. Drie minuten.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van As.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. In het maandblad Opzij hebben wij een interview kunnen lezen met minister Pechtold voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. De kranten hebben er de afgelopen dagen bol van gestaan. Het afgelopen weekeinde heeft zich hierover een heel mediacircus voltrokken. Onze fractie was voornemens om minister Pechtold en de minister-president te laten opdraven voor het mondelinge vragenuur. Na beraad hebben wij hiervan afgezien omdat het wellicht te veel eer is voor deze minister, die een soort Alice-in-Wonderlandrol begint te vervullen.

Ik verzoek u om een brief te mogen ontvangen van de minister-president. Dat moet binnen een week of wellicht zelfs nog voor het weekeinde mogelijk zijn. Wij zouden de minister-president willen vragen om in deze brief allereerst in algemene zin een reactie op het vraaggesprek te geven. Onze tweede vraag luidt of de minister-president zich herkent in de uitlatingen van de minister dat er hier in het Haagse vieze en vunzige spelletjes schijnen plaats te vinden. De derde vraag aan de premier is of hij met ons van mening is dat door deze uitlatingen de kloof tussen burger en politiek, voor het dichten waarvan deze minister nota bene verantwoordelijk is, mijlenver wordt vergroot. Wij zijn benieuwd hoe de minister-president daar tegenaan kijkt. Vervolgens zouden wij willen weten of de minister-president van mening is dat het aanzien van de politiek in algemene zin en van het openbaar bestuur in het bijzonder, door deze uitlatingen ernstig wordt geschaad. Ten slotte zouden wij de reactie van de minister-president willen vernemen op de vraag in hoeverre deze uitlatingen zich verhouden tot de loyaliteit en solidariteit die een minister dient te betrachten ten aanzien van zijn collega's in het kabinet.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik steun dit verzoek graag. Er wordt echter gevraagd om een brief van de minister-president. Ik zou graag een brief ontvangen van de minister-president en minister Pechtold samen, waarin al deze vragen worden beantwoord.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter, om met de woorden van de heer Van As te spreken, het lijkt ons wat veel eer. Volgens mij kunnen wij onze tijd en energie veel beter besteden aan inhoudelijke zaken. Onze fractie steunt dit verzoek dan ook niet.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter, ik zou het liefst gewoon een brief van de premier ontvangen. En in reactie op de opmerking van mevrouw Spies zou ik willen zeggen dat het mij als premier mijn eer te na zou zijn om mij in het openbaar, in allerlei bladen ervan te laten betichten dat er vieze, vunzige spelletjes in het kabinet zouden worden gespeeld. Ik begrijp er dan ook niets van dat de CDA-fractie zich van mijn verzoek distantieert.

De voorzitter:

Dan stel ik voor om het te laten bij een verzoek om een brief van de minister-president door dit deel van het stenogram aan hem door te sturen. Maar wellicht is het nuttig om een kopie hiervan aan de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties toe te zenden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de CDA-fractie benoem ik:

  • - in de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het lid Knops tot plaatsvervangend lid in de plaats van het lid Ten Hoopen;

  • - in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het lid Algra tot lid in plaats van het lid Van Hijum en het lid Van Hijum tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Algra.

Naar boven