Aan de orde is de behandeling van:

het voorstel van wet van de leden Dubbelboer en Duyvendak houdende het ongedaan maken van de tijdelijkheid van de Tijdelijke referendumwet (29551).

De voorzitter:

Ik heet de heren Dubbelboer en Duyvendak welkom, alsmede de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. Als adviseur is de heer Langenhuyzen aanwezig.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Er zal vast wel een moment komen waarop een interessante studie zal verschijnen naar de wonderlijke lotgevallen van de Tijdelijke referendumwet. Hoe het eind van het proces eruit gaat zien, moeten wij natuurlijk nog even afwachten. De collega's Dubbelboer en Duyvendak hebben het discutabele voorrecht om een nieuwe hoofdstuk aan die wonderlijke lotgevallen toe te voegen. Uiteraard complimenteer ik hen met het initiatief en dank hen voor hun enthousiasme, maar voor het overige heb ik niet veel meer in petto dan vragen, bezwaren en kritiek.

Door een communicatiefout is de inbreng van de SGP-fractie bij het onderhavige wetsvoorstel overigens niet in het verslag terechtgekomen. Ik heb vastgesteld dat een aantal van mijn opmerkingen samenvallen met opmerkingen die door andere fracties, onder andere die van het CDA en de VVD, naar voren zijn gebracht.

De geschiedenis van de Tijdelijke referendumwet, de oorsprong in het lijmakkoord na de Nacht van Wiegel, mag ik bekend veronderstellen. Ik spring gelijk over naar de laatste jojobewegingen, die eruit bestonden dat het kabinet-Balkenende besloot om de Tijdelijke referendumwet in te trekken, dat het kabinet-Balkenende II vervolgens besloot om het wetsvoorstel tot intrekking van de Tijdelijke referendumwet in te trekken, en dat er nu een initiatiefvoorstel voorligt om de tijdelijkheid van de Tijdelijke referendumwet ongedaan te maken. Wie weet wordt dit initiatiefvoorstel op grond van het debat ook nog ingetrokken.

Voor de vaststelling van het karakter van de Tijdelijke referendumwet is de ontstaansgeschiedenis van groot belang. De wet is totstandgekomen met het zicht op een wijziging van de Grondwet die een bindend correctief referendum mogelijk zou maken. Dat blijkt ook uit de considerans van de wet "dat het wenselijk is in functie en perspectief van wijziging van de Grondwet tot invoering van het correctief referendum tijdelijke bepalingen vast te stellen inzake het raadgevend correctief referendum". Deze wet is dus van meet af aan slechts gezien als een noodbruggetje, een gebrekkig noodbruggetje nog wel, want vriend en vijand waren het erover eens dat de regeling in de Tijdelijke referendumwet eigenlijk vlees noch vis was. Als SGP-fractie hebben wij tegen de wet gestemd vanuit onze visie op referenda, die wij niet als aanvulling en versterking, maar als uitholling van de vertegenwoordigende democratie zien. Die discussie hebben wij uitgebreid gevoerd.

Ook voorstanders van referenda hebben zich negatief over de wet uitgelaten. Ter illustratie noem ik enkele kwalificaties die woordvoerders bij de behandeling van de Tijdelijke referendumwet bezigden. "Halfslachtig, een slecht compromis", zo zei mevrouw Halsema destijds. "Uitdrukkelijk in het perspectief van de grondwetsherziening", zo merkte de heer Rehwinkel namens de PvdA op. Verder sprak mevrouw Halsema in dat debat over "een referendum in gehandicapte vorm". Ook in de wetenschap zijn de diskwalificaties niet van de lucht. Prof. Becker uit de Verenigde Staten zei het volgende: "Men zou de Tijdelijke referendumwet beter kunnen omdopen tot de anti-referendumwet. De bepalingen in deze wet maken het zeer moeilijk om referenda te houden. De uitkomst is niet bindend en qua mogelijke onderwerpen is de reikwijdte extreem klein." Dr. Polak uit Zweden verklaarde: "De Tijdelijke referendumwet heeft zoveel uitzonderingen en drempels dat ze in de praktijk onbruikbaar is. Het is welbeschouwd een aanfluiting voor de democratie."

Kortom, niemand was en is enthousiast over deze wet. Het is dan ook bijzonder opmerkelijk dat de initiatiefnemers dit gebrekkige noodbruggetje opeens zo hoog waarderen dat zij het geschikt achten als een structurele wettelijke regeling, kennelijk onder het motto "liever een half ei dan een lege dop". Het oordeel van mijn fractie is dan ook: dit kan zo niet. De Tijdelijke referendumwet stond immers geheel in het teken van die voorgenomen grondwetswijziging. Die beoogde wijziging van de Grondwet is er niet gekomen en daarmee zou het toch ook helder zijn dat het lot van deze Tijdelijke referendumwet bezegeld is. Het is ook logisch dat het kabinet verder geen initiatieven heeft genomen om aan dit noodbruggetje een vervolg te geven. Ik had eerlijk gezegd het Hoofdlijnenakkoord zo begrepen, dat het hierbij zou blijven. Het wetsvoorstel tot intrekking van de Tijdelijke referendumwet wordt ingetrokken, zo lees ik daarin, zodat de Tijdelijke referendumwet haar gelding blijft behouden tot de daarin opgenomen expiratiedatum van 1 januari 2005. Op grond van die formulering ging ik ervan uit dat er ook helemaal geen politieke ruimte voor de coalitiepartijen zou zijn om nog tot een verlenging te komen. Ik geef overigens toe dat aan mij slechts de grammaticale interpretatie van deze woorden is toevertrouwd, omdat ik niet op de hoogte ben van de totstandkomingsgeschiedenis van deze woorden. Ik wacht dan ook met spanning af welke exegese de coalitiefracties aan deze zin uit het regeerakkoord zullen wijden. Naar de letter genomen sluit de formulering niet uit dat er nadien nog iets kan gebeuren, hoewel dat met de geest van deze bepaling niet lijkt overeen te komen.

Mijn vraag aan de indieners is wel in welk perspectief ik hun voorstel om de Tijdelijke referendumwet een permanente status te geven, moet zien. Welke visie op de toekomst van referenda in Nederland spreekt hier nu uit? Dit vraag ik met name in het licht van recente wetgeving over het referendum over het Europees grondwettelijk verdrag. Gaat de voorkeur van de indieners nu uit naar referenda voorafgaand aan de besluitvorming of naar referenda na afloop van die besluitvorming? Waar moet het initiatief liggen? Het voorliggende initiatief beoogt de mogelijkheid van correctieve referenda te laten bestaan, maar fracties die dit initiatief steunen hebben recent juist een wetgevend initiatief genomen voor een raadgevend referendum ten aanzien van het Europees grondwettelijk verdrag. Dat wekt mijns inziens verwarring over wat nu precies de toekomstvisie is van de indieners. Graag verneem ik daar meer over.

Los van het element van de grondwetsherziening zou het mijns inziens een grondiger aanpak vergen dan nu door de indieners wordt vertoond, om dit noodwetje een permanente status te geven. Zo je het al wenselijk vindt om dat te doen – daar wil ik graag in meedenken – dient het grondiger te worden aangepakt. Ik heb de indruk dat dit initiatief een haastklus is die de zorgvuldigheid heeft geschaad. In de nota naar aanleiding van het verslag geven de indieners ook aan dat zij door het dringen van de tijd niet aan een inhoudelijke analyse van wet en praktijk zijn toegekomen. De Tijdelijke referendumwet was er mede voor bedoeld om in afwachting van wijziging van de Grondwet ervaring op te doen met het fenomeen correctief referendum, zij het in de raadplegende en niet in de bindende variant. Maar is er een evaluatie van wat die ervaringen zijn op grond van deze wet? Ik heb die namelijk niet aangetroffen. Dat maakt de basis voor het initiatief wel zwak.

De Raad van State heeft erop gewezen dat de constitutionele aanvaardbaarheid van een raadgevend referendum samenhangt met de effecten van het referendum in de praktijk. Juist over het effect in de praktijk hebben wij nog weinig gehoord en gezien. De zwakte van het karakter van het raadplegend referendum blijft dat, als het in de praktijk heel gemakkelijk kan worden gepasseerd, je je doel voorbijschiet en het een fopspeen is. Als het zo krachtig en zwaarwegend wordt dat je er niet omheen kunt, is het bindend, maar dat is in strijd met de grondwettelijke eisen. Waarom is er niet voor gekozen om eerst een grondige evaluatie te laten plaatsvinden en op basis daarvan een toekomstgericht besluit te nemen door bijvoorbeeld de expiratiedatum met een jaar te verlengen in plaats van de wet een permanente status te geven? Ik zeg niet dat ik er een voorstander van ben, maar je zou in die richting kunnen gaan.

Overigens is er in artikel 168 van de huidige wet een evaluatiebepaling opgenomen: binnen drie jaar na inwerkingtreding moet er een evaluatie komen. Op welke wijze is aan die bepaling invulling gegeven? Of is er afgezien van een evaluatie, vooruitlopend op de gedachte dat die wet afloopt en geen vervolg krijgt? Dan blijkt dat je deze wet niet zomaar een permanente status kunt geven. Zo'n bepaling als artikel 168– onze minister zendt drie jaar na inwerkingtreding van de wet een verslag over de doeltreffendheid en effecten van deze wet in de praktijk – zou ook moeten worden herzien, als je deze wet een permanente status geeft. Hetzelfde geldt voor een andere overgangsbepaling, artikel 165, lid 1. Hoe zit het met provinciale en gemeentelijke verordeningen? Daarin is de verwijzing naar een grondwetsherziening nadrukkelijk genoemd. De formulering van deze bepaling is ook niet meer actueel. Is dat ook geen omissie in dit wetsvoorstel?

Ik heb in het begin van mijn bijdrage de considerans van de wet aangehaald, waarin nadrukkelijk wordt verwezen naar een toekomstige grondwetsherziening. Die wordt door de indieners niet aangepast. Zij passen de citeertitel aan, maar de considerans blijft bestaan. Kennelijk willen zij een permanente wet waarin nog steeds staat dat het wenselijk is in functie en perspectief van wijziging van de Grondwet te komen tot bepalingen. Hoe zit het dan met het perspectief van die grondwetsherziening?

Ik kom tot een afronding. Mijn fractie ziet de Tijdelijke referendumwet als een wet die niemand echt heeft gewild en die in de praktijk heeft bewezen niet te werken. Er is nauwelijks gebruik van gemaakt; de burgers zitten er kennelijk niet op te wachten. Er is reden te over om de Tijdelijke referendumwet te laten vervallen. Wie twijfelt, zou kunnen worden overgehaald door de gedachte aan minder regels. Door het vervallen van deze wet zijn in ieder geval ruim 170 wetsartikelen minder onderdeel van onze wetgeving. Je helpt de deregulering ook een eind op streek. Wat wil je nog meer?

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ook ik spreek waardering uit in de richting van beide indieners voor het initiatief, maar het zal voor hen geen verrassing zijn dat de CDA-fractie dit wetsvoorstel niet zal steunen. Zonder de parlementaire geschiedenis helemaal te willen herhalen, roep ik in herinnering dat de leden van de CDA-fractie zich bij de totstandkoming van de Tijdelijke referendumwet ook steeds tegen dit wetsvoorstel hebben uitgesproken. Het CDA is geen voorstander van het referendum als instrument om burgers meer direct te laten participeren in en invloed te geven op de wijze waarop in onze democratie besluiten tot stand komen. Zoals al eerder bij diverse gelegenheden is betoogd, ziet de CDA-fractie het referendum noch als een versterking, noch als een aanvulling op de representatieve democratie. De heer Van der Staaij refereerde er al aan. De Tijdelijke referendumwet heeft altijd een relatie gehad met de voorstellen om in de Grondwet een correctief referendum op te nemen. Nu de tweede lezing van die grondwetsherziening niet de vereiste tweederde meerderheid heeft gehaald, is dat naar ons oordeel een extra argument om de Tijdelijke referendumwet per 1 januari 2005 te laten aflopen. Wij zien ons hierin gesteund door het advies van de Raad van State, die de introductie van een raadgevend correctief referendum als een staatsrechtelijk novum ziet. De Raad stelt ook een aantal vragen bij de constitutionele aanvaardbaarheid van de introductie van dat instrument. Ik vind het heel jammer dat de indieners niet eens de moeite hebben genomen om op deze principiële vraag toch een meer onderbouwd antwoord te geven. Zo kennen wij de heren Dubbelboer en Duyvendak niet. Wij vinden alleen de constatering dat er feitelijk niets verandert, erg mager. Dat moet beter kunnen, heren!

Voorzitter. Los van de meer principiële verschillen van inzicht tussen de CDA-fractie en de indieners zijn er enkele pragmatische argumenten die het standpunt van de CDA-fractie verder inkleuren.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Mevrouw Spies gaat nu van de principiële naar de praktische bezwaren. Ik wil haar graag even een vraag stellen. Zij geeft in haar betoog een aantal principiële punten aan. Hoe verhoudt zich dat tot het kennelijke initiatief van haar fractievoorzitter, de heer Verhagen, om een big deal te sluiten, waarbij het herziene kiesstelsel in de prullenbak kan en de Tijdelijke referendumwet kan blijven bestaan?

Mevrouw Spies (CDA):

Aan welke big deal refereert u?

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik heb het uit de krant, want ik word niet altijd uitgenodigd voor die gesprekken. Het schijnt dat er eind juni een lunchgesprek heeft plaatsgevonden waarin de heer Verhagen een intentievoorstel heeft gedaan om de herziening van het kiesstelsel niet door te laten gaan maar de Tijdelijke referendumwet wel.

Mevrouw Spies (CDA):

Er gebeuren wel eens vaker dingen in coalitieverband waarin coalitiefracties elkaar opzoeken om in het geval van politiek ingewikkelde zaken te kijken of eruit gekomen kan worden. U hebt daar de afgelopen twee dagen ook van kunnen meegenieten. Er is inderdaad door de heren Van Aartsen, Dittrich en Verhagen gesproken over het totale pakket dat in het Hoofdlijnenakkoord is overeengekomen op het gebied van de bestuurlijke vernieuwing. Daarbij is gesproken over het kiesstelsel, de Tijdelijke referendumwet en de verhouding daartussen vanwege de politieke ingewikkeldheid om tot overeenstemming te komen over een nieuw kiesstelsel. Dat gesprek heeft geen resultaat gehad. Dat betekent dat de afspraken, zoals deze in het Hoofdlijnenakkoord zijn opgenomen, nog volledig staan. Dat is voor de CDA-fractie het uitgangspunt voor het debat van vandaag.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

U beargumenteert dat er principiële bezwaren bestaan tegen de Tijdelijke referendumwet. Ik begrijp niet waarom u daar dan over onderhandelt. Over principes onderhandel je niet. Je kunt over allerlei praktische en politieke zaken onderhandelen, maar niet over principes. Ik begrijp dat niet. Of er is een principe en dan doet het CDA dus nooit mee. Of er is helemaal geen principe en het lunchgesprek was meer bedoeld als een wurggesprek.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik zou het dan niet combineren met een lunch, want dan krijg je weinig door je strot. Het gaat erom dat je probeert om op een gegeven moment ergens uit te komen met elkaar. Dat weet u net zo goed als ik en dat weten alle collega's die hier vandaag aanwezig zijn. De CDA-fractie heeft altijd principiële bezwaren gehad tegen het referendum. Dat zal voor u ook geen verrassing zijn. Dat gold tot het sluiten van het Hoofdlijnenakkoord ook voor de gekozen burgemeester. U weet dat het voortschrijdend inzicht bij de CDA-fractie inmiddels tot een wat minder principieel verzet over de gekozen burgemeester heeft geleid. Wij handhaven rondom het referendum onze principiële bezwaren. Wij hebben aansluitend nog een aantal praktische overwegingen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik moet vaststellen dat uw principes niet de mijne zijn. Je kunt over principes niet onderhandelen maar wel over de praktische consequenties. Ik stel vast dat u wel onderhandelt over principes.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik sluit hier even op aan. Het blijkt dus dat voortschrijdend inzicht bij het CDA kan leiden tot een verschuiving in de principes?

Mevrouw Spies (CDA):

Dat is bij meer fracties het geval en dat geldt soms ook voor de CDA-fractie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dat biedt voor de CDA-fractie dus wel degelijk de mogelijkheid om voor deze Tijdelijke referendumwet te stemmen. Ik hoor daar geen principiële bezwaren meer tegen.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik heb geprobeerd om in mijn inleiding, zonder de discussies die we eerder al gevoerd hebben over het correctief referendum en de grondwetsherziening en de Tijdelijke referendumwet over te doen, aan te geven dat de CDA-fractie nooit de mening is toegedaan geweest dat het referendum een versterking of een aanvulling is op de representatieve democratie. Wij redeneren vanuit de representatieve democratie. Wij vinden niet dat het referendum daar een aanvulling of een versterking op is. Sterker nog, ik herhaal de woorden van de heer Van der Staaij. Wij vinden het een uitholling van de representatieve democratie. Wij staan open voor tal van manieren om burgers actiever te betrekken bij overheidshandelen, maar wij vinden het referendum daarvoor geen geschikt instrument.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Hoor ik het goed dat uw principiële bezwaar weerlegd kan worden, wanneer er andere redenen zijn, of andere coalitiebelangen, om toch akkoord te gaan met een Tijdelijke referendumwet? Ik hoor ook dat er blijkbaar binnen het regeerakkoord ruimte is. Acht u het nog steeds mogelijk dat er toch steun komt voor een tijdelijk referendum, wanneer dat de problemen rond het kiesstelsel zou oplossen?

Mevrouw Spies (CDA):

Wij behandelen vandaag het initiatiefvoorstel dat tot doel heeft, de tijdelijkheid van de Tijdelijke referendumwet op te heffen. Daar zit voor de CDA-fractie geen ruimte in. Wij zijn tegen dit wetsvoorstel. Dat is ook in lijn met de afspraken die wij daarover in het Hoofdlijnenakkoord hebben gemaakt.

De heer Van der Ham (D66):

Ik ga nog even niet in op het laatste, maar ik heb wel een vraag over uw principes. U zegt dat dit de representatieve democratie uitholt. Dat is een bekend verhaal van het CDA, zou ik bijna zeggen. Er komt een raadplegend referendum over de Europese grondwet op initiatief van de Partij van de Arbeid, D66 en GroenLinks. Principieel staat dan nog altijd het parlement boven de uitspraak van het referendum. Dat geldt ook bij een correctief raadgevend referendum. Ziet u een principieel verschil tussen raadgevend en raadplegend? Het parlement staat er nog steeds boven.

Mevrouw Spies (CDA):

Daar hebt u helemaal gelijk in. Bij het referendum over het grondwettelijk verdrag voor de Europese Unie zat u in vak K en toen hebt u dezelfde woorden gehoord van de woordvoerder van de CDA-fractie. Ook toen hebben wij aangegeven wat onze bezwaren zijn tegen het instrument van het referendum. Of het raadplegend, raadgevend of correctief is, dat is voor ons hetzelfde.

Ik was bij de praktische argumenten die het standpunt van de CDA-fractie verder inkleuren. In de eerste plaats is er de afgelopen drie jaar nauwelijks gebruikgemaakt van de Tijdelijke referendumwet; een keer per jaar. Wat ons betreft kun je nauwelijks met droge ogen volhouden dat deze wet in een dringende behoefte voorziet.

Bovendien heeft de Vereniging van Nederlandse gemeenten heel expliciet aangegeven dat burgers en gemeenten samen prima in staat zijn om, indien gewenst, op lokaal niveau mogelijkheden te scheppen voor een correctief referendum. De CDA-fractie onderstreept dat beroep op de autonomie van gemeenten. Het stelt ons dan ook teleur dat de indieners dit zo makkelijk naast zich neerleggen. Ik stel die vraag nog maar eens heel expliciet. Waarom wordt dit wetsvoorstel doorgezet, terwijl in de praktijk blijkt dat er een oplossing wordt gecreëerd voor een probleem dat anderen niet zien?

Ten slotte sluit ik mij aan bij een aantal kleinere opmerkingen van de heer Van der Staaij. Als je het doet, doe het dan goed. Dat betekent dat een aantal punten van dit wetsvoorstel, zoals de considerans en de evaluatiebepaling, eigenlijk wel aangepast hadden moeten worden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Heb ik het goed begrepen dat het CDA ervan uitgaat dat het Hoofdlijnenakkoord geen enkele ruimte biedt voor dit initiatiefvoorstel? Waarop is dat gebaseerd?

Mevrouw Spies (CDA):

Dat hebt u goed begrepen. Dat is gebaseerd op het goed lezen van de tekst van het Hoofdlijnenakkoord. Wij hebben deze bij het schriftelijk verslag herhaald. Er staat dat de huidige coalitie een expliciete afspraak heeft gemaakt over de Tijdelijke referendumwet. Die tekst uit het regeerakkoord luidt letterlijk: het wetsvoorstel tot intrekking van de Tijdelijke referendumwet wordt ingetrokken, zodat de Tijdelijke referendumwet haar gelding blijft behouden tot de daarin opgenomen expiratiedatum, 1 januari 2005.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ja, dat is waar, maar ik was benieuwd naar de achtergronden. Er staat niet in wat er daarna gebeurt. U gaat ervan uit dat het daarmee ook afgesloten is. Is dat ook nog naar voren gekomen in die gesprekken, zodat u zegt dat dit heel helder is?

Mevrouw Spies (CDA):

U en ik hebben beiden de handicap dat wij niet aan de onderhandelingstafel hebben gezeten. Ik heb deze tekst nog een keer getoetst bij onze fractievoorzitter. Dit is de letterlijke tekst, die geen ruimte laat voor een andere interpretatie.

De heer Van der Ham (D66):

Wat schriftlezing betreft is de heer Van der Staaij de beste die wij in dit huis hebben, en hij zegt dat er ruimte is.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik begrijp dat u elke strohalm aangrijpt.

De heer Van der Ham (D66):

Als het CDA met de SGP over schriftlezing wil discussiëren, is dat aan u. U hebt zojuist gezegd dat een raadplegend referendum en een raadgevend referendum wat u betreft hetzelfde zijn. Nu komt er een raadplegend referendum. Ondanks het principiële bezwaar dat u nog steeds hebt, hebt u de VVD-fractie en ook mijn fractie toegestaan om dat straks te gaan houden. De heer Verhagen, uw fractievoorzitter, heeft overigens in het debat op 18 september 2003 gezegd dat het niet helemaal in lijn is met het Hoofdlijnenakkoord. Toch hebt u ermee ingestemd. Althans, u hebt er niet heel veel ophef over gemaakt dat daarvoor een meerderheid is gevonden. Daarmee is eigenlijk een precedent geschapen, omdat er eigenlijk een akkoord gegeven is voor "raadplegend/raadgevend". U hebt zich in ieder geval niet verzet tegen de coalitiepartners. U hebt dus eigenlijk al de ruimte gegeven.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik begrijp dat de heer Van der Ham elke strohalm aangrijpt om te zoeken naar de gaten en dat hij de suggestie van de heer Van der Staaij van harte aangrijpt om te kijken of hij ruimte kan ontdekken om zijn eigen voorkeur alsnog te kunnen doorvoeren. Ook de CDA-fractie is over het algemeen aardig thuis in de Schrift. Ook wij praktiseren de Schriftlezing heel regelmatig. Voorlopig blijf ik dus bij mijn eigen exegese. Ik heb er trouwens niet veel exegese bij nodig, want dat is gewoon de letterlijke tekst van het Hoofdlijnenakkoord.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het CDA is natuurlijk ook goed in "wheelen en dealen" en masseren. De heer Verhagen was daar blijkbaar al mee begonnen. Zo hard ligt het dus allemaal niet voor u, maar er is iets wat ik nog steeds niet begrijp. Er staat alleen dat de wet tot 1 januari 2005 haar gelding behoudt. Ik lees helemaal niet dat de wet daarna niet meer zou kunnen bestaan.

Mevrouw Spies (CDA):

Dan hadden wij in uw beleving dus nog een zinnetje moeten toevoegen: dat betekent dat elk initiatief dat genomen wordt om ... Dan gaan we de boel natuurlijk wel heel vreselijk drie keer opschrijven. Iedereen weet dat we met deze bepaling bedoeld hebben wat ermee bedoeld is. Dat kun je wel drie keer explicieter geformuleerd willen zien, maar het lijkt mij dat deze bepaling buitengewoon helder is en geen ruimte biedt voor een andere interpretatie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Is uw coalitiepartner D66 dat met u eens?

Mevrouw Spies (CDA):

Ik heb tot op heden geen andere signalen dan dat de coalitiepartij D66 het daarmee eens is.

De heer Luchtenveld (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De bijdrage van de VVD-fractie kan vandaag betrekkelijk kort zijn, want we hebben over onze opvattingen over een referendum recent gesproken bij de tweede lezing van de grondwetsherziening over het correctief wetgevingsreferendum. Zoals al is opgemerkt, was de Tijdelijke referendumwet, nadat de grondwetsherziening in tweede lezing niet met voldoende meerderheid was aangenomen in de Eerste Kamer, altijd bedoeld als een oplossing voor de tussentijd, totdat de grondwetsherziening ooit alsnog in tweede lezing met tweederde meerderheid in de Eerste Kamer en de Tweede Kamer zou worden aangenomen. Zoals wij weten, is het oordeel aan de Kamer overgelaten; zo is de tekst van het huidige Hoofdlijnenakkoord. Recent hebben wij daarover hier een beslissing genomen die al aangaf dat reeds in de Tweede Kamer de tweederde meerderheid die nodig is voor het opnemen van het correctief wetgevingsreferendum in de Grondwet, niet aanwezig is. Ik heb toen al toegelicht wat de afwegingen van de VVD-fractie zijn geweest en waarom wij het correctief wetgevingsreferendum in het verleden wel hebben gesteund en nu niet meer.

Zo is het ook ten aanzien van deze Tijdelijke referendumwet. Wij zijn in het algemeen geen voorstanders van referenda, uitzonderingen daargelaten. Ook nu zien wij geen reden om deze Tijdelijke referendumwet in het leven te houden. Daar komen nog een aantal bijzondere redenen bij. De belangrijkste reden is dat ook wij menen dat het Hoofdlijnenakkoord op dit punt volstrekt helder is. Er was een wet tot intrekking van de Tijdelijke referendumwet. Er is toen afgesproken dat zij haar gelding zou behouden tot 1 januari 2005. Welnu, dat betekent natuurlijk dat wij in het licht van het Hoofdlijnenakkoord nu niet gaan meewerken aan een verdere verlenging van de gelding van die wet.

De heer Van der Ham (D66):

Ik denk dat er wordt gezegd dat de regering niets onderneemt. Ik zal een citaat voorlezen en ik vraag u om te raden wie dat heeft gezegd. "Er passeren hier allerlei voorstellen de revue over de vergroting van de band tussen kiezer en de gekozene. Het houden van een referendum is een van die voorstellen die in die richting werken. Voorzitter. Ik zei al dat een belangrijk argument de versterking van de band tussen kiezer en gekozene is. Wij vinden een referendum daarom ook belangrijk." Weet u al wie dit gezegd heeft?

De heer Luchtenveld (VVD):

Het zou best kunnen dat ik dat zelf gezegd heb in het kader van de Europese grondwet. Het is ook best mogelijk dat de heer Van Aartsen dat gezegd heeft.

De heer Van der Ham (D66):

U hebt het zelf gezegd.

De heer Luchtenveld (VVD):

Ik heb bij de grondwetsherziening al gezegd dat er in onze partij verschillend over referenda wordt gedacht. Wij willen referenda niet uitsluiten, want in hetzelfde Hoofdlijnenakkoord staat dat gemeenten bijvoorbeeld heel goed referenda kunnen houden. De vraag die nu aan de orde is, is of wij deze dwingende wettelijke voorziening moeten handhaven of dat decentrale overheden en de nationale overheid zelf moeten beslissen of er een referendum wordt gehouden. Referenda zijn niet in alle gevallen uit den boze. Wij zijn niet principieel tegen referenda. In het verleden hebben ook wij de vrijheid genomen om dit in te voeren. Wij staan nu voor een oordeel over deze wet. Daar zijn afspraken over gemaakt. Bovendien is er een belangrijk signaal van de VNG gekomen dat wij deze wet niet in deze vorm moeten laten voortbestaan. Dat vinden wij ook een belangrijk punt, maar het hoofdpunt is voor ons de afspraken die zijn gemaakt in het Hoofdlijnenakkoord. Ik vraag de regering ook of zij met ons van mening is dat het Hoofdlijnenakkoord geen ruimte laat. Ik spreek u tegen als u zegt dat het Hoofdlijnenakkoord een zaak is van de regering. Het Hoofdlijnenakkoord bindt de drie fracties die het Hoofdlijnenakkoord hebben gesloten. Het ligt ten grondslag aan het kabinet. Het bindt dus de CDA-fractie, de VVD-fractie en de fractie van D66.

De heer Van der Ham (D66):

Er staat niets over die initiatieven in het Hoofdlijnenakkoord. De heer Van der Staaij heeft daar ook iets over gezegd. Uw fractievoorzitter heeft zelf gezegd dat er een referendum zou moeten komen over Turkije. Over de Grondwet hebt u gezegd dat wij als parlement moeten bepalen dat er een referendum gehouden moet worden. Waarom mag u alleen bepalen wanneer er een referendum wordt gehouden? Waarom kunnen wij dat niet aan mensen zelf overlaten?

De heer Luchtenveld (VVD):

Gemeenten kunnen een referendum houden, mits het maar raadplegend is. Dat is ook een mogelijkheid. Het is dus niet alleen aan de vertegenwoordigende lichamen voorbehouden. Het is altijd mogelijk om dat te organiseren. De Tijdelijke referendumwet was bedoeld als een overbrugging. Ook daar heeft de heer Van der Staaij op gewezen. Ons hoofdargument is: afspraak is afspraak. Wij hebben een Hoofdlijnenakkoord.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Over het Hoofdlijnenakkoord bent u volgens mij vrij duidelijk, maar ik wil het toch nog even checken. Ik hoorde u zeggen dat het Hoofdlijnenakkoord zo verstaan moet worden dat de coalitiefracties zich neerleggen bij het expireren van de Tijdelijke referendumwet.

De heer Luchtenveld (VVD):

Met betrekking tot de grondwetsherziening staat er dat het oordeel van beide Kamers in tweede lezing over het correctief wetgevingsreferendum wordt afgewacht. Dat oordeel is er inmiddels. Vervolgens staat er dat het wetsvoorstel tot intrekking van de Tijdelijke referendumwet wordt ingetrokken, zodat de Tijdelijke referendumwet zijn gelding blijft behouden tot de daarin opgenomen expiratiedatum. Die expiratiedatum is, zoals gewenst door de coalitiefracties, 1 januari 2005 en daar houden wij aan vast. De coalitiefracties zijn dus wat ons betreft gehouden om er in deze kabinetsperiode voor te zorgen dat die expiratiedatum is zoals in het Hoofdlijnenakkoord staat. Per 1 januari 2005 moet deze wet dus ophouden en wij moeten geen initiatief nemen tot verlenging.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Wij mogen aannemen dat dit bij de fractie van D66 het meest pijn doet. Het betekent dus dat de fractie van D66 ook gehouden is om tegen dit initiatief te stemmen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wat doet u als de fractie van D66 dat niet doet? Dat lijkt mij toch niet onaannemelijk.

De heer Luchtenveld (VVD):

Zullen wij dat maar even afwachten? Ik denk dat wij de woordvoerder van die fractie eerst maar even aan het woord moeten laten. Dan zien wij daarna wel weer verder. Wij zijn nog niet aan stemmingen toe. Ik heb in mijn termijn gezegd hoe wij van de VVD-fractie het Hoofdlijnenakkoord op dit punt interpreteren. Dat is overigens dezelfde interpretatie als de CDA-fractie. Laten wij even afwachten hoe de derde coalitiepartner met dit Hoofdlijnenakkoord omgaat.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wat de woordvoerder van de D66-fractie straks gaat zeggen, lijkt mij voor de hand liggen. Die fractie is geen knip voor de neus waard, als zij dat niet zou steunen. Het is misschien toch van belang dat u vooraf aangeeft welke betekenis u daaraan hecht.

De heer Luchtenveld (VVD):

Zo gaan wij niet met elkaar om. Voordat D66 überhaupt hierover het woord heeft gevoerd, ga ik geen dreigende taal spreken in het geval zij straks een in onze ogen verkeerd stemgedrag zou vertonen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Wij spreken nu over een initiatiefvoorstel gericht op het ongedaan maken van de tijdelijkheid van het tijdelijk referendum. Ook de heer Van der Staaij wees op de toch wel opvallende titel van dit initiatiefvoorstel. Daarom spreken wij ook allen over het initiatiefvoorstel raadplegend referendum, maar die titel dekt de lading natuurlijk niet helemaal.

Het is eigenlijk een heel vreemde gewaarwording om over dit onderwerp te spreken, want het gaat om een wet met een heel lange voorgeschiedenis van letterlijk vallen en opstaan! Dit is in wezen nog steeds het resultaat van één eigenzinnige senator die als een ware regent Nederland wilde behoeden voor de rampspoed van het referendum. Tot op de dag van vandaag plukken wij daar de wrange vruchten van. Paars II struikelde en is daarna nooit meer echt normaal gaan lopen. Bij de Tijdelijke referendumwet werd een oplossing gevonden om een raadgevend referendum mogelijk te maken zonder dat een grondwetswijziging nodig was, een tijdelijke wet die op 1 januari 2005 zou moeten aflopen. Ik heb de Handelingen van die dagen er nog eens op nagelezen en ik moet zeggen dat mijn fractie toen de bui al zag hangen. Femke Halsema zei toen: "Zoals ik het nu zie, dreigt de fractie van D66 en wij misschien ook akkoord te gaan met een raadgevend referendum zonder dat er ooit een correctief referendum komt." Iets later zegt ze: "Men rekent zich rijk dat ook na het paarse kabinet in de tweede lezing de grondwetsherziening wordt aanvaard. Ik schat de kans daarop erg klein!" Helaas hadden die woorden toen enige voorspellende waarde, want anders hadden wij hier nu niet gestaan.

Genoeg over het verleden, ik wil nu enkele woorden wijden aan het initiatiefvoorstel. GroenLinks is altijd voorstander geweest van referenda met overigens de voorkeur voor een correctief referendum. Zonder het debat over te willen doen, merk ik wel op dat GroenLinks nog steeds niet gecharmeerd is door de modaliteiten van de Tijdelijke referendumwet. "Beperkt verheugd" hebben wij dat eerder genoemd. De drempels om een referendum te organiseren, blijven torenhoog: een meerderheid, die ook nog eens 30% van het totaal aantal kiesgerechtigden vertegenwoordigt, moet voorstemmen wil het raadplegend advies enige kans van slagen hebben. Alle andere uitslagen doen er eigenlijk niet toe! Dit is toch wel een torenhoge drempel om er ooit eens een keer in te slagen om als bevolking een raadplegend advies te geven aan regering en Kamer over een bepaalde aangenomen wet. Aan de andere kant hebben wij het wel over een democratische verworvenheid en die dreigt nu te verdwijnen. Wij vinden dit dan ook een prima initiatief van de collega's Dubbelboer en Duyvendak. Zoals collega Duyvendak al eerder zei: beter iets dan niets! Zo is het maar net; het dreigde niets te worden en nu gloort er enige hoop.

GroenLinks ziet het referendum als aanvulling op de representatieve democratie. Op deze manier kunnen burgers aan de noodrem trekken bij besluiten waar zij zich niet in kunnen vinden. Het versterkt in die zin zelfs de democratie, want bestuurders en Kamerleden moeten blijvend rekening houden met geluiden uit de samenleving, een samenleving die vindt dat de kloof met het parlement nog steeds te groot is. VVD-leider Van Aartsen stelde het mooi in een recent opiniestuk in de NRC. Hij pleitte voor een referendum over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie en schreef: "Volksvertegenwoordigers zijn de veerlui tussen de stemmen van het volk en de verantwoordelijkheid van de regering, maar ook veerlui kunnen averij oplopen en hebben soms een loods nodig, kunnen niet alles altijd alleen. Denk je dat wel, dan zit je al snel op de stoel van de regent." Bij de Europese grondwet wilde de VVD dat niet en steunde zij ons initiatief voor een referendum en nu pleit Van Aartsen opnieuw voor een referendum. Hij lijkt de smaak te pakken te hebben gekregen en kan nu zorgen voor een blijvende regeling voor raadgevende referenda. Als de VVD nu niet instemt met dit initiatiefvoorstel ben ik in ieder geval de draad wel kwijt. Wat wij dan krijgen is dat alleen de regenten in Den Haag – om maar even in de woorden van de heer Van Aartsen te spreken – bepalen waarover het volk zich per referendum kan uitspreken en dat het volk dit nooit zelf kan aangeven. Naar de mening van mijn fractie moet het referendum niet op ad-hocbasis worden geregeld en mag niet alleen de volksvertegenwoordiging hier de kans krijgen om aan te geven waar het om zou moeten gaan.

Ook het CDA was bereid om het referendum te behouden. Wij lazen nog deze zomer in NRC Handelsblad over een mogelijke ruil, dat wil zeggen dat de hervorming van het kiesstelsel zou worden ingeruild tegen een vorm van referendum. Helaas is het hier niet van gekomen, maar dit liet wel iets anders zien, namelijk dat de tegenstand van het CDA niet meer principieel is. Dit komt overeen met de gevoelens over het referendum van de achterban van het CDA. Ik ben dan ook benieuwd of het CDA bereid en in staat is om over de eigen schaduw heen te stappen.

Voor D66 lijkt dit een uitgelezen kans om te repareren wat het in het regeerakkoord heeft laten lopen, namelijk om het verlies van het referendum te herstellen. Dit is de mogelijkheid om te laten zien dat dit kroonjuweel de partij heel wat waard is. Wij gaan ervan uit dat de fractie van D66 dit initiatiefwetsvoorstel zal steunen.

Ik heb nog een aantal vragen voor de indieners. Hoe verklaren zij dat de Tijdelijke referendumwet sinds de inwerkingtreding zo weinig is gebruikt? Hoe vaak is de wet op lokaal en provinciaal niveau gebruikt? Als de wet wordt aangenomen, welke verbeteringen achten zij dan nodig, zodat hij effectiever wordt? Blijft voor gemeenten en provinciale staten de mogelijkheid bestaan om zelfstandig referenda te organiseren?

Verder heb ik nog een vraag voor de regering. Ik ben benieuwd wat zij zal doen als deze wet wordt aangenomen. Er is nogal wat discussie over eventuele strijdigheid met de Grondwet. Wij menen met de Raad van State dat dit niet zo is. Ik hoor graag het oordeel van de regering op dit punt.

Wij spreken nu over een wetsvoorstel dat een kleine, maar betekenisvolle winst oplevert voor de bevolking. Wij zullen dan ook van ganser harte instemmen met dit initiatiefwetsvoorstel.

Mevrouw Spies (CDA):

Het verrast mij een beetje dat mevrouw Vos voorbij gaat aan een indringend signaal uit de samenleving, namelijk de brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 5 augustus jongstleden waarin staat dat zij geen voorstander is van een wet op het raadgevend correctief referendum en dat zij het initiatiefvoorstel tot behoud van de Tijdelijke referendumwet afwijst. Is mevrouw Vos doof voor dit signaal uit de samenleving?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik moet u bekennen dat ik die brief niet heb gezien. De VNG heeft dit signaal dus afgegeven, maar ik heb talloze signalen uit de samenleving ontvangen van allerlei maatschappelijke initiatiefgroepen en burgers die het belangrijk vinden dat die mogelijkheid wordt geschapen. Natuurlijk zijn er verschillende meningen. Uit onze contacten heb ik echter begrepen dat er een groot draagvlak bestaat voor de instandhouding van de referendumwet.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik ken geen andere signalen dan de brief van de VNG. Ik ben benieuwd naar de andere signalen die mevrouw Vos heeft ontvangen. De VNG pleit ervoor om dit over te laten aan de gemeenten. Daarmee zijn zij af van de vele ingewikkelde wetten, regels en vormvoorschriften die in de tijdelijke Referendumwet zijn opgenomen. Zij vraagt om dit over te laten aan de autonomie van de gemeenten, want dan wordt het gemakkelijker om op lokaal niveau een referendum te houden. Dit zou toch juist een onderstreping moeten zijn van het betoog van mevrouw Vos?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dan zouden er alleen maar raadplegende referenda op lokaal niveau mogelijk zijn. Uiteraard zij wij daar een voorstander van, maar wij zouden het een verlies vinden als de bevolking zich niet op landelijk niveau kan uitspreken over een bepaald besluit van regering of de Kamer. Wij willen dus meer dan de VNG nu blijkbaar voorstelt.

Mevrouw Spies (CDA):

Moet dat voor u niet een reden zijn om het wetsvoorstel zo te amenderen dat de wet beperkt blijft tot nationale referenda?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik zal uiteraard nadenken over uw suggestie, maar ik zie op dit moment geen aanleiding om het wetsvoorstel op die manier te amenderen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Het referendum leeft! Dat zien wij op opmerkelijke plekken terug. Zo besprak ik zojuist met de heer Luchtenveld het feit dat binnen de VVD stevig wordt gediscussieerd over de wenselijkheid van een referendum over de toetreding van Turkije. Verder heeft de VVD-fractie ook gestemd voor het initiatiefwetsvoorstel dat ik vorige week met de heer Dubbelboer en mevrouw Karimi vanuit vak K heb verdedigd. Het referendum leeft! Zie de initiatieven in de samenleving om een referendum over de VUT en het prepensioen te organiseren. Het referendum leeft dus en dat is een goede ontwikkeling. Hieruit blijkt overigens ook dat er in de afgelopen jaren een omslag is geweest in het denken over het referendum, niet alleen hier, maar ook buiten de Tweede Kamer. Voor D66 is dit een zeer positieve ontwikkeling.

Een referendum geeft de burger een handrem, een mogelijkheid om direct in te grijpen in de politiek. Dat is belangrijk, want het hoogste orgaan is niet het parlement. Het hoogste orgaan is nog altijd de bevolking. Het referendum is dan ook een prachtig instrument om burgers directe zeggenschap te geven over wat er met hun land of provincie gebeurt.

Een paar maanden geleden hebben wij gediscussieerd over het correctief referendum. Een dergelijk referendum plaatst de uitspraak van de bevolking boven de uitspraak van het parlement. Voor dit voorstel was geen meerderheid te vinden. In mijn bijdrage aan dat debat heb ik gerefereerd aan Gerard Reve, die Nederland een gezellige moerasdelta noemt waar dingen altijd een beetje vast blijven zitten. Ook Heinrich Heine heb ik aangehaald, omdat aan hem het prachtige citaat wordt toegeschreven dat in Nederland dingen altijd vijftig jaar later gebeuren. Dat voorstel is nu van tafel, maar er ligt nu wel een wetsvoorstel voor dat in de ogen van mijn fractie in ieder geval een stap in de goede richting is. Wij hebben dan ook veel sympathie voor het initiatief van de heren Duyvendak en Dubbelboer.

De VNG heeft de Kamer geschreven dat het geen wetsvoorstel is dat van haar hand had kunnen komen. Mevrouw Spies noemt het een signaal uit de samenleving. Ik wijs haar er maar op dat het een signaal is van bestuurders en dat is iets anders dan een signaal uit de samenleving. Het is natuurlijk wel waar dat het raadplegend referendum niet vaak op lokaal niveau is toegepast. Kunnen de indieners overigens aangeven hoe vaak het bestaan van het referendum heeft geholpen om beleidsmakers beter te laten luisteren naar de bevolking? Nog altijd geldt het adagium: het beste referendum is een referendum dat niet nodig is, omdat de bestuurders goed naar de bevolking hebben geluisterd. Ik vind dit een belangrijk punt dat klaarblijkelijk niet is meegenomen door de VNG. Die stok achter de deur is wel degelijk van groot belang.

Natuurlijk leven er bij de fractie van D66 bezwaren tegen de hoge drempels die zijn ingebouwd in de Tijdelijke referendumwet en dus ook in het initiatief van de indieners. Wij vinden het desalniettemin een stap in de goede richting. Ik hoor echter wel graag wat meer uitleg dan in de nota naar aanleiding van het verslag over de eigenstandigheid van dit wetsvoorstel. De Raad van State heeft namelijk aangegeven dat het wel heel erg beperkt is.

Voorzitter. Mijn fractie heeft veel sympathie voor het wetsvoorstel. Ik zal mijn fractie dan ook adviseren om voor dit initiatiefwetsvoorstel te stemmen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Dat is een interessant opmerking, want de heer Luchtenveld gaf zojuist aan dat D66, gezien het Hoofdlijnenakkoord, niet voor het initiatief zou kunnen stemmen. U bent dus van mening dat uw fractie wel voor dit initiatief kan stemmen?

De heer Van der Ham (D66):

Ja. In de wet zelf staat dat hij in 2005 afloopt. Vervolgens is er alle ruimte voor de Kamer om te bezien of de wet kan worden verlengd. Daarover staat niets in het Hoofdlijnenakkoord en dus voelen wij ons vrij om voor dit voorstel te stemmen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Het is helder dat u een andere interpretatie hebt van het Hoofdlijnenakkoord dan de fracties van VVD en CDA. Wij zullen daarom wachten tot de heer Van Aartsen hier komt binnenschrijden.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mevrouw Spies zei net dat iedereen weet wat wij met deze afspraak in het regeerakkoord bedoelen, namelijk dat er geen nieuw initiatief wordt genomen als deze wet op 1 januari 2005 verloopt. Het is volgens haar dus niet de bedoeling dat de coalitiepartijen tijdens deze regeerperiode een initiatief nemen of zullen steunen. Volgens haar weet iedereen dat, ook de fractie van D66. U hebt duidelijk een heel andere mening. Kunt u ons aangeven waarop u baseert dat u gelijk hebt? Is dit volgens de D66-fractie zo overeengekomen in de onderhandelingen?

De heer Van der Ham (D66):

Ik denk dat de fracties van CDA en VVD niet van ons kunnen verlangen tegen dit soort initiatieven te stemmen. Het is iets anders als wij zouden hebben afgesproken dat wij samen iets zouden ondernemen. Dat hebben wij duidelijk niet afgesproken. Het mag duidelijk zijn dat de fracties van CDA en VVD daar andere opvattingen over hebben. Overigens trekt de VVD-fractie iets bij en ik hoop dat dit voldoende is. Van ons kan niet worden verlangd dat wij tegen zo'n voorstel stemmen. Wij kunnen tenslotte ook niet van de VVD-fractie verlangen om niet meer in auto's te rijden, noch kunnen wij van de CDA-fractie verlangen om niet meer over normen en waarden te spreken.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het punt is dat de fracties van CDA en VVD duidelijk hebben gezegd dat in het regeerakkoord is afgesproken dat deze Tijdelijke referendumwet vervalt en dat tijdens deze periode door geen van de coalitiepartijen wat dan ook mag worden gedaan om deze in stand te houden. Dat geldt ook voor steun. U zegt dus dat dit niet in de onderhandelingen overeen is gekomen? Volgens u is in de onderhandelingen overeengekomen dat er wel degelijk ruimte is voor de D66-fractie om een dergelijk initiatief te steunen?

De heer Van der Ham (D66):

Ik zit niet bij lunches waar dat soort afspraken worden gemaakt. Het verhaal is natuurlijk heel helder. Op blz. 10 van het regeerakkoord staat dat de huidige referendumwet in 2005 expireert. Vervolgens staat er dat het mogelijk blijft dat er referenda worden gehouden in gemeenten. De heer Van der Staaij, die toch wel bij de preciezen in deze Kamer hoort, heeft hierover ook duidelijke taal gesproken. Er is dus ruimte. Ik heb bovendien aan mevrouw Spies gevraagd wat nu eigenlijk het principiële verschil is tussen een raadgevend en een raadplegend referendum. Er staat altijd nog een parlement boven, want dat is altijd een groot bezwaar vanuit reformatorische hoek en vanuit het CDA. Dat verschil is er feitelijk niet.

De heer Verhagen heeft de regering op 18 september aangesproken op het raadplegend referendum over de Europese grondwet. Hij heeft gezegd dat ook de VVD zich aan het regeerakkoord moet houden. Vervolgens heeft ook de VVD ingestemd met het raadplegend referendum. Er is dus over dat principiële bezwaar heengestapt, ook door de CDA-fractie. De CDA-fractie heeft het laten gebeuren dat de VVD-fractie daarmee heeft ingestemd. Daarmee is natuurlijk het principiële bezwaar tegen raadpleging of raadgeving, waar nog altijd een parlement boven staat, verdwenen. Er is onder andere door de VVD-fractie een nieuwe situatie gecreëerd, maar ook in het regeerakkoord zelf staat niets letterlijks. Voor mij is het vrij helder.

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Van der Ham heeft inmiddels verschillende keren naar mijn exegese verwezen. Dat is een beetje riskant, want hij moet mij dan wel helemaal volgen. Bent u het met mij eens dat je voor een goede uitleg niet alleen moet kijken naar de letter, maar ook naar doel en strekking van een bepaalde passage?

De heer Van der Ham (D66):

Absoluut. Ik denk dat daarin geen duidelijkheid is gegeven in het regeerakkoord. Er staat dat de Tijdelijke referendumwet expireert en er komt dan ook geen initiatief vanuit het kabinet. Dat lijkt mij heel helder en dat is dus ook niet gebeurd, ook vanuit ons niet. Wij reageren slechts op een initiatiefwetsvoorstel vanuit de Kamer.

De heer Van der Staaij (SGP):

Naar de letter kun je wel zeggen dat er wat ruimte is, maar daarvan hebben wij in de belastingwetgeving ook vaak last. Wij noemen het oneigenlijk gebruik als iets niet in strijd is met de letter, maar wel met het doel en de strekking van een bepaling. De laatste zin luidt: het blijft mogelijk dat in gemeenten referenda worden gehouden. Betekent dat niet gewoon dat wetgeving daarmee van de baan is, terwijl gemeenten de vrijheid houden? Probeert u niet gewoon een slim trucje uit te halen door in strijd met doel en strekking van deze alinea toch ruimte te scheppen om deze wet te steunen?

De heer Van der Ham (D66):

Ik vind dat u nu wel heel ver gaat met uw interpretaties. Dat ben ik van een precies lid als u niet gewend. Er staat wat er staat. Het zinnetje "het blijft mogelijk dat in de gemeente referenda worden gehouden" is ook nog zo te interpreteren dat wij lokaal de Tijdelijke referendumwet wel in stand houden. Het is toch vreemd dat in de ene gemeente wel referenda worden gehouden maar in de andere niet? Dat is toch een vreemd verschil in democratische rechten van burgers? Dit zou men hier ook in kunnen lezen. Overigens hebben wij dat initiatief niet ingediend, maar het is verschillend te lezen. Ik meen dat wij geen onrecht doen aan onze uitgangspunten of onze opvattingen over het referendum. Daarmee heb ik natuurlijk vooral rekening te houden.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik heb goed geluisterd naar de heer Van der Ham. Het moge duidelijk zijn dat onze opvattingen haaks op elkaar staan. Ik heb hem ook horen zeggen dat hij zijn fractie zal adviseren om voor dit wetsvoorstel te stemmen. Betekent dit dat hij straks de eer van D66 mag redden en voor het wetsvoorstel zal stemmen, terwijl de rest van de fractie ertegen zal stemmen?

De heer Van der Ham (D66):

U weet heel goed wat zo'n uitspraak van mij hier betekent. D66 is hartgrondig voorstander van het referendum, punt.

De heer Luchtenveld (VVD):

Ik had meer moeite met een andere uitspraak van de heer Van der Ham, namelijk dat van D66 niet kan worden gevraagd tegen zijn eigen opvattingen over het referendum te stemmen. Zo werkt toch een Hoofdlijnenakkoord? Als je dat sluit, moet je soms iets inleveren. Juist over het referendum in een vorige periode heeft de heer Te Veldhuis hier namens de toenmalige VVD-fractie betoogd dat de VVD geen voorstander was van de Tijdelijke referendumwet, maar dat hij zich vanwege de coalitieafspraken toch gebonden achtte zijn fractie te adviseren daar vóór te stemmen. Dat is ook de reden dat die wet toen in het Staatsblad is gekomen. Zo werkt een Hoofdlijnenakkoord. Als u zegt dat dit zo principieel ligt, geef ik mevrouw Kalsbeek gelijk dat u langer over zo'n Hoofdlijnenakkoord moet onderhandelen voordat het wordt gesloten. Als het eenmaal is gesloten, is het een afspraak tussen de drie fracties. Dan schept een heel rekkelijke interpretatie van wat er staat natuurlijk wel een precedent.

De heer Van der Ham (D66):

Dat precedent hebt u natuurlijk al geschapen door te zeggen dat u instemt met een raadplegend referendum over de Europese grondwet, dat principieel niet anders dan raadgevend is omdat het parlement daar nog altijd boven staat. Daarover hebben overigens de heren Verhagen en Van Aartsen al een jaar geleden uitspraken gedaan die al een behoorlijke precedentwerking hebben. Naar de letter wordt er vanuit de regering niets ondernomen om deze tijdelijke wet te verlengen. Daarom komt er nu een initiatief vanuit het parlement. Daar hebben wij op gereageerd.

De heer Luchtenveld (VVD):

Een raadplegend referendum is toch iets anders dan een correctief referendum. Daar moet u echt onderscheid tussen maken.

De heer Van der Ham (D66):

Mevrouw Spies ziet dat anders.

De heer Eerdmans (LPF):

D66 zal voor deze wet stemmen. Zo ontstaat er op deze donderdagochtend toch een beetje een broeierige crisissfeer. Ik zie ook wat zenuwachtig gedrentel van mijn CDA- en VVD-collega's. Ik waardeer zeer de moed en de rechte rug van de heer Van der Ham. Ik neem aan dat hij zijn rug ook recht zal houden in zijn fractie. Ik vraag hem te beloven dat hij niet vanmiddag of vanavond door de pomp gaat, onder druk van de vice-premier of van zijn fractievoorzitter. Ik bepleit dat hij bij het standpunt blijft dat hij hier namens zijn fractie verkondigt en dat ik toejuich.

De heer Van der Ham (D66):

Ik spreek namens mijn fractie.

De heer Eerdmans (LPF):

Mevrouw de Voorzitter. De kloof tussen burger en politiek is groot. Ik heb al gezegd dat die de afmetingen van de Grand Canyon heeft aangenomen: 80% van de mensen ziet dit kabinet niet zitten, 90% vindt dat politici niet beter luisteren. Mat Herben zei gisteren namens onze fractie dat dit kabinet lijdt aan doofheid als chronische ziekte, waar een no-claimkorting ook niet meer tegen helpt. Van de mensen wacht 50% op een nieuwe Pim Fortuyn. Dat is de situatie op nationaal niveau.

Op lokaal niveau heeft de opmars van Pim Fortuyn in 2002 iets opengebroken. Mensen gingen naar de stembus die nog nooit hadden gestemd. Er was dus wel degelijk iets mis met de contacten en de communicatie tussen kiezers en gekozenen. De LPF is geen voorstander van correctieve referenda. Wij vinden dat mosterd na de maaltijd. Als er afwegingen zijn gemaakt en belangen zijn afgewogen, moet je de knoop doorhakken. Je kunt niet blijven zeuren. Wij zijn een voorstander van raadpleging. De uitbreiding van de Unie, de Grondwet van de Unie en de toetreding van Turkije moeten volgens de LPF worden voorgelegd aan de bevolking.

Wij zijn voor directe democratie. Ik noem de rechtstreeks gekozen minister-president – kan de minister aangeven hoe het daarmee staat? – en de rechtstreeks gekozen burgemeester. Wij zijn ook een groot voorstander van het volksinitiatief. Wij hebben in Balkenende 1 inderdaad besloten tot intrekking van het correctief referendum, omdat wij dachten dat er nieuwe maatregelen kwamen voor directe democratie. Dat is niet gelukt. Daarom zeggen wij, blijkbaar net als de fractie van GroenLinks: het is beter iets dan niets te hebben. Het is een kleine winst, maar wij blijven blij met het kleine beetje dat wij nu hebben: de noodrem waaraan burgers kunnen hangen. De heer Dubbelboer heeft ooit gezegd dat je je oude schoenen niet moet weggooien voordat je nieuwe hebt. Wij wachten met grote belangstelling op die nieuwe schoenen, maar laten wij de oude nog niet weggooien.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Eerdmans zei terecht dat het misschien naïef was van zijn fractie om tijdens Balkenende 1 het correctief referendum van de baan te vegen. Vindt hij ook niet dat het destijds een principieel verkeerde inschatting is geweest van de LPF, de partij die de politiek wil teruggeven aan de burger?

De heer Eerdmans (LPF):

De inschatting om de heer Heinsbroek en de heer Bomhoff aan te stellen als ministers was misschien ook verkeerd. Dan was er misschien nog een kabinet geweest waarin de LPF had gezeten. Er zijn wel meer verkeerde inschattingen gemaakt. Ik vind dit overigens niet zo naïef, want wij rekenden in die tijd op de directe democratie. 2002 was het jaar van de revolutie in Nederland. Wij konden er toch op hopen dat de rechtstreeks gekozen burgemeester, de rechtstreeks gekozen minister-president enz. snel zouden komen. Daarom dachten wij toen: laten wij dat monster uit Paars maar in de prullenbak gooien.

Met het raadplegend referendum kun je de burgers zelf initiatieven laten ontplooien. Wij zien het als een aanvulling op de huidige gemeentelijke referendumverordening over grenscorrecties. Het gaat om dorpen en steden zoals Barneveld. Ik heb het even nagelezen. Het geeft toch leuk aan waarmee zo'n gemeente bezig is: dit mag wel referendabel zijn en dat niet. Zo worden die uitzonderingen bepaald.

Deze wet kent een lange en moeizame voorgeschiedenis vanaf 1985. Toen kregen wij de Nacht van Wiegel, het lijmakkoord en uiteindelijk het verwerpen van de tweede lezing in de Kamer op 29 juni van dit jaar. Helaas, de LPF was wel voor het echte bindende referendum, maar die wet is dus verdwenen. Daarom juich ik toe wat deze indieners hebben gedaan: wij maken het ongedaan en verlengen die mogelijkheid.

Ik wil nog iets zeggen over de Raad van State. Ik vind dat deze lieden bezig zijn geweest om enorm veel spijkers op laag water te zoeken. Ik denk dat wel vaker van de Raad van State, maar het gaat om de vraag of al dan niet sprake is van democratische verworvenheid. Dat is verschrikkelijk belangrijk en er worden pagina's over gevuld. Men zegt dat het een zelfstandige motivering moet krijgen, want het ongedaan maken van een intrekking is niet hetzelfde als een nieuwe wet. Soms heb ik er mijn buik van vol wat er allemaal op een rijtje wordt gezet. Wat de indieners zelf hebben gesteld, klinkt veel beter: het heeft een positieve en preventieve werking op het functioneren van het parlement. Dat is een van de grote voordelen. Het lijkt mij heel gezond dat er mogelijkheden zijn om te kijken wat burgers kunnen doen en repareren en hoe zij aan de noodrem kunnen hangen als het op nationaal of lokaal niveau niet klopt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Als de heer Eerdmans zoveel geloof hecht aan die noodremfunctie, betekent dat in feite dat de burgers over het algemeen buitengewoon tevreden zijn over de kwaliteit van de besluitvorming, aangezien de wet in de afgelopen jaren nauwelijks is gebruikt.

De heer Eerdmans (LPF):

Dat is de opvatting van de heer Van der Ham: als de wet niet gebruikt wordt, is dat een goed teken voor het bestuur. Ik ben blij dat het instrument weinig is gebruikt, maar ik vind het zeer noodzakelijk dat het open wordt gehouden. Wij kunnen de wildste besluiten krijgen, lokaal en nationaal, waar mensen van hun stoel van rollen. Dus hebben zij deze wet nodig om dat te kunnen corrigeren.

De heer Van der Staaij (SGP):

Vanuit uw partij horen wij in gemeenten en landelijk dat er allerlei dingen gebeuren die de burgers helemaal niet willen. Inmiddels hebben wij al een flinke tijd een instrument waarmee de burgers zich kunnen uitspreken en er gebeurt niks. Hoe kan dat?

De heer Eerdmans (LPF):

Ik vind dat een goede vraag. Lokaal zou het best zo kunnen zijn dat veel mensen gematigd tevreden zijn. Totdat er weer verkiezingen zijn, want dan zie je vaak weer de raarste zaken. Dan komen leefbaar-partijen omhoog. Nationaal ben ik het op zichzelf eens met de heer Van der Ham, die zegt: lang leve het referendum. Daar rijden wij behoorlijk de garage uit. Daar kan een soort verlevendiging komen. Als je iets hebt, kunnen mensen er gebruik van maken. Het is mogelijk dat er een aanloop nodig is voordat mensen er gebruik van gaan maken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik vind het Europees grondwettelijk verdrag een slecht voorbeeld, want wie heeft om dat referendum gevraagd? Niet de burgers, maar de Kamer, dus van bovenaf. Wij denken misschien steeds dat de burger op dit soort dingen zit te wachten, maar de praktijk laat dat niet zien.

De heer Eerdmans (LPF):

Wij zullen moeten afwachten wat de opkomst is.

De lijst-Fortuyn wil veel verder gaan dan dit. Wij hebben bijvoorbeeld het volksinitiatief voorgesteld. In Zwitserland heeft de moeder van een verkracht en vermoord meisje het voorstel gedaan om zware misdadigers levenslang op te sluiten zonder een mogelijkheid van vervroegde invrijheidsstelling. Tegen het advies van alle gevestigde partijen in stemden de Zwitsers voor het voorstel. Dat heeft veel indruk op mij gemaakt. Het is de lijn van echte volksdemocratie.

Ik noem de voorbeelden van de gemeenten Voerendaal, Hilversum en Huizen, waar de komst van een gokhal de inwoners bijzonder bezighield. Daartegen liep driekwart van de inwoners te hoop. In een krant las ik dat het referendum veel meer bij de mensen leefde dan de Europese verkiezingen: "Wij voelden dat er echt iets belangrijks stond te gebeuren, net als destijds met Pim Fortuyn. Toen de uitslag van het referendum binnenkwam, barstte het feest los." Ik vind zoiets sympathiek. Niemand luisterde meer naar de uitslagen van de Europese verkiezingen, iedereen was bezig met die gokhal. Dan denk ik: geef de mensen de kans om zich daartegen te verzetten. Het interesseert mij dan niet zoveel dat het maar één keer per jaar gebeurt.

Ik heb niet zoveel kritiek op het voorstel. De vraag is wel wat de indieners ervan vinden dat er nog niet zoveel gebruik van is gemaakt. Landelijk hebben wij ook weinig verzoeken gezien, behalve van Jim Janssen van Raaij, het onvolprezen oud-Kamerlid van de LPF. Hij heeft geprobeerd een referendum uit te schrijven over de uitbreiding van de Unie. Hij wilde 40.000 handtekeningen verzamelen, maar voordat dat lukte was hij de Kamer uit gewipt, dus dat had niet zoveel zin meer. Welke landelijke initiatieven zijn er nog meer geweest?

Zijn de besluiten over de Betuwelijn en de HSL referendabel? Ik zie dat dat niet zo is. Dank u wel. Vinden de indieners de drempels niet te hoog? Zelf vind ik dat wel, ook in relatie tot de drempels van de gemeentelijke referendumverordeningen. Die hoge drempels zijn natuurlijk door de VVD na de Nacht van Wiegel ingezet. Is een verlaging op termijn denkbaar?

De heer Luchtenveld (VVD):

De heer Eerdmans zei dat de heer Janssen van Raaij inmiddels geen parlementariër meer was en dat het daarom niet zo'n zin meer had om met de actie door te gaan. Daarvoor betoogde hij echter dat het zo belangrijk was dat een bepaalde stroming in de bevolking de mogelijkheid heeft om een referendum te organiseren. Met de Tijdelijke referendumwet is dat mogelijk. Waarom is de heer Van Raaij of waarom zijn anderen in de LPF niet doorgegaan met het initiatief?

De heer Eerdmans (LPF):

Dat is ter ziele gegaan met de heer Janssen van Raaij. Overigens vind ik een referendum over de Turkse toetreding weer veel belangrijker. Als ik toch iets moet gaan doen wanneer ik tijd over heb, doe ik dat het liefst.

Voorzitter. Ten slotte zou ik graag nog een reactie van de indieners en van het kabinet vernemen op het punt van de gemeentelijke referendumverordening. Beschouwen zij de initiatieven vanuit de gemeenten die ter zake al bestaan, als een belangrijke aanvulling?

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. "Vannacht is iets onherstelbaars gebeurd", dat waren de fameuze woorden van Thom de Graaf, daags na de Nacht van Wiegel in 1999, waarin de Eerste Kamer een grondwettelijke regeling voor het referendum tegenhield. Zijn partij stapte uit het kabinet omdat een van haar kroonjuwelen was gesneuveld. Even later bleek dat "onherstelbaar" toch niet zo onherstelbaar en werd de breuk alsnog gelijmd, maar dat terzijde.

Wij zijn nu ruim vijf jaar verder. Een nieuwe poging om het correctief referendum grondwettelijk te verankeren is onlangs in tweede lezing in dit huis gestrand en de Tijdelijke referendumwet, bedoeld om in afwachting van een grondwettelijke regeling het correctief raadgevend referendum alvast te regelen, sterft als het aan het kabinet ligt op 1 januari aanstaande een geruisloze dood. Althans, in het regeerakkoord is expliciet afgesproken dat deze tijdelijke wet tot die datum geldig blijft. Maar wat daarna? Volgens de VVD vervalt de wet dan dus en zijn de coalitiepartners gehouden om dat te bevorde ren. Volgens D66 is dat niet het geval. Het kan zowaar nog spannend worden.

Thom de Graaf is gelukkig nog steeds in ons midden, vijf jaar na die fameuze nacht, nu als minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en als adviseur van de initiatiefnemers. Aan hem heb ik de vraag hoe hij het Hoofdlijnenakkoord interpreteert. Hij is degene die op basis van dat akkoord regeringsverantwoordelijkheid heeft aanvaard. Dus ik ben erg benieuwd naar zijn opvatting hierover.

De heer Luchtenveld (VVD):

Ik hoop toch wel dat u vraagt naar het oordeel van de regering. U spreekt nu zo persoonlijk de minister aan. Als de minister de Kamer adviseert, geeft hij uiteraard namens de regering een oordeel over dit wetsvoorstel.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik zou mij kunnen voorstellen dat de minister gaat over zijn antwoord. Ik geloof dat hij zo bij de les is dat hij in de regel namens het kabinet antwoordt, maar dat neemt niet weg dat hij hier nu zit en hij nu de gesprekspartner is. Dus ik wil van hem graag weten wat zijn interpretatie is van het Hoofdlijnenakkoord.

Voorzitter. Er is heel veel gebeurd. Principes blijken bij nader inzien toch niet zo principieel te zijn. Men is tegen het referendum maar eigenlijk toch niet altijd. Het referendum is een kroonjuweel maar het kan gebeuren dat het sneuvelt. Het actief iets om zeep helpen mag van D66 niet gevraagd worden. Het referendum leeft. De vraag blijft dan of D66 alsnog gedwongen wordt er euthanasie op te plegen. Kortom, het beeld is zeer onduidelijk. Eerlijk gezegd, vind ik het voorliggende resultaat tamelijk bizar. D66 die sinds jaar en dag een hoofdpunt maakt van bestuurlijke vernieuwing – zij mag daar wat mij betreft voor worden geprezen – heeft nu een resultaat bewerkstelligd waarbij de grote bestuurlijke vernieuwingen zoals de herziening van het kiesstelsel en de gekozen burgemeester in meer of minder mate omstreden zijn. Ten aanzien van de herziening van het kiesstelsel is het nog maar zeer de vraag of die überhaupt tot enige parlementaire meerderheid zou kunnen leiden voordat het kabinet tot zijn eind komt. Dat is dus zogenaamd overeengekomen en tegelijkertijd wordt het referendum daarvoor opgeofferd. Uitgerekend voor dat referendum is nu betrekkelijk brede steun in de Kamer. Een heel bizar resultaat. Ik hoop dan ook dat wij nu eens serieus – wat mij betreft wordt het tijdelijk referendum daarvoor het startpunt – kunnen spreken over wat wij nu werkelijk willen. Een beetje weg van alle politieke prestige en van alle spelletjes. Als wij serieus menen dat burgers meer zeggenschap zouden moeten hebben en dat een referendum een aanvulling kan zijn op onze vertegenwoordigende democratie, dan zouden we ons daar allemaal naar moeten gedragen. Ik vrees helaas dat de achterkamertjes machtiger zijn.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Mevrouw Kalsbeek weet als ervaren politica dat elke vernieuwing van de democratie op weerstand stuit. Kijk naar het kiesstelsel, de gekozen burgemeester en naar de discussies in haar eigen partij. Dat geldt ook voor het correctief referendum en voor deze wet. Ook daarover is zeer veel discussie in haar eigen partij. Ik mag toch aannemen dat zij op de andere dossiers, vooral dat van de gekozen burgemeester waarover de partij intern aan het discussiëren is, de politieke spelletjes achterwege laat, goed naar de dossiers kijkt en in haar achterhoofd houdt dat er iets moet veranderen in Nederland? De mensen in Nederland moeten meer te zeggen krijgen over direct gekozen ambtsdragers bijvoorbeeld. Ik hoop dat zij daar ook enig lef in toont, want dat is nodig na 2002.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik kan slechts herhalen wat ik zei. Het resultaat van de bestuurlijke vernieuwing die door D66 in deze coalitie het meest getrokken wordt, dreigt "bijna niets" te gaan worden. En als er al iets gerealiseerd gaat worden, dan is dat het meest omstreden punt. Ik hoop dat u het kunt redden, maar ik weet het niet zeker. Het referendum lijkt hierbij bijna om zeep te worden geholpen, of het zou door de ChristenUnie gered moeten worden. De ChristenUnie is er jammer genoeg niet. We hebben nog geen meerderheid als uw fractie meestemt. Het referendum lijkt dus nu aan zijn eind te komen. Tegelijkertijd zijn de andere bestuurlijke vernieuwingen waarover wel overeenstemming bestaat, zeer omstreden. De VVD doet niets anders dan proberen de besluitvorming zolang mogelijk weg te schuiven.

De heer Van der Ham (D66):

We zijn het over het referendum grotendeels eens. U zegt dat dit veel belangrijker is dan alle andere zaken. U maskeert daarmee het probleem dat de PvdA ongelooflijk verdeeld is over bepaalde voorstellen, bijvoorbeeld directe zeggenschap van burgers over de gekozen burgemeester. Ik vind dat flauw. U moet daar eerlijk over zijn. U hebt daar verschillende opvattingen over. Ik hoop dat u daar dezelfde openheid over toont en dat u daar een stevig standpunt in durft in te nemen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik maskeer niets. Ik stel vast dat er ook binnen onze eigen partij discussie is over deze belangrijke onderwerpen en dat er verschillend over gedacht wordt. U kunt niet om mijn constatering heen dat het voorstel over het kiesstelsel dat nu is ingebracht, zeer omstreden is. D66 denkt daarover een akkoord te hebben, maar de VVD doet niets anders dan proberen om dat te ondergraven. Wij moeten tegelijkertijd vaststellen dat het referendum, waarvoor veel bredere maatschappelijke steun is bij een aantal partijen maar ook binnen die partijen, gaat sneven in een deal.

De heer Van der Ham (D66):

Erkent u ook dat er voor de gekozen burgemeester brede steun is in de samenleving?

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Zeker, daar is ook steun voor. Wanneer je het gehele scala echter beziet, dan is er de meeste steun voor het referendum en de minste steun voor het kiesstelsel. We zullen nu als resultaat meemaken dat het kiesstelsel op de lange baan geschoven wordt en dat het referendum sneuvelt.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ik ben verrast dat mevrouw Kalsbeek met geen woord rept over de brief van de VNG. Ik ken de PvdA als een partij die altijd zeer goed luistert naar de reactie die uit de gemeenten komt en die de lokale autonomie hoog in het vaandel heeft. Zij gaat daar nu volledig aan voorbij.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik was niet onder de indruk van de brief. Ik kan daar heel kort over zijn. De PvdA is zeer voor lokale autonomie, maar dat betekent niet dat alles wat de VNG schrijft, heilig verklaard moet worden, Integendeel, ik vond deze brief absoluut niet overtuigend.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. De PvdA-fractie had tegen de vormgeving van de Tijdelijke referendumwet veel bezwaar in het verleden. Is zij het ermee eens om deze wet nu zonder slag of stoot tot een permanente wet te maken, zonder kritisch de inhoud te beoordelen?

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

U hebt op het vlak van de inhoud echt een punt. U hebt dat goed aangegeven in uw eigen inbreng, maar we zijn nu helaas in een zeer "verpolitiekte" situatie geraakt. Ik zou graag willen dat er weer een basis komt waarop we kunnen gaan opbouwen. We zullen daarom de Tijdelijke referendumwet ook steunen. Als we de Tijdelijke referendumwet afschieten, is er niets meer. We moeten dan opnieuw bij nul beginnen. Ik zou zeggen: laat de wet bestaan. U suggereerde zelf als mogelijkheid naar de initiatiefnemers: waarom niet een jaar langer? Een alternatief is einde kabinetsperiode. Intussen kun je blijven doordenken over waarvoor echt intrinsiek nog bredere steun is. Dat is wat mij betreft nu dus aan de orde: een politiek punt.

De heer Van der Staaij (SGP):

In feite blijven de bezwaren van de PvdA-fractie uit het verleden tegen deze vormgeving van de wet dus bestaan.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ja. U noemde het zelf "een noodbruggetje". Zo hebben ook wij er altijd tegen aangekeken, maar nu gaat zelfs dat noodbruggetje opgehaald worden. Dan zitten we helemaal zonder. Vandaar dat wij ervoor kiezen om dit te continueren.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

De eerste termijn van de initiatiefnemers is voorzien voor 16.00 uur vanmiddag. Ik dank de initiatiefnemers en de minister op dit moment voor het aanhoren van de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven