Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet toezicht beleggingsinstellingen met het oog op de modernisering van de wet en implementatie van richtlijn nr. 2001/107/EG en richtlijn nr. 2001/108/EG van 21 januari 2002 (28998).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. Mijn fractie heeft de wijziging van deze wet als gevolg van de implementatie van de EG-richtlijnen niet als hamerstuk willen laten passeren. Het gaat namelijk niet goed met de Nederlandse beleggingsfondsen. Daar moet deze minister van Financiën verandering in brengen. De positie van de consument en van de kleine belegger moet versterkt worden, maar ook de sector zelf heeft wensen die wij kunnen honoreren en waardoor onze concurrentiepositie versterkt wordt. Ik mis de urgentie en de ambitie om daar wat aan te doen in de memorie van toelichting en in de nota naar aanleiding van het verslag bij dit wetsvoorstel. Beleggingsfondsen worden namelijk steeds belangrijker. Mensen gaan en moeten individueel meer aanvullend gaan sparen voor de oude dag. Vele doen dat in fondsen, omdat de individuele aandelen te weinig spreiding en te veel risico en kosten met zich mee brengen. Ook de banken zelf adviseren steeds vaker beleggingsfondsen in plaats van flippen, olies of andere mooie aandelen. Kortom, de beleggingsbranche is belangrijk voor consumenten en voor de Nederlandse economie. Wij kunnen ons daar geen achterstanden permitteren. Ik zou bijna tegen de minister zeggen: als u meedoet, krijgen wij meer banen en minder regels.

Wat zijn de wensen? Op 27 april presenteerde de Autoriteit financiële markten een rapport over beleggingsinstellingen. Hierin komt naar voren dat beleggingsinstellingen op diverse fronten misstappen maken, die directe schade toebrengen aan de consument. Het betrof informatie over de kosten, de prijsvorming en de interne controle, maar meer weten wij niet uit het rapport. De Autoriteit financiële markten heeft immers te maken met Europese geheimhoudingsbeperkingen. De PvdA is van mening dat er meer openbaarheid moet komen over misstanden. Het is volstrekt onbekend voor consumenten bij welke fondsen er nu wat mis is gegaan. De consument is afhankelijk van de beleggingsfondsen zelf om te wijzen op hun eigen misstanden. Dat kan natuurlijk niet. Geheimhouding is ook slecht voor de sector, want nu lijden de goeden onder de slechten. Alleen de Autoriteit financiële markten weet wat de rotte appels in de mand zijn. Het kan echter ook anders.

Het Financieel Dagblad berichtte twee weken voor publicatie van het schimmige AFM-rapport, op 16 april, uitgebreid over fondsfraude bij ING. Dat was zeer specifiek. Het betrof zaken in Florida, Iowa en New York, allemaal gebaseerd op openbare informatie van de Security Exchange Commission. Waarom kan dat in Amerika en waarom zou dat hier niet mogen? Omdat wij met Europese geheimhoudingsplicht te maken hebben. Maar voor ING zijn dat toch steeds dezelfde aandeelhouders? Klanten beleggen toch vaak zowel in Nederlandse als in Amerikaanse ING-fondsen? Kortom, ik vraag deze minister opnieuw aan de slag te gaan in Brussel. Mijn partijgenoot, mevrouw Witteveen, heeft hem in het verleden al eens op pad gestuurd, maar toen slaagde hij niet. Inmiddels is er echter een andere commissie en zijn wij heel wat beursfraudes verder. Dus ook in Brussel moet het besef doorgedrongen zijn dat wet- en regelgeving moet worden aangepast ten gunste van transparantie voor de consument, met afschrikwekkende boetes voor fondsen die over de schreef gaan. Het zijn echt niet alleen maar bedrijfsgeheimen. Sterker nog, het zijn zaken die ook aandeelhouders willen weten. Ik vraag dus aan de minister of hij bereid is om niet alleen in Nederland de grenzen van de geheimhouding te verkennen, maar ze ook in Brussel te verleggen. Ik krijg graag een toezegging op dit punt.

Ik wil nog een andere vergelijking maken met de Verenigde Staten. Als je daar over de schreef gaat, zijn de boetes ook andere koek. De Bank of America trof een schikking in een fondsfraude van 375 mln dollar. Zo'n boete leidt echt tot gedragsveranderingen en heeft wel degelijk een afschrikkende werking. Mijn fractie trok al in het algemeen overleg van 5 februari van dit jaar, toen wij de wet tot invoering van bestuurlijke boetes in de financiële wetgeving evalueerden, een aantal lessen. Beleggers en consumenten moeten sneller en beter gewaarschuwd kunnen worden door toezichthouders en boetes moeten duidelijk en openbaar gepubliceerd worden. De omvang van de boetes moet in Nederland echt omhoog, veelplegers moeten zwaarder gestraft worden en een boete moet wellicht niet alleen gegeven worden aan een instelling, maar ook aan de individuele bestuurder van een effecteninstelling.

De minister heeft deze lessen destijds tot zich genomen en toegezegd de Kamer separaat te informeren. Toch hoor ik nu al graag hoe en of dit terugkomt in een eventueel gewijzigd besluit toezicht beleggingsinstellingen dat in de maak is. Wij weten in Nederland namelijk helemaal niets van straffen of sancties van de AFM. Robeco maakt bekend dat zij geld terugstorten in het fonds. De Postbank beleggingsfondsen geven opeens korting op de transactiekosten. Doen zij dat zomaar uit liefdadigheid of zit de AFM hier achter? Is die straf dan zwaar of licht? Wij leven in het duister. Graag een reactie van de minister.

Over het besluit Toezicht beleggingsinstellingen heb ik een amendement voorbereid ten aanzien van de voorhangprocedure. Dat is het amendement op stuk nr. 8. De minister gaf al aan een aantal zaken in dat besluit te willen aanpassen. Dat betreft onder andere de reactie op het rapport van de Autoriteit financiële markten over die misstanden en de installatie van de commissie Modernisering beleggingsinstellingen. Deze commissie staat onder voorzitterschap van hoogleraar Jaap Winter en is een groot aantal zaken aan het onderzoeken. Ik noem een paar ingewikkelde vraagstukken.

Voor wie zit het bestuur van een specifiek beleggingsfonds er eigenlijk? Zitten zij er om de totale winst van de Robecogroep te maximaliseren of zitten zij er om de belangen van de eigen beleggers in dat specifieke fonds te waarborgen? Welke kosten worden er verder echt gemaakt? Hoe worden die gerapporteerd aan de belegger? Er zijn er nogal wat: beheerskosten, transactiekosten, bewaarkosten, distributiekosten. Ik wil de belegger een duidelijk antwoord kunnen geven op de volstrekt legitieme vraag: hoeveel van mijn € 100 wordt er daadwerkelijk in aandelen belegd en hoeveel verdwijnt naar de instelling? Wat rekent de instelling allemaal mee? Ten slotte heb ik een vraag over de prospectus van die beleggingsinstellingen. Die wordt gedeponeerd bij de AFM. Dat klinkt heel plechtig, maar volgens mij gaat dat ding gewoon in een la. Wat betekent die mededeling dan ook eigenlijk? Ik verwacht niet dat de minister nu al in detail antwoord geeft op al deze vragen, want anders zou er geen werk zijn voor Winter en de zijnen. Ik wil wel graag van de minister de toezegging dat wij als Kamer het rapport van Winter krijgen, met een reactie van de minister, inclusief mogelijke wijzigingen in het besluit of zelfs wetswijzigingen.

Ik heb nog wel een vraag over de reikwijdte van de commissie-Winter. De PvdA is van mening dat de aanbevelingen ook betrekking zouden moet hebben op de beleggingsfondsactiviteiten van verzekeraars, de zogeheten unit link producten. Wij komen dan wel op het terrein van de pensioen- en verzekeringskamer, want die kijkt naar de verzekeraars in plaats van de AFM. Het zijn natuurlijk in feite uiteindelijk dezelfde activiteiten, namelijk specifieke fondsbeleggingen voor externe cliënten. Onze financiële toezichthouders werken immers fantastisch goed samen. Ik krijg graag een reactie van de minister op de reikwijdte van de opdracht van de commissie-Winter.

Iets anders dat niet goed gaat in de Nederlandse beleggingsfondsenmarkt betreft al die pseudo- of quasi-fondsen, zoals die in teakhout. In de nota naar aanleiding van het verslag laat de minister weten dat de FIOD-ECD daar opsporing naar doet. Ik wil graag het volgende weten van de minister. Komt er nu ook een zwarte lijst van dat soort pseudo-beleggingsfondsen en gaat de AFM als wijze oom daartegen waarschuwen? Niet alleen als waakhond of, in vergelijking met gisteren, als buldog, maar juist preventief en educatief. Wordt dit met deze wetswijziging beter?

Voorzitter. Mijn laatste punt betreft de verplichte beursnotering voor beleggingsfondsen. Deze verplichting stamt uit 1972. Men zag toen in een verplichte beursnotering de beste manier om te zorgen voor verantwoording en eerlijke prijsvorming. Inmiddels zijn we een heel stuk verder. Er is een AFM die op deze zaken kan toezien. Er zijn ook andere manieren om een dagelijkse prijs af te geven die eerlijk en efficiënt is en tegelijkertijd liquiditeit in het fonds kan garanderen. We zien dat bijvoorbeeld in Luxemburg. De markt voor beleggingsfondsen in Luxemburg is tien keer groter dan in Nederland. Deze is in Nederland 90 mld euro. Dat klinkt aardig. In Luxemburg worden echter meer dan 1000 mld euro aan assets beheerd. Bovendien bedingen ze in Luxemburg betere prijzen, waardoor er dus hogere inkomsten zijn. Dat heeft niet alleen met belastingvoordelen te maken, maar ook met een meer aantrekkelijke juridische fondsstructuur. Dat is een van de redenen waarom helaas ook onlangs weer noteringen in Amsterdam werden geschrapt en fondsen naar Luxemburg worden verplaatst. Kortom, voorzitter, mijn fractie zou af willen zien van de verplichte beursnotering. Zij zou willen dat het kabinet zoekt naar andere onzes inziens ook goedkopere methoden om een eerlijke en efficiënte prijs te kunnen afgeven. Wij hebben daarom een amendement ingediend.

Voorzitter. Ik sluit af. Goedkopere, transparante beleggingsfondsen, beheerd en geadministreerd in Nederland in plaats van elders, zijn goed voor de beleggende burger, zijn goed voor Nederland als financieel centrum en zijn dus ook goed voor de Nederlandse economie. Ik zou graag zien dat de minister iets meer bewustwording en ambitie aan de dag legt om dat te bewerkstelligen.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Mijn collega mevrouw Van Egerschot is nog niet in staat om de Wet toezicht beleggingsinstellingen vandaag zelf te behandelen. De VVD-fractie wil echter toch vanwege het belang van deze wet een korte plenaire bijdrage leveren. De financiële sector is van zeer groot belang. Vertrouwen, onkreukbaarheid, deskundigheid, soliditeit en transparantie zijn woorden die rond dit wetsontwerp steeds terugkomen en terecht. De markt vraagt ruimte om te ondernemen maar dient boven elke twijfel verheven te zijn. Toezicht is daarom van het grootste gelang. Men heeft vanaf 1990 ervaring opgedaan en nu wordt de wet aangepast aan de nieuwste inzichten en een tweetal Europese richtlijnen. Door de dynamiek op het gebied van de beleggingsinstellingen, de groei van het aantal beleggingsinstellingen en de ontwikkeling van de producten dient er een aanpassing van de wet te komen. Medio 2005 zal de Wet toezicht beleggingsinstellingen onderdeel gaan uitmaken van de regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop, de Wet financieel toezicht.

Doordat de Wet toezicht beleggingsinstellingen ineengeschoven zal worden met de Wet financieel toezicht is het van belang dat de wettekst van deze wet deze opname ook toelaat. Ik doel dan op het feit dat begripsomschrijvingen en andere aanduidingen in beide wetteksten eenduidig dienen te zijn en dat de verwijzingen in beide teksten met elkaar stroken. In de memorie van toelichting is een transponeringstabel opgenomen, waaruit blijkt dat de Wet toezicht beleggingsinstellingen strookt met de twee voornoemde richtlijnen, maar nergens blijkt dat dit ook geldt voor de Wet financieel toezicht. De VVD-fractie vraagt het kabinet om zorgvuldigheid en extra aandacht voor deze operatie. Helaas beschikt de Kamer nog niet over het voorstel tot wijzigen van de AMvB naar aanleiding van de wijziging van de wet. De VVD-fractie wil graag weten wanneer de teksten beschikbaar zijn en op welk moment ook de Kamer zich daarover kan buigen.

De AFM, de toezichthouder op het gebied van gedragsregels heeft in april een rapport gepresenteerd over het toezicht op de beleggingsinstellingen. In dit rapport worden ook nog tekortkomingen gesignaleerd. Verwacht de regering dat uit de werkzaamheden die de komende maanden worden verricht door de commissie van wijzen, nog voorstellen zullen komen die van invloed kunnen zijn op deze wet? Zo ja, hoe denkt de minister deze dan alsnog te verwerken?

Voorzitter. Ik vraag ten slotte nog aandacht voor het volgende. Het rapport van de AFM maakt melding van het probleem dat de wet- en regelgeving op een enkel onderdeel vatbaar is voor verschillende interpretaties. Ook de Raad van State maakt opmerkingen over de wijze waarop het begrip "beleggingsfonds" wordt gedefinieerd. Het kabinet volgt het advies van de AFM niet evenmin als dat van de Raad van State, maar het komt ook niet met een eigen oplossing. De VVD-fractie vraagt zich af of hiermee niet een onopgelost probleem overblijft. Graag een reactie hierop van de minister.

Voorzitter. Collega Heemskerk heeft een amendement ingediend op stuk nr. 7 over het einde van de verplichte beursnotering. Wij willen dit amendement met belangstelling en met een positieve grondhouding bekijken. Voordat wij echter een eindoordeel formuleren, horen wij graag ook de opvatting van de regering.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. Ik heb ook nog een ander amendement ingediend. Dat komt op hetzelfde neer als uw vraag wanneer de Kamer met de minister kan praten over het Besluit toezicht beleggingsinstellingen. Kijkt u met dezelfde positieve grondhouding ook naar het amendement om de voorhang te verzwaren?

De heer Van Beek (VVD):

Ja. Ik sluit echter niet uit dat het antwoord van de minister zodanig is dat wij het amendement niet nodig hebben.

Mevrouw Koomen (CDA):

Voorzitter. Het voorstel tot wijziging van de Wet toezicht beleggingsinstellingen levert een bijdrage aan scherper toezicht, moderniseert de wet en de bevoegdheden van de AFM en levert een besparing van de administratieve lasten. De vragen die de leden van de fractie van het CDA hadden, zijn in de nota naar aanleiding van het verslag helder beantwoord door de minister. Het CDA ziet dan ook geen bezwaren tegen de invoering van de wetswijziging op zich, al roept de behandeling wel enkele vragen op.

In de publicatie van een tweetal rapporten over deze materie zag de CDA-fractie aanleiding om nu nog een aantal zaken aan de orde te stellen. Zo heeft de AFM een rapport gepubliceerd in april van dit jaar met de titel "Zicht op beleggingsinstellingen", waarin diverse tekortkomingen in de werkwijze van de beleggingsinstellingen zijn geconstateerd. Naar aanleiding daarvan is er een commissie modernisering beleggingsinstellingen ingesteld, de commissie-Winter om concrete aanbevelingen te doen over bijvoorbeeld de governance van beleggingsinstellingen en de verhoudingen tussen de Nederlandse en de buitenlandse systemen. De leden van de CDA-fractie hechten eraan dat ook in de Tweede Kamer gesproken wordt over het rapport van de commissie-Winter dat uiteindelijk geschreven zal worden. Kan de minister dit toezeggen?

Voorzitter. De reputatie van de beleggingswereld heeft meerdere deuken opgelopen, deels verwijtbaar – Dexia, Legio Aandelenlease – maar ook deels als gevolg van externe factoren, zoals 11 september 2001. Beleggingsfondsen kunnen het zich in ieder geval ten opzichte van de consument niet meer veroorloven om nog meer schade op te lopen. De constatering van de AFM dat de doorrekening van kosten in vele gevallen niet transparant is of niet overeenkomst met het prospectus, baart de leden van de CDA-fractie zorgen. De minister heeft gereageerd met een Besluit toezicht beleggingsinstellingen dat naar ik gelezen heb momenteel bij de Raad van State ligt voor advies. Mogen wij weten welke concrete stappen de minister onderneemt om de transparantie te vergroten? Heeft dit ook gevolgen voor de taakuitbreiding van de AFM? De leden van de CDA-fractie hechten eraan om dit Besluit via een voorhangprocedure in de Kamer te bespreken. Kan de minister dit toezeggen of moet dit gebeuren via het amendement dat de PvdA inmiddels heeft ingediend?

De CDA-fractie maakt zich enige zorgen over de ontwikkeling dat veel Nederlandse beleggingsinstellingen naar andere EU-lidstaten, onder meer Luxemburg verhuizen. Vorig jaar november heeft hierover een artikel gestaan in Het Financieel Dagblad. Is de minister hiermee bekend? Kan de minister verklaren waarom deze fondsen vertrekken? Drie elementen worden veel genoemd en lijken aan de verhuizing ten grondslag te liggen. Wij hebben hier nog enkele vragen over.

De eerste ligt op het gebied van de fiscaliteit en betreft de vrijstelling voor kapitaalbelasting die in Luxemburg geldt voor beleggingsinstellingen. Welke mogelijkheden ziet de minister voor een versoepeling in Nederland?

De tweede betreft de relatief hoge noteringskosten. Door lichtere beursregels zijn de beurskosten in Luxemburg erg laag. De leden van de fractie van de PvdA hebben een amendement ingediend om te komen tot afschaffing van de verplichte beursnotering. Het CDA heeft zich hier in het verleden al voor ingespannen en steunt dit amendement dan ook van harte.

De derde betreft de inrichting van het toezicht, waarvan deze wet een voorbeeld is. Deze schijnt in Luxemburg allang geïmplementeerd te zijn. Is het nu al mogelijk om in Nederland een ICBE in te richten? Hoe zit het met de leges bij de verhuizing van een vergunning van instelling naar beheerder? Moeten de instellingen dan opnieuw over de brug komen, ook al hadden zij al een vergunning?

Een voorwaarde voor het Europees toezichthouderspaspoort is een level playing field. Heeft de minister de indruk dat in andere lidstaten van een soepeler toezichtregime sprake is?

De CDA-fractie heeft zich meerdere malen uitgesproken over de onevenredige groei van de AFM voor een grotere bescherming van de consument. Het is voor de leden van onze fractie vanzelfsprekend dat Nederlandse consumenten evenveel bescherming krijgen bij beleggingsfondsen uit andere lidstaten als bij Nederlandse fondsen. Hoe gaat de minister dit garanderen? Kan het Nederlandse toezicht sneller en praktischer worden vormgegeven?

Uit mijn woorden is al op te maken dat de CDA-fractie zich op veel terreinen ernstig zorgen maakt over de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van het buitenland, en ook op het gebied van de beleggingsinstellingen. De leden van de CDA-fractie ontvangen graag voor het eind van het jaar een brief van de minister, waarin hij ingaat op het vestigingsklimaat voor beleggingsinstellingen en waarin hij voorstellen doet om dit te verbeteren. Tevens vraag ik de minister hoe hij tegen deze concurrentiepositie aankijkt en om een overzicht te geven met een vergelijking met de andere EU-lidstaten. Hopelijk kan de minister dit toezeggen.

Minister Zalm:

Voorzitter. Het is fijn dat er voor dit ietwat specialistische onderwerp toch belangstelling is bij de drie grootste fracties. Het spijt mij dat de heer Heemskerk in de stukken geen gevoel van urgentie ziet, maar dat ligt misschien aan de onderkoelde wijze waarop wij stukken schrijven. Er is wel degelijk volop activiteit. Belangrijker dan het spreken over urgentie is om te laten zien dat wij actief zijn om problemen op te lossen.

Er is een aantal onderwerpen aan de orde geweest. Mevrouw Koomen releveerde al dat dit voorstel een beperking van administratieve lasten teweegbrengt, doordat wij een basisvergunning introduceren en er niet voor ieder fonds van een instelling een aparte vergunning moet komen. Dat is een stap vooruit. Tegelijkertijd implementeren wij een richtlijn.

Er is door iedereen gesproken over de commissie-Winter. AFM heeft inderdaad tekortkomingen geconstateerd. Er zijn twee manieren om daarmee om te gaan. Het besluit waarvoor een voorhangprocedure is gevraagd, die ik graag toezeg, zal hierover duidelijkheid moeten scheppen. Daar kom ik nog op terug. Daarnaast zijn er nog andere punten behandeld door de commissie-Winter. Ik zal op verzoek van AFM vragen of bevorderd kan worden dat de commissie-Winter verdergaat in de richting van unit-linkproducten bij verzekeraars. Dat moet zeker mogelijk zijn. Voor zover dit nog niet gebeurt, kunnen wij zelf de aanbevelingen voor unit-linkproducten in de sfeer van verzekeringen en beleggingsfondsen doordenken.

Ik verwacht dat het rapport geen individuele bedrijfsgeheimen bevat, dus voor publicatie in aanmerking komt. Ik zal dit zo spoedig mogelijk toesturen.

Er is niet gevraagd om allerlei regelgeving te bedenken. Voor zover uit het rapport kan worden afgeleid dat bepaalde regels anders moeten, zullen wij dat proberen mee te nemen in het voorhangbesluit dat wordt aangeboden.

Ik hoop dat dit voldoende reden is voor de heer Heemskerk om het amendement te laten vallen, omdat een amendement natuurlijk een permanente werking heeft. Het gaat hier om een vrij fundamentele wijziging van het besluit en ik kan mij voorstellen dat de Kamer vier weken de tijd wil hebben om ernaar te kijken. Gelet op nieuwe ontwikkelingen moeten er soms rap wijzigingen moeten worden aangebracht, en dat kunnen ook kleine wijzigingen zijn. De verplichting om bij iedere wijziging van het besluit een voorhangprocedure te hebben, kan het tempo beperken. Voor deze wijziging vind ik het alleszins redelijk om aan dit verzoek tegemoet te komen.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik moet de consequenties hiervan even doordenken. Als het echt gaat om kleine technische aanpassingen, kan het vaak in nadere regelgeving. In een AMvB worden substantiële zaken geregeld. Dat hoeft niet zo vaak te gebeuren en dan kan de Kamer prima vier weken van tevoren worden geïnformeerd. Technische, organisatorische dingen kunnen in nadere regelgeving.

Minister Zalm:

Dit is een besluit. Volgens mij zou hier alles in moeten zitten en zit er geen nadere regelgeving onder, maar ik kijk hiervoor even naar de deskundigen. Het is plezierig om ook bij AMvB's snel te kunnen handelen, als er ontwikkelingen zijn. Misschien kunnen wij afspreken dat ik een majeure wijziging eerst aan de Kamer laat zien, voordat deze in werking gaat, en dat de Kamer mij de gelegenheid geeft om een niet-majeure wijziging zonder voorhangprocedure te doen. Deze is majeur, dat is evident, en deze leg ik graag ter voorhanging voor. Als dat kan leiden tot het intrekken van dat ene amendement, zou mij dat plezier doen, want je weet maar nooit wat voor ontwikkelingen soms tot een snelle reactie nopen.

De kostentransparantie zal in dat nieuwe besluit geregeld worden. Ik heb dat besluit nog niet kunnen toezenden, omdat het nog bij de Raad van State is. Wij menen dat alle knelpunten die door de AFM zijn gesignaleerd, daarin worden ondervangen. Er moet op voorhand bekend worden gemaakt of en hoe alle kosten, op welke wijze dan ook gemaakt, voor rekening komen van de belegger. Daar worden de voorschriften op toegespitst.

Ik denk dat het vraagstuk van de publicatiebevoegdheid algemener is en niet alleen geldt voor de beleggingsfondsen waar wij nu toevallig over spreken. Wanneer mag de AFM in het openbaar iets doen? Dit kan met allerlei producten te maken hebben. De WFT lijkt mij hierbij het vehikel. Wij zullen een verruiming van de publicatiebevoegdheid van de toezichthouder voorstellen, vooral om het publiek te kunnen waarschuwen. Dat is iets anders dan het openbaar maken van individuele bedrijfsgegevens. Wij hebben het al gehad over het opleggen van boetes. Ik heb beloofd dat ik nog terugkom op de omvang daarvan. Er moet worden geregeld dat de AFM boetes kan publiceren. Ook op andere punten willen wij kijken of de AFM vaker de openbaarheid kan zoeken, in het belang van het publiek dat aan het beleggen is.

De heer Heemskerk (PvdA):

U zoekt binnen Nederland de grenzen op van de geheimhoudingsplicht, waarvoor dank. Overigens zijn bedrijfsgegevens niet automatisch bedrijfsgeheimen. Er worden heel wat bedrijfsgegevens aan aandeelhouders gecommuniceerd. Bedrijfsgeheimen zijn vaak een smoes om niet met de billen bloot te willen. Mijn vraag is niet of de minister binnen Nederland de grens wil opzoeken van de WFT, maar of hij naar Brussel gaat en daarvoor net zo hard knokt als voor het Stabiliteitspact. Ik weet hij dat hij dat een aantal jaren geleden heeft gedaan, maar er is nogal wat veranderd. Dit probleem leidt iedere keer kamerbreed tot irritatie, dus ik wil graag dat de minister in Brussel polst in hoeverre er beweging is in het standpunt van de andere lidstaten, en de Kamer daarover informeert.

Minister Zalm:

Ik denk dat wij de AFM voldoende wapens in handen geven met de nieuwe publicatiemogelijkheden, die binnen de internationale verdragen passen. Als ik naar Brussel ga, moet ik immers aantonen dat ik met de bestaande verdragen onvoldoende kan. Ik stel voor dat wij eerst discussie voeren in het kader van de WFT. Als wij die discussie hebben gehad over wat binnen de bestaande verdragen kan en of wij de richting van de publicatiebevoegdheden van de AFM toch kunnen bereiken en als u dan tot de conclusie komt dat het toch nog niet genoeg is en dat de internationale verdragen dat toch nog te veel in de weg staan, heb ik een punt van overweging: ga ik het dan toch nog eens in Brussel proberen of niet? Wij moeten dan immers wel een reëel probleem hebben. Het gaat niet om het principe dat alles maar openbaar moet kunnen. Het gaat erom voor zover het een functie richting het beleggend publiek heeft.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik blijf van mening dat voor beleggers onduidelijk is wat er nou precies gebeurd is bij de Nederlandse beleggingsfondsen. Die duidelijkheid wordt wel in Amerika gegeven. Dat is dus onbegrijpelijk. Ik kan ermee leven dat u zegt: laten wij ook nog even de WFT behandelen, want daarin krijgt de AFM meer instrumenten. U kunt er echter gerust op zijn dat dit punt terugkomt bij de WFT-behandeling als wij de AFM dan tot in detail besproken hebben.

Minister Zalm:

Ik had mij niet de illusie gemaakt dat de heer Heemskerk vandaag al zou opgeven. Dat lijkt mij in ieder geval het beste moment om te overwegen of wij die gang wel of niet nog eens maken.

Dan teakhout en dergelijke fondsen. Dat is een eigenlijk een kunstje, waardoor je individueel bezit hebt, maar niet in een fonds belegt. Daarmee onttrekt het zich eigenlijk aan het toezicht. Wij zullen ervoor zorgen – dat zit in het wetsvoorstel Financiële Dienstverlening dat wij volgens mij volgende week gaan bespreken – dat ook dit soort zaken wordt gereguleerd. Er moet ook toezicht op gehouden moeten. Wij zijn nog aan het kijken hoe dat toezicht er precies uit moet zien, maar het kan niet zo zijn dat je door een handige juridische constructie iets wat ruikt of smaakt naar een beleggingsfonds en daarop lijkt, toch geen "beleggingsfonds" noemt. Dat is de spirit waarmee ik aan de slag wil. Daarmee zou ook dit soort fondsen of hoe zij zichzelf ook noemen, onder toezicht komen.

Ik kom bij het andere amendement van de heer Heemskerk. Hij vindt het een nadeel dat je verplicht bent tot een beursnotering; ook mevrouw Koomen en de heer Van Beek hebben dat genoemd. Ik ben het eens met de geest van dat amendement, maar ik heb een technisch-juridisch probleem met dat amendement. Ik zal het proberen uit te leggen. Wij hebben de zogenaamde beleggingsmaatschappijen met veranderlijk kapitaal; dat zijn beleggingsfondsen. Die kunnen wij uitzonderen van bepaalde zaken, maar dan moet je wel voldoen aan de definitie die in de richtlijn staat. Een van de punten van de definitie is dat het instellingen moeten zijn die een beroep doen op publiek kapitaal. Als wij alleen de verplichte beursnotering schrappen, voldoen wij niet meer aan die definitie. Ik zeg u echter graag toe dat mijn mensen en de mensen van Justitie u nader zullen proberen te bedienen met een ietwat ander amendement dat er wel op neerkomt dat de verplichte beursnotering verdwijnt. Dan zal er echter een andere plicht moeten worden geformuleerd, omdat het wel te maken heeft met een beroep doen op publiek kapitaal. Dat kan inderdaad buiten de beurs om, maar als wij alleen de beursbepaling schrappen, komen wij in strijd met de richtlijn. Dat zouden wij natuurlijk niet mogen willen.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik wil geen strijd met de richtlijnen. Tenminste: over die ene richtlijn over geheimhouding wil ik nog wel eens de strijd aangaan, maar in dit geval zeker niet. Ik dank u voor die assistentie. De publieke verantwoording is inderdaad belangrijk, want daarmee bied je ook de beleggers transparantie. Het schrappen van de beursnotering moet juist wel blijven leiden tot duidelijke publieke verantwoording. Ik zie de assistentie dus graag tegemoet.

Minister Zalm:

Ik denk dat wij inhoudelijk geen verschil van mening hebben; het zit 'm meer in de juridische vormgeving. Ik geloof ook dat het een verbetering is dat je de mogelijkheid krijgt om zonder beursnotering een beleggingsfonds te runnen, uiteraard mits aan allerlei eisen is voldaan. Ik kom op het vestigingsklimaat, waarover mevrouw Koomen uitvoerig heeft gesproken. Ik ben het met haar eens dat ook het vestigingsklimaat van beleggingsinstellingen in het oog moet worden gehouden. Een van de factoren is natuurlijk de toezichtsregelgeving. Daar leggen wij nu in ieder geval een vereenvoudiging van de vergunningprocedure neer; dat is alvast winst. Ook de verplichte beursnotering zal verdwijnen, want de geest van het amendement van de heer Heemskerk wordt breed gesteund; die wil ook ik graag steunen. Ook dat is dus al een plus. De staatssecretaris is bezig met enkele maatregelen om knelpunten op te lossen ten aanzien van de dividend- en vennootschapsbelasting; ook dat zal dus een verbetering zijn. Het moeilijkste punt is de kapitaalbelasting. Intellectueel is dat geen moeilijk punt, maar financieel geeft dat een probleempje. Wij hebben die belasting inmiddels al stapsgewijs verlaagd van 1% naar 0,55%. Op dit moment staat die kapitaalbelasting voor 258 mln euro in de boeken. Dat is dus een bedrag dat niet echt in de plooien van de jas valt. Zoals bekend – ik heb het althans in de krant gelezen – hebben wij er op dit moment de voorkeur aan gegeven om het vestigingsklimaat vooral te verbeteren met verlaging van de vennootschapsbelasting. Voor de kapitaalbelasting heb ik geen dekking kunnen vinden. Zodra er dekkingsvoorstellen zouden zijn, is dat echter zeer bespreekbaar. Het afschaffen van een belasting geeft altijd nog meer voordelen dan het verlagen van een belasting, want dan ben je er tenminste één kwijt en dan hoef je dat ook niet meer in te vullen. Op dit moment heb ik daar echter geen ruimte voor kunnen vinden.

Dan het advies van de Raad van State en de definitiekwestie. Zelfs met de Raad van State kun je wel eens een beetje een misverstand hebben. De Raad van State zegt dat de beleggers deelgenoot gemaakt moeten worden van het fonds, zoals dat heet, en heeft op dat punt dus een andere benadering. Wij willen juist niet dat zij deelgenoot worden van het fonds; wij willen het fonds juist afscheiden van het vermogen van alles en iedereen. Dat betekent dus dat je wel recht heb vanwege je inleg en het rendement, maar dat het geen soort "shared property"-gedoe is. Ik hoop dat wij de Raad van State daarvan hebben kunnen overtuigen in ons nader rapport aan de koningin.

Wat de AFM betreft, zijn mij eigenlijk geen bijzondere problemen bekend. Voor zover de AFM het idee heeft dat er nog het een en ander moet gebeuren, speelt dat vermoedelijk vooral rond het besluit. Wij proberen nu juist alle punten die de AFM in dat onderzoek heeft gevonden, in dat besluit weg te nemen.

Mevrouw Koomen (CDA):

Ik kom terug op uw vorige punt. Ik heb u niet horen toezeggen dat u een notitie naar de Kamer zal sturen waarin u ingaat op de concurrentiepositie van beleggingsinstellingen in Nederland ten opzichte van het buitenland. U geeft aan dat u op dit moment nog even geen geld hebt voor het afschaffen van de kapitaalbelasting. Ik vraag ook niet expliciet om die meteen af te schaffen, maar wel om te verkennen wat de mogelijkheden zijn om de concurrentiepositie te verbeteren en om daarover met een notitie te komen.

Minister Zalm:

Na gisteren ben ik natuurlijk in een goede stemming, want ik heb de commissie-Duivesteijn overleefd. Laat ik daarvan gebruikmaken door royaal die toezegging te doen. Dan zullen ook de elementen die ik zojuist noemde, aan de orde komen. Dan is er waarschijnlijk ook meer zicht op de verbeteringen die de staatssecretaris in de fiscale praktijk nog tot stand kan brengen. Ik zal de Kamer dus melden, als wij bekijken wat wij allemaal hebben gedaan, welke verbeteringen daardoor in de concurrentiepositie ontstaan en wat wij nog aan handicap overhouden. Dat zeg ik dus graag toe. Dat zal ook nog wel dit jaar kunnen. Ik vermoed dat het niet een al te grote nota zal zijn, maar het is goed om dat overzicht te hebben.

De heer Van Beek heeft gevraagd hoe het zit met de transponeringstabel. Uiteindelijk zal de Wet toezicht beleggingsinstellingen worden opgenomen in de Wet financieel toezicht. Naar verwachting zal het derde deel van de WFT – daar moet het in komen – nog deze maand naar de Raad van State worden gezonden. Daaraan zullen wij een transponeringstabel toevoegen waarin te zien is hoe alles wat wij hierin hebben staan, materieel terechtkomt, niet alleen van de richtlijn hiernaartoe, maar ook vanaf dit naar de nieuwe WFT.

De vraag in hoeverre de toezichthouders in Europa soepeler zijn en of dit ook wenselijk is, is moeilijk te beantwoorden. Met betrekking tot AFM kan ik wel zeggen dat er een aantal fouten is geconstateerd bij beleggingsfondsen en die brengen mij er niet onmiddellijk toe om te zeggen dat het ook wel met minder toezicht kan. Wij vinden allemaal dat dit soort problemen niet door de beugel kunnen. Al die kwesties die de AFM heeft aangereikt zoals de transparantie van de kosten, zullen nu in het besluit worden geregeld. Het is de bedoeling dat er vervolgens wel wordt nagegaan of de instellingen zich daaraan houden.

Een goed toezicht zonder onnodige administratieve lasten is juist aantrekkelijk, omdat een belegger dan weet dat er op zijn belegging in een Nederlands fonds voldoende toezicht is en dat hij niet wordt geflest. Dit kan de aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat bevorderen. Souplesse is niet altijd goed voor het vestigingsklimaat. Het is natuurlijk wel prettig voor de beheerder als er niemand mee kijkt, maar het gaat ons natuurlijk om de deelnemer in het fonds.

De kosten bij overgang zullen worden gemitigeerd. Ik zal hier in de toegezegde rapportage nog op ingaan. Op de kosten en de overgang van vergunningen is een kostenbesluit van toepassing. Ik zal proberen daarin de kosten te mitigeren. Ik neem dit graag mee in de notitie over het vestigingsklimaat in het algemeen.

De heer Heemskerk (PvdA):

De minister heeft gevraagd of ik het amendement over de zware voorhang wil intrekken. Ik wil dit wel overwegen, maar dan zou ik graag van hem vernemen welke verdeling hij voor de nadere regelgeving maakt tussen organisatorisch-technische aspecten, majeure aspecten die aan de Kamer worden voorgelegd en wat daar blijkbaar tussen zit.

Minister Zalm:

Ik zal graag zo'n informatieve notitie aan de Kamer sturen, al is het maar, omdat ik dan zelf ook weet hoe het zit.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen, ervan uitgaande dat de Kamer dan kan beschikken over de notitie die de minister heeft toegezegd.

De heer Heemskerk (PvdA):

Een tweede voorwaarde is dat dan vaststaat dat het amendement juridisch juist is geformuleerd. Ik betwijfel op dit op zo'n korte termijn mogelijk is.

Minister Zalm:

Ik zie aan de lichaamstaal van mijn ambtenaren dat dit te kort dag is.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat wij dinsdag over een week stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 11.30 tot 14.00 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het eind van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven