Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 5 februari 2004 over het pachtbeleid.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Ik vraag mede namens de fracties van het CDA en de VVD om een Kameruitspraak. Daartoe leg ik een motie aan de Kamer voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is rigoureuze wijzigingen aan te brengen binnen de regelingen tussen verpachter en pachter, zoals die nu zijn vastgelegd in de Pachtwet;

constaterende dat de neergelegde beleidslijn van het kabinet niet op een meerderheid van de Kamer kan rekenen;

verzoekt de regering, met de verschillende partijen om de tafel te gaan zitten teneinde tot een evenwichtig stelsel van pacht en verpacht te komen ter invulling van de noodzakelijke aanpassingen binnen de huidige Pachtwet;

verzoekt de regering, rekening te houden met het feit dat pachters en verpachters niet onder alle omstandigheden gelijkwaardige partijen zijn;

verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre nieuwe vormen van pacht geïntroduceerd kunnen worden, om zo tegemoet te komen aan de rechtvaardige wensen van betrokken partijen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Koomen en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(27924).

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een aantal moties dat door andere fracties zal worden ingebracht mede ondertekend.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Wij hebben al veel woorden gewijd aan de voorstellen van het kabinet om de Pachtwet te liberaliseren. Het moge duidelijk zijn dat wij het er allen over eens zijn dat de afname van het pachtareaal in Nederland een probleem is. Maar zonder onderzocht te hebben welke oorzaken ten grondslag liggen aan het probleem, stelt de minister liberalisering voor als een oplossing. Wij stellen dat er geen inzicht is in oorzaak en gevolg en dat er dus ook nog geen oplossing kan worden gekozen. Liberalisering is op deze manier geen middel meer, maar een doel op zichzelf geworden. Het is een gevaarlijk doel, want de pachtmarkt voldoet niet aan de condities van volledige mededinging. Liberalisering zal dus per definitie tot extra problemen leiden. Ik doel dan op de inkomens van agrariërs, de bemoeilijking van verdere duurzame landbouw, etc. Dat is voor de fractie van de SP geen lokkend perspectief. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is de Pachtwet verregaand te liberaliseren, teneinde de afname van het pachtareaal in Nederland te keren;

constaterende dat nooit adequaat is onderzocht om welke redenen het pachtareaal in Nederland afnemende is;

constaterende dat evenmin is aangetoond dat liberalisatie van de Pachtwet de afname van het pachtareaal in Nederland zal keren;

constaterende dat onzorgvuldige liberalisatie van de Pachtwet tot grote bestaansonzekerheid in de landbouw kan leiden;

verzoekt de regering, een gedegen onderzoek te doen naar de oorzaken van de afname van het pachtareaal in Nederland, op basis waarvan oplossingen zoals liberalisatie overwogen kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen en Slob. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(27924).

Mevrouw Koomen (CDA):

Voorzitter. Ook de fractie van het CDA heeft geen behoefte om het algemeen overleg van de vorige week over te doen. De fractie is teleurgesteld over enkele antwoorden van de ministers Veerman en Donner over het prijsstellingsmechanisme in de Pachtwet. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor het vergroten van het Van Velzenareaal pacht, de bedrijfscontinuïteit en duurzaamheid van de agrarische sector de Pachtwet van belang is;

overwegende dat bij de modernisering van de pachtwetgeving een efficiënt prijsbeheersingmechanisme een belangrijke rol vervult als het gaat om het waarborgen van evenwicht tussen de positie van de verpachter en de pachter;

constaterende dat pachters en verpachters niet onder alle omstandigheden gelijkwaardige partijen zijn;

verzoekt de regering, bij de modernisering van de huidige Pachtwet een prijsbeheersingmechanisme te ontwikkelen in samenspraak met maatschappelijke organisaties, met daarbij meer aandacht voor onder meer het opbrengend vermogen van de grond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koomen, Slob, Snijder-Hazelhoff, Waalkens, Van der Vlies en Van den Brink.

Zij krijgt nr. 14(27924).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Dat de Kamer toch aanleiding ziet om een aantal moties in te dienen, maakt wel duidelijk dat wij de behoefte hebben een aantal uitspraken te doen over de weg die de regering inslaat met de pacht. Naar wij hopen en aannemen, worden die uitspraken meegenomen naar het vervolg van de gebeurtenissen rond de Pachtwet. Aan de ingediende moties wil ik er nog een toevoegen. Die betreft de relatie tussen de pacht en het structureel verleasen, beter gezegd: de relatie tussen de pacht en het beëindigen van het structureel verleasen. De discussie hierover hebben wij al vele malen gevoerd en hierover willen wij nu een duidelijke uitspraak van de Kamer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • - naar aanleiding van het Thomsonarrest het structureel verleasen van melk per 1 april verboden is;

  • - doorslaggevend argument daarbij was dat het quotum de actieve producent toebehoort;

  • - in pachter/verpachterrelatie het de pachter is die daadwerkelijk produceert;

  • - de Europese Unie de lidstaten vrij laat in de verhouding van de waardeverdeling bij verkoop van melkquotum;

van mening dat:

  • - de 50/50-verdeling zoals die in Nederland gebruikelijk is, geen recht doet aan de pachter als actieve producent;

  • - evenals bij het besluit de mogelijkheid het gehele quotum te verleasen te beëindigen, bij verkoop van het quotum de actieve producent als uitgangspunt dient te worden genomen;

verzoekt de regering, te komen tot een gewijzigde waardeverdeling bij verkoop van het melkquotum die meer recht doet aan de pachter als producent,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van Velzen, Koomen, Van der Vlies, Snijder-Hazelhoff en Van den Brink.

Zij krijgt nr. 15(27924).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Het overleg met de ministers was een goed overleg, maar toch willen wij nog enkele opmerkingen maken en een motie indienen.

De VVD is voor aanpassing van de Pachtwet Zij is voor modernisering daarvan. Wij willen dat daarbij het uitgangspunt is: een goede balans vinden tussen verpachters en pachters. In het overleg hebben wij ook aangegeven dat het voorgestelde beleid op zeer korte termijn gestalte zou moeten krijgen en dat wij voor het einde van het jaar duidelijkheid willen, zodat wij weten waartoe de inspanningen leiden. De Kamer wil daarom graag op de hoogte worden gehouden van hetgeen de ministers in gang gaan zetten. Daarom dien ik op dit punt een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is de pachtwet rigoureus aan te passen;

constaterende dat pacht een belangrijk financieringsinstrument is voor het grondgebruik, zowel voor agrariërs als ook voor andere grondgebruikers en voor andere gebruiksvormen;

constaterende dat het van belang is de pachtwet aan de huidige tijd aan te passen;

verzoekt de regering, rekening te houden met het uitgangspunt dat pachters en verpachters niet onder alle omstandigheden gelijkwaardige partijen zijn;

verzoekt de regering, de Kamer voor de zomer te informeren over de voortgang van aanpassing van de pachtwet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff, Koomen, Waalkens, Van der Vlies, Van den Brink en Slob.

Zij krijgt nr. 16(27924).

Minister Veerman:

Voorzitter. Verleden week hebben mijn collega Donner en ik een indringend gesprek gehad met de Kamer over de herziening van de Pachtwet. Het is duidelijk dat de Kamer over een aantal onderdelen van de contouren van de nieuwe Pachtwet zorgen heeft. Wij hebben in het AO gezegd dat wij de signalen van de Kamer hebben gehoord en hebben begrepen. Ik heb toen al gezegd dat wij spraken aan de hand van contouren. Wij zijn namelijk voornemens om het wetsvoorstel eerst in concept met de organisaties en de praktijk door te nemen. De minister van Justitie heeft daarbij de verwachting uitgesproken dat het gesprek met de praktijk aan de hand van de concrete wetsteksten een aantal zorgen die door de Kamer naar voren zijn gebracht, zou kunnen wegnemen. Bovendien zijn wij volstrekt helder geweest dat wij in dat proces niet zullen komen met een in beton gegoten voorstel, maar met een verstandig voorstel. Ik ben dan ook enigszins verwonderd dat de Kamer nu al in dit VAO met een aantal moties komt om de overigens goed verstane mededelingen van verleden week nog eens kracht bij te zetten. Dat staat de Kamer vrij, maar ik wil er toch voor pleiten dat ons de ruimte wordt gegeven om in de komende tijd met de organisaties van weerzijde, pachters en verpachters, adequaat overleg te hebben en er niet al te zeer de hypotheek van de opvatting van de Kamer op te leggen. Want dan is een dergelijk overleg bezwangerd. Het zal toch niet zo zijn dat de zwangerschap uitloopt op de door mevrouw Snijders gewenste geboorte voor de zomer.

De heer Waalkens nodigt in zijn motie de regering uit om met de verschillende partijen in overleg te treden. Dat is geen enkel probleem. Dat zou dan echter binnen de kaders van de huidige Pachtwet moeten geschieden. Dat is een beperking die zou inhouden dat op voorhand al duidelijk is dat slechts binnen de kaders van de huidige Pachtwet met partijen kan worden gesproken. Welnu, dat vind ik een te vergaande beperking. Als de motie op zou roepen tot overleg, is het een ondersteuning van mijn beleid, maar als in het dictum staat dat dat binnen de huidige Pachtwet moet, moet ik haar ontraden.

De heer Waalkens (PvdA):

Wij hebben van uw collega Donner goed begrepen dat de plaats waar de spelregels over pachten en verpachten worden vastgelegd op zich wel van belang is, maar dat je eerst moet weten wat je zou willen opschrijven. Het zou mogelijk moeten zijn – zo mag u de motie ook lezen – het binnen de huidige Pachtwet te doen. Als de Pachtwet binnen het Burgerlijk Wetboek en het Nieuwe Burgerlijk Wetboek wordt gebracht, kan dat ook worden onderzocht.

Minister Veerman:

Het maakt niet zoveel uit waar het staat, het maakt wel uit wat erin staat. Maar bedoelt de motie nu te zeggen dat het overleg met partijen moeten gebeuren onder de vigeur van het huidige stelsel of niet? Als dat eerste het geval is, heeft het overleg niet zoveel zin.

De heer Waalkens (PvdA):

Een gesprek "bezwangeren", zoals u zojuist zei, gaat uit van vruchtbaarheid. Ik neem aan dat het binnen de kaders die in de motie staan, mogelijk is. Er staat echter nog meer in, namelijk dat wij de regering verzoeken om nieuwe pachtnormen te introduceren als partijen daarom vragen. Dat hoeft dus geen belemmering te zijn.

Minister Veerman:

Wij moeten niet in letterknechterij vervallen. Ik kan met de motie leven als bedoeld wordt dat wij in het overleg met partijen vrij zijn om de verschillende mogelijkheden om te komen tot een evenwichtig stelsel van pacht en verpacht te bespreken. Als echter bedoeld wordt dat dit binnen het kader van de huidige pachtwet moet, dan heeft een gesprek geen zin en is de motie overbodig. Ik leg de motie in mijn voordeel uit en dan is zij een ondersteuning van ons beleid.

Mevrouw Van Velzen roept de regering in haar motie op om een gedegen onderzoek te doen. Ik geloof dat er inmiddels misschien wel meer dan een meter aan boeken over de pacht en over de oorzaken van de terugloop daarvan is verschenen. Ik wil het haar niet aandoen om te adviseren al die boeken te raadplegen. Ik heb mij in het verleden daar ook enigszins mee beziggehouden. Het klopt niet dat nooit adequaat is onderzocht om welke redenen het pachtareaal in Nederland afneemt. Iedereen is het erover eens wat daar de oorzaak van is. Er wordt alleen verschillend gedacht over de wijze waarop dat veranderd zou moeten worden omdat sprake is van belangentegenstellingen, bijvoorbeeld tussen pachter en verpachter.

Verder wordt in de motie geconstateerd dat evenmin is aangetoond dat liberalisatie van de Pachtwet de afname van het pachtareaal in Nederland zal keren. Ik wijs mevrouw Van Velzen op de landen met een liberaal pachtbeleid, zoals Duitsland en Denemarken. Er is overtuigend aangetoond dat de oppervlakte pacht daar significant groter is dan in Nederland. Bovendien neemt dit areaal in een aantal regio's van die landen toe als gevolg van de vrije onderhandelingspositie. Daarop gelet, moet ik aanvaarding van de motie ontraden.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Er is heel eenzijdig voor gekozen om de optie liberalisering verder uit te werken. In mijn motie wordt opgeroepen tot onderzoek naar de oorzaken en naar andere oplossingen.

Minister Veerman:

Ik begrijp dat mevrouw Van Velzen vooral aanslaat op de term "liberalisering", maar het maakt niet uit hoe wij het noemen. Het pachtareaal loopt terug vanwege onevenwichtigheden tussen de belangen van de pachter en de verpachter. Als een overeenkomst eindigt, bijvoorbeeld als de pachter de leeftijd van 65 jaar bereikt en er geen opvolger is, wordt de grond verkocht tegen de vrije waarde en niet wederom in pacht uitgegeven. Het komt ook voor dat de grond in pacht wordt uitgegeven onder bijbetaling van het verschil tussen de vrije waarde en de verpachte waarde. Dat is voor mij een overtuigend bewijs dat een versoepeling van de onderhandelingsposities noodzakelijk is om het instrument "pacht" in stand te houden. Het verschil tussen de verpachte waarde en de vrije waarde van de grond – dit is vergelijkbaar met woningen in verhuurde staat en vrij opgeleverde huizen – kan een zodanig niveau bereiken dat niemand meer wil verpachten. Dat baart mij zorgen. Wij willen nader in kaart brengen of via aanpassingen dit belangrijke financieringsinstrument in de landbouw in stand gehouden kan worden. Een ondernemer heeft bij koop meer liquiditeitsproblemen dan bij pacht. In dat geval wordt namelijk een groter beroep op zijn kasgeld gedaan. Ik herhaal dat bij alle bestaande pachtovereenkomsten nog eenmaal een indeplaatsstelling wordt toegestaan. De facto betekent dit een zeer lange overgangsperiode voor bestaande pachtovereenkomsten. Ik wil het debat niet herhalen, maar ik probeer alleen mevrouw Van Velzen ervan te overtuigen dat een motie waarin tot nader onderzoek wordt opgeroepen overbodig is en dus moet worden ontraden.

De motie van mevrouw Koomen komt erop neer dat een normering van de pachtprijs door de overheid onderdeel blijft uitmaken van het pachtrecht en de preventieve toetsing door de grondkamers wordt gehandhaafd. In wezen zijn hierbij twee vragen aan de orde. De eerste is of het pachtrecht ook in de toekomst uit moet gaan van een systeem waarin maximale pachtprijzen van overheidswege worden vastgesteld. De inzet van het kabinet is helder. Het is niet alleen bijzonder lastig, maar bijna onmogelijk om een juiste basis voor de bepaling van pachtprijzen te vinden die over de gehele linie goed uitpakt. Dat is een belangrijke oorzaak voor het marginaliseren, dus voor het verdwijnen van de pacht. Er is sprake van een betrekkelijke willekeur.

De tweede vraag is op welke wijze toetsing moet plaatsvinden. Wordt uiteindelijk gekozen voor pachtprijsnormering of voor toetsing van in beginsel vrij tot stand gekomen prijzen – onze gedachtegang – of moet toetsing op een andere wijze plaatsvinden? Wat is het referentiekader van de grondkamers voor het beoordelen van een rechtmatige prijs in vergelijking met de in onze gedachtegang aanwezige taxateurs of in laatste instantie de rechter, die een dergelijk oordeel zal vellen? Wij hebben geen behoefte aan deze motie. Na de conceptie van het wetsvoorstel zullen wij daarop nader terugkomen. Wij zullen verduidelijken dat het verschil tussen preventieve toetsing door de grondkamer en een taxatiemechanisme van een rechtmatige pachtprijs in wezen niet zoveel verschillen.

Mevrouw Koomen (CDA):

Ik weet dat de minister het rapport van de Universiteit van Wageningen goed tot zich heeft genomen. Daarin heeft hij kunnen lezen dat een systeem van vrije prijsonderhandelingen weliswaar de voorkeur verdient vanwege de efficiëntie, maar dat er geen markt van volledige mededinging is bij de pachters en verpachters. Ik wil een stap terug gaan en niet zozeer uitgaan van de toetsing. Er is geen markt van volledige mededinging. Derhalve wordt een systeem van vrije prijsonderhandelingen ontraden. Waarom gaat de minister er dan toch mee verder?

Minister Veerman:

Ik stel u een wedervraag. Op welke wijze hebt u de garantie dat de grondkamers tot een evenwichtige pachtprijsbepaling komen? U weet dat de overheid richtlijnen daarvoor geeft. U weet dat het moet gaan om 2% van de vrije waarde. Deze richtlijnen vertonen, na ommekomst van de periode van prijsaanpassing, iedere keer dat beeld. Dat is echter een volstrekt willekeurig stelsel, waarbij de stukjes zodanig opgeknipt worden dat wij er uit komen. Dat heeft niets met de realiteit te maken.

Mevrouw Koomen (CDA):

De motie roept op om wat verder te kijken dan alleen de 2%.

Minister Veerman:

Dan kan het dus nog meer worden. Acht u dat wenselijk?

Mevrouw Koomen (CDA):

Dat acht ik niet wenselijk. Ik ga ervan uit dat u met voorstellen komt die meer recht doen aan reële pachtprijzen.

Minister Veerman:

De vraag is wat een reële pachtprijs is. Laten wij dat bepalen – waar ik zelf in mijn jonge jaren aan heb mogen deelnemen – door een aantal verstandige mensen in een kamertje of door de mensen die in de op grond van hun belangeninschatting in een markt tot een bepaalde overeenkomst komen? Omdat de partijen ongelijke machtsposities hebben, is er het vangnet van de taxateur en vervolgens eventueel nog de toets door de rechter.

Mevrouw Koomen (CDA):

Ik denk dat de mening van de Kamer helder is. Zij is van mening dat er geen markt is voor volledige mededinging en vrije prijsonderhandeling.

Minister Veerman:

Natuurlijk is dat de macht van de Kamer, maar dat bepaalt nog niet haar gelijk.

Voorzitter. Ik kom ten slotte spreken over de motie van de ChristenUnie over de 50/50-verdeling bij de waardebepaling van het melkquotum in de pachtovereenkomst. De regering wordt uitgenodigd om hieromtrent in overleg te treden. Ik heb daarover afgelopen dinsdag een brief naar de Kamer gestuurd. Daarin was de centrale conclusie dat ik geen aanleiding zie om de huidige verdelingsmaatstaf te wijzigen. Het betreft een aangelegenheid die op zichzelf los staat van de herziening van het pachtstelsel als zodanig. De vierde constatering van de motie berust op een onjuiste waarneming. Daarin wordt gesuggereerd dat ik zou kunnen ingrijpen, dat de waardeverdeling bij verkoop van het melkquotum binnen mijn macht zou liggen. Het gaat hier om vrije prijsvorming. Die 50/50-verdeling van de waarde van het quotum heeft alleen betrekking op de situatie waarin een pachtovereenkomst afloopt zonder dat de pachter en verpachter afspraken hebben gemaakt over de verdeling van het quotum. Daar ziet de rechterlijke uitspraak op. Wat het verbod op de totale verhuur van het quotum betreft, kan de pachter die een quotum volledig verhuurt, niet als een actieve producent worden opgevat. Uitgangspunt van het quoteringstelsel is immers dat het quotum bij actieve producenten berust. Wij hebben daar al vaker over gesproken. Mocht naar verkoop van het quotum de gerechtigde het quotum niet benutten, dan vervalt het aan de nationale reserve. Ik vind het een verkeerd signaal om op dit moment in overleg te treden met betrokken organisaties, omdat daar toch op z'n minst de verwachting van uitgaat dat ik mijn conclusies op dit punt zou willen bijstellen. Dat is een verkeerd signaal. Ik wil daarover geen misverstand laten bestaan. Ik ontraad de Kamer derhalve de aanvaarding van deze motie.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb er niet zoveel behoefte aan om deze discussie weer helemaal over te gaan doen. Wij hebben er al een aantal keren over gesproken. Ik vraag de minister om nog even te kijken naar de exacte tekst van de motie zoals die hedenmiddag is ingediend. In deze motie komt het woord "overleg" helemaal niet meer voor.

Minister Veerman:

Het tempo waarin en het tijdstip waarop moties beschikbaar komen, stellen mij niet altijd in staat om volledig te doorgronden wat de schrijvers hebben bedoeld. Ik doe die belofte aan de heer Slob. Ik betwijfel of mij dat tot een andere conclusie zal brengen, maar als dat het geval is, zal ik hem dat voor de stemmingen meedelen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik vermoed niet dat de exacte tekst van de motie zal leiden tot een wijziging van de houding van de minister ten aanzien van de motie, maar het is wel even goed om hem erop te wijzen dat de tekst anders is dan hij denkt. Ik wil hem voorts wijzen op het grote aantal ondertekenaars, waaruit blijkt dat er op dit punt sprake is van een vrij groot verschil van mening tussen de Kamer en de minister. Dat was in het verleden echter al duidelijk.

Minister Veerman:

Voorzitter. Dat is volstrekt duidelijk. Ik herhaal wat ik tegen mevrouw Koomen heb gezegd: de macht van de Kamer impliceert nog niet het gelijk.

Ik reageer ten slotte op de motie van mevrouw Snijder-Hazelhoff. In de motie wordt de regering uitgenodigd om voor de zomer met een stappenplan voor de wijziging van de Pachtwet te komen. Ik zal de Kamer graag informeren nadat collega Donner en ik ons hebben beraden over de uitkomsten van het AO. U begrijpt: met deze moties erbij moet dat bij ons tot ernstige inkeer leiden als het gaat om de wijze waarop wij het pachtdossier verder zullen aanpakken. In de motie wordt nadrukkelijk gesproken over een wijziging van de Pachtwet. Daarmee wordt vooruitgelopen op de uiteindelijke wettelijke vormgeving van de herziening van de Pachtwet. Ik moet het nemen zoals het is. Ik ben best bereid om in de geest van de motie te handelen, maar als die een wijziging van de Pachtwet impliceert, waarmee ons op voorhand de mogelijkheid om de wettelijke vormgeving ook anderszins vorm te geven, bijvoorbeeld conform ons voorstel in het Burgerlijk Wetboek, dan ontraad ik de Kamer de aanvaarding van de motie. In het andere geval kan ik de motie echter zien als een ondersteuning van mijn beleid. De keuze is aan mevrouw Snijder-Hazelhoff.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De VVD-fractie heeft nadrukkelijk gesproken over modernisering van de Pachtwet. Dat geeft u enigszins ruimte. Onze inzet is wel om zoveel mogelijk het handvat "Pachtwet" vast te stellen. Ik geef u de mogelijkheid en de ruimte de motie enigszins uit te leggen op de manier waarop u het nu heeft verwoord.

Minister Veerman:

Dat is mooi, voorzitter. Ik dank mevrouw Snijder. Wij hebben ook in het overleg gezegd: what's in a name? Desnoods noemen wij het Pachtwet en zetten wij het in het Burgerlijk Wetboek.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Die discussie hebben wij net ook gevoerd bij de motie-Waalkens.

Minister Veerman:

Oké.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 17.12 uur

Naar boven