Aan de orde is het debat over het eindrapport van de informateurs.

De voorzitter:

Het debat wordt gevoerd naar aanleiding van de brief van de informateurs met het Hoofdlijnenakkoord (28637, nr. 19) die op 16 mei 2003 aan de Tweede Kamer is gezonden.

Het doet mij deugd dat Arie van den Brand, Kamerlid van GroenLinks, vandaag weer in ons midden is na een zeer lange periode van afwezigheid in verband met ziekte.

Ik heet de informateurs, de heren Korthals Altes en Hoekstra, en de vice-president van de Raad van State van harte welkom.

De spreektijden zijn vastgesteld op acht minuten. Ik zal tijden van acht tot tien minuten hanteren, maar ik zet de streep echt bij tien minuten.

De heer Bos (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Gerrit Zalm rookt weer! Dat is een mooi symbool van goede voornemens en gebroken beloften. Met die vergelijking wil ik mijn beschouwing over de totstandkoming van dit kabinet eigenlijk meteen weer afsluiten.

Hoe verleidelijk het ook is om nu, al dan niet in wrok, terug te kijken, daar zit niemand op te wachten, al helemaal niet de ruim 2,5 miljoen kiezers die in januari op ons stemden. Die willen weten wat het kabinetsbeleid dat hier vandaag besproken wordt, voor hen, voor hun hoop en voor hun zorgen gaat betekenen.

Het antwoord op die vraag hing eigenlijk al een tijdje in de lucht: iedereen moet inleveren. En dat is ook zo, want niemand kan hier mooi weer spelen. Ik denk ook dat mensen ervan te overtuigen zijn dat er ingeleverd moet worden. Dat is als zij zien dat het ergens toe dient en als de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Maar levert ook iedereen naar draagkracht in? En waarvoor wordt er eigenlijk ingeleverd? In ieder geval niet voor een betere economie. Dit beleid levert namelijk geen hogere economische groei op en kost zelfs banen. Misschien kunnen de informateurs uitleggen waarom zij in weerwil van die constatering toch hebben opgeschreven dat deze maatregelen wel degelijk banen opleveren. Misschien willen zij ook uitleggen waarom zij beweren dat de lasten voor mensen met 1,4 mld euro omlaag gaan in plaats van dat zij eerlijk zeggen dat deze maatregelen leiden tot hogere lasten voor mensen van wel een kleine 3,5 mld euro.

Wie serieus opschrijft dat een verkleining van het ziekenfondspakket of het invoeren van een eigen risico in de zorg geen gevolgen heeft voor de lasten die mensen de komende jaren te dragen hebben, geeft een verkeerde voorstelling van zaken en vertoont eigenlijk een groot gebrek aan respect voor de mensen die hier het hardst door geraakt worden.

Ruim een jaar geleden vonden in Nederland verkiezingen plaats die gestreden, gewonnen en verloren werden over het onvermogen van de politiek om de problemen van gewone mensen centraal te stellen en daar oplossingen voor te bedenken; en waar dat niet kan, daar ook eerlijk over te zijn. Dan gaat het dus niet over 140 mln in de WAO of 390 mln in de WW of 2 mld in de zorg, maar het gaat om wat dat allemaal concreet betekent voor mensen, voor hun hoop en hun zorgen. Achter elk cijfer in dit akkoord doemen die mensen op. Achter elke zin met Haags jargon schuilt een waarheid in Rotterdam, Heerlen of Groningen. Kunnen wij die mensen uitleggen dat iedereen naar draagkracht inlevert? Kunnen wij die mensen uitleggen waarvoor zij inleveren?

Deze mensen leveren in ieder geval niet in voor een betere economie, want die krijgen zij niet. De werkgelegenheid gaat zelfs achteruit. Zij leveren vooral in voor een lager financieringstekort en krijgen daar gratis en voor niets een lagere groei en een hogere werkloosheid bij. Bezuinigingen, meer dan Europa van ons vraagt en meer dan menig econoom verstandig vindt, maar die zijn volgens de opstellers van het akkoord nodig om volgende generaties niet met een grote staatsschuld op te schepen, zodat de kosten van de vergrijzing betaalbaar blijven. Natuurlijk is dat belangrijk, net zoals het belangrijk is om volgende generaties niet op te schepen met verloederde binnensteden, slechte zorg of ontoereikend openbaar vervoer. De betaalbaarheid van dat alles hangt natuurlijk samen met de hoogte van de staatsschuld, maar minstens zozeer met de kracht van de economie, met het geld dat wij met elkaar nu en straks verdienen en dus met de investeringen die we nu wel of niet plegen.

Het komende kabinet vraagt dus heel wat van mensen zonder dat duidelijk is waarvoor. Zij vragen dat van die vrouw in de Tarwewijk in Rotterdam die haar huursubsidie lager ziet worden, haar medicijnen uit het ziekenfondspakket ziet verdwijnen en nu al ruim een jaar in onzekerheid is of zij haar baan als stadswacht behoudt. Wat biedt dit akkoord haar? Of dat gezin in Ondiep in Utrecht dat zijn buurt ziet verpauperen, maar de plannen om de buurt grootscheeps op te kalefateren in de prullenmand ziet verdwijnen door de bezuinigingen? Waar moeten zij op hopen? Of die ondernemer met dat schoonmaakbedrijf in Heerlen die zijn bedrijf moet opdoeken omdat de loonkostensubsidies waar zijn bedrijf op draait, worden wegbezuinigd? Of die oudere vrouw die haar huursubsidie ziet verminderen zonder dat de wachtlijst voor een seniorenwoning kleiner wordt? Waar leveren zij voor in?

Maar misschien gaat het ook wel over die vier burgemeesters die het afgelopen weekend in de Volkskrant de noodklok luidden over het aantal dak- en thuislozen, zwerfjongeren en mensen met psychische problemen dat in hun steden over straat zwerft. Ook zij zullen na lezing van dit akkoord een oplossing voor dat probleem geen spat dichterbij hebben zien komen.

En helaas gaat het ook over die collega van mij, particulier verzekerd, drie schatjes van kinderen, hypotheek afgelost, die mij met het schaamrood op zijn kaken komt opbiechten, dat hij er op vooruit gaat en geen flauw idee heeft hoe hij dat uitgelegd krijgt. En ik kan hem daar niet bij helpen.

Maar er is meer wat ik niet uitgelegd krijg. Er is de afgelopen dagen veel gezegd, terecht, over het herkeuren van WAO'ers die, als zij pech hebben, zonder enige kans op een baan in de bijstand gekieperd worden. Dat is onaanvaardbaar.

Maar er komt iets bij. Gisteren werd in de Volkskrant de vergelijking gemaakt met George Orwells 1984 en de daar gehanteerde Newspeak: "afwentelen" wordt verkocht als decentraliseren, "in de kou laten staan" als eigen verantwoordelijkheid en "eigen bijdragen" als lagere lasten. Uit een ander boek van diezelfde George Orwell, Animal Farm, komt de regel dat iedereen gelijk is, maar dat sommigen meer gelijk zijn dan anderen. Dat geldt kennelijk ook hier. Of het nu gaat om de afschaffing van de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen of de versobering van de hypotheekrenteaftrek, bestaande gevallen worden gespaard. En terecht. Maar voor WAO'ers, jonger dan 45 jaar, gaat dat kennelijk niet op. Misschien kunnen de informateurs ook aangeven wat de reden is voor deze twijfelachtige voorkeursbehandeling.

In de tweede alinea van dit Hoofdlijnenakkoord lezen wij: "Aan het oplossen van de problemen van de Nederlandse samenleving zal iedereen naar vermogen en draagkracht moeten bijdragen." Van zowel Jan Peter Balkenende als Boris Dittrich heb ik de afgelopen dagen vaak gehoord dat zij die toets essentieel achten, dat de sterkste schouders ook inderdaad de zwaarste lasten dragen. Maar dan wil ik hen graag hier en nu uitdagen om aan te geven waar in dit akkoord die sterkste schouders dat ook werkelijk doen. Is er één maatregel te noemen, één afdwingbare maatregel, die de lasten van het economisch herstel ook daadwerkelijk bij de hogere inkomens legt? En kom dan niet aan met de hypotheekrenteaftrek. De 400 mln die dat moet opbrengen wordt meer dan gecompenseerd door andere maatregelen die in het voordeel van huisbezitters werken, zoals de vermindering van de onroerendezaakbelasting en het kwijtschelden van het eigenwoningforfait bij afgeloste hypotheken. Het is eenieder gegund, maar laten wij dat pakket nu niet tot symbool van de verdelende rechtvaardigheid maken!

Het onderwerp van de hypotheekrenteaftrek dwingt mij overigens tot een tweetal andere opmerkingen. Allereerst het pijnlijke ontbreken van het onderwerp "wonen" in het akkoord. Waar is de ambitie voor het overwinnen van de nieuwe woningnood? Wat zijn de instrumenten om projectontwikkelaars en woningbouwcorporaties tot grotere bouwproductie te krijgen? Hoe maken wij het wonen weer betaalbaar? Veel van de problemen die wij bijeen vegen onder benamingen zoals "falende integratie", hebben te maken met verpauperende wijken waar alle problemen van onveiligheid, werkloosheid, kansloosheid en gebrekkige inburgering bij elkaar komen. Ambitieuze programma's om de woningen en de leefbaarheid in juist die wijken te verbeteren en zowel de bevolking als de bebouwing veelzijdiger te maken, zijn hard nodig. Maar deze ambitie ontbreekt pijnlijk in dit Hoofdlijnenakkoord. Ook dat is een les van 15 mei die kennelijk niet is geleerd.

Mijn tweede opmerking is van een heel andere aard. En dat is dat wij niet zullen verbloemen dat wij wel degelijk ook positief zijn over onderdelen van dit akkoord. Het is goed dat er stappen gezet worden op het gebied van bestuurlijke vernieuwing, het is goed dat er extra geld is voor jeugdzorg en onderwijs, het is goed dat het taboe op de hypotheekrenteaftrek is doorbroken en het is goed dat er afspraken gemaakt lijken te zijn op het gebied van natuur en milieu. Ik zeg "lijken te zijn", want de teksten die nu voorliggen roepen ook wel wat vragen op. Zo gaat de tekst over de Waddenzee alleen over boren en over de vraag of dat al dan niet mag. Maar op de meeste plaatsen is natuurlijk al lang geboord en gaat het over de vraag of er ook gas gewonnen mag worden. Wellicht kunnen de informateurs ons vertellen of daar ook afspraken over zijn gemaakt.

Ook de bestuurlijke vernieuwing is wat ons betreft een belangrijk onderwerp, waarbij het goed is als wij met elkaar de komende jaren gaan proberen daarin de nodige vooruitgang te boeken. Wij hopen dat het dan ook tot de beleidsvoornemens van het kabinet behoort om te streven naar een grotere openheid bij benoemingen in openbare politiek-bestuurlijke functies, zoals die van Eurocommissaris. Het zou natuurlijk prachtig zijn als wij de voordracht voor een opvolger van de heer Bolkestein tot onderwerp van een referendum konden maken, bijvoorbeeld tegelijkertijd met de Europese verkiezingen of in ieder geval tot onderwerp van een publiek debat alhier met verschillende kandidaten. Het zou in ieder geval strijdig zijn met het streven naar bestuurlijke vernieuwing en openheid als hierover al in de achterkamers van de informatie afspraken waren gemaakt. Wellicht kunnen de informateurs de krantenberichten bevestigen dat er op dit punt, de opvolging van de heer Bolkestein, tijdens de informatie afspraken zijn gemaakt.

Een laatste vraag aan de informateurs wordt mij ingegeven door diverse uitlatingen van D66 in het afgelopen jaar en in het bijzonder van de heer Dittrich in de afgelopen weken. Toen D66 nog in de oppositie zat, nam het fel stelling tegen het beleid van het eerste kabinet-Balkenende, dat gebaseerd was op het Strategisch akkoord. Betekent dit nieuwe Hoofdlijnenakkoord nu eigenlijk dat het Strategisch akkoord totaal van tafel is? Of zijn partijen nog op enigerlei wijze gebonden aan wat er over allerlei onderwerpen aan beleidsvoornemens in het Strategisch akkoord is opgenomen?

Ik kom tot een afronding. "Meedoen, meer werk, minder regels", het blijft een mooie titel voor een slecht boek, want wie niet mee kán doen, wordt langs de kant gezet. Dit Hoofdlijnenakkoord is meedogenloos en zonder compassie. Juist in tijden dat het moeilijk gaat, verdienen mensen die kwetsbaar zijn als zij op eigen kracht aangewezen zijn, steun en bescherming van de overheid. Maar juist van hen worden de handen nu afgetrokken. Ik geef Balkenende alsnog gelijk; wij hebben inderdaad een verschil in maatschappijvisie. Niet iedereen kán meedoen en regels zijn juist in heel veel gevallen nodig om de zwakkeren in de samenleving te beschermen. Juist voor hen zal dit Hoofdlijnenakkoord een Hoofdpijnenakkoord blijken te zijn. En de pijnstillers die daarbij helpen, zitten niet meer in het pakket...

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Koppen tellen is beter dan koppen snellen, schreef Hugo Camps ooit, waarmee hij de kern van de wenselijkheid van democratie weergaf. Maar wat nu als kiezers met valse voorwendsels zijn gelokt? Wat nu, als na het tellen van de koppen blijkt dat de meerderheid van de volksvertegenwoordiging een kabinet steunt dat een onaanvaardbaar, asociaal beleid voert? Op deze vraag kom ik aan het eind van mijn verhaal terug.

Na een schijnbeweging van twee maanden om de kiezer het gevoel te geven dat zijn wensen niet helemaal genegeerd werden, kwam de aap toch echt uit de mouw. Het CDA is gewoon een rechtse partij die snoeihard beleid wil voeren. Was er tijdens de campagne nog lang het beeld gegeven van een partij die ook sociale kanten heeft, na de verkiezingen was daar niets meer van te merken. Zogenaamd omdat de chemie tussen CDA en PvdA ontbrak, omdat de twee onderhandelaars elkaar niet lagen, is men na twee maanden dralen uit elkaar gegaan. Het CDA rekende op de plooibaarheid van de LPF, de ChristenUnie en – jawel – de SGP, en natuurlijk van D66. Deze calculatie bleek juist, al moest de LPF al snel inzien dat zij de laatste optie was. Omdat de SGP in de regering voor de VVD onverkoopbaar was, werd er uiteindelijk gekozen voor de partij die drie verkiezingen op rij verloren heeft en die daardoor nog slechts een kwart over heeft van de 24 zetels die zij in 1994 had. Vóór de verkiezingen sloot deze partij, D66 dus, bij een gelijk blijvend of dalend zetelaantal deelname aan welk kabinet dan ook uit, maar de verlokkingen van het pluche waren onweerstaanbaar. Vooral het daarmee verbonden perspectief van veel aandacht in de media, veel meer dan voor de vierde partij in de linkse oppositie, deed de harten van de D66'ers smelten. Toen die weer gestold waren, zei men bij het congres heel slinks: links is rechts en rechts is links geworden, en daarom doen wij mee aan het meest rechtse, het meest asociale kabinet sinds de Tweede Wereldoorlog. D66, ooit opgericht om ons bestel op te blazen, heeft bij gebrek aan resultaat besloten, maar vast met zichzelf te beginnen. Opportunisme heeft uiteindelijk nooit gewerkt, en dat is maar goed ook.

Dan de plannen van het kabinet. De plannen die de coalitiepartijen hebben gepresenteerd, vormen een sociale ramp voor het land. Na de afbraak van Paars en het brokkenkabinet-Balkenende I krijgen de burgers nu te maken met een kabinet dat alle records breekt op het punt van brutaal bezuinigen, het slopen van de zorg en de solidariteit, het pakken van de mensen met de laagste inkomens en het verder laten verloederen van natuur en milieu.

Het is tragisch te zien hoe door deze nieuwe coalitie morele ankers als solidariteit worden losgelaten en belangrijke waarden overboord worden gezet. Terwijl het CDA eerder nog sprak over normen en waarden lijkt de rentmeester Balkenende nu toch slechts gezien te willen worden als een rekenmeester. Het begrotingsbeeld schijnt het enige te zijn wat hem echt bezighoudt.

Eerst moet het begrotingstekort wekenlang tijdens de onderhandelingen met de PvdA in 2007, nul zijn. Toen mocht het plotseling 0,3 zijn en nu, nota bene met de VVD, stemt hij in met een tekort van 0,5% in 2007. Nu zal de leider van het CDA aanvoeren dat tegenvallers hem tot dit besluit noopten. Dat snap ik, maar mag ik dan zeggen dat er blijkbaar geen reden was om zo principieel, beter gezegd, rigide te zijn op het punt van het tekort in 2007? Of hebben wij hier het cruciale punt te pakken waarop met de PvdA gebroken kon worden?

Dit drie over rechts-kabinet doet alsof wij financieel-economisch aan de grond zitten. Het gaat om twee kwartalen met een krimp van een paar tienden van procenten. Vlak niet uit dat wij in de afgelopen 20 jaar bijna 100% rijker zijn geworden in dit land. Nederland is geen derdewereldland. Wij zitten niet financieel aan de grond. Een maximum van 0,5% stellen aan het financieringstekort in 2007 kan alleen bedacht worden door politici met een boekhoudersmentaliteit: zij die denken dat je visie met de "f" van financiën schrijft. Deze politici hebben geen idee van wat de samenleving nu nodig heeft, laat staan dat ze compassie met mensen kunnen opbrengen. De recessie wordt gebruikt als voorwendsel om asociale wensenlijstje van de VVD te kunnen realiseren, met dank aan D66.

Een kleine opsomming. Invoering van een eigen risico in de zorg van € 400 per gezin. De tandarts, fysiotherapie en een deel van de geneesmiddelen worden niet meer vergoed. Bent u ziek en hebt u vervoer nodig: zelf betalen. Bent u ambtenaar: pech gehad. Uw koopkracht gaat per jaar met 1% achteruit. Werkt u in de zorg of in het onderwijs of bent u politieagent: pech gehad. Voor u geldt hetzelfde.

Waarom pleitte deze coalitie trouwens niet voor een prijsmatiging in plaats van voor een loonmatiging? Met dat eerste loopt ons land meer uit de pas met de rest van Europa dan met het laatste.

Hebt u een uitkering? Pech gehad. U wordt gedeeltelijk arbeidsongeschikt? Ook u hebt pech. Voor u is er geen WAO meer. U zit al in de WAO maar u bent jonger dan 45 jaar? Ook pech gehad. U wordt herkeurd en de kans is groot dat u naar de bijstand gaat. U hebt een Melkertbaan? Ook pech gehad. Er is gerede kans dat u uw werk verliest en naar de bijstand kunt. Verdient u het minimumloon? Dan hebt u ook pech gehad. Uw loon is niet meer gekoppeld aan de gemiddelde stijging van de lonen. U zoekt een woning en u hebt weinig geld? Pech gehad. U hoeft niet op steun van de overheid te rekenen. Hebt u huursubsidie? Pech gehad. De kans is groot dat u met bijna 20% wordt gekort. Wordt u werkloos? Ook pech gehad. Het is de vraag of u voor WW in aanmerking komt en als dit al het geval is, moet u weten dat u eerder naar de bijstand gaat. Bent u ouder dan 57,5 jaar? Ook pech gehad. Gewoon blijven solliciteren tot je 65ste. Zit u in de bijstand? Die verslechtert natuurlijk ook. Bent u aangewezen op het openbaar vervoer? Pech. Trek je portemonnee maar vast, want de trein, bus en tram worden weer fors duurder zonder dat de kwaliteit verbetert. Staat u er alleen voor in het leven en hebt u de zorg voor heel kleine kinderen? Pech gehad. Onder het motto "het gezin de hoeksteen van de samenleving" wordt u aan het werk gejaagd. Wilt u in aanmerking komen voor de VUT of prepensioen? Pech gehad, de overheid werkt je tegen.

Dit is een aantal voorbeelden van hoe deze coalitie de georganiseerde solidariteit wil afbreken. Ik vraag dan aan het CDA: hoezo waarden en normen? Ik zou zeggen: Zalmnormen en -waarden. Dat is wat hier staat. Terwijl de mensen met de lage inkomens worden gepakt, laat het kabinet de zakkenvullers aan de top ongemoeid.

Omdat dit zo historisch is toon ik u de voorkant van Elsevier Magazine van verleden week: waarom deze heren zich moeten schamen. Dames en heren, dit is Elsevier! Weet u wat dat is, Elsevier?

De voorzitter:

Wilt u ook in momenten van opwinding via de voorzitter blijven spreken?

De heer Marijnissen (SP):

Zeker, voorzitter. Dit fantastische weekblad betitelt deze mensen als "plunderaars". Ze zijn plunderaars niet alleen van de kassen van de grote bedrijven, ze zijn ook de plunderaars van de moraliteit in dit land. Het is zoals Heinrich Heine al zei: het zijn altijd de mensen die wijn drinken, die zeggen dat water zo lekker smaakt.

Niet alleen in sociaal opzicht faalt het kabinet. Meer geld voor asfalt, geen maatregelen in verband met de bio-industrie, geen heffing voor bouwen in de open ruimte, Borssele blijft open. Ook natuur en milieu hebben niets van dit kabinet te verwachten. Bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking, maar wel geld voor de JSF en meer geld voor defensie. Verdergaan met de Europese integratie, terwijl de bevolking in meerderheid geen enkel vertrouwen in de Europese instituties heeft. De coalitievoorzitter schrijft dat vrede en veiligheid gediend zijn met een versterking van de VN, terwijl men de VN gewoon passeert als het gaat om de blinde steun aan de Verenigde Staten in bijvoorbeeld de oorlog tegen Irak.

Het CDA zegt steeds dat de overheid moet leren los te laten. Het is een gevleugelde begrip dat je vaker uit CDA-mond kunt optekenen. Maar wat moet de overheid dan loslaten? Is dat de solidariteit? Het is een complete misvatting om te denken dat als de overheid de solidariteit niet meer organiseert maar juist afschaft, de samenleving de ontstane gaten zal opvullen. Het tegendeel is het geval. Als de overheid suggereert dat solidariteit ouderwets is, propageert zij het ieder-voor-zich-denken in plaats van gemeenschapsdenken en solidariteit.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Marijnissen spreekt over solidariteit. Dat is een belangrijke onderwerp waarop ik straks zal ingaan.

Misschien mag ik een koppeling leggen met hetgeen hij zojuist zei over de hoge inkomens. Hij heeft het blad Elsevier laten zien in verband met zelfverrijking van mensen aan de top van het bedrijfsleven. Hij zegt dat het kabinet niets doet. Ik constateer dat op pagina 4 van het akkoord staat dat het in deze moeilijke economische tijden onverantwoord en niet aanvaardbaar is, dat veel bestuurders van ondernemingen en zelfstandige bestuursorganen een bovenmatige loon- en inkomensontwikkeling kennen. Als een voorstel wordt gedaan om de bepaling van arbeidsvoorwaarden niet aan de raad van commissarissen, maar aan de aandeelhoudersvergadering te laten en als er verder staat dat zal worden bezien hoe het fiscale instrumentarium kan worden ingezet om een bovenmatige belonings- en afvloeiingsregelingen...

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb het gelezen, mijnheer Balkenende.

De heer Balkenende (CDA):

Als u dit heeft gelezen, waarom zegt u het dan?

De heer Marijnissen (SP):

Dat zal ik u zeggen. Natuurlijk heb ik erover gedacht om er hier iets genuanceerds van te maken. Als u echter de bepaling van salarissen aan de top van het bedrijfsleven voortaan wilt overlaten aan de aandeelhouders... Wij hebben net de kwestie-Ahold gehad. Daar heeft zich een grote schande afgespeeld: de aandeelhouders deden helemaal niets. Het verandert dus helemaal niets. Het derde voorstel gaat over de salarissen in de publieke sector, wanneer zij hoger zijn. Wat was het ook alweer? Het was een heel hoog bedrag.

De heer Balkenende (CDA):

Er worden geen getallen genoemd.

De heer Marijnissen (SP):

Die salarissen worden dan openbaar gemaakt. Wat schieten wij daarmee op? In het bedrijfsleven worden de salarissen al openbaar gemaakt. Zij zijn echter sky high en worden alleen maar hoger en hoger.

Ik betoog dat alles wat er staat, alleen maar boterzacht is. Alle maatregelen die ik heb genoemd, zijn keihard. Er is dus een verschil gemaakt. Het kabinet zegt dat het gaat kijken of het in de fiscaliteit iets kan doen. Dat hebben vorige kabinetten ook gedaan en die kwamen tot de conclusie dat zij helaas niets konden doen.

De heer Balkenende (CDA):

Ik constateer dat de opvattingen van de drie partijen die dit kabinet willen dragen, dat het onverantwoord en niet aanvaardbaar is dat de inkomensontwikkeling aan de top zo is, door u wordt gedeeld. Als wij zeggen dat de aandeelhoudersvergadering een rol moet spelen in plaats van uitsluitend de raad van commissarissen, deelt u dat. Als wij spreken over het inzetten van fiscale instrumenten tegen bovenmatige belonings- en afvloeiingsregelingen, bent u het daarmee ook eens. Ik geloof dat u zich beter iets kunt inhouden. Er worden initiatieven genomen om de zaken aan te pakken. Dan moet u niet doen alsof er niets aan de hand is. Dat zet u de discussie op een verkeerd spoor. Dan schept u ook een vals beeld over de solidariteit.

De heer Marijnissen (SP):

In een uitgebreide opsomming van concrete voorstellen van het kabinet heb ik aangegeven dat het kabinet de georganiseerde solidariteit in dit land vermorzelt. Ik vind dat heel slecht voor de mensen die het treft, maar nog veel slechter voor de lange termijn en de moraliteit in dit land, omdat wij onze ankers van beschaving aan het verliezen zijn.

De voorstellen voor de top zijn niet hard. Het zijn drie voorstellen. De inleidende zinnen vind ik sympathiek; zij zijn mij uit het hart gegrepen. Ik zal nog wat anders vertellen: er staat heel veel in het stuk wat ik buitengewoon sympathiek vind en wat zou kunnen leiden tot een fatsoenlijke conversatie. Als ik echter de concrete maatregelen lees en zie waar het geld naartoe gaat en waar het wordt weggehaald, kom ik tot de conclusie dat het nieuwe kabinet de solidariteit molt. En wat die hoge salarissen betreft, sorry dat ik het moet zeggen: uw intenties mogen goed zijn, maar ik zie geen concreet beleid waarmee echt iets wordt gedaan. Wij zullen moeten wachten op wat er gebeurt. Dat geldt echter niet voor de mensen die ik net heb genoemd, de mensen in de WW, de WAO en de bijstand, want zij zullen hun trekken heel snel thuis krijgen. Vandaag las ik in de krant dat de tandartszorg misschien al per 1 juli uit het ziekenfondspakket wordt gedonderd. Blijkbaar kan zoiets heel erg snel.

Voorzitter. Terwijl het land behoefte had aan een politiek die de mensen zicht geeft op een toekomst die de moeite waard is om je ervoor in te zetten, terwijl de mensen hoop hadden dat het morgen beter zou worden, terwijl de mensen erop vertrouwden dat de politiek samen met hen daarvoor zou zorgen, stel ik vast dat het met dit kabinet armoe troef is als het gaat om een visie op een sociaal, veilig en schoon Nederland.

Ik had het over het loslaten van het CDA. De laatste maanden is er in de zorg een SP-bureaucratiebrigade actief geweest. De conclusie is: weg met de regionale indicatieorganen, de RIO's, maak een einde aan het feit dat huisartsen met soms twintig verschillende verzekeraars moeten onderhandelen, stop met de eigen bijdrage in de thuiszorg en verplicht specialisten niet langer om een hele boekhouding van patiënten bij te houden.

Dit is zomaar een greep uit de ideeën die de SP heeft aangedragen om echt iets te doen aan de bestrijding van de bureaucratie, in dit geval aan de bureaucratie in de zorg. Totale besparing: 800 mln euro, en dan hebben we nog niet eens de extra prestaties als gevolg van meer arbeidsvreugde meegeteld.

Opvallend is dat de meeste bureaucratie wordt veroorzaakt door het enorme wantrouwen en door alle controles die daaruit voortvloeien. Als we meer zouden investeren in vertrouwen in de publieke sector, zouden kapitalen verdiend kunnen worden. We kunnen dan bijvoorbeeld gaan kappen in de enorme overhead die menige instelling teistert. Wat te denken van een directeur van een hogeschool die mij meldt dat meer dan 50% van de kosten niet gaat naar de mensen voor de klas.

Helaas kom ik dit soort voorstellen te weinig tegen in het regeerakkoord. Omdat deze bureaucratiebrigade zo'n succes was, hebben wij besloten die uit te breiden richting onderwijs, sociale zekerheid en alles wat justitie en politie betreft. Via SP.nl kunnen de mensen hun opmerkingen, suggesties en kritiek kwijt.

Voorzitter. Ik zie dat ik moet afronden, dus dat ga ik doen. Aan het begin van mijn betoog vroeg ik mij af wat te doen. Welnu, de SP zal binnen, maar vooral ook buiten het parlement, zoals u dat van ons gewend bent, alles in het werk stellen om mensen ervan te doordringen dat dit kabinet hun belangen verkwanselt en dat er een alternatief is om voor te strijden: investeren in plaats van kaalslag, solidair in plaats van asociaal, zorg voor de natuur in plaats van alles volbouwen en nog meer asfalt en geen nationaal navelstaren meer, maar altijd met een blik op de wereld. Er is nog een wereld te winnen aan menselijkheid en medemenselijkheid. Waar en met wie we maar kunnen, zullen wij het verzet organiseren en ik kan u verzekeren dat de coalitiepartijen nog vaak het schaamrood op de kaken zullen krijgen als wij ze confronteren met de werkelijke maatschappelijke gevolgen van hun beleid en het verzet dat het teweeg zal brengen.

Voorzitter. De mensen in dit land verdienen echt beter.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. De informateurs Korthals Altes en Hoekstra hebben de klus in goed drie weken geklaard en zij verdienen daarvoor alle lof. Het tijdsverschil met de voorafgaande mislukte poging met de Partij van de Arbeid springt in het oog. Dat kan worden verklaard aan de hand van het feit dat ditmaal het Strategisch akkoord als uitgangspunt is genomen en D66, in tegenstelling tot de Partij van de Arbeid, genoegen heeft genomen met enkele symbolische overwinningen.

De Lijst Pim Fortuyn heeft aan die onderhandelingen niet deelgenomen, omdat daarvoor een uitnodiging ontbrak. Het CDA noemde hernieuwde samenwerking immers ongeloofwaardig en de VVD sprak haar voorkeur uit voor D66. Daarmee ontbrak de basis voor serieuze onderhandelingen. Bovendien was de verkennende fase op basis van het Strategisch akkoord overbodig, omdat de LPF immers een van de medeondertekenaars van dat akkoord was. Evenmin had mijn fractie er zin in om in achterkamertjes gedoogsteun toe te zeggen in ruil voor concessies, iets wat de kleine christelijke partijen kennelijk wel hebben gedaan als ik sommige krantenberichten mag geloven. Is het waar, zo vraag ik de informateurs, dat de ChristenUnie en de SGP gedoogsteun hebben toegezegd in ruil voor het bevriezen van de medisch-ethische ontwikkelingen? Of is het toeval dat vorige week de moties van de heer Vendrik over de topsalarissen, die werden gesteund door D66 en de LPF, het toch gehaald hebben?

Het Hoofdlijnenakkoord belooft de goedgelovigen dat er een bedrag van 700 mln extra gaat naar de kenniseconomie, maar dat bedrag wordt pas in 2007 bereikt. Voorwaarde is wel dat er in 2007 ook aan loonmatiging een bedrag van maar liefst 2,7 mld kan worden ingeboekt. In 2004 wordt nog het voorzichtige beleid van het kabinet-Balkenende I voortgezet, maar de financiële tijdbom onder het nieuwe kabinet begint vanaf 2005 te tikken. Dat jaar wordt gerekend op een loonkostenmatiging van 1,35 mld, die moet oplopen tot 2,7 mld in 2007. Wie denkt dat de werknemer in de collectieve sector, ondanks alle verhogingen, vier jaar lang aan loonmatiging blijft doen, doet aan luchtfietserij.

Veiligheid en normen en waarden hebben plaatsgemaakt voor creatief boekhouden en gebroken beloften. Over waarden en normen gesproken. Het CDA heeft D66 kundig verleid, haar verkiezingsbelofte om niet mee te doen, te breken. Omgekeerd heeft D66 het CDA en de VVD ertoe gebracht de beloften op het gebied van de hypotheekrente en het kwartje van Kok los te laten. Wees daar maar trots op. Maar bedenk: de heler is even erg als de steler.

Pijnlijke maatregelen zijn nodig, maar je moet de problemen van de overheid niet alleen financieel, maar ook organisatorisch fors aanpakken. Wij krijgen er twee ministeries bij, waaronder waarschijnlijk een overbodig ministerie voor bestuurlijke vernieuwing, dat onderhorig blijft aan de minister van BZK. Dat ministerie van BZK had D66 natuurlijk moeten binnenhalen, maar dat is niet gelukt. Op zichzelf zou het een mooi staaltje van bestuurlijke vernieuwing zijn als wij nu de eerste deeltijdminister krijgen. Want zelfs als je Koninkrijkszaken en rampenbestrijding erbij doet, biedt de portefeuille slechts werk voor halve dagen. Balkenende I liet noodgedwongen zien dat capabele bewindslieden best twee zware ministeries aankunnen. De door de LPF bepleite vermindering van het aantal departementen en bestuurslagen, die nodig is om de bureaucratie echt aan te pakken, is echter uitgebleven.

Onderwijs, zorg, veiligheid en vreemdelingenbeleid zijn de onderwerpen die de burger bezighouden. Nederland moet veiliger, zo luidde terecht de openingszin van het Strategisch akkoord. Als je het vertrouwen van de kiezer wilt winnen, is een krachtige aanpak van de criminaliteit geboden. De straat en het openbaar vervoer moeten worden teruggegeven aan de burger. Het bedrijfsleven lijdt ondanks 1 mld aan preventiekosten toch nog 3 mld schade door criminaliteit. In de toonzetting van het Strategisch akkoord krijgt alleen het onderwijs extra aandacht, zij het pas vanaf 2006 substantieel. Die extra aandacht is op zichzelf terecht, want ook in het Strategisch akkoord was al een groei van 9% voor onderwijs voorzien, naast een groei van 15% voor zorg en 9% voor veiligheid. Beter onderwijs is niet zozeer een geldkwestie, als wel een kwestie van het terugdringen van ziekteverzuim en regelzucht. Ik hoop dat die voornemens uit het Strategisch akkoord recht overeind blijven.

In de eindafweging zijn op vitale punten verkeerde beslissingen genomen. Het verkleinen van de kloof tussen burger en politiek begint met een betrouwbare overheid. Gedane beloften dienen te worden nagekomen. Knabbelen aan de hypotheekrente en het niet teruggeven van het kwartje van Kok helpen niet het vertrouwen in de overheid te herstellen. Het benutten van de overwaarde van woningen voor verhuiskosten, herinrichting van de woning en consumptieve bestedingen is goed voor de economie. In deze tijden wordt niet meer met aandelen gespeculeerd vanuit de overwaarde.

Ondanks het overhevelen van het kwartje van Kok blijft er nog een tekort van 0,5 mld om de spoorwegen te verbeteren. Het is geld dat eenvoudig kan worden gevonden door de miljarden verslindende magneetzweefbaan naar Noord-Nederland om te zetten in een snelle intercity-plus.

De halvering van de OZB gaat ten koste van noodzakelijke investeringen in de Tweede Maasvlakte en de kinderopvang. De aanleg van de Tweede Maasvlakte is een essentiële impuls voor de goed draaiende Rotterdamse haven. De vrijkomende haventerreinen in de binnenstad kunnen worden gebruikt voor de terugkeer van de middenklasse en de bedrijven.

Het bedrag van 100 mln voor kinderopvang is veel te laag. Er is minimaal 0,5 mld nodig. Investeren in kinderopvang is de manier om arbeidsparticipatie te vergroten.

Dit akkoord moet het vooral hebben van maatregelen die de werknemer langer laten werken. De opmerking van de informateurs dat gekeken wordt naar een ontslagleeftijd van 67 jaar, is natuurlijk geen verspreking. Deze achtenswaardige heren zijn geen beginners – zoals ik, zou ik bijna zeggen – maar routiniers die bewust een proefballonnetje oplieten. Of niet?

Onbetrouwbaar is ook het verhogen van het geplande eigen risico in de zorg van € 100 naar € 200 nog voordat het nieuwe stelsel is ingevoerd. Bovendien wordt het pakket verkleind en komen veel voorgeschreven medicijnen niet langer voor vergoeding in aanmerking. Zo wordt de patiënt dubbel gepakt. Pas als er in 2006 vrije pakketkeuze is in een nieuw zorgstelsel, mag je een eigen bijdrage van de burger vragen.

Dit geldt ook voor de aanpak van de WAO. Op zichzelf is er, wat de LPF-fractie betreft, niets mis met het herkeuren van WAO'ers, maar dat moet dan wel gekoppeld zijn aan een gedegen plan voor reïntegratie op de arbeidsmarkt. Het gaat er bijvoorbeeld om dat vele van de 45.000 leerkrachten die nu thuiszitten, weer aan een baan in het onderwijs worden geholpen. De LPF-fractie steunt geen bezuinigingsplannen die erop zijn gericht om mensen vanuit de WAO naar de bijstand te sluizen. Zij is voor een grondige en, waar nodig, strenge aanpak van de WAO, maar dan moet er ook extra geld komen om de betrokkenen aan het werk te helpen.

Ik zie in het akkoord wel de hand van de VVD, maar niet die van D66. Wij moeten letterlijk en figuurlijk nog zien wat er in 2007 voor kenniseconomie in de envelop zit. Het CDA heeft kleine aanpassingen bereikt – gefeliciteerd – zoals extra toevoegingen aan het particulier en agrarisch natuurbeheer en – verstandig – de beperking van de sollicitatieplicht voor bijstandsmoeders met kleine kinderen. Een bedrag van 100 mln voor jeugdzorg en preventie is zinvol, mits gepaard gaande met een krachtige aanpak van onwilligen. Al deze verbeteringen zouden echter ook in een kabinet met de LPF zijn bereikt. Afgezien van de verre belofte van een sigaar uit eigen doos in 2007, heeft D66 niets bereikt wat niet door de LPF zou zijn bereikt of al was verwezenlijkt, zoals de gekozen burgemeester. Op een punt heeft D66 letterlijk wel meer binnengehaald. In het verkiezingsprogramma heeft D66 een pleidooi gehouden voor een kernkabinet van zeven ministers. Het worden er nu zestien. Voorwaar een winst van negen ministers. Een andere onverwachte overwinning van D66 is dat er voor de kenniseconomie geen 700 mln, maar eigenlijk 1,5 mld is binnengehaald. De 800 mln voor de Joint strike fighter zijn immers behouden gebleven als concrete impuls voor de high-techindustrie. Kortom, een ongekende zegetocht voor D66.

Het motto van het Hoofdlijnenakkoord dat op de scholen voor journalistiek ongetwijfeld als een precisiebom is ingeslagen, luidt: meedoen, meer werken en minder regels. Deze leidraad geeft ieder zijn deel. Minder regels is de VVD uiteraard op het lijf geschreven. Deze partij heeft daar veel ervaring mee. De meeste regels waarmee het bedrijfsleven worstelt, komen immers van de ministeries van Financiën, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en zijn dus vooral door de VVD-bewindslieden onder Paars bedacht. Laat ze hun eigen rommel opruimen, is natuurlijk de wijze levensles die de jonge Jan Peter al met de paplepel door zijn moeder kreeg ingegoten. En dan de kreet: meer werk. Dat is onbetwist een CDA-wens, want dit akkoord laat heel bijbels zien dat wij in het zweet des aanschijns ons brood moeten verdienen en ondertussen flink mogen inleveren. Geef de keizer wat des keizers is. Tot slot de onweerstaanbare oproep: meedoen. Met zo'n aansporing haal je Boris Dittrich als aanhanger van de Olympische gedachte dat meedoen belangrijker is dan winnen, natuurlijk over de streep. Snij mee met Balkenende II, want aan de Zeeuwse opvoeding van Jan Peter heeft niets ontbroken: ons bin zûnig en geen cent te veel hoor. Het motto had moeten luiden: onze inzet voor een gezond en veilig Nederland. Het slagveld van bezuinigingen en gebroken verkiezingsbeloften overziende, past echter maar een motto: de kiezer is de verliezer.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Een klein verhaaltje. Mevrouw Raaijmakers uit Woerden is 67 jaar en heeft 20 jaar lang een deeltijdbaan als lerares gehad. Haar netto-inkomen, AOW met een aanvullend pensioen, bedraagt nog geen € 1100 per maand. Mevrouw Raaijmakers heeft last van een te hoge bloeddruk en slikt daarvoor medicijnen. Ze woont in een huurhuis van € 350 per maand en ontvangt € 100 aan huursubsidie. Een auto kan ze niet betalen. Voor bezoekjes aan familie en vrienden gebruikt ze het openbaar vervoer.

Het is de vraag wat Balkenende II voor mevrouw Raaijmakers in 2006 betekent. Op 1 juli stijgt de huur met € 14 en gaat de huursubsidie met € 20 omlaag. De ziekenfondsvergoeding voor haar medicijnen tegen te hoge bloeddruk vervalt. Dat kost € 30 per maand extra. Vanwege klachten aan de luchtwegen bezoekt mevrouw Raaijmakers een aantal keren huisarts en specialist. Dat kost per maand € 16 aan eigen risico. Ook de hulp in de huishouding wordt niet meer vergoed. Dat kost haar € 80 per maand. Mevrouw Raaijmakers heeft twee gaatjes. De tandartsrekening is € 95. Het alternatief is om zich bij te verzekeren voor tandartskosten. Dat kost haar € 23 per maand. Ondanks haar 65-pluspas zijn de roze strippenkaarten en de treinkaartjes fors duurder geworden. Dat kost haar gemiddeld € 20 extra per maand.

Wij hebben dit bij elkaar opgeteld. Mevrouw Raaijmakers gaat er in totaal € 203 extra, 18,5% van haar netto-inkomen, op achteruit. Het kabinet zegt wel dat het nog met compensatie komt, zorgkorting en ouderenkorting, maar de coalitie kan mij en mevrouw Raaijmakers niet wijs maken dat die € 203 volledig wordt gecompenseerd. Mevrouw Raaijmakers is bedacht, als u dat al niet dacht, voorzitter. Maar zoals zij, zijn er veel mensen in Nederland, mensen die met dit Hoofdlijnenakkoord de prijs voor de economische recessie lijken te moeten betalen.

De afgelopen dagen hebben wij er weinig gras over laten groeien: Wij zijn niet gelukkig met dit akkoord. Natuurlijk is niet het gehele akkoord slecht. De hypotheekrenteaftrek wordt enigszins beperkt. Dat is een lichtpuntje. Heel voorzichtig wordt er een begin gemaakt met het aan banden leggen van de exhibitionistische zelfverrijking van topmanagers, maar dat is absoluut onvoldoende om de afbraak van de solidariteit te repareren. Tegen de heer Balkenende zeg ik: doet u er niet dik over, want slechts een paar weken geleden weigerde de CDA-fractie in te stemmen met de wet-Harrewijn, die werknemers inzicht gaf in de topinkomens. Een laatste goed nieuwtje: de minister voor Ontwikkelingssamenwerking keert terug. Maar dat is natuurlijk relatief nieuws. Tot zover het goede nieuws.

Meedoen, meer werk, minder regels, is de weinig tot de verbeelding sprekende titel van het akkoord. In zijn fantasieloosheid dekt de titel de lading, inhoudelijk echter niet. Meedoen, zo blijkt, betreft enkel de economische ratrace. Meedoen is meedoen aan de arbeidsmarkt, op straffe van korting op uitkering, bijstand en hulp. Pieter Hilhorst verwoordde het gisteren kernachtig in de Volkskrant: "Mensen die in een kwetsbare positie zitten en afhankelijk zijn van de overheid krijgen niet meer, maar minder zeggenschap over hun eigen leven." Mevrouw Raaijmakers' kwetsbare financiële positie, haar grotere onzekerheid over haar gezondheid en gebrekkige mogelijkheden om bij anderen op bezoek te gaan, illustreert zijn stelling.

Wat voorligt, is een armoedig boekhouderakkoord. De organisatie van de solidariteit, een belangrijke taak van de overheid in de moderne verzorgingsstaat, is gereduceerd topt het op orde houden van de rijksbegroting. Andere waarden die de overheid zou moeten vertegenwoordigen, de bijdrage aan het individuele en collectieve welzijn, het streven naar een meer ontspannen samenleving, waarin werk kan worden afgewisseld met de zorg voor elkaar, het vrijetijds- en vrijwilligerswerk en de emancipatie van allochtonen en autochtonen hebben alle geen plek gekregen in dit akkoord. Ik vraag de onderhandelaars en de informateurs of het bericht juist is dat ook het staatssecretariaat voor emancipatiezaken wordt afgeschaft.

Ik spits mijn commentaar toe op de onderdelen sociaal, groen en internationaal. De maatregelen op sociaal terrein zijn vergaand en hardvochtig: de toegang tot de WW wordt bemoeilijkt, WAO'ers tot 45 jaar wordt herkeurd, een eigen risico in het ziekenfonds en lonen en uitkeringen wordt ontkoppeld. Minister De Geus heeft eerder gezegd, dit laatste niet mee te maken. Afgelopen zondag zei hij in Buitenhof dat de verantwoordelijkheid hiervoor bij de werknemers in de markt ligt. De coalitiepartijen zeggen een sociaal akkoord te willen, maar zij zetten tegelijkertijd de werknemers het mes op de keel: eenzijdige loonmatiging zonder dat de regering daar iets tegenover zet in de vorm van betere arbeidsvoorwaarden, WAO-preventie, reïntegratiebudgetten etc. Het wonderlijke is dat minister De Geus zijn aanblijven als minister van Sociale Zaken afhankelijk heeft gemaakt van het gedrag van de werknemers in de markt. Het lijkt mij een weinig aantrekkelijke uitgangspositie. Doekle Terpstra van het CNV heeft inmiddels antwoord gegeven: als dit kabinet een sociaal akkoord wenst, dan moet allereerst de herkeuring in de WAO van de baan. Ik ben benieuwd of het nieuwe kabinet dat zo graag een sociaal akkoord zegt te willen, hiertoe bereid is. Ik krijg hierop graag een reactie, in het bijzonder van het CDA. Bovendien heeft CDA-senator Van Leeuwen vanmorgen gezegd dat ontkoppeling in strijd is met de wet. Ook daarop krijg ik graag een reactie van de heer Balkenende.

D66 probeerde de afgelopen dagen goede sier te maken met de investeringen in milieu en natuur. Maar laten wij wel wezen: slechts de bezuinigingen van Balkenende I worden ongedaan gemaakt. Het kwartje van Kok gaat wederom niet terug naar de burgers, maar naar asfalt.

De heer Dittrich (D66):

Heeft u niet in het akkoord gelezen dat het kwartje van Kok niet alleen naar wegen gaat, maar ook naar achterstallig onderhoud bij het spoor? Waarom noemt u dit consequent niet? De afgelopen dagen heeft u dit steeds verzwegen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U moet mij maar eens aanwijzen waar dat staat, ook in de berekeningen. Ik zie vooral dat dit geld besteed wordt naar herkomst. Aangezien het om benzineaccijns gaat, zal het dus aan asfalt besteed worden. Ik hoor graag dat het anders is. Ik verneem graag van de heer Zalm en de heer Balkenende dat dit inderdaad naar het onderhoud van het spoor gaat, want ik ben daar nogal somber over. Als dat echt het geval is, zou het betekenen dat D66 iets heeft binnengehaald.

De bezuinigingen op het stads- en streekvervoer blijven in stand, terwijl het treinvervoer duurder zal worden. Onherroepelijk leidt dit tot verdere verslechtering van de al miserabele staat van de Nederlandse spoorwegen en tot slechtere toegang tot openbaar vervoer voor degenen met een laag inkomen en op dit vervoer aangewezen zijn.

In eerdere onderhandelingen tussen CDA en PvdA is sprake geweest van een energieheffing voor grootverbruikers. Deze is echter spoorloos verdwenen. Wij betreuren dat. Bovendien is dit een goede bron van inkomsten. D66 is hier in het verleden altijd een groot voorstander van geweest. Graag verneem ik van CDA en D66 waarom deze heffing niet in het akkoord is opgenomen.

De nieuwe regering wenst haar vingers niet aan de bio-industrie te branden, ook niet na de varkenspest, MKZ en de vogelpest. Het dierenwelzijn in de bio-industrie is belabberd. Nederland verdrinkt in de mest. Na de MKZ-crisis pleitte SER-voorzitter en CDA-prominent Wijffels voor een gezondere landbouw; beter voor mens en milieu, voor beest en bevolking. Zijn pleidooi werd breed gesteund, maar zijn aanbevelingen verdwijnen onder leiding van Balkenende in de la. Ook het perspectief van meer ruimte voor minder dieren verdwijnt daarmee achter de horizon. Wel krijgen agrarische bedrijven de ruimte om meer ammoniak uit te stoten vlakbij kwetsbare natuurgebieden. De gevolgen daarvan zijn desastreus voor de natuur. Wij zijn benieuwd of er een nieuwe milieuminister komt. Misschien is wel het meest tekenend voor dit kabinet dat D66 kiest voor een minister op EZ en niet voor Milieu. Voor Balkenende II lijkt de wereld stil te staan: geen nieuwe voornemens, maar wel bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking en op de afdracht aan de Europese Unie. Alle beloften van het CDA aan zijn achterban ten spijt, wordt er meer dan 0,25 mld euro bezuinigd. De armste landen draaien op voor exportkredietgaranties aan Nederlandse bedrijven. Dat is onrechtvaardig. Daarbij zal nu ook het klimaatbeleid drukken op het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Terwijl het CDA daar zelf altijd een van de grootste tegenstanders van was, lijkt het nu vrolijk mee te gaan doen aan de afbraak van het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Graag krijg ik hiervoor een verklaring van het CDA. Maar het meest kwalijk, al met al, is dat Nederland ook nog zal proberen om in OESO-verband andere landen zo ver te krijgen, hetzelfde te gaan doen. Dan gaat het niet alleen maar om het vervuilen van het eigen budget, maar ook om het vervuilen van de internationale norm ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking.

Gisteren presenteerde GroenLinks een maatschappelijk en financieel tegenakkoord op hoofdlijnen uitgaande van de voor ons belangrijke politieke waarden van duurzaamheid, sociale rechtvaardigheid, openheid en internationale solidariteit. Naast bezuinigingen van 9 mld en een lastenverzwaring van 5 mld stellen wij voor om 9 mld – vier keer zo veel als dit kabinet – te investeren in de publieke sector; in zorg, onderwijs, natuur en milieu, integratie enz. en in een rechtvaardig en activerend stelsel van sociale zekerheid. De komende weken zullen wij proberen om zoveel mogelijk politieke en maatschappelijke medestanders te vinden die met ons willen laten zien dat de voorstellen van het kabinet niet economisch of financieel onvermijdelijk zijn, maar een bewuste en onverstandige politieke keuze; een politieke keuze bovendien met een ongewis en, als loonmatiging uitblijft, slecht economisch resultaat.

Mevrouw Raaijmakers zal er op dit moment minder boodschap aan hebben, maar na een jaar flirten met nieuwe politiek vragen wij ons af of daar de komende tijd ook maar iets van zal komen. De ook in de VVD gewaardeerde voorzitter Eenhoorn heeft laten weten dat het dualisme in moeilijke economische tijden dient te worden opgeschort. Anderen, en met name D66'ers, hebben hem tegengesproken. Tegelijkertijd, en dat is toch een somber teken, plaatst de VVD haar politieke leider in het kabinet. De vraag is hoeveel ruimte dit kabinet zal scheppen voor debat, voor aanpassingen vanuit de Kamer, bijvoorbeeld van het Hoofdlijnenakkoord. Ik vraag de informateurs, maar ook de onderhandelaars of bijvoorbeeld alles wat niet is opgeschreven een vrije kwestie is. Betekent dit bijvoorbeeld dat er afwijkend mag worden gestemd over de JSF? Zijn er Kamerleden van de drie onderhandelende partijen die voorbehouden hebben gemaakt? Zo ja, om hoeveel Kamerleden gaat het en wie zijn het?

Zal er elke week een Torentjesoverleg plaatsvinden met de fractievoorzitters? Of mogen wij de heer Dittrich houden aan zijn uitspraak dat hij niet van plan is om elke week acte de présence te geven? Vraag is, hoe vaak hij dat wel wil doen. Ik hoor hem zeggen: twee keer in de week. Of gaat hij uit van heel levendig telefonisch verkeer over en weer? Met andere woorden: hoeveel dualisme zal er zijn?

Na dit debat zal de formateur de ministersploeg samenstellen. De kans dat de formateur een vrouw zal zijn deze keer is inmiddels verwaarloosbaar klein geworden nu Balkenende heeft aangekondigd, nog acht jaar premier te willen zijn. Ik wens hem deze keer dan wel als formateur een gelukkiger hand van kiezen toe. Ik wil hem daarbij ook de vraag stellen of hij als formateur bereid is om voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring mee te werken aan hoorzittingen, waardoor de Kamer deze keer wel in staat is om aantredende ministers de nieren te proeven.

Afsluitend. Het Hoofdlijnenakkoord dat er ligt, stemt droef. Ik hoop dat alle retoriek over nieuwe politiek niet hol zal blijken, want ik blijf er namelijk wel op hopen dat er ook in deze Kamer naar politieke meerderheden gezocht kan worden, omdat er, weliswaar eenzame, sociale CDA'ers moeten blijven bestaan en wellicht een enkele sociaal-liberaal bij D66.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Uit een internetdagboek: "Donderdagnacht. Inhoudelijk zijn we eruit. Om 02.00 uur komt het motto ter sprake. Ik waarschuw nog eens dat na de 'tegeltjeswijsheden' van Balkenende I niet alleen het regeerakkoord, maar ook het motto puur zakelijk neutraal moet zijn en in geen geval een visie, inspiratie, laat staan waarden en normen mag uitstralen. Jan Peter probeert nog iets met 'samen inleveren doe je niet alleen' en Boris oppert opgewekt 'participatie maakt het verschil', maar ik houd voet bij stuk. Een alliteratie is de enige frivoliteit die ik wil toestaan. En zo wordt even voor drieën het ideale motto voor het kabinet-Balkenende/Zalm geboren: 'meedoen, meer werk, minder regels'. Zo, die staat! We kunnen aan de slag."

Het voorgaande stukje is net zo fictief als mevrouw Raaijmakers, maar ik stel me voor dat het zo ongeveer is gegaan met dit stuk. Ik heb gezocht waar nu het hart van de nieuwe coalitie klopt, maar ik heb het niet kunnen ontdekken en ik stel met teleurstelling vast dat, terwijl er juist behoefte is aan een krachtig moreel leiderschap, Nederland het de komende tijd met een kabinet zonder eigen inspirerende, richtinggevende visie op de samenleving zal moeten doen.

De formatie van dat kabinet tot nu toe kent een aantal bijzondere aspecten. Zo lijkt de formatie succesvol te worden afgerond door een andere combinatie van partijen dan waarmee na de verkiezingen werd begonnen. Bij mijn weten is zoiets sinds de Tweede Wereldoorlog alleen in 1977 gebeurd, toen na vele maanden vruchteloos onderhandelen door PvdA en CDA in een handomdraai een kabinet van CDA en VVD tot stand kwam. Het moet gezegd: dat kabinet diende de volle termijn uit, maar hier geldt dat resultaten uit het verleden geen garanties bieden voor de toekomst. Vergelijk alleen al het enthousiasme waarmee de"vrinden" Van Agt en Wiegel indertijd aan hun kabinet begonnen met de zuinige conclusie van Balkenende dat dit "een werkbare situatie" is. Een overeenkomst is wel de onzekerheid over de steun van de meerderheid van de Kamer voor het kabinetsbeleid. Had men toen te maken met een aantal "loyalisten" van wie de steun op cruciale punten onzeker was, nu zijn er van meet af aan vraagtekens gezet bij de stabiliteit in verband met de deelname van D66, vooral vanwege het motief voor D66 om in het kabinet te stappen, te weten de zichtbaarheid "op links", die men in de Kamer niet kan hebben. Ik heb begrepen dat D66 vooral "ja" tégen het kabinet heeft gezegd.

Bijzonder was ook dat twee partijen samen een derde partner mochten uitkiezen, wat leidde tot parallelle verkenningen en – ook dat is bijzonder – de kortstondige betrokkenheid van mijn eigen fractie bij de formatie. Politiek slecht te begrijpen vond ik dat de grootste partij vrijwillig haar eigen eerste voorkeur losliet ten gunste van die van de VVD, en dat het CDA ervoor koos om de "wederopbouw na acht jaar Paars" aan te vatten met twee van de drie paarse partijen. Opmerkelijk was dat nadat de keuze op D66 gevallen was, het formatieproces werd aangepast. De opdracht van de informateurs richtte zich immers op het zoeken van de derde partner, waarna de formateur het regeerakkoord zou gaan schrijven. Het afbreukrisico daarvan voor de beoogde premier werd nu echter te groot geacht, omdat zijn lot in handen lag van de leden van de kleinste coalitiepartner. Dat leverde overigens wel een van de mooiste krantenkoppen van de formatieperiode op: "D66 tegen een referendum over regeringsdeelname"; want, aldus de heer Dittrich: "bij een referendum kun je alleen maar ja of nee zeggen." Tja, wat zou ík daar nou tegen kunnen inbrengen...

Positief is dat er een Hoofdlijnenakkoord ligt, dat door het nieuwe kabinet verder ingevuld moet worden. Dat is goed voor het dualisme en verdient daarom waardering. Daar zit ook ruimte voor verbeteringen!

De heer Marijnissen (SP):

Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om de heer Rouvoet te vragen hoe het is gegaan. Wij hebben allemaal op tv gezien dat hij op een bepaald moment binnendoor Algemene Zaken moest om bij de Eerste Kamer te belanden om dan ingelicht te worden... Om een lang verhaal kort te maken, Balkenende zei op een bepaald moment: wij gaan verder met D66. De heer Rouvoet stond toen opeens buitenspel. Wat is er binnenskamers formeel tegen hem gezegd over de reden dat hij buitenspel werd gezet?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Eerlijk gezegd, heb ik er niet zo heel veel behoefte aan om in dit debat, waarin wij het nu uitgezette beleid moeten beoordelen, uitvoerig in te gaan op wat er die dag is besproken. Destijds heb ik in de media al aangegeven dat ik bepaald niet was gecharmeerd van de wijze waarop het is gegaan; daarover is ook gesproken. Er is ook spijt betuigd: wat niet goed is gegaan, had anders gemoeten. Ik heb er ook met de informateurs over gesproken. Uiteindelijk heb ik geaccepteerd – zo zit ik wel in elkaar – dat de te maken keuze twee kanten op kon vallen. In politieke zin heb ik er begrip voor getoond. Wat er verder binnenskamers is gewisseld aan de tafel van de informateurs, hoort daar thuis. Ik heb er genoegen mee genomen, hoewel ik niet onder stoelen of banken heb gestoken dat het niet de goede route was.

De heer Marijnissen (SP):

Ik kan mij voorstellen dat u niet gecharmeerd was, omdat de heer Balkenende misschien te vroeg was met zijn mededelingen. Daardoor ging het formeel niet helemaal goed. Ik ben vooral geïnteresseerd in de opmerking waarmee u bent afgescheept; dat klinkt wat onvriendelijk, ik bedoel eigenlijk "geweigerd". Waarom is gekozen voor D66? Ik hoorde de avond tevoren van u onder meer dat u nog in de race was en dat de onderhandelingen goed gingen. Wat is er gebeurd?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Als u wilt weten wat de motieven van anderen zijn geweest om de keuze te maken die is gemaakt, moet u dat aan die anderen vragen.

De heer Marijnissen (SP):

Maar ik mag ook aan u vragen wat tegen u is gezegd en wat u in reactie daarop zelf hebt gezegd.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Die vraag heeft u zojuist gesteld. U wilt de precieze motieven weten. Het is evenwel niet aan mij om de motieven van anderen te noemen voor het maken van een keuze die moest worden gemaakt. Ik was niet blij met de keuze en begrijp haar slecht, maar ik vind dat u aan de heer Balkenende of de heer Zalm moet vragen waarom zij de keuze hebben gemaakt die zij hebben gemaakt.

De heer Marijnissen (SP):

Bent u daar dan zelf niet benieuwd naar?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U bent er heel erg benieuwd naar. Ik heb de vraag natuurlijk aan de orde gesteld in de gesprekken die wij hebben gevoerd. Men heeft mij in de gesprekken, die binnenskamers zijn gevoerd, gezegd op welke manier een en ander is gegaan. Ik heb daarmee op dat moment genoegen genomen. U wilt het ook weten, maar u zat daar niet bij. U heeft vandaag alle ruimte om de informatie te vragen aan degenen die echt weten wat de motieven waren. Gaat u vooral uw gang. U heeft straks nog alle ruimte.

De heer Marijnissen (SP):

Ik was erg geïnteresseerd geweest in uw versie, maar ik zal het hun vragen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Goed zo.

Voorzitter. De noodzaak tot stevige ingrepen in de overheidsfinanciën is evident. Er zijn namelijk tegenvallers en de economie staat stil. Politiek pikant is intussen wel dat de eis van begrotingsevenwicht door zowel VVD als CDA geruisloos is losgelaten. Met de PvdA leek dat nog onbespreekbaar. Enige verantwoording lijkt mij fatsoenshalve op z'n plaats. Dat geldt ook voor de hypotheekrenteaftrek. Dat het akkoord een negatief effect heeft op de werkgelegenheid en de economische groei is eveneens opmerkelijk. Hoe dan ook, er zit heel veel zuur en heel weinig zoet in het vat. Dat mag dan misschien onontkoombaar zijn, de vraag is wel of het zuur eerlijk wordt verdeeld en of voldoende wordt gepoogd om de ergste pijn te verzachten. Mijn fractie meent van niet. Zij maakt zich ernstig zorgen over de gevolgen van het nu voorgestelde pakket. Met anderen noem ik de forse ingrepen in de sociale zekerheid, waarbij bijvoorbeeld ook bestaande WAO-gevallen niet worden ontzien. Terecht noemde CNV-voorzitter Terpstra dit niet alleen een kwestie van betrouwbaarheid, maar ook van moraliteit. Ik roep de drie fracties die hierover hebben onderhandeld op om zich op dit punt open te stellen voor alternatieven.

Ook de stevige maatregelen in de zorg baren ons zorgen. Hoe proportioneel is een verhoging van de AWBZ-premie de komende jaren met meer dan 3 mld? De burger krijgt immers ook te maken met hogere eigen zorgkosten als gevolg van een kleiner pakket en van hogere eigen betalingen. Het Centraal Planbureau stelt terecht dat er niet een netto-lastenverlichting, maar een lastenverzwaring van 3,3 mld resulteert. Die verzwaring treft vooral de zorgbehoevenden. Dat is toch niet verantwoord?

Ik vind het bepaald niet misplaatst dat de overheid haar eigen verantwoordelijkheid neemt door de lonen te matigen in de collectieve sector. Het is daarbij wel verstandig om echt pogingen te doen om ook sociale partners tot loonmatiging te verleiden. De WAO-plannen helpen daarbij niet echt, zoals is gebleken. Er zijn ingewikkelder manieren om oorlog te krijgen. Als het verleiden van de sociale partners tot loonmatiging lukt, levert dat nota bene 40.000 extra banen op, zo maak ik op uit de stukken. Dat moet toch zowel de overheid als sociale partners veel waard zijn!

Wij zijn ook kritisch over een aantal niet-financiële zaken. Over de bestuurlijke vernieuwing doe ik er maar het zwijgen toe; in dat onderwerp zal de komende jaren te veel tijd en energie worden gestoken die een betere zaak waard zijn. Belangrijker vindt mijn fractie de paragraaf over immigratie en integratie, waarin het merkwaardige plan staat om asielzoekers pas een definitieve verblijfsstatus te geven als zij slagen voor een inburgeringscursus. Kan dat worden toegelicht? Positief is dat er een regeling komt voor asielzoekers die al erg lang in procedure zijn, zij het dat de voorgestelde regeling, het zogenaamde specifieke pardon, niet in de buurt lijkt te komen bij wat ons in navolging van de VNG voor ogen stond toen wij erover spraken. Ik stel vast dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking nominaal 0,8% blijft. Door de voorgestelde vervuiling wordt zij evenwel de facto verlaagd, conform de aloude wens van de VVD. Ik verwijt dat het CDA en D66. Het milieu komt er bekaaid af, al weten we niet precies hóe bekaaid, omdat de milieueffecten niet zijn berekend. Velen zijn geneigd om het tekortschietende milieuprofiel vooral D66 aan toe te rekenen. Daar valt wel wat voor te zeggen. Het is echter ook veelzeggend dat het woord "rentmeesterschap" in het stuk niet één keer voorkomt. Ik noem voor de vuist weg nog wat onderwerpen waarover wij zeer kritisch zijn en waarover ik zelfs moties overweeg in de tweede termijn, namelijk het opnieuw afknijpen van de publieke omroepen, het lukraak schrappen van een wettelijke instantie als de Raad voor Werk en Inkomen en de volstrekt arbitraire leeftijdsgrens bij de identificatieplicht.

Mijn fractie is wel ingenomen met het feit dat er ten aanzien van een aantal immateriële thema's, die door ons in de verkennende gesprekken ook aan de orde zijn gesteld, in dit akkoord althans enige correcties zijn aangebracht op wetgeving die onder Paars tot stand is gekomen. Dat geldt voor handhaving van de zorgvuldigheidsnormen bij zwangerschapsafbreking, het accent op palliatieve zorg en het verbod op therapeutisch kloneren. Het geldt ook voor het waarborgen van de vrijheid van onderwijs, de verruiming van de gemeentelijke vrijheid om bordelen te weren en de erkenning van gewetensbezwaren van ambtenaren van de burgerlijke stand ten aanzien van het sluiten van een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht. Dat is allemaal winst. Voor ons vormden deze punten echter bovenop de al eerder beloofde evaluaties – ik hoor graag of die nog zullen worden uitgevoerd – het vertrekpunt voor onderhandelingen en zeker niet op voorhand de einduitkomst. Hoe dan ook, het blijkt nuttig te zijn geweest dat wij deze punten op tafel hebben gelegd. Ik krijg overigens de indruk dat er niet meer over is gesproken vanaf het moment dat wij die tafel hebben verlaten.

De tekst is intussen wel magerder uitgevallen dan waar ik op grond van het tussentijdse verslag van de informateurs op meende te mogen rekenen. Zo is van de wens om extra aandacht en extra geld aan de palliatieve zorg te besteden alleen het eerste deel gehonoreerd, namelijk de aandacht. Zou deze hele paragraaf niet aan betekenis en geloofwaardigheid winnen als er ook meer geld beschikbaar werd gesteld voor hulpverlening, noodopvang en begeleiding van ongewenst zwangere vrouwen, voor pijnbestrijding en lijdenverlichting van mensen in de eindfase van hun leven, voor hulp aan slachtoffers van vrouwenhandel en seksuele uitbuiting en voor bestrijding van prostitutie door minderjarigen? Ik overweeg ook op dit punt een motie.

Wat er ook een beetje bij hangt, is het thema van waarden en normen. Het wordt eigenlijk alleen bij veiligheid en immigratie aangestipt, maar over het brede debat, dat juist door maatschappelijke organisaties en bijvoorbeeld ook kerken actief is opgepakt, lees ik niets meer. Is dit thema stilletjes van de agenda afgevoerd, zo vraag ik met name aan de heer Balkenende, omdat de VVD en D66 er niets in zien of mogen we nieuwe impulsen verwachten?

Ten slotte, voor de politieke en staatsrechtelijke helderheid en speciaal voor de heer Herben, omdat hij ernaar heeft gevraagd, wil ik het volgende opmerken. Ik hecht eraan te stellen dat er met ons geen akkoord is gesloten, hoezeer wij bepaalde punten in het akkoord ook waarderen. Wij voelen ons dan ook op geen enkele wijze in politieke zin gecommitteerd aan dit kabinet en zijn programma. Net zo min als wij ons overigens laten vangen in een oppositioneel monsterverbond, zeg ik tegen mevrouw Halsema. Iedereen, aan welke kant van de zaal men straks ook zit, mag de komende jaren – en laten we het voorlopig maar op maximaal vier houden, mijnheer Balkenende – een zelfstandige, onafhankelijke beoordeling van het beleid van ons verwachten, waarbij wij op grond van toetsing aan ons programma zullen steunen wat onze steun verdient, maar bestrijden wat bestrijding behoeft. En mij dunkt dat het akkoord voor een geïnspireerde en vrijmoedige christelijk-sociale partij als de ChristenUnie voldoende uitdagingen bevat om het beleid bij te sturen waar dat kan vanuit principiële uitgangspunten als rechtvaardigheid, rentmeesterschap, respect voor het leven en internationale gerechtigheid. Ik wil maar zeggen dat men niet kan rekenen op onze steun, maar die wel kan verdienen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Betrekkelijk snel na het afbreken van de onderhandelingen tussen het CDA en de PvdA, is de weg nu gebaand voor de formatie van een kabinet van het CDA en de VVD met D66. Het verdient op zichzelf een compliment dat dit kabinet er nu snel kan komen. Na alle turbulentie van het afgelopen jaar is het immers dringend nodig dat een volwaardig en stabiel kabinet de gigantische problemen waar ons land onder gebukt gaat daadkrachtig aan gaat pakken. Het is tevens een compliment waard dat de basis is gevonden in een relatief kort akkoord. Hoe vaak is er al niet gepleit voor een akkoord op hoofdlijnen dat niet van alles en nog wat dichttimmert, maar ruimte laat voor dualisme en het parlementaire debat? Laten wij hopen dat het Kamerdebat weer aan ruimte en kleur kan winnen, zodat de burgers doorzien waar het om gaat, zodat het weer ergens over gaat en zodat de betrokkenheid kan toenemen.

Het gaat om een daadkrachtig en stabiel kabinet. In dat verband zijn min of meer tegelijkertijd verkennende besprekingen gevoerd door CDA en VVD met enerzijds ChristenUnie en SGP en anderzijds D66. Van meet af aan was duidelijk dat te eniger tijd een keuze tussen beide opties zou worden gemaakt. De verdenking is wel geopperd dat eerstgenoemde fracties, waaronder dus de SGP, aan het lijntje zijn gehouden om D66 onder druk te zetten en tot inschikkelijkheid te nopen. Deze veronderstelling doet afbreuk aan het karakter van de door de informateurs geleide verkennende besprekingen. Het neveneffect, dat beide mogelijkheden tegen elkaar opboksen, is elders in het leven – in overigens onvergelijkbare omstandigheden – wel vaker het geval. Ik denk aan twee concurrerende offertes of twee tot de laatste ronde doorgedrongen sollicitanten, van wie er maar één de eindstreep zal halen.

Wij hebben ons niet "gebruikt" gevoeld. Integendeel. Er zijn open en constructieve gesprekken gevoerd. Het vervolg is bekend. Wat betreft de positie van mijn partij, de SGP, bleken de ideologische verschillen tussen de SGP, naar de mening van de politieke leider van de VVD, en zíjn partij te groot, zodat die niet op een geloofwaardige wijze in hetzelfde kabinet konden zitten. Dit geldt met name voor het integratiebeleid. Die verschillen zijn er natuurlijk, maar op provinciaal en lokaal niveau blijken VVD-bestuurders goed met SGP-collega's te kunnen werken. Kortom, het is met die zogeheten beeldvorming maar wat je ermee wilt.

Het Hoofdlijnenakkoord trekt veel lijnen door die al zijn uitgezet door het eerste kabinet-Balkenende. Dat is ook geen wonder: de problemen van toen zijn, zelfs in versterkte mate, die van nu. Er moet diep in allerlei uitgaven en voorzieningen worden gesneden. Dat komt nooit goed uit voor betrokkenen in het land. De eerste oorlogsverklaringen druppelen dan ook reeds binnen. Ik noem de afslanking ambtenarenkorps, de ambtenarensalarissen in relatie tot uitkeringen en lonen in de marktsector, ingrepen in de WAO en in de zorg, de hypotheekrente en dergelijke. Niemand kan ontkennen dat het financieel-economische kader klemt; maar het is tegelijk onontkoombaar.

Een kabinet, van welke kleur ook, staat voor forse ingrepen met als doel herstel op middellange termijn. Het gaat dan om maatvoering en het beheersen van stapeling van effecten, alsook om zorgvuldigheid. De SGP zal opbouwend-kritisch reageren op straks aan de Kamer voorgelegde voorstellen, maar zal eigen accenten zien te zetten op de uitwerking van de plannen, bijvoorbeeld in het geval van de positie van (grote) gezinnen en gezinnen met één inkomen. Ik noem nog maar eens wat punten: geen sollicitatieplicht voor (alleenstaande) moeders met jonge te verzorgen kinderen en de partnertoets in de WAO, zoals die in het Strategisch akkoord was opgenomen. Ook willen wij ruimte voor een royaal plattelands- en landbouwbeleid, waar herstructureringen en reconstructies noodzakelijk zijn, maar ook betaald moeten kunnen worden. Er is uiteraard nog veel meer te noemen.

De SGP-fractie heeft natuurlijk bijzondere belangstelling voor allerlei ethische en immateriële vraagstukken die aan de orde zijn. Ik noem de abortus provocatus, de euthanasieregelgeving, de embryowet, het homohuwelijk en het bordeelverbod.

Onder het kopje "Enkele aspecten van immateriële aard" worden er in het akkoord voornemens opgesomd die mij heel bekend voorkomen. Ze zijn rechtstreeks terug te voeren tot de besprekingen met ChristenUnie en SGP. Uiteraard waarderen wij dat. In het tussentijds verslag van de informateurs werd dat van ons uit een minimum genoemd van waaruit verdere onderhandelingen konden worden gestart. Onze inzet op dit vlak is en blijft duidelijk! Wij kunnen niet berusten in wetten die wij principieel onder kritiek stellen. Een gebaar van goede wil is nooit weg, maar het is niet genoeg om onvoorwaardelijke steun te kunnen geven aan dit kabinet. Wij kiezen, zoals altijd, een constructieve opstelling als dat verantwoord is, wij geven blijk van een gouvernementele houding, maar tegelijkertijd stellen wij ons onafhankelijk tegenover dit kabinet op.

Het valt overigens op dat er een verschil zit tussen het resultaat van onze verkennende besprekingen, zoals vastgelegd in het tussentijdse verslag van de informateurs, en de tekst van het akkoord. Niets over een stand-still op het immateriële vlak, niets meer over extra geld voor de palliatieve zorg. Is er bewust afgezien van het opnemen van passages daarover? Welke ruimte is er op deze manier voor de fracties van de coalitie geconstrueerd om een eigen weg te gaan? Het is immers duidelijk dat VVD en D66, het vanouds paarse duo in deze coalitie, op dit punt eigenlijk iets anders willen dan wat wij aan de onderhandelingstafel overeenkwamen. Gaarne opheldering hiervan.

De heer Dittrich (D66):

U noemde de palliatieve zorg en u zei dat D66 op dat punt eigenlijk iets anders had gewild. Ik zou u het debat in deze Kamer over euthanasie in herinnering willen roepen. Toen heeft ook D66 gezegd dat palliatieve zorg belangrijk is, maar wij hebben erbij gezegd dat het niet in de plaats van euthanasie kan komen, dat men in samenspraak met een dokter altijd keuzevrijheid moet hebben.

De heer Van der Vlies (SGP):

Op het punt van de palliatieve zorg, een onderdeel van een complex van immateriële aspecten, hebt u gelijk. De inzet van de hele Kamer op het punt van de palliatieve zorg wens ik ook niet in twijfel te trekken. Ik hoop alleen dat u niet voorbijgaat aan de bredere context van mijn opmerkingen. Ik noemde abortus provocatus, de euthanasieregelgeving, de embryowet, het homohuwelijk en het bordeelverbod. Het is niet te ontkennen dat er grote verschillen zijn, dat de inzet van de fractie van D66 daarbij markant en principieel verschilt van die van de SGP-fractie.

Voorzitter. Ook de vrijheid van onderwijs, die onveranderd zou blijven ongeacht de consequenties, moet in de gaten worden gehouden. Er staat een cryptische passage over het toelatingsbeleid voor scholen voor bijzonder onderwijs; kan deze nu eens in gewoon Nederlands worden toegelicht? De ledenraad van D66, die triest genoeg op zondag bijeenkwam om over het conceptakkoord te discussiëren, nam nog een motie van treurnis aan over het niet geregeld zijn van de in die kringen fel begeerde acceptatieplicht voor scholen van leerlingen die niet zonder meer passen bij de identiteit van die scholen. Blijkbaar moeten wij in dezen op onze tellen passen.

Werkelijk gemist hebben wij een heldere passage over de nog verder te voeren discussie over waarden en normen. Voor Balkenende I was dat een speerpunt. Nu lees ik daarover nauwelijks iets, alsof die discussie niet gewoon heel hard nodig blijft. Hoe denkt men daarmee verder te gaan? Is er nu echt eenstemmigheid over wat in de stukken heet "de Nederlandse waarden en normen"? Is de referentie daarvoor gelegen in ons vanouds christelijke verleden of moeten wij veeleer denken aan de waarden die pas in de afgelopen twintig, dertig jaar dominant zijn geworden en die hun spits kregen in het absolute gelijkheidsbeginsel? Als dit laatste het geval is, kan het standpunt van de SGP wel bevroed worden.

Uiteraard zijn er meer thema's aandacht behoeven. Ik noem slechts het pijnpunt van de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers, het reeds lang slepende conflict over de aanpak van de volle wegen, de kilometerheffing, de inzet ter zake van terrorismebestrijding, een duidelijke inzet ten behoeve van vrede en veiligheid op de Balkan, in Afghanistan, Irak en Israël en bij het buitenlands beleid meer in het algemeen, waarover in het recente verleden toch grote verschillen bleken met vooral D66, en last but not least een heel ander punt, namelijk een geloofwaardige inspanning op het punt van bedrijfsovernames in de agrarische sector, een punt dat echt niet kan blijven liggen.

D66 heeft bereikt dat enkele verouderde speeltjes van de politieke rommelzolder worden gehaald: de gekozen burgemeester, de gekozen minister-president en een vorm van een districtenstelsel. Dat uitgerekend dit laatste voorstel, een materie waaraan zoveel haken en ogen zitten, tot spoedklus wordt verklaard, is vragen om ongelukken. En dan de ambitie om het met deze politieke formatie acht jaar te willen gaan uithouden, zoals de heer Balkenende in een groot dagblad debiteerde. Nou, sterkte!

De status van dit debat aan de vooravond, zo mag je toch veronderstellen, van een debat over de regeringsverklaring is lichtelijk curieus. Hare Majesteit heeft de informateurs gemachtigd, het Hoofdlijnenakkoord aan de Kamer te doen toekomen. Het eindverslag echter van hun werkzaamheden aan Hare Majesteit wacht nog. Wat kan überhaupt de rol of de betekenis van dit debat daarvoor nog zijn? Niets, toch? Of zien wij dat verkeerd?

Het ook onzes inziens wat vlakke motto is "meedoen, meer werk, minder regels". Om met het laatste te beginnen; dat is hard nodig. Meer werk, laten wij hopen dat de resultaten van het beleid daartoe mogen leiden. Meedoen, akkoord. Wij kennen immers onze verantwoordelijkheid die verankerd ligt in de principiële toets op het beleid en onderdelen daarvan en die kent grenzen. Een beleid dat geen of te weinig rekening houdt met de zegenrijke waarden en normen van het Woord van God, niet gehoorzaamt aan de heilzame geboden van de voor ons allen geldende tien woorden, zullen wij in bewogenheid maar beslist onder kritiek stellen. Immers, het is onze roeping het goede voor land en volk te zoeken en dat is naar Bijbelse getuigenis alleen te vinden bij Hem die de Weg, de Waarheid en het Leven is, Jezus Christus. Met minder kan het niet en mag het dus ook niet.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter. Wij spreken vandaag over het Hoofdlijnenakkoord, het akkoord dat de brug vormt tussen drie partijen om vorm en inhoud te geven aan het beleid voor de komende jaren. Het is goed dat wij vandaag met elkaar van gedachten wisselen over de inhoud, de keuzes, de toekomst van Nederland en ook de pijnlijke maatregelen die nodig zijn om zaken beter op de rails te zetten. Want het gaat niet goed.

Op 14 april spraken wij hier met elkaar. Wij hadden het toen over de toenmalige fase in de formatie waarin wij concludeerden dat de besprekingen tussen CDA en PvdA niet tot conclusies konden leiden. Daarover hebben wij toen verantwoording afgelegd en daarna is een nieuwe fase ingetreden. Er is in vijf weken hard gewerkt. Ik wil graag namens de CDA-fractie mijn erkentelijk uitspreken jegens VVD en D66 voor de manier waarop is gewerkt, voor de wijze waarop in een rap tempo gezocht is naar oplossingen, het maken van keuzes en het bieden van perspectieven voor de toekomst. Dank dus voor deze collegiale opstelling en de snelheid waarmee kon worden gewerkt.

Ik dank tegelijkertijd de ChristenUnie en de SGP. Zij hebben in deze fase van informatie hun verantwoordelijkheid genomen. Zij voelden die verantwoordelijkheid en zijn op een zeer constructieve basis de gesprekken aangegaan. Daarvoor past dank en waardering die ik graag overbreng.

Ik begin met enkele algemene waarnemingen. Daarna zal ik afzonderlijk stilstaan bij de loonontwikkeling, de sociale zekerheid en de zorg.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Balkenende had het kunnen weten. Ik zou hem vragen waarom het uiteindelijk niet de ChristenUnie is geworden.

De heer Balkenende (CDA):

Ik wilde u graag de eer gunnen van de eerste interruptie!

De heer Marijnissen (SP):

Hartelijk dank! Dit zal ik in mijn dagboek schrijven. Misschien kunt u toch even ter zake antwoorden.

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb goed naar u geluisterd. U vroeg hoe het gegaan is met de ChristenUnie en de SGP en wat de motieven waren om op een gegeven moment te kiezen voor D66, waardoor de gesprekken met de ChristenUnie en de SGP konden worden beëindigd. Deze informatie moest leiden tot een kabinet dat kon rekenen op een meerderheid in het parlement. De informatieronde moest leiden tot een kabinet waarin inhoudelijk overeenstemming kon worden geboekt. De gesprekken moesten leiden tot een getalsmatige meerderheid. Dit is een voorwaarde voor de activiteiten van de informateurs. Gebleken is dat in de verhoudingen tussen de drie partijen, CDA, VVD en D66, sprake was van overeenstemming. Die constatering, een meerderheid in het parlement en de inhoudelijke overeenstemming – waarbij ook betrokken is de visie van de verschillende partijen op deze samenwerking – leidden tot de conclusie dat wij op deze wijze verder konden. Dat is geen diskwalificatie in de richting van ChristenUnie en SGP. Het is wel de erkenning dat genoemde partijen met elkaar verder wilden. Op een gegeven moment is een keuze gemaakt waarover met elkaar gesproken is. Ik heb de heer Rouvoet medegedeeld hoe wij tot deze keuze zijn gekomen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb begrepen dat u de avond ervoor – en de heer Rouvoet heeft dat zojuist bevestigd – inhoudelijk goed bezig was. Op een gegeven moment heeft u dus de heren Zalm en Dittrich gevraagd of uw drie partijen verder zouden gaan. Die hebben "ja" gezegd en toen moesten de informateurs aan de heren Van der Vlies en Rouvoet meedelen dat u met elkaar wel goed bezig was, maar dat het niet doorging. Welke argumentatie ligt daaraan ten grondslag?

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb aangegeven op grond van welke motieven wij zijn gekomen tot deze keuze. Je maakt die keuze niet alleen; het is een keuze van partijen voor elkaar. Dat mag ook weleens worden gezegd. Je maakt dus een afweging. Toen dinsdag de fractie bijeenkwam, hebben wij die keuze gemaakt. Wij hebben toen de verschillende argumenten gewogen. Zo is het gegaan. Dat is ook gewisseld. Ik heb daaraan niets toe te voegen.

De heer Marijnissen (SP):

Het is spijtig om vast te stellen, maar van de heer Rouvoet heb ik het niet vernomen en van de heer Balkenende verneem ik het ook niet. Hij herhaalt tot twee keer toe wat er is gebeurd. Dat weet ik nu wel. Wat er precies heeft gespeeld, waardoor de ChristenUnie en de SGP het uiteindelijk niet hebben gered en D66 wel, is mij nog een raadsel.

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb precies aangegeven op grond van welke redenen en motieven wij deze keuze hebben gemaakt.

Het akkoord van de drie partijen is tot stand gekomen op 15 mei. Dat is precies één jaar na de historische verkiezingen van het jaar 2002. Het is een bewogen jaar geweest en het was een teleurstellend jaar. Het was echter geen verloren jaar. Dit akkoord betekent niet dat wordt teruggegaan naar de politieke situatie van voor 2002. Er is heel veel gebeurd in de Nederlandse politiek. Wij kunnen zeggen dat de politiek lessen heeft geleerd, want de debatten over integratie en veiligheid worden op een andere manier gevoerd. Niet alles kan. Zaken worden bij de naam genoemd en het is zaak om te zorgen dat veranderingen in beleid mogelijk zijn. Als het gaat over de visie op de rol van de overheid, komt het loslaten meer naar voren. Er is een agenda voor ontbureaucratisering, een anders denken over regelgeving en eigen verantwoordelijkheid van mensen en keuzevrijheid. Ook die lessen kunnen wij trekken.

Verleden jaar heb ik gepleit voor een andere aanpak in de Nederlandse politiek. Dat was onze boodschap voor 15 mei 2002. Ik heb die later vaak herhaald. Van de agenda die wij toen hebben vastgesteld, is veel teruggekeerd. Op het gebied van het inkomensbeleid treft men in de stukken aan een zorgtoeslag, die wij graag wilden, een inkomensafhankelijke kinderkorting en een dienst annex de Belastingdienst die is belast met de uitvoering van deze inkomensafhankelijke regeling. Wij hebben gepleit voor meer vraagsturing in zorg en onderwijs. Wij zijn bezig met de ontbureaucratisering en er is een commissie-De Beer. Het zijn voorbeelden dat de bureaucratie anders kan. De heer Herben sprak ook over beperking van regelzucht.

Er is ook gesproken over waarden en normen alsof dat nu niet aan de orde zou komen en alsof dit thema is weggevallen. De heer Rouvoet zegt dat hij het tegenkomt bij veiligheid en integratie. Misschien mag ik hem herinneren aan hetgeen in de inleiding staat. Tot drie keer toe worden waarden en normen genoemd. Wij zeggen niet voor niets dat het gaat om overdracht van waarden en normen. Wij gaan ook gewoon door met het entameren van debatten en met de belevingsmonitor, die binnenkort zal uitkomen en waarin waarden en normen nadrukkelijk naar voren komen. Wij gaan ook door met de studies die worden verricht. Als er één thema is dat de burgers in dit land bezighoudt, naast alle andere punten van zorg, is het de vraag hoe men met elkaar omgaat. Dat thema is niet verdwenen en daarom is het in de inleiding ook zo nadrukkelijk genoemd.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb dit naar voren gebracht, omdat ik het thema van het debat over waarden en normen dat wij een half jaar geleden zijn begonnen, in dit stuk miste. Het is natuurlijk niet onbekend in dit huis dat met name de fracties van VVD en D66 in dat debat, dat wij half december hebben gevoerd, hebben aangegeven dat zij niet zoveel in zo'n debat zien en vinden dat de overheid het niet op die manier zou moeten doen. Daarom heb ik die vraag gesteld. Mag ik uit de woorden van heer Balkenende nu begrijpen dat ook met het nieuwe kabinet onder regie van het kabinet, waarin een aantal ministers ermee zijn belast, het maatschappelijke debat over waarden en nomen, waarbij kerk en maatschappelijke organisaties zijn betrokken, voortgang zal vinden?

De heer Balkenende (CDA):

Dit debat moet doorgaan. Ik zeg dat ook graag toe. Het is ook niets nieuws, want het is al het huidige beleid. Wij gaan ermee door. Wij zullen in de nieuwe coalitie wel kijken naar een praktische inslag en naar de praktische resultaten. Wij hebben dat ook gewisseld met de partijen. Wij gaan door met het onderzoek dat de WRR verricht. Wij gaan door met de debatten die worden geëntameerd. Wij doen dat in samenspel met de gemeenten en maatschappelijke organisaties. Ik heb zojuist al aangegeven dat dit thema bij de burgers hoog op de agenda staat en dat staat het ook bij ons.

Voorzitter. Wij hebben gepleit voor subsidiariteit, voor de eigen keuzes van gemeenten als het gaat om de ruimtelijke ordening en het kunnen bouwen, ook voor mensen die tot die omgeving behoren. Ik denk verder aan het vraagstuk van de herindeling, de keuze voor een vitaal platteland. Die visie op de ontwikkeling van het landelijk gebied komt terug. Vorig jaar heb ik daarvoor gepleit.

We hebben ook gezegd: laten we het gezins- en familiebeleid op een nieuwe leest schoeien. Er is weer aandacht voor het levensloopbeleid. Als het gaat om de financiële soliditeit, ook in deze moeilijke tijden, zeggen we: daarmee gaan wij door. Voorzitter. Dit zijn die punten van de andere aanpak waarvoor wij vorig jaar hebben gepleit. Wij vinden ze nu terug. Dit is ook de reden waarom de CDA-fractie zich van harte achter dit akkoord kon scharen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. De heer Balkenende zegt dat dit kabinet minder regels wil. Daar wil ik graag een paar concrete voorbeelden van. Ik krijg nu voornamelijk voorbeelden van meer regels: de compensatie voor de zorg en de herkeuring van de mensen in de WAO. Het enige wat misschien zou kunnen duiden op minder regels is het verminderen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Daarvan zegt het CPB echter: dat is zo weinig concreet dat niet aangegeven kan worden dat de plannen op dat terrein tot minder regels leiden. De heer Balkenende zegt dus wel dat er minder regels komen, maar hij maakt dat niet hard.

De heer Balkenende (CDA):

Ik denk dan aan hetgeen in het onderwijs gebeurt, waar mevrouw Van der Hoeven mee bezig is. Scholen kan meer vrijheid worden gegeven om te bepalen hoe zaken moeten worden beoordeeld. Ik noem de lesprogramma's en de keuzemogelijkheden met betrekking tot de klassengrootte. Met al die elementen wordt gezegd: schep meer mogelijkheden voor mensen om zelf te kiezen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat vroeg ik helemaal niet.

De heer Balkenende (CDA):

U vroeg mij om voorbeelden. Ik denk dan aan het levensloopbeleid. Er zijn tal van afzonderlijke regelingen en de vraag is: kun je niet allerlei verlofregelingen samenvoegen en zo tot een volwaardige levensloopregeling komen? Dat leidt tot minder regels. U sprak over de administratievelastendruk. Het is niet gemakkelijk om die te verminderen, maar we gaan dat wel doen. We hebben op ons genomen ervoor te zorgen dat de administratieve lasten voor bedrijven worden teruggedrongen. Er zijn voorbeelden te over. We zijn al bezig in de sfeer van het onderwijs. We weten allemaal dat er veel bureaucratie in de zorg is. We gaan dat terugdringen, dus we doen niet of er niets aan de hand is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Maar ik heb heel weinig aan intentieverklaringen. U gaat de bureaucratie terugdringen, dat vind ik prachtig, maar de twee voorbeelden die u geeft, die met betrekking tot het onderwijs en die met betrekking tot de levensloopregeling, zijn van Balkenende I.

De heer Balkenende (CDA):

Is dat erg?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nee hoor, ik vind het prachtig. U heeft echter een nieuw regeerakkoord opgesteld. U gaat niet door met het oude akkoord, alhoewel, ondanks D66 lijkt het op onderdelen verdacht veel op het vorige. Het nieuwe regeerakkoord kent ambitie en een nieuw motto. U wilt minder regels en nu vraag ik: waar kan ik in dat nieuwe akkoord passages vinden waaruit blijkt dat er minder regels komen?

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb al een paar voorbeelden gegeven. Het verminderen van de administratievelastendruk is als doel aangegeven. Er is in dit verband een vermindering van een kwart genoemd. Ik heb verder de levensloopregeling genoemd. Ten aanzien van onderwijs wordt evenzeer het nodige gedaan. Ik meen daarmee voldoende op uw vraag te hebben geantwoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het blijven de voorbeelden van Balkenende I. Dat is blijkbaar het enige wat u kunt opbrengen. Graag wil ik weten hoe deze doelstellingen zich verhouden tot de bureaucratie die u in het leven gaat roepen met de compensatie in de zorg en de herkeuring van de mensen in de WAO.

De heer Balkenende (CDA):

Ik begrijp niet waarom u spreekt van "bureaucratie in het leven roepen". Vorig jaar heb ik een pleidooi gehouden voor het komen tot één instantie die met behulp van de gegevens van de Belastingdienst zich kan bezighouden met de uitvoering van inkomensafhankelijke regelingen. Als je één dienst hebt die belast is met de uitkering van de zorgtoeslag en met de kinderkorting en die ook in de sfeer van de huren het nodige kan doen, ga je opruimen: één inkomensbegrip en één uitvoeringsinstantie. Als je die kant opgaat, ben je bezig met het wegdrukken van nodeloze bureaucratie. Het is niet een kwestie van meer bureaucratie, nee, dit is juist een kwestie van samenvoegen. Met één instantie werk je effectiever. Ik ben blij dat we daarover inmiddels een afspraak hebben kunnen maken.

Voorzitter. Vorig jaar pleitte ik voor die andere aanpak. Sindsdien is er in Nederland veel veranderd. Er is sprake van een stijgende werkloosheid, van een afnemende economische groei, de pensioenlasten nemen aanzienlijk toe en het gaat niet goed met de financiering van de pensioenen. Onze concurrentiepositie is aan het verslechteren. Zie de internationale cijfers. Daaruit blijkt dat Nederland het niet goed doet. Wij blijven achter met kennis en innovatie en je kunt zorgen hebben vanwege de arbeidsproductiviteit. Ook in het concrete leven van de mensen zelf gebeurt er iets. We zien dat de werkloosheid toeneemt, dat mensen hun baan verliezen en dat de lijsten van faillissementen toenemen. In de sector informatietechnologie zien wij een inkomensdaling van 10, 30 en soms zelfs van 50%. Je ziet mensen in problemen komen vanwege de vaste lasten. Jonge gezinnen krijgen te maken met hetgeen in de sfeer van de hypotheken gebeurt. We kennen een jeugdwerkloosheid van 10%. Voorzitter. Dat is de realiteit van vandaag. En dan hebben we nog te maken met de nodige kwaliteitsproblemen. Wat vinden mensen van de kwaliteit van het onderwijs, van de zorg en van de veiligheid? Wat gebeurt er met de files? Hoe zit het met groepen die langs elkaar heen leven? Is er geen sprake van verloedering in wijken? Het zijn allemaal zaken die op het bordje van de politiek liggen en de tijd schrijdt voort. Het gaat erom dat Nederland weer kan aanhaken, dat wij werken aan structurele verbeteringen, die hard nodig zijn. Dat vraagt om heldere, maar daarmee ook pijnlijke keuzes. Eén ding staat vast. Sommige zaken zullen duidelijk moeten worden veranderd. De loonkosten moeten omlaag. De kostenexplosie in de zorg moet worden beheerst. De overheid moet efficiënter en kleiner.

De heer Bos (PvdA):

Tot mijn grote genoegen gebruikt de heer Balkenende nu woorden die in het Hoofdlijnenakkoord niet voorkomen. Hij betitelt de verloedering van wijken als een ernstig probleem. Wat gaat hij daaraan doen? Daarover heeft hij niets opgeschreven.

De heer Balkenende (CDA):

Het begint met de rechtshandhaving, die ook in het stuk terugkomt. Dat is een kwestie van repressie. Verder wijs ik op de stadswachten. Als er bestuurlijke boetes worden opgelegd, kunnen de gemeenten de gelden inzetten om daar het nodige aan te doen. Wij doen een appèl op woningcorporaties om zich in te zetten voor de kwaliteit van de eigen leefomgeving. Het zijn allemaal instrumenten die nodig zijn. Verder doen wij een appèl op de mensen om zich in te zetten voor eigen wijk en buurt. Dat samenstel van maatregelen moet ervoor zorgen dat de verloedering wordt teruggedrongen. Het is een punt van zorg van ons allemaal.

De heer Bos (PvdA):

Het geld dat nodig is om die stadswachten voor de volle duur van uw kabinetsperiode aan het werk te houden, wordt in ieder geval niet structureel beschikbaar gesteld. De bezuinigingen op het budget voor de stadsvernieuwing worden ook niet teruggedraaid.

De heer Balkenende (CDA):

De 50.000 I/D-banen zijn financieel blijvend gewaarborgd. Ik heb daarnaast het instrument van de bestuurlijke boetes genoemd. Ook dat kan worden ingezet voor deze activiteiten. Ik denk dat wij dan een heel eind komen.

De heer Bos (PvdA):

U zegt dat het voortbestaan van de I/D-banen structureel gewaarborgd is, langer dan de eenjarige financiering die in het overleg is geregeld?

De heer Balkenende (CDA):

Het bedrag voor de 50.000 I/D-banen is gewaarborgd. De maatregel die wij vorig jaar hebben getroffen, kan echter niet zomaar worden gehandhaafd. Dat zal extra geld vergen. Als wij de budgetten vrijer maken, als wij de gemeenten ruimte bieden, dan is er ruimte om op een gegeven moment die banen structureel te maken. Ik doe een appèl op instellingen om hun verantwoordelijkheid op dit terrein te nemen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil toch even terug naar de verantwoordelijkheid van de heer Balkenende. Hij zegt dat de stijgende werkloosheid aangepakt moet worden. Als ik het CPB goed begrijp, kunnen wij dan beter geen Hoofdlijnenakkoord hebben. Als dat namelijk wordt uitgevoerd, is de werkloosheid in 2007 gestegen met 10.000 arbeidsplaatsen. Wat is de reactie van de heer Balkenende hierop?

De heer Balkenende (CDA):

Dat doet mij denken aan uw plannen. Als ik genoegen neem met het financiële plaatje van GroenLinks, als ik genoegen neem met 1,5% financieringstekort in het jaar 2007, dan kan ik wel wat banen creëren, maar dan ben ik bezig met het doorschuiven van lasten naar de toekomst. Dat kan niet zomaar. Wij zouden van een koude kermis thuiskomen als wij de staatsschuld alleen maar laten oplopen.

Wij hebben gekozen voor een pakket waarmee de structurele groei niet wordt belast, terwijl het financiële plaatje er beter van wordt. Binnen die context hebben wij een evenwichtig pakket gepresenteerd. De structuur van de economie wordt niet aangetast. Wat de banen betreft moeten wij ervoor oppassen dat wij de lasten niet vooruitschuiven. Dat is wat de fractie van GroenLinks wil en die lijn kies ik nadrukkelijk niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is inderdaad juist dat wij het feitelijk begrotingstekort wat meer laten oplopen, maar het antwoord van de heer Balkenende tekent wel de armoede van het akkoord. Ik vraag hem wat hij doet om de werkloosheid te bestrijden en ik krijg het antwoord dat hij de rijksbegroting op orde wil houden. Dat is niet de vraag. De vraag is wat de heer Balkenende gaat doen om te vermijden, zoals het CPB voorspelt, dat de werkloosheid in 2007 met 10.000 arbeidsplaatsen is opgelopen. Daarbij gaat het ook nog om mensen met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Hoe gaat de heer Balkenende dat voorkomen? Hij hoeft niet met volgende generaties aan te komen. Ik wil bescherming van de nu levende generaties.

De heer Balkenende (CDA):

Wij leven in een land waarvan de concurrentiepositie wordt uitgehold. De werkloosheid neemt maandelijks fors toe. De pensioenlasten stijgen. Die problemen moeten wij in samenhang aanpakken. Als wij niet werken aan matiging van de loonkosten, als wij niet kijken naar de pensioenproblematiek, als wij niet inzetten op kennis en innovatie, dan zullen wij onszelf tegenkomen. Wat is de betekenis van de keuze die wij hebben gemaakt? De structuur van de economie, het structurele niveau wordt niet aangetast. Het is het makkelijkst om niets te doen, om de schulden en het financieringstekort te laten oplopen. Wij doen een appèl op de sociale partners om te komen tot loonmatiging. Als ik kijk naar het samenstel van maatregelen, ook voor de collectieve sector, dan moet ik zeggen dat het een evenwichtig pakket is. U moet dus niet doen alsof wij bezig zijn om de zaken vooruit te schuiven of dat het geen resultaat zal opleveren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik kan niet anders dan zeggen dat u niets doet en de zaken doorschuift. Dat is namelijk exact wat u doet. Mijn vraag is heel concreet – ik stel die nog maar een keer – wat u doet om te vermijden dat er straks 10.000 extra arbeidsplaatsen verloren gaan. Dat is namelijk wat uw akkoord veroorzaakt. Kies dan zoals wij. Dan loopt het feitelijke tekort wat verder op, maar dan zorgen wij er wel voor dat er werk is.

De heer Balkenende (CDA):

Als je met een pakket maatregelen komt waardoor de loonontwikkeling wordt gedempt, waardoor de arbeidsinkomensquote die ook van belang is voor de winstgevendheid, wordt beheerst, waardoor de arbeidsproductiviteit op niveau kan blijven en waardoor de structuur van de economie niet wordt aangetast, en dat alles in moeilijke economische omstandigheden met financiële kaders, dan kun je zeggen dat dit plaatje er mag zijn. Het is beter dan datgene wat wij eerder naar voren hebben gebracht, toen wij nog met de PvdA spraken. Dit pakket biedt de mogelijkheid voor een versterking van de structuur op langere termijn. Dat is wat er uiteindelijk is uitgekomen. Eerlijk gezegd, ben ik trots dat wij er, gezien alle problemen waar wij de komende jaren voor staan, met dit pakket zijn uitgekomen. Wij vinden dit pakket alleszins verdedigbaar.

De heer Marijnissen (SP):

Aanhakend op het laatste, wil ik even zeggen dat het CPB echt uitkomt op een stijging van de werkloosheid met 3% en een werkgelegenheidsgroei van 0,0 door de maatregelen van dit kabinet.

De heer Balkenende heeft zojuist een soort donderspeech gehouden over de staat van het land. Als wij hem moeten geloven, staan wij haast aan de afgrond. Natuurlijk zijn er zaken die niet goed gaan, zoals de werkgelegenheid en de economische groei. Daar geef ik hem onmiddellijk gelijk in. Als een verantwoordelijk politicus echter dit soort donderspeeches gaat houden, dan is dat meestal de voorbode van zeer strenge maatregelen. Terecht zegt de heer Balkenende dat het niet goed gaat met de werkgelegenheid in Nederland, maar in het financieel kader voor 2004 staat juist onder het kopje Bevorderen arbeidsparticipatie – in normaal Nederlands is dat meer werkgelegenheid – dat WAO'ers tot 45 jaar herkeurd moeten worden, dat de bijstand moet worden aangepakt, dat de huursubsidie moet worden aangepakt en dat de WW verslechterd moet worden. Kan hij mij uitleggen wat deze maatregelen, die ik als asociaal typeer, te maken hebben met het bevorderen van de arbeidsparticipatie, zoals hij dat noemt?

De heer Balkenende (CDA):

Ik wil eerst nog een opmerking maken tegen mevrouw Halsema. Dit sluit aan bij uw opmerking. Waar het gaat om bevordering van de werkgelegenheid, ben ik begonnen met te zeggen dat de loonontwikkeling beperkt moet worden. Als u de CPB-stukken erbij haalt, weet u dat een matiging van de lonen in de marktsector de structuur van de economie verder zal versterken. Dat appèl doe ik dus graag.

Ik kom dan op uw vraag over de sociale zekerheid. Wij weten dat wij in een moeilijke tijd zitten waarin het economisch niet goed gaat en waarin iedereen moet worden aangesproken op zijn verantwoordelijkheid. Wat is nu de boodschap van dit akkoord? Wij hebben met elkaar een gedachtewisseling gehad over wat wij moeten doen met de topinkomens. Ook is aan de orde geweest wat wij moeten doen in de sfeer van de hypotheekrente. Wij hebben gezegd dat oneigenlijk gebruik moet worden beperkt. Waar het gaat om het inkomensplaatje, blijkt uit de CPB-stukken dat, als in de marktsector tot loonmatiging wordt gekomen, de loonontwikkeling min of meer rond de nul komt te liggen. Er zijn zekere verschillen, maar de bandbreedte is behoorlijk beperkt. Wij weten ook dat je, als het gaat om de sociale zekerheid, zo eerlijk moet zijn om te zeggen dat sommige maatregelen nodig zijn, juist om de arbeidsparticipatie te versterken. Doe je dat niet, dan ben je bezig om zaken vooruit te schuiven. Mag ik u ook nog eens herinneren aan wat er in de jaren tachtig is gebeurd?

De heer Marijnissen (SP):

Eigenlijk niet, want dit is gewoon geen antwoord op de vraag. Het spijt mij, voorzitter, want dit is zonde van de tijd. U wilt vanavond niet vergaderen en ik bij voorkeur ook niet. Ik vraag de heer Balkenende hoe hij het in zijn hoofd haalt om onder het kopje Bevorderen arbeidsparticipatie te komen met voorstellen om de WW te korten, de WAO te korten, WAO'ers tot 45 jaar weer eens te laten opdraven, de huursubsidie te korten... Ik herhaal mijzelf, omdat de heer Balkenende geen antwoord geeft. Laat hij nu eens een antwoord geven op de vraag wat de huursubsidie te maken heeft met het bevorderen van de arbeidsparticipatie.

De heer Balkenende (CDA):

Laten wij eerst praten over de sociale zekerheid. U hebt u net, toen u het had over de werkgelegenheidsontwikkeling in de marktsector, gebaseerd op het model van het CPB. U weet ook dat instrumenten waarmee je mensen in de sfeer van de WW stimuleert om aan de slag te gaan en meer te werken aan persoonlijke kwaliteiten, goed uitwerken in de modellen. Met andere woorden: als je het een zegt, moet je ook het ander zeggen. Als je niet bereid bent te spreken over maatregelen in de sfeer van de sociale zekerheid, dan leidt dat tot een zekere verzwakking van de economische structuur. Een en ander moet wel op een verantwoorde manier gebeuren. In dit pakket wordt uitgegaan van loonmatiging in de marktsector. Ook wordt bekeken wat er in het licht van de sociale zekerheid nodig is om de participatie te versterken. Daarnaast worden mensen aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Ik vind dit pakket in deze tijd verantwoord, ook gelet op de WW en de WAO. Als wij doorgaan op de manier, zoals wij nu bezig zijn, dan gaan de zaken niet goed. Die eerlijke boodschap wil ik verdedigen.

De heer Marijnissen (SP):

Het spijt me, maar dit zijn algemeenheden, een zittend en een aanstaand premier een beetje onwaardig. U heeft op zichzelf gelijk met uw macro-economisch verhaal. Daar is wel iets voor te zeggen. Ik vind echter niet dat u met dat verhaal kunt verdedigen dat de WW wordt verslechterd, dat mensen korter een WW-uitkering krijgen, dat er minder mensen voor in aanmerking komen en dat de WAO wordt verslechterd. Eigenlijk insinueert u dat mensen die daar potentieel voor in aanmerking komen, respectievelijk daarin zitten als het om de WAO gaat, niet willen werken. Eigenlijk zegt u dat die mensen nog harder moeten worden aangepakt en dat ze nog harder moeten worden geprikkeld, omdat ze zich dan zullen melden op de arbeidsmarkt. Ik vind dat u er wat dat betreft een vrij bitter mensbeeld op na houdt. Ik weet niet of dat komt door uw calvinistische achtergrond, maar wat u nu suggereert, namelijk dat die mensen aan het werk moeten worden gejaagd, omdat ze anders profiteurs zouden zijn, is in strijd met de werkelijkheid. U zit daarmee op een verkeerd spoor, mijnheer Balkenende. U doet heel veel mensen onrecht aan. Nog erger, u holt onze beschaving ook uit.

De heer Balkenende (CDA):

Wij moeten opkomen voor de meest kwetsbaren in de samenleving. Wij werken aan het perspectief van een hogere uitkering voor degenen die tot de groep van de volledig arbeidsongeschikten behoren. Voor degenen die langdurig in de bijstand zitten, willen wij een aparte maatregel nemen. Dat zit ook al in het huidige beleid. Als mensen echter kansen hebben, dan moet je ze maximaal stimuleren. Dat betekent dat je moet inzetten op arbeidsparticipatie. Dat heeft niets te maken met diskwalificatie. Je moet zodanige maatregelen nemen dat je de arbeidsparticipatie bevordert. Dat is wat ons te doen staat: zorgen dat mensen kunnen meedoen.

De heer Bos (PvdA):

Heeft uzelf aan de onderhandelingstafel het voorstel gedaan om mensen die momenteel zijn afgekeurd en een WAO-uitkering genieten, te laten herkeuren?

De heer Balkenende (CDA):

Ik ga niet in op wie wat heeft voorgesteld. U kunt ons aanspreken op datgene wat is overeengekomen.

De heer Bos (PvdA):

U ontkent het niet.

De heer Balkenende (CDA):

Ik zeg dat u mij kunt aanspreken op het resultaat dat in het kader van de onderhandelingen is geboekt. Daar dragen wij de volle verantwoordelijkheid voor.

De heer Bos (PvdA):

Het verbaast mij dat u daar zo omheen draait. Bij de onderhandelingen met de PvdA leidde u de onderhandelingsdelegatie die toen precies hetzelfde voorstel heeft gedaan. Toen is ook voorgesteld om mensen die nu een WAO-uitkering genieten, te laten herkeuren. Het zou een toonbeeld van consistentie zijn als ook deze keer dat voorstel van u afkomstig zou zijn geweest.

Wat is het motief daarvoor? Bevordert dit de arbeidsparticipatie ook?

De heer Balkenende (CDA):

Je kunt er nooit tevreden over zijn dat mensen die nog redelijk jong zijn, jonger dan 45 jaar, voor de rest van hun leven een uitkering krijgen. Om die reden zijn wij tot de herkeuring gekomen, kijkend naar wat zij nog voor de arbeidsmarkt kunnen betekenen. Mensen in die leeftijdscategorie laten wij niet zo maar aan hun lot over. Voor die mensen is herkeuring nodig, want op die manier wordt de participatie versterkt. Ook worden die mensen aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Dat hoort erbij. Die maatregel is neergelegd in het akkoord.

De heer Bos (PvdA):

Kunt u mij uitleggen waarom bij het veranderen van de arbeidsongeschiktheidsregeling voor zelfstandigen bestaande rechten wel worden gerespecteerd, terwijl dat niet gebeurt bij het veranderen van de arbeidsongeschiktheidsregeling voor werknemers?

De heer Balkenende (CDA):

Mag ik het op een andere manier zeggen?

De heer Bos (PvdA):

Liever niet. Ik heb het liefst dat u gewoon antwoord geeft op mijn vraag.

De heer Balkenende (CDA):

Wij krijgen straks een nieuw WAO-stelsel. Dan moeten wij rekening houden met de situatie dat mensen die vanaf dat moment worden gekeurd in een andere positie komen te verkeren dan degenen die onder de huidige regeling vallen.

De heer Bos (PvdA):

Dat geldt ook bij het veranderen van de regeling voor zelfstandigen en de regeling voor de hypotheekrenteaftrek. In al die gevallen stelt u met mijn instemming dat de belangen die daarmee zijn gemoeid, ook gelet op de kwetsbaarheid van de mensen in kwestie, zo groot zijn dat je bestaande rechten moet respecteren. Waarom geldt dat in alle gevallen, behalve voor mensen die in de WAO zitten?

De heer Balkenende (CDA):

De situatie van de WAZ is niet zo maar vergelijkbaar met de WAO.

De heer Bos (PvdA):

Waarom niet? Het gaat in beide gevallen om het veranderen van een arbeidsongeschiktheidsregeling.

De heer Balkenende (CDA):

Van de zelfstandigen wordt een behoorlijke premie gevraagd.

De heer Bos (PvdA):

Hebben de WAO'ers die ook niet betaald al die jaren?

De heer Balkenende (CDA):

Het is een bekritiseerde maatregel, maar laten we elkaar niets wijs maken: In het kader van het denken over de toekomst van de sociale zekerheid moet je uiteraard goed bekijken of deze maatregel een faire is. Als er straks een nieuw criterium is, zal ook bezien moeten worden of dit consequenties moet hebben voor de groep bestaande WAO'ers. Bij herkeuringen zal uiteraard rekening worden gehouden met de belangen van betrokkenen. De mogelijkheden om aan de slag te gaan, zullen goed in beeld gebracht worden. Dit betreft de zogenaamde participatievariant. De financiële compensatie moet op ordentelijke wijze geboden worden.

De heer Bos (PvdA):

De opbrengst staat echter al vast.

De heer Balkenende (CDA):

Het CPB heeft een inschatting gemaakt van het bedrag waarop wij uit kunnen komen. Daar gaan wij dan voorlopig ook maar van uit.

De heer Bos (PvdA):

Dit debat gaat niet over de toekomst van de WAO, maar over de vraag of je mensen die kwetsbaar zijn en geen kant op kunnen, helpt of nog kwetsbaarder maakt en nog verder in de hoek zet, want dat laatste doet u.

De heer Balkenende (CDA):

De meest kwetsbaren, namelijk degenen die voor 80% tot 100% zijn afgekeurd, moeten bij vermindering van de instroom op een hogere uitkering kunnen rekenen. Dat is onderdeel van het pakket. Dat is de ene kant van het verhaal. De andere kant is dat degenen die kansen hebben, deze ook maximaal moeten benutten.

De heer Bos (PvdA):

Dus iemand die afgekeurd wordt en geen kansen heeft, houdt zijn oude WAO-uitkering? Gaat het niet om een volledige herkeuring?

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb gezegd wat de herkeuring inhoudt.

De heer Bos (PvdA):

Ik vraag of ik het goed begrepen heb. Wij hebben de afgelopen dagen in het Journaal een jonge vrouw gezien die al tien jaar in de WAO zit. Geen werkgever is in haar geïnteresseerd. Als er voor haar na herkeuring geen baan is, blijft zij dan haar oude WAO-uitkering houden?

De heer Balkenende (CDA):

Wij zullen de inkomensvoorziening nader bezien. Er is gezegd dat zij automatisch in de bijstand komt, maar de financiële aspecten worden nog bezien. Wij willen de mogelijkheden van betrokkenen op de arbeidsmarkt vergroten en daarvoor is herkeuring nodig. Wij zullen een en ander financieel ordentelijk bezien.

De heer Bos (PvdA):

Of u bent bikkelhard of het bedrag is boterzacht.

De heer Balkenende (CDA):

Het spijt me, maar dat is geen correct beeld. De achtergrond van deze maatregel is dat wij nooit tevreden kunnen zijn als wij jonge mensen afschrijven.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U heeft enkele keren gezegd dat een appèl op de sociale partners wordt gedaan. Tot dusverre heeft dit echter weinig weerklank ondervonden. Waarom worden er niet meer pogingen gedaan om de sociale partners te verleiden tot de noodzakelijke loonmatiging via meer specifieke lastenverlichting gericht op bevordering van de werkgelegenheid en dergelijke? De WAO-maatregel helpt ook niet echt. Welke ruimte heeft u om werkgevers en werknemers te bewegen om wel mee te gaan in de loonmatiging? Valt met u te praten over alternatieven voor de omstreden herkeuring van WAO'ers tot 45 jaar?

De heer Balkenende (CDA):

U wilt de sociale partners verleiden tot het maken van afspraken over loonmatiging. Vorig jaar hebben wij al eens een dergelijke discussie gevoerd. Wanneer je op voorhand bepaalde dingen noemt, ben je die in de onderhandelingen al kwijt. Ik wil echter ook op iets anders wijzen. Als werkgevers en werknemers alleen tot loonmatiging te bewegen zijn wanneer de overheid daar bepaalde dingen tegenover stelt, vind ik dat geen goede houding. Er is sprake van een oplopende werkloosheid en een toenemend aantal faillissementen. Gezinnen verkeren in onzekerheid over het behoud van de werkgelegenheid. Dat zou ook bij de sociale partners tot het besef moeten leiden dat loonmatiging de beste weg is om de economische ontwikkelingen te keren. Ik doe dat appèl. Er kan niet alleen worden gekeken naar hetgeen de overheid te bieden heeft. Eerst moet de bereidheid daartoe uitgesproken worden en dan kan er gezamenlijk worden gesproken over bijvoorbeeld de oplossing van de pensioenproblematiek. De sociale partners moeten ook hun verantwoordelijkheid voor loonmatiging nemen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb gezegd dat dit zowel de overheid als de sociale partners wat waard moet zijn, want er zijn flink wat extra banen te winnen als de loonmatiging tot stand komt. Gelet op het pakket kan ik mij goed voorstellen dat de sociale partners, uitgaande van de belangen waar zij terecht voor strijden, vinden dat het kabinet niet kan volstaan met een appèl op hen tot loonmatiging. Is er ruimte voor aanvullende lastenverlichting om de werkgelegenheid te bevorderen? Valt met u te spreken over de zeer omstreden maatregelen van de herkeuring van WAO'ers tot 45 jaar?

De heer Balkenende (CDA):

Bij de onderhandelingen met de sociale partners kan er gezamenlijk een agenda geformuleerd worden. Ik kan nu natuurlijk nog geen wisselgeld noemen. Het kan echter niet zo zijn dat de noodzakelijke loonmatiging alleen afhankelijk wordt gesteld van wat de overheid doet. Ten aanzien van de herkeuring heb ik al aangegeven dat het van belang is om juist een jongere groep niet af te schrijven. De inkomenspositie speelt bij gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Nagegaan moet worden op welke wijze bijvoorbeeld via een publieke voorziening ervoor gezorgd kan worden dat het inkomen is gewaarborgd zodat men niet automatisch in de bijstand komt. Dat punt zullen wij nader bezien. Ik zie ook de kritiek op deze maatregel. Ik heb aangegeven langs welke lijn gedacht kan worden.

De heer Marijnissen (SP):

De indruk wordt gewekt dat de groep tot 45 jaar herkeurd wordt. Alle WAO'ers worden echter periodiek herkeurd. Het gaat erom dat zij onder het nieuwe regime komen. Als zij gedeeltelijk arbeidsongeschikt blijken zijn, komen zij niet meer in de WAO, maar moeten zij werk zoeken. Als dat niet lukt, komen zij in de WW of direct in de bijstand. Dat is de essentie. Mensen die nu aanspraak maken op een vorm van sociale zekerheid waarvoor zij zelf premie hebben betaald, wordt dat recht ontnomen, terwijl zij nog even arbeidsongeschikt zijn. U zegt dat het repareren van het inkomen nog bekeken zal worden. Dat is allemaal mooi en aardig, maar is het voor een christelijke partij die vier maanden lang heeft onderhandeld niet wat karig als wordt gezegd: daar zullen wij dan nog wel even naar kijken? Daar richt de kritiek zich op.

De heer Balkenende (CDA):

In het nieuwe stelsel zullen degenen die 80 tot 100% arbeidsongeschikt zijn een volledige uitkering krijgen. Degenen die 35 tot 80% arbeidsongeschikt zijn, hebben voor het deel dat zij arbeidsgeschikt zijn de plicht om te werken. Voor het deel dat zij niet kunnen werken, zal er dan een particuliere verzekeringen zijn. Degenen waarover wij nu spreken, kunnen te zijner tijd geen particuliere verzekering afsluiten, omdat zij in de bestaande regeling zitten. Wij zullen moeten kijken naar een publieke voorziening daarvoor. Het is geen asociale maatregel, maar een instrument om mensen niet aan hun lot over te laten en om hen te betrekken bij de arbeidsparticipatie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Degenen die herkeurd worden, zijn bijvoorbeeld voor 75% arbeidsongeschikt vanwege chronische ziektes. U stuurt hen naar de bijstand, want eigenlijk wilt u dat zij de arbeidsmarkt opgaan, terwijl Melkertbanen worden afgeschaft, reïntegratiebudgetten worden wegbezuinigd en de werkgelegenheid afneemt met 10.000 arbeidsplaatsen. Kunt u aangeven wat u ze te bieden heeft?

De heer Balkenende (CDA):

Wij moeten goed naar elkaar luisteren. Ik heb in antwoord op de vraag van de heer Marijnissen aangegeven hoe moet worden aangekeken tegen het deel waarvoor men arbeidsongeschikt is verklaard en hoe de financiële compensatie daarvoor bezien moet worden. Het is geen automatisme om mensen naar de bijstand te sturen, zoals u suggereert. Ik heb precies aangegeven hoe het zit. U moet wel luisteren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als u minder mensen met een uitkering en meer mensen op de arbeidsmarkt wilt, zult u voor werkgelegenheid moeten zorgen. Voor verhoging van de arbeidsparticipatie en om ervoor zorgen dat men meedoet, moeten maatregelen worden genomen. In uw gehele akkoord is geen enkele zodanige maatregel te vinden. Wat is in uw akkoord een maatregel waarmee u mensen aan het werk helpt en niet aan een uitkering?

De heer Balkenende (CDA):

Dit wordt een herhaling van zetten. Ik heb gezegd dat bij de keuze voor een combinatie van bevordering van de structuur van de economie en een financieel solide beleid, hetgeen naar voren komt alleszins verdedigbaar is. Je kunt ten behoeve van het stimuleren van de economie ook kiezen voor een hoog financieringstekort. Dat is echter geen oplossing. Die keuze zal de economie benadelen. Het aangedragen pakket is wel verdedigbaar in relatie tot versterking van de structuur. Berekeningen van het CPB wijzen uit dat het nog beter kan, namelijk wanneer de werkgevers en werknemers kiezen voor matiging van de lonen.

Ik ben ingegaan op de verantwoordelijkheid van de sociale partners. Minister De Geus heeft afgelopen zondag het beeld gebruikt van drie fietsers die een berg opfietsen. Degene die het snelst gaat, doet er waarschijnlijk goed aan om rekening te houden met de twee fietsers die wat achterblijven. Wanneer je probeert om elkaar te helpen, zal de ontwikkeling gelijkmatiger kunnen zijn.

Ik wil nog even stilstaan bij de pensioenpremies. In toenemende mate zien wij dat de financiering van de pensioenen een groot probleem begint te worden. Ik noem de druk op ambtenaren. Er is een tijd geweest dat pensioenfondsen, en daarmee hun verzekerden, konden profiteren van de ontwikkelingen op de aandelenmarkt; dit resulteerde in lagere premies. Nu zien wij dat het anders wordt. Als wij meer ruimte willen voor de loonontwikkeling en voor een gelijkmatige ontwikkeling van lonen in de collectieve sector en de uitkeringen, zal er moeten worden gekeken naar de pensioenproblematiek.

Het is nodig om arbeidsongeschikten weer bij de arbeidsmarkt te betrekken, om de participatie te verbeteren. Ook dat staat ons de komende jaren te doen. In dat kader moet de herkeuring van WAO'ers worden geplaatst. Als er minder geld valt te verdelen, moet dat terechtkomen bij de mensen die dit het meest nodig hebben.Balkenende

Over de zorg is vanmiddag al het nodige gezegd; ook daar zit pijn. De hogere kosten vallen echter niet te ontkennen. Als wij niet opnieuw willen worden geconfronteerd met lange wachtlijsten, moeten er keuzes worden gemaakt. De oplossing kan niet alleen worden gezocht in premieverhogingen, omdat die door de hogere lastendruk de economie te zeer belasten. Wij moeten de moed hebben om ook te kijken naar de samenstelling van het pakket en het eigen risico. In dat verband moet er voor bepaalde groepen worden gezorgd voor een inkomenscompensatie, wat zal gebeuren met de zorgtoeslag.

De heer Marijnissen (SP):

Balkenende I was heel trots op het recht op zorg. Ik weet nog hoe de heer Bomhoff, maar ook de heer Balkenende zelf, dit met verve verdedigde. Toen was ik al bang dat er niet genoeg geld voor was, maar de heer Balkenende zei: nee, dat komt allemaal goed. Inmiddels is gebleken dat het niet goed komt. Ik wil niet achteraf mijn gelijk halen, maar ik pleit wel voor dat recht op zorg. Dit wordt binnen de AWBZ en het ziekenfonds verkleind. Aan de ene kant verdwijnen geneesmiddelen, fysiotherapie en tandartszorg uit het pakket. Aan de andere kant wordt een eigen risico van € 400 per gezin, twee keer € 200, ingevoerd. Dit zijn twee maatregelen waarvan ik mij afvraag: denkt de heer Balkenende echt dat de zorg daarvan goedkoper wordt? Wij gaan elkaar toch niet wijsmaken dat als er niet collectief maar individueel wordt betaald, het geen geld kost? Het is dan echt net zo duur, zo niet duurder. Met de invoering van een eigen risico moet een nieuwe bureaucratie in het leven worden geroepen, wat extra geld kost. Dat is juist de reden dat wij dit in het verleden hebben afgeschaft. Verder leidt particulier bijverzekeren tot allerlei misstanden, zoals niet-acceptatie van patiënten.

De heer Balkenende (CDA):

Het gaat hierbij om het recht op verzekerde zorg, waarover vorig jaar is gediscussieerd. Inmiddels rijzen de kosten van de zorg echter de pan, waarvoor wij de ogen niet kunnen sluiten. In dat licht moet er een evenwichtig samenstel van maatregelen komen om de zaak beheersbaar te houden. Deels gebeurt dit door premieverhogingen per 1 juli en 1 januari. Er moet echter ook worden gekeken naar het eigen risico en het pakket, om te voorkomen dat er opnieuw budgettering nodig is met als gevolg het ontstaan van wachtlijsten. Deze les van de afgelopen jaren moeten wij ter harte nemen. Om de problemen in de zorg aan te pakken is daarom een meerzijdig spoor nodig. In vergelijking met andere landen zijn de eigen risico's en eigen betalingen in Nederland laag. Er moet uiteraard aandacht blijven voor mensen in een kwetsbare positie, zoals gehandicapten en chronisch zieken. Voor hen zullen er fiscale maatregelen en een zorgtoeslag komen. Wij moeten elkaar echter niets wijsmaken: als wij de zaken niet bij naam noemen en niet kijken naar het pakket, komen wij onszelf tegen en wordt het probleem onbeheersbaar. Juist om de zorg voor degenen die deze het hardst nodig hebben in de toekomst te waarborgen, moeten mensen worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. In dat licht moet dit samenstel van maatregelen worden bezien.

De heer Marijnissen (SP):

Een voorbeeld is dat de maagzuurremmers uit het pakket gaan. Een hoogleraar uit Maastricht waarschuwt voor de grote problemen die dit kan veroorzaken; ik zal nu niet ingaan op de zeer ernstige ziektes die zo kunnen ontstaan. De fractievoorzitter van het CDA gaat eraan voorbij dat alle onderzoeken aangeven dat er een relatie bestaat tussen het inkomen en de bereidheid om bijvoorbeeld eigen risico op zich te nemen of zich bij te verzekeren. Mensen met een laag inkomen zullen altijd het belang van vandaag, het bestrijden van de armoede, laten prevaleren boven het investeren in hun gezondheid en preventie. Dit valt bijvoorbeeld te zien bij de tandartshulp. Hoe kan de heer Balkenende als christen-democraat het ten principale voor zijn rekening nemen om een begin te maken met de sloop van de organiseerde solidariteit bij de zorg? Nu zijn wij op dat punt nog een beschaafd land.

De heer Balkenende (CDA):

Het gaat niet om de sloop van de georganiseerde solidariteit, maar om het onder ogen zien dat wij zaken moeten veranderen; anders komen wij elkaar later weer tegen. Bepaalde groepen die op medisch voorschrift bepaalde zaken nodig hebben, zullen worden ontzien. Wij zullen een discussie moeten voeren over het pakket en wij zullen de moed moeten hebben om te zeggen dat niet alles meer kan zoals het in het verleden was. Wij moeten daarbij wel bekijken wat wij in de verzekeringssfeer kunnen doen. Maar om een en ander "sloop van de georganiseerde solidariteit" te noemen, is onzin.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Balkenende zei dat je niet te veel moet willen oplossen via premieverhogingen, want dat komt niet ten goede van het lastenbeeld. Ik ben dat met hem eens. Intussen blijkt uit de berekening van het CPB dat het alleen al in de AWBZ gaat om meer dan 3 mld aan premieverhogingen. Volgens de heer Balkenende kan een oplossing niet alleen in een premieverhoging worden gevonden, zodat men naar het pakket en naar het eigen risico en de eigen bijdrage moet kijken. De heer Balkenende doet evenwel beide. Hij heeft een enorm bedrag aan premieverhogingen ingeboekt, meer dan 3 mld het komende jaar. Bovendien heeft hij aanpassingen van de eigen bijdrage en het eigen risico in de Ziekenfondswet op het oog, evenals pakketverkleiningen. Die zaken kun je toch niet zomaar naast elkaar laten staan en dan nog zeggen dat je de meest zorgbehoevenden niet raakt? Daarnaast zegt de heer Balkenende dat het probleem wordt opgelost via de zorgtoeslag. Hoe sympathiek ik de intentie van een zorgtoeslag ook vind, je moet, als je minder regels wilt, niet willen compenseren via een individuele zorgtoeslag. Dan kom je namelijk niet uit: of je krijgt een geweldige bureaucratie of een geweldige overcompensatie.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Rouvoet wijst op de bekende bijlage 4 bij de stukken van het CPB. Een deel zal uit het pakket gaan. Dat komt op een andere manier terug. Daarvoor moet je je verzekeren. Dit is een kwestie van anders definiëren van de lasten. Op een gegeven moment kunnen wij inderdaad niet meer alles collectief doen. Daarover moet je gewoon eerlijk zijn tegenover elkaar. Ook als wij straks spreken over een nieuw zorgstelsel, zal blijken dat wij de zaak op een andere manier zullen organiseren in dit land. Daarbij hoort ook dat wij mensen aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid en dat zij zich soms zelf moeten bijverzekeren. Kosten voor de gezondheidszorg, ook de eigen risico's die daarbij horen, moet men op een gegeven moment willen betalen. Zeggen dat alles wat er is, er is en een oplossing zoeken in premieverhoging, zal op een gegeven moment niet meer werken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik stel geen vragen over bijlage 4 van de doorrekening van het CPB! Ik stel een vraag over wat u hier zegt. Ik was het er namelijk mee eens dat je niet alles via premieverhoging moet doen. Ik heb niets te maken met bijlage X van een interessant stuk. Het staat er wel in, maar ik speek u aan op uw woorden. U zegt dat je het probleem niet moet oplossen via een premieverhoging, omdat dat niet goed is voor het lastenbeeld. Wij zijn het daarover eens. Maar uit de stukken blijkt intussen dat u het probleem wel substantieel oplost via premieverhoging; het gaat om 3,1 mld inzake de AWBZ en dat is gepaard aan de andere maatregelen. U kunt niet zeggen dat je het niet kunt doen en het intussen wel doen. U moet zeggen dat u het pijnlijk vindt, maar dat het niet anders kan.

De heer Bos (PvdA):

Kan de heer Balkenende uitleggen waarom een premieverhoging wel de koopkracht van gezinnen, van huishoudens en van mensen raakt en een eigen bijdrage of eigen risico niet?

De heer Balkenende (CDA):

Premieverhoging raakt natuurlijk de koopkracht. Ook de eigen verantwoordelijkheid is daarop van invloed. Daarom is het goed om nog eens te kijken naar de uiteindelijke berekeningen van het CPB. Ik heb al eerder aangegeven dat uit de doorrekening blijkt dat de koopkrachteffecten rondom de nul bewegen. Als de marktsector matigt, komt de zaak nog dichter bij elkaar. Het beeld van de koopkrachtplaatjes is behoorlijk evenwichtig.

De heer Bos (PvdA):

Laten wij dan ook eerlijk zijn en zeggen dat een eigen bijdrage ook zo zijn effecten heeft op het lastenbeeld. Het relevante verschil tussen premies en eigen bijdragen is dat premies iets zijn waar wij allemaal de schouders onder zetten; degenen met wat meer inkomen wat meer dan degenen met een laag inkomen. Een eigen risico tikt juist zwaarder aan voor de mensen met de slechtste gezondheid en de laagste inkomens. Dat is het echte verschil.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Bos weet ook dat door het regelen van een eigen risico mensen de opdracht wordt gegeven om na te denken over de vraag of de kosten echt nodig zijn en wat de eigen verantwoordelijkheid is. Ook is het een middel om de consumptie op een gegeven moment tegen te gaan. Ik zeg erbij dat de situatie anders is voor de meest kwetsbare groepen, zoals gehandicapten en chronisch zieken. Er moet evenwel gekeken worden naar een stukje eigen verantwoordelijkheid. In vergelijking met andere landen is de eigen betaling in Nederland behoorlijk laag. Dat is een realiteit.

De heer Bos (PvdA):

Mijn probleem met wat de heer Balkenende zegt over eigen verantwoordelijkheid is dat hij die altijd noemt in één zin met bezuinigingen en aantastingen van de koopkracht. Dat maakt het allemaal wat moeizaam. Hij had het over kwetsbare groepen. Ik ben het ermee eens dat wij daarvoor speciaal oog dienen te hebben. Op 13 maart 2002 heeft hij als voorzitter van CDA-fractie een motie ondersteund waarin werd uitgesproken dat bij de financiering van een nieuw zorgstelsel ouderen met een laag inkomen en chronisch zieken op geen enkele wijze financiële nadelen mogen ondervinden van de introductie van een andere wijze van verzekeren. Deze garantie dient bovendien wettelijk te worden vastgesteld, aldus de motie. De CDA-fractie heeft haar volledig ondersteund. Deelt de heer Balkenende de uitspraken nog steeds?

De heer Balkenende (CDA):

Ik ga even terug naar de berekening, want het gaat om het koopkrachtbeeld. Uit koopkrachtbeeld dat uit de berekeningen van het CPB is gekomen, blijkt dat mensen die ouder zijn dan 65 jaar en die geen of slechts een klein aanvullend pensioen hebben, worden ontzien. Voor deze groep is sprake van koopkrachtbehoud. Bij alles wat wordt gedaan, moet worden gekeken naar een goede compensatie. Bij de verandering van het zorgstelsel proberen wij dat te doen door diverse maatregelen te nemen inzake inkomenscompensatie, zoals de ouderenkorting, de zorgtoeslag en andere fiscale instrumenten. Het uitgangspunt bij de zorgtoeslag is dat mensen niet meer dan een bepaald gedeelte van hun inkomen hoeven te besteden aan zorg. Dat staat in de plannen van het CDA en het staat ook in het akkoord.

De heer Bos (PvdA):

Dat heb ik allemaal begrepen. Mijn vraag was of u nog steeds hetzelfde vindt als u vond op 13 maart 2002, namelijk dat ouderen met een laag inkomen en chronisch zieken op geen enkele wijze financiële nadelen mogen ondervinden van de introductie van een andere wijze van verzekeren en dat dit wettelijk dient te worden vastgelegd.

De heer Balkenende (CDA):

Wij leggen het wettelijk vast bij de instelling van de zorgtoeslag en het hele mechaniek dat daaraan vastzit. Dit wordt uitgevoerd via die dienst. De CDA-fractie heeft lang gesproken over hoe kan worden gekomen tot een goed inkomensbeleid en over het maximeren van lasten. Het onderwerp dat u nu noemt, sluit bij die discussie aan. Er is sprake van continuïteit tussen wat vorig jaar is gezegd en wat nu opnieuw is bevestigd in het stuk.

De heer Bos (PvdA):

Dat begrijp ik allemaal, maar het is nog steeds geen antwoord op mijn vraag. Die vraag kan volgens mij met ja of nee worden beantwoord. Vindt u nou nog steeds hetzelfde als op 13 maart 2002?

De heer Balkenende (CDA):

U zult het moeten doen met wat er in de stukken staat over inkomenscompensatie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De heer Balkenende liet net al merken dat zijn opvattingen wat schuiven.

De heer Balkenende (CDA):

Wat bedoelt u met schuiven?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De heer Bos confronteerde u toch erg duidelijk met eerdere uitspraken die u nu niet meer wenst te herhalen. Ik heb deze in elk geval niet herhaald horen worden.

U wilt het pakket verkleinen en een eigen risico in het ziekenfonds introduceren om de stijgende zorgkosten te verlagen. De vraag is of dat werkt. In het verleden is vaak aangetoond dat de lasten wel zwaarder werden, maar dat de zorgkosten niet verminderden. Is een eigen risico van € 100 en de voorgestelde pakketverkleining het maximum voor de CDA-fractie of gaan wij dit de komende jaren bij herhaling meemaken?

De heer Balkenende (CDA):

Er is een eigen risico van € 200 voor individuen en van maximaal € 400 per huishouden afgesproken. Dat zijn wij overeengekomen en dat staat ook allemaal in de stukken. Het gaat om de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Het gaat om de manier waarop wij in Nederland aankijken tegen een eigen risico en wat er in andere landen gebeurt. Ik vind het niet asociaal. Het is een appèl op iedereen om verantwoordelijkheid te dragen ten aanzien van de toekomst van de zorg. Als wij laten zoals het is, lopen wij vast.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat zei u net ook al. De heer Bos heeft gelijk. Als u over de eigen verantwoordelijkheid begint, is dat een aankondiging van bezuinigingen. Het is geen antwoord op mijn vraag. Ik herhaal hem nog één keer en daarna geef ik het ook op. Is het eigen risico van € 200 voor het ziekenfonds en deze verkleining van het pakket het maximum voor de CDA-fractie of kunnen wij nog extra bezuinigingen en hogere eigen risico's tegemoet zien?

De heer Balkenende (CDA):

Wij spreken over de maatregelen die moeten worden genomen in de komende kabinetsperiode. Als wij zeggen dat het € 200 is, is dat toch wat wij met elkaar overeen zijn gekomen? Dat is dan toch het beleid?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is dus het maximum. Gaat de CDA-fractie niet akkoord met nieuwe maatregelen?

De heer Balkenende (CDA):

Datgene wat moet worden gedaan, staat nu in de stukken. Daar kunt u ons aan houden.

Wij hebben gehad over de loonontwikkeling, de sociale zekerheid en de zorg. De voorgestelde maatregelen zijn pijnlijk. Wij zijn er echter van overtuigd dat deze maatregelen nodig zijn omdat de rekening anders later nog groter zal zijn. Ik wijs op de situatie in Duitsland. Het arbeidsmarktbeleid was daar lange tijd een punt waar niet over werd gesproken. Nu ziet de regering daar zich genoodzaakt om verregaande maatregelen te nemen. Wij proberen er nu voor te zorgen dat er na de jaren van meevallers maatregelen worden genomen die Nederland er weer bovenop kunnen helpen, die de structuur van de economie dienen en die onze positie gaan versterken. Daar hebben wij anderen voor nodig.

Dat raakt aan de vraag over het sociale gezicht. Van de CDA-fractie mag altijd worden gevraagd dat zij zich rekenschap geeft van de sociale dimensie. Er zal veel moeten worden geïnvesteerd om ons huidige doel duidelijk te maken en om misverstanden daaromtrent weg te nemen. Ik realiseer mij zeer wel dat het CDA niet voor de gemakkelijke weg kiest. Het betreft moeilijke maatregelen met een moeilijke boodschap. Wij zijn er evenwel van overtuigd dat die maatregelen nu nodig zijn. Ook als het tegenzit in de economie, heb je je verantwoordelijkheid te dragen. Om die reden willen wij deze maatregelen voor onze rekening nemen. Van de zijde van de fractie is er de opdracht om het te vormen kabinet nader te steunen, de verdere gedachtegang nader uit te werken en datgene te doen wat nodig is in het belang van de toekomst van Nederland.

Het is nog niet het A4-formaat geworden dat ik verleden jaar naar voren heb gebracht, maar het is gelukkig een stuk korter geworden. Nederland moet en kan weer aan de slag!

De heer Bos (PvdA):

Ik heb nog een tweetal vragen. De eerste vraag betreft het sociaal gezicht. Dat gaat natuurlijk niet alleen over wat er in Nederland gebeurt. Wij kunnen bijvoorbeeld ook kijken naar voorstellen inzake ontwikkelingssamenwerking. Daarvoor wordt 300 mln ingeboekt als feitelijke vervuiling van 10% van het bestaande budget. Die schuldenverlichting kan alleen maar tot dat budget en tot de geaccepteerde OESO-definitie gerekend worden, als de Development assistant committee van de OESO dat ook accepteert. Het is namelijk helemaal niet zeker dat dit geaccepteerd wordt. Gesteld dat het niet geaccepteerd wordt, dan is er een gat van 150 mln. Garandeert u ook in die gevallen dat de 0,8% overeind blijft, dus dat u de 150 mln ergens anders vindt?

De heer Balkenende (CDA):

Ja, de 0,8% wordt gehandhaafd. U hebt gelijk dat dit loopt via de ODA-criteria; daarvoor is de OESO nodig. Mocht de OESO een ander besluit blijken te nemen dan wat wij hebben verondersteld bij de afspraak, dan hebben wij een financieel probleem voor dat deel. De 0,8% wordt dan wel gewoon gehandhaafd.

De heer Bos (PvdA):

Dat is goed om te horen.

Ik heb nog een vraag. U hebt in de Tweede Kamer enkele benarde episodes meegemaakt, toen u van plan was naar een Europese top af te reizen. U was toen namelijk van de oppositie afhankelijk, meer dan van uw partners in de coalitie, om een gedragen mandaat mee te krijgen voor uw verder opereren in Europa. Tot onze verrassing zijn wij in het Hoofdlijnenakkoord weinig tot niets tegengekomen over de manier waarop Nederland in Europa zal opereren, bijvoorbeeld bij een aantal grote keuzes die in het kader van de conventie op ons afkomen. Zijn er op dat punt afspraken gemaakt of doet u straks weer vriendelijk een beroep op de oppositie opdat u met een gedragen mandaat naar de volgende Europese top kunt gaan?

De heer Balkenende (CDA):

Ik zie dat u glimlacht terwijl u deze vraag stelt. Inderdaad heb ik verleden jaar met genoegen geconstateerd dat de PvdA mij steunde bij het vraagstuk van de uitbreiding van de Europese Unie. Ik heb dat op prijs gesteld. Nederland heeft toen ook punten kunnen binnenhalen. U hebt kunnen lezen wat er in de Europa-paragraaf staat. Bij de keuzes inzake de conventie gaat het over de communautaire methode en de verhouding tussen het Europees parlement, de Commissie en de Raad. Die zaken zijn uitgewisseld. Welnu, dat is bestaand beleid en daar gaan wij gewoon mee door.

De heer Bos (PvdA):

Ik begrijp hieruit dat het bestaand beleid op dit punt ook het beleid van het volgende kabinet is.

De heer Balkenende (CDA):

Ja, als het gaat om de bekende parameters, die voor ons van belang zijn.

De heer Bos (PvdA):

Ik vraag dit, omdat de heer Dittrich zegt dat alles wat niet is opgeschreven, in principe een open kwestie is.

De heer Balkenende (CDA):

Het is goed om bij de uitbreiding nog te wijzen op de vraag wat je met landen doet die zich niet aan de criteria houden. Daarover hebben wij verleden jaar een uitvoerige discussie gehad. Ik denk aan de vrijwaringsclausules; wij menen dat die strikt moeten worden nageleefd. Dit is in feite ook een bestendiging van het bestaand beleid.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zou het overigens interessant vinden om ook van de heer Balkenende te vernemen dat alles wat niet opgeschreven is, vrij is. Daar gaat mijn vraag echter niet over.

Ik neem aan dat de heer Balkenende hier nog staat als fractievoorzitter van het CDA. De CDA-fractie heeft bij monde van mevrouw Verburg aangekondigd, niet akkoord te zullen gaan met een sollicitatieplicht voor bijstandsmoeders met kinderen onder de vijf jaar. Graag wil ik dat de heer Balkenende dat bevestigt.

De heer Balkenende (CDA):

Dat is wat mevrouw Verburg naar voren heeft gebracht. Het sluit trouwens ook aan bij wat onze partij steeds in de verkiezingsprogramma's heeft opgenomen. Dat zal ongetwijfeld terugkomen, wanneer die zaak in dit parlement aan de orde is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dus u als fractievoorzitter en politiek leider van het CDA zult niet akkoord gaan...

De heer Balkenende (CDA):

U hebt het nu over de fractie...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

...met een sollicitatieplicht. Ik wil graag uw opvatting hierover vernemen.

De heer Balkenende (CDA):

Ik ben toch duidelijk geweest?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De vraag is vervolgens hoe u dat in het kabinet kunt verdedigen.

De heer Balkenende (CDA):

Ik sta hier niet als demissionair minister-president, maar als fractievoorzitter van het CDA. U refereert terecht aan wat mevrouw Verburg ter zake heeft gezegd. Wat zij naar voren heeft gebracht, is ook het verhaal dat altijd in onze verkiezingsprogramma's heeft gestaan. Ik neem ook zonder meer aan dat de CDA-fractie die lijn zal laten terugkomen in de debatten, wanneer dat punt aan de orde is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter...

De voorzitter:

Dat is de laatste vraag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil ook nog graag antwoord op de vraag of alles vrij is wat er niet in staat.

De voorzitter:

U zei dat u die vraag niet zou stellen, toen u 'm uitsprak.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat heb ik er niet bij gezegd.

De voorzitter:

Zeker wel, leest u de Handelingen. Maar goed, de vraag is nu wel gesteld.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Een sollicitatieplicht voor bijstandsmoeders staat niet als maatregel in het Hoofdlijnenakkoord. Betekent dit dat zo'n plicht in de komende jaren ook niet zal worden ingevoerd, als het aan de regering ligt?

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter. Ik vind dat mevrouw Halsema mij nu niet moet aanspreken op wat de regering zal doen, want zij heeft mij aangesproken als lid van de fractie van het CDA.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nee, ik sprak u eerst aan als fractievoorzitter en vervolgens als onderhandelaar voor het nieuwe regeerakkoord. En ik vraag aan u als onderhandelaar of er een sollicitatieplicht komt voor bijstandsmoeders met kinderen onder de vijf jaar.

De heer Balkenende (CDA):

U weet dat deze zaak op het ogenblik onderwerp van bespreking vormt. Het is een punt waarover meermalen is gesproken en daarom heeft mevrouw Verburg er opmerkingen over gemaakt. U vraagt mij naar de opvatting van de CDA-fractie hierover en u spreekt mij nu niet aan als lid van een kabinet. En ik heb aangegeven hoe de CDA-fractie op dit punt denkt en zal handelen.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Op 14 april hadden wij het vorige debat in het kader van de vorming van een nieuw kabinet. Dat was toen er een breuk was ontstaan na bijna drie maanden met pogingen om een CDA/PvdA-kabinet tot stand te brengen. Wij hebben toen gezamenlijk vastgesteld dat die breuk niet te helen was. De VVD-fractie vindt dat de problemen waarvoor Nederland staat, zo groot zijn dat wij niet moeten treuzelen en dat wij dus ook onze verantwoordelijkheid moeten nemen. Daarna is het tamelijk vlot gegaan; op 16 april zijn de informateurs aangesteld om een verkenning te beginnen, op 1 mei is de conclusie getrokken dat het D66 zou worden en veertien dagen later was er een akkoord. Naar Nederlandse begrippen is dit uiterst snel en ik ben in ieder geval de informateurs dankbaar voor de uitstekende rol die zij hebben gespeeld. Ik wil ook waardering en respect uitspreken voor de ChristenUnie en de SGP, waarmee wij heel constructief hebben overlegd. De heer Marijnissen vroeg nog waarom deze twee het uiteindelijk niet geworden zijn. Er zijn natuurlijk enkele objectieve factoren, zoals zes zetels is meer dan vijf zetels en drie partijen is minder dan vier partijen. Maar voor mijn fractie was natuurlijk het grote ideologische verschil dat wij sinds jaar en dag met in het bijzonder de Staatkundig Gereformeerde Partij hebben, de belangrijkste factor. Het had dan ook duidelijk onze voorkeur om de steven te wenden in de richting van D66, mits dat ook inhoudelijk verantwoord zou zijn.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is misschien maar een detail, maar ik hoorde de heer Zalm zeggen dat er op 1 mei voor D66 gekozen was. Mij staat toch echt bij dat het beslissende gesprek daarover op dinsdag 29 april had plaatsgevonden. Of vergis ik me?

De heer Zalm (VVD):

Laat ik het zo zeggen, ik meen dat op 1 mei de informateurs hun verslag hebben verstuurd waarin die fase op deze wijze werd afgesloten.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Een vraag in het verlengde hiervan. Is de heer Zalm het eens met de nieuwe fractievoorzitter van de VVD, de heer Van Aartsen, dat D66 eigenlijk beter in de VVD kan opgaan?

De heer Zalm (VVD):

D66 is van harte welkom, maar ik denk dat men dat zelf niet wil.

De heer Marijnissen (SP):

Echt niet? Ziet u nog veel verschil?

De heer Zalm (VVD):

Het is niet aan mij om een dergelijke fusie te bepleiten.

Voorzitter. Ik heb toch ook waardering voor de LPF. Deze partij heeft in de verkenningsfase een stap opzij gedaan. Dit is te begrijpen en ik vind het ook te respecteren.

Wij hebben echt een akkoord op hoofdlijnen gesloten. Wij hebben in korte tijd een korte tekst gemaakt: 14 bladzijden en zonder inleiding zelfs maar 12. Het akkoord voor het kabinet-Balkenende I telde 29 bladzijden, dus het is toch een aardige beperking. Maar bij het akkoord voor Paars II besloeg de hoofdtekst 85 bladzijden; dat waren nog eens andere tijden! Overigens was ik daar ook zelf bij, zo zeg ik tot de heer Bos, die ik nu naar de interruptiemicrofoon zie snellen.

De heer Bos (PvdA):

Ik wilde alleen maar vragen wie er toen informateur was...

De heer Zalm (VVD):

Toen was ik ook informateur, maar ik moet zeggen dat dit mij beter bevalt; ik onderhandel liever dan dat ik als informateur optreedt.

Ik denk dat het snelle resultaat ook iets te maken heeft met het gevoel van urgentie dat alle partijen hadden, met het onderlinge vertrouwen en met de wens van dualisme. Ook in de nieuwe systematiek gaan wij inderdaad geen Torentjesoverleg voeren; de fracties zijn gebonden aan wat wij nu hebben afgesproken. En uiteraard is er staand beleid dat niet allemaal beschreven is, maar waarvan je mag verwachten dat het kabinet ermee doorgaat. Maar ook dat staande beleid kan door de fracties kritisch worden beoordeeld. Zo kan er enige ruimte voor dualisme ontstaan.

De heer Bos (PvdA):

U maakt mij nieuwsgierig. Er is staand beleid waarover natuurlijk gesproken is. Dit alles komt niet ter discussie, maar staat ook niet beschreven. Kunt u een paar voorbeelden noemen?

De heer Zalm (VVD):

Daarnet werd al het voorbeeld genoemd dat de CDA-fractie blijkbaar een probleem heeft met het feit dat vrouwen met kinderen die jonger dan vijf jaar zijn werken. Het wordt overigens erg sneu voor mevrouw Halsema als ze hier vijf jaar moet verdwijnen! Het gevoelen bij de CDA-fractie leeft dat een sollicitatieplicht voor vrouwen met kinderen jonger dan vijf jaar onverantwoord is. Dat is een bekend punt dat niet in het regeerakkoord beschreven staat. In de Kamer zal over die maatregel een debat kunnen plaatsvinden met alle spelregels die wij ook kennen. Als je ergens een budgettair gat slaat, word je geacht dat weer netjes te dichten.

De heer Bos (PvdA):

Ik noem bijvoorbeeld het beleid rondom Europa, het waarden- en normendebat en de rol van de VS ten opzichte van internationale interventie zoals wij in Irak hebben gezien. Dit alles valt, wat u betreft, allemaal onder staand beleid.

De heer Zalm (VVD):

Als het niet beschreven is, is een fractie in principe vrij om haar opvattingen daarover te berde te brengen zoals haar dat goeddunkt.

De heer Bos (PvdA):

U zegt daarbij tegelijkertijd dat het staand beleid van dit kabinet is.

De heer Zalm (VVD):

Je mag verwachten dat niet plotseling, zeker omdat er enige continuïteit is door de samenwerking tussen CDA en VVD, het beleid op zijn kop gaat.

De heer Bos (PvdA):

Oftewel, het feit dat D66 erbij komt, verandert niets aan wat al gedaan werd en straks weer gedaan zal worden. Dat zegt u feitelijk.

De heer Zalm (VVD):

Het kabinet moet dan bespreken of er aanleiding is om op onderdelen dingen bij te stellen.

De heer Bos (PvdA):

D66 is in de minderheid. Als deze fractie nu geen zaken aan de orde heeft gesteld, kan dat straks ook niet.

De heer Zalm (VVD):

De binding van D66 geldt dit akkoord en wat hierin beschreven staat. Het staat D66 vrij om over voorstellen waaraan men zich nooit gebonden heeft haar eigen opvattingen naar voren te brengen.

De heer Bos (PvdA):

Maar alle zaken waarover CDA en VVD het al tijdens het eerste kabinet-Balkenende eens waren en waar ze mee door wensen te gaan tijdens het tweede kabinet-Balkenende heeft de derde partij dus te slikken?

De heer Zalm (VVD):

Nee, dat is niet het geval. Als de derde partij ergens tegen is, kan zij dat melden. Dat is dualisme. Het is niet zo dat wij vervolgens wat wij altijd gevonden hebben, moeten inleveren bij die derde partij. Wat hier beschreven staat aan afspraken, zijn de afspraken. Voor het overige kunnen partijen hun eigen opvatting geven. Ik vind dat een gezonde zaak, maar als de heer Bos zegt dat de VVD alle D66-standpunten had moeten overnemen, dan kan dat niet.

De heer Marijnissen (SP):

Ik wil even een ding checken. In het kabinetsstuk staat dat dualisme noodzakelijk is voor de parlementaire democratie. Een beetje kromme zin, maar het klopt inhoudelijk wel. Nu heeft de partijvoorzitter van de VVD gezegd dat de VVD-fractie zich vooral niet dualistisch moet opstellen. Ik wil even bij de heer Zalm checken of dat zijn mening was of dat hij hierover anders denkt.

De heer Zalm (VVD):

De VVD-fractie heeft dit akkoord onderschreven. Al die zware maatregelen die door u allen zo goed zijn opgesomd, zullen ook door mijn fractie worden gesteund. Voor het overige vind ik dat ook de VVD-fractie haar eigen geluid moet kunnen laten horen en zich niet per se moet neerleggen bij onderwerpen waarover nooit gesproken is, maar die het kabinet voorstelt. Het staat de VVD-fractie vrij om kabinetsvoorstellen te bekritiseren en te beoordelen, voor zover dat niet in strijd komt met de afspraken die wij hier gemaakt hebben.

De heer Marijnissen (SP):

Er zijn niet zoveel onderwerpen waar de SP bij een uitstap van de VVD voordeel zou hebben, maar ik mag toch hopen dat wat de heer Zalm nu zegt zich niet alleen beperkt tot het uitspreken van een mening, maar ook op stemgedrag slaat dat daaraan gekoppeld is. Die vrijheid geldt dan niet alleen voor de VVD, maar ook voor D66 en het CDA.

De heer Zalm (VVD):

Ja en de vrijheid is er voor de regering om eventueel dreigende taal te spreken als zij meent dat het uit de hand loopt. Dit alles hoort bij het dualisme.

De heer Marijnissen (SP):

U bent dan minister, maar uw opvolger als fractievoorzitter van de VVD zal niet in verwijtende zin spreken in de richting van D66 en het CDA op het moment waarop zij besluiten een motie van de oppositie te steunen.

De heer Zalm (VVD):

Als de partijen zich aan het akkoord en de budgettaire spelregels houden, is de vrijheid er uiteraard voor de andere partijen en ook voor mijn partij. Dat valt mee, hè?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil aftasten wat de reikwijdte van de vrijheid van fracties is. Gunt de heer Zalm het zijn fractie om de handen vrij te houden om bijvoorbeeld tegen de uitbreiding van de Unie te stemmen?

De heer Zalm (VVD):

Daarover hebben wij al iets geschreven in het regeerakkoord en dat spitst zich vooral toe op de vrijwaringsclausules. Laten wij wel wezen, ik heb dat debat hier verloren. In plaats van tien had ik er liever zes gezien. Dat is niet het geval geweest. Er is Europese besluitvorming geweest. Dan komt een volgende fase en kom je bij plan B. Dat zou een alternatief kunnen zijn. Als landen op bepaalde terreinen niet voldoen, zou een vrijwaringsclausule kunnen worden afgesproken waardoor zij op die terreinen niet volwaardig meedoen. Voor mijn fractie zal dit een belangrijke toetssteen zijn bij de beoordeling van het regeringsbeleid. In het regeerakkoord is de inzet van het nieuwe kabinet beschreven om adequate vrijwaringsclausules te realiseren. Wij zullen daarover ook met de Europese Commissie in contact treden.

Ik kom vervolgens bij het motto. Als je geen motto hebt, word je beschimpt omdat je geen motto hebt. Als je wel een motto hebt, word je beschimpt omdat je het niet goed samenvat. Persoonlijk ben ik wel gelukkig met dit motto, maar dat zal misschien niet zo verbazen. Dat geldt vooral voor het submotto "iedereen moet meedoen". Dat is namelijk een appèl op de vrijheid, maar ook op de verantwoordelijkheid van het individu. Het is een signaal dat niet altijd alles door de overheid kan worden geregeld en dat mensen ook zelf moeten bijdragen aan oplossingen en moeten meedoen. Dat spreekt mij aan en je vindt het ook op diverse terreinen terug. Je vindt het terug bij de integratie. Het accent wordt gelegd op de individuele verantwoordelijkheid. Niet de overheid moet alles voor haar rekening nemen. Je vindt het ook terug bij de gekozen burgemeester. De individuele burgers mogen allen meedoen om de burgemeester te kiezen. Je vindt het ook terug in de hervorming in de zorg, waar meer concurrentie moet zijn. Dat is natuurlijk een beroep op het meedoen, maar dan in competitieve zin, van verzekeraars. Echter ook de eigen financiële verantwoordelijkheid wordt sterker benadrukt.

De heer Bos (PvdA):

Zou u het ook een goed idee vinden als alle Nederlandse burgers mogen meedoen en hun stem mogen uitbrengen over de opvolger van de heer Bolkestein?

De heer Zalm (VVD):

Misschien hadden wij dat eerder bij de Wereldbank moeten doen.

De heer Bos (PvdA):

Daar sta ik ook voor open. Als dat de deal is, spreken wij dat nu af. Dan doen wij het beide.

De heer Zalm (VVD):

Bij de verkiezing en aanstelling van een Europees commissaris ligt het niet voor de hand, gelet op de eis dat iemand in het team moet passen en dat een bepaald verdeling moet worden gemaakt. Wij laten ook geen individuele ministers door de burgers kiezen omdat je op je team moet letten.

De heer Bos (PvdA):

Maar de voordracht zou natuurlijk wel onderwerp kunnen zijn van een publiek debat hier, met mensen die zich in het openbaar kandidaat stellen. Dat doen wij bijvoorbeeld voor de Kamervoorzitter. Het kan ook onderwerp zijn van een raadplegend referendum of iets wat je in een vergelijkbare vorm aan elke Nederlandse burger als keus meegeeft.

De heer Zalm (VVD):

Ik voel niet de neiging om over functies als die van president van De Nederlandsche Bank of Europees commissaris in dit parlement een wedstrijd te houden.

De heer Bos (PvdA):

Heeft dat iets te maken met het feit dat al afspraken zijn gemaakt wie de opvolger van de heer Bolkestein zal worden?

De heer Zalm (VVD):

Ik kan u meteen geruststellen: daarover is geen afspraak gemaakt.

De heer Bos (PvdA):

Daar houden wij u dan aan.

De heer Zalm (VVD):

Oké.

Wat ook meedoen is, is het resocialiseren van ontspoorde jeugd. Daaraan is apart aandacht besteed in dit regeerakkoord. Het gaat over opvoedingsondersteuning, maar ook over instellingen als de Glen Mills School, die proberen ontspoorde jongeren weer op de rails te krijgen en ze te laten meedoen in plaats van ze aan de kant te laten staan. Ook werkers in de zorg, het onderwijs en de politie die zelf heel veel kunnen, willen wij meer laten meedoen.

Meedoen in Europa is ook thema. Zo kun je het meedoen als een aardig overkoepelend motto van dit kabinet zien.

De tweede slagzin is "meer werk". Door een aantal leden is al gesignaleerd dat wij in deze periode een klein verliesje hebben in het aantal banen, maar op lange termijn is er wel en ook volgens het CPB structurele werkgelegenheidswinst. Het beleid is dus goed voor de werkgelegenheidsontwikkeling op langere termijn, omdat het arbeidsaanbod wordt gestimuleerd en de evenwichtswerkloosheid daalt.

Nu zijn twee dingen niet meegerekend in die sommen. Dat is het voornemen van het nieuwe kabinet om de administratievelastendruk drastisch te beperken. Dat zal natuurlijk de concurrentiepositie van het bedrijfsleven kunnen versterken. Als de marktsector daarbij zo verstandig wordt om de lonen te matigen, valt het beeld wat gunstiger uit. Ik ben overigens met de heer Balkenende van mening dat het kabinet straks niet op de knieën moet om te vragen of men de lonen wil matigen omdat het voor het kabinet zo prettig is. Het is ook voor de vakbeweging en de leden van de vakbeweging essentieel dat loonmatiging tot stand komt. Die kan namelijk zorgen voor een betere concurrentiepositie van het bedrijfsleven. Het gaat daarbij ook om de positie van de pensioenfondsen, want 1% loonstijging betekent ook 1% meer benodigd vermogen vanwege de toekomstige pensioenverplichtingen. Als de pensioenfondsen in nood zijn en het slecht met de Nederlandse economie gaat, is het betrachten van loonmatiging een mes dat aan twee kanten snijdt. Wat dat betreft hoop ik dat de vakbeweging zo verstandig is om deze koers te kiezen.

We hebben dus een heel fors pakket moeten afspreken. Er zijn tijden geweest waarin dat ook moest. Ik heb zelf onder een betrekkelijk zonnig gesternte mijn twee vorige periodes op Financiën mogen doorbrengen. Er is begin jaren negentig echter een andere minister van Financiën geweest die heel wat meer leed heeft moeten aanzeggen. Ook toen stond het Malieveld vol en toen moest de toenmalige minister van Financiën zelfs een bevriezing van de uitkeringen verdedigen alsmede een zeer drastische ingreep in de WAO. Hij heeft trouwens ook verdedigd dat de bestaande WAO'ers onder de 45 jaar onder een nieuw regime kwamen te vallen en werden herkeurd. Ik zeg dit even voor het historisch besef.

Belangrijker dan al die CPB-sommen is het lessen trekken uit het verleden. Tijdige koerscorrecties kunnen erg belangrijk zijn. Als je die correcties te laat maakt, kun je jarenlang op de blaren zitten. Eind jaren zeventig hebben we niet op tijd een koerscorrectie weten te maken en daardoor hebben de jaren tachtig permanent in het teken van grote bezuinigingen en bevriezingen gestaan. Dat moeten wij ons niet meer laten gebeuren. Wat dat betreft is de reactie van het toenmalige CDA/PvdA-kabinet begin jaren negentig adequater geweest, maar ook toen moest worden erkend dat niet alles ideaal was. Ook toen was er kritiek op het beleid en werd gezegd dat de plannen niet evenwichtig waren etc., etc. Ongetwijfeld zal die kritiek er nu weer zijn.

Een aantal uwer zegt: op dat financieringstekortfetisjisme zijn we niet zo gek. We zijn de grens echter redelijk dicht genaderd. Ik meen dat wat wij voorstellen nog net past bij de Europese normen. Naar mijn oordeel moeten wij aan die normen blijven voldoen. We zien wat er in landen gebeurt die zaken te lang uit de hand laten lopen, zoals in Duitsland. Daar moet Schröder drastischer maatregelen voorstellen, bijvoorbeeld met betrekking tot de WW, dan de maatregelen die wij in dit pakket hebben zitten. In Duitsland wordt de maximumduur van de WW tot twaalf maanden beperkt en in een enkel geval tot achttien maanden. Ook denk ik aan wat in Frankrijk gebeurt. Dat risico is voor Nederland niet erg aantrekkelijk.

De heer Bos (PvdA):

Waar ligt volgens u de grens met betrekking tot de Europese norm?

De heer Zalm (VVD):

Ik meen dat je uit de Europese norm kunt afleiden dat 0,5% in 2007 nog net kan.

De heer Bos (PvdA):

Als feitelijk of als structureel tekort?

De heer Zalm (VVD):

Ik heb het dan over het feitelijke tekort.

De heer Bos (PvdA):

Maar waar heeft Europa het over?

De heer Zalm (VVD):

Europa heeft het over vier stapjes van 0,5% die iedereen moet zetten.

De heer Bos (PvdA):

Maar Europa heeft het over "close to balance or surplus" en over 0,5% structureel tekort. Dat bent u toch met mij eens?

De heer Zalm (VVD):

Nee, als je over Europa praat, moet je het ook over de Europese definitie hebben.

De heer Bos (PvdA):

Zeker.

De heer Zalm (VVD):

Dan zit je op min 0,1. Dus we hebben nog niet te maken met een overschot en dan geldt de regel van vier keer 0,5% structureel. Daar komen we net wel of net niet aan.

De heer Bos (PvdA):

Uw eigen minister van Financiën Hoogervorst heeft in een brief aan de Kamer gezegd dat die verplichting niet meer geldt op het moment dat we op "close to balance or surplus" zitten. Dat is min 0,5% tekort structureel. U komt met uw plannen uit op min 0,1%. Er is dus nog een marge.

De heer Zalm (VVD):

Wat mij betreft is er geen marge. Close to balance or in surplus is de uitdrukking die zegt dat je rond de nul moet zitten. Met min 0,5% kun je dat nog verdedigen. Waar de structurele tekorten vooral een rol spelen, is bij de stapjes die je moet doen als je nog niet close to balance bent. In dat geval wordt gezegd dat de landen die daarvan nog behoorlijk verwijderd zijn – en dat zij wij inmiddels – zich verplichten structureel 0,5% per jaar te doen. Dan spreken wij dus over structurele stapjes van 0,5%. Als je een beetje afrondt naar boven, komen wij daaraan.

De heer Bos (PvdA):

Misschien is het goed dat wij nog eens nagaan wat in de brieven die de heer Hoogervorst naar deze Kamer heeft gestuurd daarover precies wordt gezegd. Daarin staat echt een ander verhaal.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Niet alleen vanwege de Europese normen streven wij een bepaalde doelstelling na. We moeten ook weer in het scenario van de aflossing van de staatsschuld terechtkomen. Dat brengt de vergrijzing die ons te wachten staat met zich. We kunnen niet aan onze kinderen vragen om solidair te zijn en voor onze AOW en onze gezondheidszorg te betalen en ze vervolgens als dank een schuld met een rentelast achterlaten. Het gaat om de schulden die deze generatie heeft opgebouwd en het is netjes als wij deze schulden ook weer afbouwen. Dan kunnen wij aan de nieuwe generatie ook vragen om bij te dragen aan de financiering van de AOW en andere zaken die voor ouderen van belang zijn.

Liever een stevige correctie nu, dan erop gokken dat het wel zal meevallen, want het kan ook nog weleens tegenvallen, en dan komen wij in scenario's terecht die wat bloediger zijn dan het scenario dat nu voor ons ligt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik neem aan dat het ook in het belang van de VVD is dat er een sociaal akkoord komt. Anders gaat deze minister over vier jaar de geschiedenis in als de minister die de werkloosheid liet oplopen. Ik denk dat de heer Zalm dat niet leuk zal vinden. Wat biedt de heer Zalm de werknemers?

De heer Zalm (VVD):

Weet u wat er in 1982 door de overheid is geboden? Nul komma nul. Werkge vers en werknemers hadden toen door dat het hun eigen verantwoordelijkheid was om die zaak op orde te brengen, zoals het nu ook de eigen overheidsverantwoordelijkheid is om onze financiële problemen op orde te brengen. Ook ik ben graag bereid tot een goed gesprek met werkgevers en werknemers, maar wij hebben geen omkoopbedrag in de achterzak in de zin van "kiezen jullie maar uit wat je niet wilt". Wij verdedigen ons beleid. Wij willen graag met werkgevers en werknemers informatie uitwisselen en bekijken of wij tot een zekere consensus kunnen komen. Op het punt van het onderwijs, dat ook om andere redenen van groot belang is, zijn met een fors budget in belangrijke mate wensen van werkgevers en werknemers vervuld, ook voor het beroepsonderwijs. Dat zou een basis voor gesprek moeten kunnen zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik doe niets af aan de investeringen in onderwijs, maar dat neemt niet weg dat de arbeidsvoorwaarden van leraren slechter worden. Zij zullen er oplopend tot 2007 met 7% op achteruitgaan. Het antwoord van de heer Zalm is echter helder: hij heeft nul komma nul te bieden. Minister De Geus heeft vanochtend in de Volkskrant eigenlijk al laten doorschemeren dat herkeuring van WAO'ers tot 45 jaar alleen moet plaatsvinden als er ook een garantie op werk is. Deelt de heer Zalm die opvatting? Of vindt hij dat de mensen dan maar de bijstand in moeten?

De heer Zalm (VVD):

Wij hebben daarover een heldere tekst in het regeerakkoord opgenomen. Ik zie geen aanleiding om daarop nog voordat de inkt droog is terug te komen. Dat neemt niet weg dat je als drie partijen gemeenschappelijk tot de conclusie kunt komen dat bepaalde passages in het regeerakkoord op enig moment voor verandering vatbaar zijn; dat is in het verleden ook wel gebeurd. Dat zal door de partijen gezamenlijk in overeenstemming met elkaar moeten gebeuren. Zo is het akkoord totstandgekomen en zo kunnen ook wijzigingen totstandkomen. Dat kan niet door individuele bewindslieden worden gedaan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Die bescheidenheid siert u als toekomstig minister van Financiën. CNV-voorzitter Doekle Terpstra is gisteren uitermate duidelijk geweest. Hij heeft gezegd dat er, als er sprake is van herkeuring van WAO'ers tot 45 jaar op basis van nieuwe criteria, überhaupt geen sprake kan zijn van een sociaal akkoord. Voor het CDA is dat natuurlijk heel belangrijk. Als ik de heer Zalm goed begrijp, zit daar voor hem geen onderhandelingsruimte. Hij zegt dat de tekst duidelijk is.

De heer Zalm (VVD):

In 1993 is er ook herkeurd op basis van het toen veranderde regime. Gangbare arbeid werd vervangen door passende arbeid. De hoogte van de WAO-uitkering werd afhankelijk gesteld van de leeftijd. Ook toen zijn mensen jonger dan 45 jaar herkeurd. Zo'n principiële, geweldige morele breuk kan denk ik niet worden geconstrueerd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het gaat mij er nu niet om of de breuk principieel is of niet. Er zit voor u geen onderhandelingsruimte op deze passage in het regeerakkoord.

De heer Zalm (VVD):

Ik heb er namens mijn fractie net virtueel 28 handtekeningen onder geplaatst.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Misschien is het goed om nog even in de richting van het CDA te zeggen dat dit betekent dat er dan dus geen sociaal akkoord zal zijn. Als gevolg daarvan zal het aantal arbeidsplaatsen dalen.

De heer Zalm (VVD):

Ik denk dat het verstandig is om de gesprekken maar even af te wachten.

Ik kom bij het motto "minder regels", een motto dat ons natuurlijk zeer aanspreekt. De illusie dat alles maar beter wordt als je steeds meer regels maakt, ontkent de eigen verantwoordelijkheid, de creativiteit en de handhavingsproblematiek. Er zijn tal van voorbeelden te noemen van situaties waarin niet gehandhaafd wordt omdat de absurditeit van bepaalde regels door sommige toezichthouders wordt ingezien. Wij moeten niet op ieder incident reageren met het bedenken van steeds meer regels en dan verwachten dat het probleem is opgelost. Dat is zelfs een gevaarlijke redenering, want dan kun je nog weleens van een koude kermis thuiskomen. Het Nederlandse bedrijfsleven lijdt zeer onder de zware regeldruk. Daar is een enorm bedrag aan kosten mee gemoeid, namelijk 8,5 mld euro. Dat is meer dan het bedrijfsleven aan research en development uitgeeft. Als je praat over de kenniseconomie, moet je dus constateren dat het bedrijfsleven daar met 5 mld euro veel minder aan doet dan aan het opvolgen van al die regels van de overheid. Dat geldt trouwens niet alleen voor het bedrijfsleven. Ook binnen de publieke sector wordt door bijvoorbeeld de zorg, het onderwijs en de politie sterk geleden onder de enorme regeldruk. Het is dus goed dat wij ook daar een actie gaan beginnen.

Ik maak nog een enkele opmerking naar aanleiding van het betoog van de heer Bos. Hij heeft met name de grote steden nogal in de kijker gezet. Ik heb nog eens op de website van de PvdA gekeken om te zien wat zij op dat punt in petto heeft. Zij heeft inderdaad op enkele onderdelen, zoals het arbeidsmarktbeleid en de bouw, extra geld ter beschikking dat waarschijnlijk bij de grote steden terecht zal komen. Tegelijkertijd stel ik echter vast dat de lokale overheden ingevolge dat voorstel van de PvdA via het gemeentefonds en het provinciefonds 1,1 mld meer moeten inleveren dan ingevolge het regeerakkoord. Ik weet niet waar je als gemeente uiteindelijk beter mee af bent: 1,1 mld minder vrije armslag met in ruil daarvoor een paar schamele budgetten, zoals de PvdA wil, of 1,1 mld meer ingevolge dit regeerakkoord.

Bij het tellen van de zegeningen mag ook nog worden vermeld dat het collegegeld in ieder geval niet met 0,25 mld wordt verhoogd, dat het spaarloon wordt gehandhaafd en dat in de onderhandelingen ook nog 100 mln is gevonden voor kinderopvang. Ik denk dat dit nog weleens de waardering van de PvdA-fractie kan krijgen.

(Applaus)

De heer Zalm (VVD):

Na dit applaus houd ik er maar mee op.

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer de voorzitter. De verkiezingsuitslag was duidelijk: CDA en PvdA zouden moeten gaan regeren en D66 zou oppositie gaan voeren. Wij waren daar klaar voor. In april bleek echter dat de heer Bos en de heer Balkenende er niet uitkwamen. Zij wezen zelfs elke lijmpoging af, terwijl Nederland toen al praktisch een jaar lang zonder echt kabinet zat. De vraag kwam toen op of D66 nu wel wilde praten met CDA en VVD over een te vormen kabinet. In de chaotische politieke situatie na de breuk tussen CDA en PvdA wilde ik die verantwoordelijkheid niet meer uit de weg gaan. In de verkennende fase wilde ik eerst weten hoe CDA en VVD tegenover extra aandacht voor onderwijs en kenniseconomie, natuur en milieu, democratische vernieuwing en een andere internationale politiek stonden. Zonder toenadering op dat soort onderwerpen had onderhandelen voor ons geen zin. CDA en VVD leken daartoe bereid en daarom zijn wij verder gegaan.

De heer Bos (PvdA):

Ik hoor de heer Dittrich zeggen dat CDA en VVD bereid waren tot een toenadering op het gebied van de internationale politiek. Ik herinner mij hoe D66 zij aan zij met de PvdA een zeer kritische houding innam ten opzichte van de uiteindelijke interventie in Irak en dat dit uiteindelijk niet geschraagd werd door een mandaat van de Veiligheidsraad. Kan de heer Dittrich aangeven welke afspraken hij heeft afgedwongen waardoor het kabinet op een volgend moment in een vergelijkbare situatie een andere afweging zal maken?

De heer Dittrich (D66):

In het Hoofdlijnenakkoord is in het hoofdstukje Internationale politiek opgenomen dat de internationale rechtsorde van groot belang is en dat de Verenigde Naties en de Veiligheidsraad een belangrijke rol spelen. Er wordt zelfs verwezen naar het toetsingskader dat wij hier in de Kamer hebben afgesproken. Ik kan mij dat goed herinneren, want de heer Bert Bakker was voorzitter van de commissie waarin dit allemaal besproken is.

De heer Bos (PvdA):

De zin die daarover in het Hoofdlijnenakkoord staat, is een standpunt dat door alle partijen hier in de Kamer onderschreven zou zijn, hoe zij ook tegenover de interventie in Irak stonden. Mijn vraag is nu wat u additioneel hebt weten af te spreken waardoor u de zekerheid hebt dat er een volgende keer in een vergelijkbare situatie een andere houding zal worden ingenomen ten opzichte van vergelijkbare voornemens tot interventie als rond Irak.

Voorzitter: Dijksma

De heer Dittrich (D66):

Wat wij hebben afgesproken, staat in het Hoofdlijnenakkoord. Verder is alles vrij. Dat betekent dat D66, als internationaal gerichte partij, wellicht verder zou willen gaan dan andere partijen. Het debat daarover moet in de Kamer plaatsvinden. Dan wachten wij af waar het kabinet mee komt.

De heer Bos (PvdA):

Dat betekent ook dat u van uw ministers in het kabinet niet bij voorbaat vraagt zich aan te passen aan de lijn die CDA en VVD op dat punt voornemens zijn te volgen.

De heer Dittrich (D66):

Dat is juist. De ministers van D66 zijn natuurlijk gebonden aan het Hoofdlijnenakkoord, maar verder is alles vrij. Als er discussies zijn in de ministerraad, dan zullen zij hun eigen standpunt moeten bepalen. Stel dat zij met CDA en VVD tot overeenstemming komen en dat wij het in de Kamer daar niet mee eens zijn. Dan zullen wij dat hier naar voren brengen. Dat is dualisme.

De heer Bos (PvdA):

De houding dat alles wat niet in het Hoofdlijnenakkoord staat in principe een vrije kwestie is, geldt dus niet alleen voor de fractie van D66, maar ook voor de bewindspersonen die door D66 worden geleverd.

De heer Dittrich (D66):

Ik ga er niet van uit dat onze bewindspersonen bij elk besluit gaan dwarsliggen. Zij moeten daar goede argumenten voor hebben.

De heer Bos (PvdA):

De mogelijkheid ligt echter wel expliciet besloten in deze opzet.

De heer Dittrich (D66):

Neen. Datgene wat in het Hoofdlijnenakkoord staat, ligt vast. Voor de rest is de fractie vrij om dualistisch ten opzichte van het kabinet haar plan te trekken.

De heer Bos (PvdA):

De bewindspersonen zijn dus ook niet gehouden aan andere zaken dan die welke in het Hoofdlijnenakkoord zijn opgenomen.

De heer Dittrich (D66):

Als de bewindspersonen het ergens niet mee eens zijn, dan moeten zij dat in de ministerraad bespreken. Daar wordt dan over vergaderd. Vervolgens moet de ministerraad maar zien hoe daarmee wordt omgegaan. Ik sta hier namens de fractie van D66 in de Tweede Kamer. Ik kijk naar de plannen die het kabinet presenteert. Als wij het daar niet mee eens zijn, dan zullen wij dat naar voren brengen.

De heer Bos (PvdA):

Hoe beoordeelt u het standpunt dat zowel de heer Balkenende als de heer Zalm innam over de internationale politiek? Het komt erop neer dat de zaken waarover zij het in het eerste kabinet-Balkenende al eens waren, het staande beleid, deel uitmaken van het beleid van het volgende kabinet-Balkenende.

De heer Dittrich (D66):

Wij zijn gebonden aan het Hoofdlijnenakkoord. Alles wat daar niet in staat, is in beginsel vrij. Dat betekent dat, als het kabinet met voorstellen komt waarmee wij het niet eens zijn, wij dat naar voren zullen brengen. Misschien zijn wij het er ook wel mee eens. Dat moet je niet uitsluiten.

De heer Bos (PvdA):

U acht zich dus niet op enigerlei wijze gebonden aan de zaken die deel uitmaken van het staande beleid en, wat de andere heren betreft, ook van het doorgaande beleid.

De heer Dittrich (D66):

Dat is juist, want wij hebben gesproken over het Hoofdlijnenakkoord. Wij hebben geen handtekening gezet onder het Strategisch akkoord. Dan had u bij de heer Herben moeten zijn. Ik ben gaan onderhandelen over een heel nieuwe opzet. Dat is het Hoofdlijnenakkoord. Daar staat precies in waar wij aan zijn gebonden. Daar houden wij ons aan.

De afgelopen twee jaar is de economie drastisch en dramatisch verslechterd. De economische groei sloeg om in een krimp en de werkloosheid stijgt in ongekend tempo. Vanmorgen werd bekend dat 11.000 mensen per maand hun baan kwijtraken. Het overschot van de rijksbegroting is veranderd in een fors tekort. Nederland deed het jarenlang beter dan de andere Europese landen, maar nu staan wij er slechter voor. De meevallers waaraan wij de laatste jaren gewend waren geraakt, zijn grote tegenvallers geworden. De kosten in de gezondheidszorg stijgen explosief De vergrijzing van de bevolking vraagt om actie. Nederland verkeert nu in een recessie. D66 wilde, net als het CDA en de VVD, dat het nieuwe financieel-economische beleid van het kabinet zou bijdragen aan het herstel van de overheidsfinanciën. Diep ingrijpende maatregelen zijn onvermijdelijk om tot wezenlijke veranderingen te komen. Het zou asociaal zijn om daar te weinig aan te doen. De situatie op de arbeidsmarkt moet verbeteren, net zoals de internationale concurrentiepositie.

Onder dit gesternte vonden de onderhandelingen plaats. Ik heb mevrouw Halsema en anderen horen zeggen dat dit een rechts kabinet is met keiharde maatregelen. Ik vind dat de termen "rechts" en "links" versluierend werken, want er worden bijvoorbeeld ook maatregelen genomen om het oneigenlijk gebruik van de hypotheekrenteaftrek bij overwaarde tegen te gaan. Het kwartje van Kok – dat staat ook in de tekst van het akkoord – wordt niet aan de benzinepomp teruggegeven, maar de opbrengst wordt geïnvesteerd in het wegennet en onder andere ook in het achterstallig onderhoud van het treinspoor. Het kabinet wil ook de topinkomens aanpakken. Dat zijn geen traditioneel "rechtse" onderwerpen. Wij moeten de zaak anders benaderen. Waar heeft Nederland behoefte aan? Wij moeten op nuchter, zonder in retorische loopgraven te blijven zitten, naar de problemen kijken. Sommige dossiers lijken wel taboe verklaard, waardoor zij zijn muurvast komen te zitten. Daar moeten wij van af.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben bang dat de heer Dittrich zich rijk rekent met het kwartje van Kok. Er staat dat de opbrengst van het kwartje van Kok, gelet op de herkomst, vooral zal worden aangewend voor wegen en daarnaast voor onderhoud van openbaar vervoer en vaarwegen. Hoeveel geld gaat er naar het openbaar vervoer? Ik denk dat dit niet zo veel zal zijn.

De heer Dittrich (D66):

U bent wat dat betreft een doemdenker. Het kwartje van Kok is in totaal ongeveer 530 mln. Er staat duidelijk dat dit besteed wordt aan wegen, openbaar vervoer en vaarwegen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er staat dat het vooral naar wegen gaat. Als er wat overblijft, zal dat naar het openbaar vervoer en naar vaarwegen gaan.

De heer Dittrich (D66):

Dat laatste staat er niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er is een duidelijke hiërarchie aangebracht. Er staat dat dit geld vooral wordt aangewend voor wegen. Legt u mij maar eens uit hoeveel geld er naar het openbaar vervoer gaat. Ik denk dat u blij bent met niets.

De heer Dittrich (D66):

Er staat niet dat als er nog wat overblijft, dit naar het openbaar vervoer gaat. Op dat punt heeft u de tekst niet juist geciteerd. U vraagt mij om de verdeling. Dit is de politieke afspraak van de fracties. Laat de regering regeren en voorstellen ontwikkelen. De Kamer zal beoordelen of er sprake is van een faire verdeling. Bij de herprioritering van het MIT zal ook gekeken worden naar het openbaar vervoer en dan staat het openbaar vervoer zelfs voorop.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wat is de inzet van D66 bij de besteding van het bedrag van 530 mln? Uit het akkoord blijkt dat dit vooral aan wegen wordt besteed. Daarnaast – dus als er nog wat overblijft – zal het besteed worden aan openbaar vervoer en vaarwegen. De inzet van D66 is niet terug te vinden, terwijl het zeer duidelijk is wat VVD en CDA willen.

De heer Dittrich (D66):

Wij wachten de voorstellen van het kabinet af en die zullen wij in de Kamer bespreken. U weet dat D66 het belangrijk vindt dat met name het achterstallig onderhoud bij het spoor wordt aangepakt. Dat is de reden dat zoveel treinen vertraging hebben. U staat vaak samen met mij op het station te wachten. Veel treinen rijden niet op tijd vanwege het achterstallig onderhoud. De afspraak is dat het kwartje van Kok naar het wegennet gaat, maar ook naar achterstallig onderhoud van het spoor.

De voorzitter:

Dit is de laatste interruptie op dit punt, mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als de heer Dittrich dit zo belangrijk vindt, waarom gaat hij dan akkoord met verdergaande bezuinigingen op het openbaar vervoer en met het in stand houden van de bezuinigingen op het stads- en streekvervoer? Dat zou hij toch eens moeten uitleggen.

De heer Dittrich (D66):

Dat wil ik graag doen. De bezuiniging bij de NS betreft het ziekteverzuim. Omdat er zoveel conducteurs en controleurs ziek zijn, wordt geprobeerd op deze manier om het ziekteverzuim te verminderen. Dat geldt niet alleen voor het openbaar vervoer, maar ook elders.

De heer Marijnissen (SP):

U sprak over onderwerpen die in de Kamer taboe zijn verklaard. Ik ken er één, namelijk het "H-woord", de hypotheekrenteaftrek. Chapeau voor D66, het CDA en de VVD, want zij hebben dat taboe doorbroken. Een ander taboe in de Kamer is dat bestaande gevallen in de WAO ongemoeid worden gelaten bij wijziging van de regeling. Dit betekent niet dat betrokkenen niet regelmatig uitgenodigd worden voor een keuring en dat zij niet naar werk begeleid moeten worden. Dat gebeurt ook, maar deze mensen werden niet onder een regime gebracht waardoor zij uit de WAO gaan en in de bijstand komen. D66 heeft altijd enig sociaal gezicht gehad. Hoe heeft u dit voor uw rekening kunnen nemen?

De heer Dittrich (D66):

U doelt met name op de 45-minners in de WAO. Er mag verwacht worden dat mensen in de WAO jonger dan 45 jaar herkeurd worden. Sommigen zijn niet eens gekeurd. Ik schets een aantal mogelijke gevolgen. Degenen die volledig worden afgekeurd, zullen in de WAO blijven. Anderen zullen misschien volledig worden goedgekeurd. Het is dan ook volkomen logisch dat deze jonge mensen die nog lang te gaan hebben op de arbeidsmarkt zich daarvoor beschikbaar stellen. De mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, blijven over. Daarvoor moet een fatsoenlijke regeling worden getroffen.

De heer Marijnissen (SP):

Misschien kunnen wij op dit punt zaken doen, want de heer Balkenende heeft zich ook al enigszins in die richting uitgelaten. Bent u bereid om die mensen het volgende te garanderen. Dat laat overigens onverlet wat u zegt over het via een keuring bevorderen dat mensen die aan het werk kunnen, weer aan de slag gaan en over begeleiding bij reïntegratie. Ik kan u overigens verzekeren dat de meesten ook willen werken. De budgetten voor begeleiding en reïntegratie hebt u overigens afgeschaft.

De heer Dittrich (D66):

U bent het op dit punt dus met mij eens.

De heer Marijnissen (SP):

Die mensen worden regelmatig gekeurd. Er wordt met hen gesproken. Zodra zij kunnen werken en er is werk, gaan zij ook aan de slag. Mijn vraag richt zich er niet op dat er met hen wordt gesproken. Het gaat mij erom dat zij na een gesprek vervolgens uit de WAO kunnen verdwijnen en buiten hun schuld in de bijstand terechtkomen. Als u zegt dat u niet zult toestaan dat zij er in inkomen op achteruitgaan, dan hebben wij vandaag in ieder geval nog iets verdiend.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb gezegd dat wij een basisafspraak hebben gemaakt en dat wij goed moeten bekijken dat dit op een zorgvuldige, fatsoenlijke, respectvolle manier gebeurt. De nieuwe regering zal daar verder over moeten spreken. Zij moet met voorstellen naar de Kamer komen. Wij zullen dan nagaan of dat sociaal verantwoord kan gebeuren.

De heer Marijnissen (SP):

Ten aanzien van de WAZ, een soortgelijke regeling, maar dan voor kleine zelfstandigen, zegt het kabinet niet dat bestaande gevallen ook moeten worden aangepakt. Waarom dat verschil?

De heer Dittrich (D66):

Dat is een ander verhaal, want die categorie is geprivatiseerd. Bij de WAO gaat het om vele mensen. Soms komt men met een zeer kort arbeidsverleden meteen in de WAO terecht. Uw opmerking dat iedereen is gekeurd, is niet waar, want sommigen zijn niet eens gekeurd. Men heeft misschien een gesprek gehad met een ambtenaar die een inschatting heeft gemaakt. Bij gedeeltelijk arbeidsongeschikten is een herkeuring op haar plaats. Het zal blijken dat sommige WAO'ers terug kunnen keren op de arbeidsmarkt. Ik vind het in die gevallen asociaal om te zeggen: handen af van de groep 55-minners, niks doen. Ik vind dat ook zij gestimuleerd moeten worden om de arbeidsmarkt op te gaan. Het gaat om werk.

De heer Marijnissen (SP):

U heeft het over 55-min.

De heer Dittrich (D66):

Ik bedoel 45-min.

De heer Marijnissen (SP):

Dat geeft al aan hoe willekeurig het is. Als uw voorstel dan zo'n zegening is voor deze mensen, omdat u ze weer naar werk leidt, waarom geldt dat dan niet voor mensen tot 65 jaar en waarom ook niet voor de WAZ? Mensen in de WAO hebben premies betaald voor een bepaald recht. Een aantal mensen is inderdaad niet gekeurd. Mijnheer Dittrich, weet u wie dat zijn? Dat zijn mensen die bijvoorbeeld twee benen missen. Als u die allemaal wilt keuren, wens ik u daar veel plezier mee. U moet de discussie echter wel zuiver houden. U insinueert op enigerlei wijze dat de uitkeringsinstanties, de keuringsartsen, de arbeidsdeskundigen hun werk niet goed doen. Ik ben vorige week in het reces toevallig een dag met hen meegelopen. Ik kan u verzekeren dat zij zeer gewetensvol omgaan met deze mensen. U wilt mensen terug laten komen en daar is op zichzelf niks mis mee, maar u mag hen niet onder een nieuw regime brengen, waardoor zij in de bijstand en daardoor in armoede komen. Invaliden die kunnen werken, hebben dat niet verdiend.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb zo-even gezegd dat in de politiek soms onderwerpen taboe zijn. Wat u nu zegt, is daarvan zo'n voorbeeld.

De heer Marijnissen (SP):

Dat is een taboe op onmenselijkheid, mijnheer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

U schetst allerlei situaties waarbij u mij in de positie drukt dat ik vreselijk onfatsoenlijke voorstellen doe. U zegt zelf ook dat mensen van 45 jaar of jonger herkeurd moeten kunnen worden. Het gaat om de vraag wat er moet gebeuren met gedeeltelijk arbeidsongeschikten die niet meer onder de WAO-regeling kunnen vallen. Ik vind dat dit fatsoenlijk, sociaal bekeken moet worden. Dat is aan het nieuwe kabinet, dat met voorstellen moet komen die wij in de Kamer zullen bespreken.

De heer Marijnissen (SP):

Ik zal de heer Dittrich verlossen van zijn probleem. Er is namelijk een oplossing: het laten voortbestaan van de gedeeltelijke WAO-uitkering. Ik weet wel dat er dan problemen kunnen ontstaan met de nieuwe gevallen en met het SER-advies, maar dat advies is altijd al asociaal geweest. Nu wordt het probleem echter neergelegd bij mensen die niet deel hebben genomen aan de discussie en totaal niet hebben kunnen protesteren tegen die regeling. Op een achternamiddag wordt het gewoon even door een nieuw kabinet geregeld in het gebouw van de Eerste Kamer, met instemming van D66. Ik snap niet dat de heer Dittrich die mensen niet met meer respect behandelt. De meerderheid zou maar al te graag willen werken; deze mensen zitten niet graag achter de geraniums. Als zij echter gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en daardoor niet aan werk kunnen komen, kun je hen niet in de bijstand droppen.

De heer Dittrich (D66):

Er zijn bijna 1 miljoen mensen die een WAO-uitkering hebben; daaraan moet echt iets worden gedaan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik verschil met de heer Dittrich niet van mening over het nut van een herkeuring voor mensen die weer aan het werk kunnen; in mijn eigen termijn heb ik al gezegd dat daar best mogelijkheden liggen. Voor een bepaalde groep gedeeltelijk arbeidsongeschikten is echter geen terugkeer naar de arbeidsmarkt mogelijk en voor hen zal er een fatsoenlijke regeling moeten komen, zoals de heer Dittrich zelf al zei. Vindt hij voor die gevallen de bijstand die "fatsoenlijke regeling"?

De heer Dittrich (D66):

Dat hangt van het geval af. Het kabinet moet dit soort zaken bekijken. Bovendien willen de sociale partners hier nog met het kabinet over spreken. Op basis daarvan kan het kabinet met voorstellen en plannen komen, die wij dan in de Kamer kunnen bespreken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik vraag naar de opvatting van de D66-fractie. De heer Dittrich is politiek leider en fractievoorzitter van deze partij en was bovendien onderhandelaar. Hij spreekt over een "fatsoenlijke regeling". Ik heb dus een heel simpele vraag: vindt de D66-fractie voor die bestaande gevallen de bijstand de "fatsoenlijke regeling" die de heer Dittrich kennelijk in gedachten heeft?

De heer Dittrich (D66):

Dat verschilt dus per geval. Soms is de bijstanduitkering niet veel lager dan de WAO-uitkering. Dit moet gewoon goed worden bekeken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Daar gaat het nu juist om. Het maatschappelijke en politieke verzet richt zich tegen het tornen aan rechten van mensen. Voor een bepaalde groep die niet terug naar de arbeidsmarkt kan, gaat een nieuwe definitie van arbeidsongeschiktheid gelden. Mensen die niet voldoen aan de definitie van volledige arbeidsongeschiktheid, worden bestaande rechten ontnomen. Zij komen vervolgens in de bijstand terecht. De vraag is niet ingewikkeld: vindt de heer Dittrich dat sociaal aanvaardbaar of moet worden voorkomen dat deze groep in de bijstand komt? Laat hij dat nu eens uitspreken!

De heer Dittrich (D66):

Ik heb gezegd dat er voor deze groep een fatsoenlijke regeling moet komen. Het kabinet moet dit verder uitwerken, waarna wij het in deze Kamer zullen bespreken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wat bedoelt de heer Dittrich met een "fatsoenlijke regeling"? De heer Zalm heb ik die route namelijk net helemaal horen afsnijden: 0,0% onderhandelingsruimte.

De heer Dittrich (D66):

Ik hoorde dat mevrouw Halsema de hele tijd probeerde dat uit de mond van de heer Zalm te trekken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Voordat dit verkeerd de Handelingen in gaat: de heer Zalm verwees naar 1982 en zei letterlijk: 0,0% heeft de overheid erbij gedaan. Dit zei hij niet voor niets. Hoe kan de heer Dittrich de naïviteit hebben om te denken dat er een fatsoenlijke regeling valt te maken?

De heer Dittrich (D66):

Ik weet dat de sociale partners hiertegen te hoop lopen. Het is belangrijk dat er een gesprek komt tussen de sociale partners en het nieuwe kabinet. Ook dit onderwerp zal dan worden besproken. Mevrouw Halsema vraagt wat daarbij de onderhandelingsruimte is, maar het zou idioot zijn om dat hier in het openbaar te bespreken. Daarmee zou het nog te voeren gesprek nu al worden verstoord. Laat het nieuwe kabinet met de sociale partners om de tafel gaan zitten. In Nederland is dat een goed gebruik, dat hopelijk in de toekomst wordt gehandhaafd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik geloof dat ik nu spreek met de fractievoorzitter van D66, die naar mijn indruk de komende jaren niet alles in de achterkamertjes wil gaan regelen. De D66-fractie moet haar eigen inzet voor de WAO duidelijk maken!

De heer Dittrich (D66):

Onze eigen inzet staat in het Hoofdlijnenakkoord. Het is een basisafspraak en nu is het nieuwe kabinet aan zet om die verder uit te werken. Ik zeg nogmaals: het moet op een fatsoenlijke manier.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Om het probleem iets te verhelderen, geef ik u één voorbeeld. Het gaat om iemand met chronische reuma. Deze persoon is al heel lang voor 75% afgekeurd. Als gevolg van wat u een basisafspraak noemt en wat volgens mij voor de heer Zalm keihard is, gaat die persoon naar de bijstand. Vindt u dat sociaal rechtvaardig?

De heer Dittrich (D66):

U zegt dat die persoon de bijstand in moet. Er vindt echter eerst een herkeuring plaats. Vervolgens worden de afspraken bekeken. Het nieuwe kabinet is aan zet. Ik vind echt dat het met sociale partners om de tafel moet gaan zitten om daarover te praten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het gaat om iemand die voor 75% is afgekeurd. Dat is een heel duidelijk voorbeeld. Volgens het nieuwe criterium dat dit kabinet wil hanteren, moet iemand gaan werken of naar de bijstand. Ik geef het voorbeeld van iemand die niet kan werken.

De heer Dittrich (D66):

Iemand kan ook in de IOAW terechtkomen of in een andere regeling. Dat moet allemaal worden bekeken.

Voorzitter. Over een aantal onderwerpen uit het Hoofdlijnenakkoord zijn wij tevreden, bijvoorbeeld over extra geld voor onderwijs en kenniseconomie. Dit is een goed begin bij de aanpak van de kwaliteitsachterstand in het onderwijs. Maar geld is natuurlijk niet het enige. Het oprichten van een innovatieplatform, waarin het bedrijfsleven en de onderwijsinstellingen onder regie van de minister-president samenwerken, vinden wij interessant. Naar Fins model zullen speerpunttechnologieën worden uitgekozen. Wij kunnen ons in Nederland daarop richten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil nog één vraag stellen over de WAO. Dan houd ik erover op en kan de heer Dittrich verder spreken over de speerpunttechnologieën.

De voorzitter:

Ik had de indruk dat wij dat onderwerp hadden afgerond.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er is echter één grote onduidelijkheid, die ik toch wel even verhelderd wil hebben. De coalitiepartijen hebben namelijk een fors bezuinigingsbedrag ingeboekt op de herkeuring voor de WAO. De heer Dittrich zegt dat dit onderwerp open moet staan voor onderhandeling met de sociale partners en dat het een sociale maatregel moet zijn. Kan de bezuiniging volgens hem ook nog ongedaan worden gemaakt?

De heer Dittrich (D66):

Dat hebt u mij niet horen zeggen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dus het bezuinigingsbedrag staat vast?

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, u heeft een antwoord gekregen op uw vraag. De heer Dittrich vervolgt zijn betoog.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Het kabinet trekt 250 mln uit voor natuurbeleid. Dat wordt onder andere besteed aan de ecologische hoofdstructuur, waaronder particulier en agrarisch natuurbeheer en de reconstructie van de varkenshouderij. Daarnaast komt er bijna 0,5 mld bij voor verdere vergroening van het belastingstelsel.

De heer Bos (PvdA):

Klopt het dat D66 zich via het Hoofdlijnenakkoord feitelijk heeft verbonden aan de afspraak dat het komend kabinet er niet naar zal streven, maatregelen te bepleiten die in enigerlei opzicht op milieugebied boven het Europese gemiddelde uitstijgen?

De heer Dittrich (D66):

Wij hebben afgesproken dat het kabinet juist in Europees verband verscherping van de normen wil. Te denken valt bijvoorbeeld aan dierenwelzijn. Wij willen juist dat het kabinet in Europa de boer opgaat om te bekijken of de normen daar nog kunnen worden aangescherpt.

De heer Bos (PvdA):

Betekent dit ook dat u en uw bewindspersonen in het kabinet zullen bepleiten dat het voorgenomen wetsvoorstel tegen de pelsdierfokkerij in Nederland alsnog wordt ingediend bij de Kamer?

De heer Dittrich (D66):

U heeft het over de specifieke Nederlandse situatie. In het akkoord is een passage daarover opgenomen. Wij willen dat in Europees verband de inzet is dat de criteria voor bijvoorbeeld natuur en dierenwelzijn beter worden toegepast. Dat is beter voor de dieren.

De heer Bos (PvdA):

Precies vier maanden geleden, op 17 januari, heeft uw collega Boris van der Ham gezegd dat als het kabinet geen plannen indient om de nertsenfokkerij in Nederland te verbieden, uw fractie samen met die van de PvdA een initiatiefwetsvoorstel ter zake zal indienen. Is dat nog steeds het standpunt van de fractie van D66?

De heer Dittrich (D66):

Dat is het standpunt van de fractie van D66. Ik zeg er echter bij dat in het Hoofdlijnenakkoord natuurlijk staat dat wij juist in Europees verband verder willen gaan. Dat is heel belangrijk. Wij willen de normen van alle andere landen in Europees verband als het ware enigszins opkrikken.

De heer Bos (PvdA):

Als er één land in Europa dwarsligt, zal de fractie van D66 geen steun verlenen aan enigerlei initiatief van ons om de pelsdierfokkerij in Nederland te verbieden?

De heer Dittrich (D66):

Het antwoord daarop is nee.

De heer Bos (PvdA):

U bevestigt dus dat de fractie van D66 geen steun zal verlenen?

De heer Dittrich (D66):

Zij zal wel steun verlenen.

De heer Bos (PvdA):

U zult wel steun verlenen aan een puur Nederlandse maatregel om de pelsdierfokkerijen te verbieden?

De heer Dittrich (D66):

Dat is een Nederlandse situatie. Voor het overige kijken wij naar Europa. Daar willen wij de discussie verder aangaan.

De heer Bos (PvdA):

In het Hoofdlijnenakkoord is een interessante passage opgenomen over de Waddenzee. Daarin wordt geschreven over boren. Er is al geboord in Paesens en Lauwersoog. De vraag is dus niet of er mag worden geboord, maar of de kraan open mag voor de gaswinning. De ecologische schade ontstaat immers niet door het boren, dat overigens al achter de rug is, maar met name door de gaswinning. Zijn hier afspraken over gemaakt?

De heer Dittrich (D66):

De afspraken die wij hebben gemaakt, kunt u lezen in het akkoord. Daarin staat dat er niet mag worden geboord in de Waddenzee en dat het kabinet streeft naar een moratorium van tien jaar voor het boren onder de Waddenzee. Daar zullen wij het kabinet aan houden.

De heer Bos (PvdA):

Begrijp ik het goed dat u er niet in bent geslaagd om de zekerheid te krijgen dat er geen gaswinning zal plaatsvinden vanuit Paesens en Lauwersoog?

De heer Dittrich (D66):

Er staat wat er staat. Dat betekent dat het kabinet streeft naar een moratorium en dat moet natuurlijk op een serieuze manier worden aangepakt.

De heer Bos (PvdA):

U hebt dus geen zekerheid gekregen dat dit zal lukken?

De heer Dittrich (D66):

Dat is waar. Een streven is geen resultaatverbintenis, maar het moet wel serieus zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het was helaas al duidelijk dat de Waddenzee niet erg werd beschermd.

De D66-fractie spreekt over extra investeringen van 250 mln. In welke verhouding komen natuuraankopen te staan tot bijvoorbeeld reconstructie, dus het compenseren van varkensboeren? Hoeveel miljoen gaat er naar de boeren en hoeveel miljoen naar natuur?

De heer Dittrich (D66):

U stelde mij net ook al zo'n soort vraag. Het is een Hoofdlijnenakkoord en het is aan het kabinet en de minister om met voorstellen te komen. Die worden in de Kamer besproken. Er is dus niet bepaald dat er zo veel naar de ecologische hoofdstructuur gaat en zo veel naar reconstructie. Daar is geen afspraak over gemaakt. Ik vind ook dat dit in het vrije verkeer tussen het kabinet en de Kamer moet kunnen worden geregeld. Het verbaast mij eigenlijk dat u nou wilt dat dit allemaal wordt dichtgetimmerd, want daar moeten wij nou juist in de Kamer op een dualistische manier met elkaar over praten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dualisme is fantastisch. Het lijkt mij ontzettend goed als u dat doet, maar het lijkt mij ook wel noodzakelijk dat u in ieder geval het minimale regelt als u wilt deelnemen aan een kabinet. U weet ook dat er een rechtse meerderheid is in de Kamer. Ik maak de schatting – ik denk dat die vrij reëel is – dat er 200 mln naar reconstructie zal gaan en 50 mln naar natuur. Daarmee is de bezuiniging van Balkenende I niet eens ongedaan gemaakt. Kunt u mij garanderen dat dit niet zal gebeuren? Als u dat niet kunt, hebt u slecht onderhandeld.

De heer Dittrich (D66):

U bent echt een doemdenker, want u komt steeds met een heel somber scenario. Het is aan het kabinet, dat vanuit het Hoofdlijnenakkoord de ruimte heeft, om met voorstellen te komen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat heet geen doemdenken. Dat heet realisme, gezien de machtsverhoudingen in dit nieuwe kabinet en de stemverhouding in de Kamer. Waarom hebt u in het Hoofdlijnenakkoord niet laten vastleggen welk bedrag er moet worden gereserveerd voor natuuraankopen en de ecologische hoofdstructuur? Nu u dat hebt vergeten, zal het waarschijnlijk naar de varkensboeren gaan en niet naar natuur.

De heer Dittrich (D66):

Wij hebben geregeld dat er 250 mln extra is voor natuur. Dat wordt besteed aan de drie genoemde compartimenten. Dat hebben wij afgesproken. Het kabinet moet voorstellen doen aan de Kamer en daarover kan worden gesproken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vraag het anders. Stel dat er straks een kabinetsvoorstel komt waarbij het hoofddeel van het bedrag, bijvoorbeeld 200 mln, naar de varkensboeren gaat, dus naar reconstructie, en de Kamer komt met een tegenvoorstel om een veel groter bedrag te reserveren voor natuur. Vinden wij de D66-fractie dan aan onze zijde?

De heer Dittrich (D66):

Als u een goede dekking hebt. De ecologische hoofdstructuur...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het gaat niet om de dekking, want er is al een bedrag van 250 mln.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, u bent vast ook geïnteresseerd in het antwoord dat u krijgt.

De heer Dittrich (D66):

Ik geloof het niet, eerlijk gezegd. De ecologische hoofdstructuur moet wel in 2018 zijn gerealiseerd. Dat hebben wij afgesproken.

Ik kom nu op de bestuurlijke vernieuwing. Er komt een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester met eigen bevoegdheden. Het betreffende wetsvoorstel moet binnen twaalf maanden worden ingediend en het moet aan het einde van deze kabinetsperiode in werking zijn getreden. Dat geldt ook voor een nieuw kiessysteem. Er zal ook een onderzoek worden gedaan naar de voors en tegens van een rechtstreeks gekozen minister-president. Bovendien ademt het rapport een positieve grondhouding uit ten opzichte van de rest van de wereld. Er wordt afscheid genomen van de naarbinnengekeerdheid van het Strategisch akkoord. Ik doel daarmee op de extra gelden voor preventie, voor jeugdzorg, voor de ontschotting en voor veiligheid, in het bijzonder voor rechters en voor het openbaar ministerie. Dit zijn punten die wij echt positief vinden en die een grote verandering vormen ten opzichte van het Strategisch akkoord.

De heer Bos (PvdA):

Die zijn ook echt positief, dat zeg ik u na. Ik heb nog een tweetal vragen.

De heer Dittrich (D66):

Ik vind het zo jammer dat u deze woorden zo zachtjes half naast de microfoon fluistert. Zeg nu ook eens hardop, zodat iedereen het kan horen, dat er in dit akkoord voor het eerst veel geld naar preventie gaat, en dat er niet alleen geld voor beschikbaar wordt gesteld, maar dat er ook beleid voor wordt gemaakt. Dát is belangrijk voor het tegengaan van de verloedering van de binnensteden.

De heer Bos (PvdA):

Ik heb u op dat punt altijd als een waardevolle bondgenoot van de Partij van de Arbeid beschouwd, ik vind het alleen jammer dat u er in dit akkoord zo'n hoge prijs voor heeft moeten betalen.

De heer Dittrich (D66):

U had het in eigen hand, u bent gaan onderhandelen.

De heer Bos (PvdA):

Wij weten allemaal precies hoe het gegaan is.

De heer Dittrich (D66):

Ik weet het nog steeds niet precies.

De heer Bos (PvdA):

Laten wij het maar even hebben over de vraag die ik eigenlijk wilde stellen. Vindt u ook niet dat het een onderdeel van bestuurlijke vernieuwing zou moeten zijn dat wij proberen om meer transparantie na te streven, dus niet alleen bij de benoeming van de minister-president en van burgemeesters, maar ook bij andere benoemingen in politiek-bestuurlijke functies?

De heer Dittrich (D66):

Bijvoorbeeld een Europees Commissaris?

De heer Bos (PvdA):

Bijvoorbeeld.

De heer Dittrich (D66):

Ik ben blij dat u dat een goed idee vindt. Het valt mij wel op dat u altijd dit soort voorstellen doet als het u goed uitkomt. Ik kan me nog heel goed herinneren dat u in de campagne opeens begon over het rechtstreeks kiezen van de minister-president; daarna heb ik u er niet meer over gehoord.

De heer Bos (PvdA):

Als u bij de onderhandelingen was geweest, zou u het wel gehoord hebben. Maar overigens is het punt van de benoeming van Europese Commissarissen ook al in de campagne aan de orde geweest.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb op de website van uw partij geen voorstellen voor een rechtstreeks gekozen minister-president gezien. Hebt u bij de onderhandelingen echt voorstellen op dat punt gedaan?

De heer Bos (PvdA):

Dat hebben wij gedaan, maar in de laatste fase lagen die niet meer op tafel, dat is waar.

De heer Dittrich (D66):

Maar als het resultaat van het onderzoek van het kabinet aan de Kamer gepresenteerd wordt, kunt u altijd nog luid en duidelijk zeggen dat u vóór een rechtstreeks gekozen minister-president bent.

De heer Bos (PvdA):

Goed, maar nu de vraag die ik u gesteld heb. Gaat u dan ook luid en duidelijk zeggen dat u het goed vindt als er over de opvolging van de heer Bolkestein publiek gedebatteerd wordt, liefst met een keuze uit verschillende kandidaten, waarbij bijvoorbeeld via de Tweede Kamer of via een referendum de hele Nederlandse bevolking betrokken zou kunnen worden?

De heer Dittrich (D66):

Ik vind meer openbaarheid belangrijk. Nu gaat het om personen, dus dan moet je wel goed bekijken hoe je het vorm geeft, maar dat er niet zo maar pats boem bepaald wordt wie het wordt, vind ik inderdaad goed. Misschien wilt u weten of er afspraken over zijn gemaakt; dat is niet het geval.

De heer Bos (PvdA):

Goed. Dan heb ik nog een tweede vraag. Gaat u nog iets zeggen over cultuur?

De heer Dittrich (D66):

Ik was nog niet klaar met mijn betoog.

Er zijn ook compromissen gesloten, en met sommige is D66 wat minder gelukkig. Ik noem de kerncentrale van Borssele; die gaat eind 2013 dicht. Wat ons betreft zou die centrale veel eerder gesloten moeten worden, maar daarvoor is geld nodig, wat wij niet hebben kunnen vinden. Verder kan ik de algemene identificatieplicht vanaf 14 jaar noemen, of het specifieke pardon voor asielzoekers die hier al langer dan vijf jaar wonen. Die regelingen hadden wat ons betreft royaler mogen zijn. Ook is het ons jammer genoeg niet gelukt om een acceptatieplicht voor het bijzonder onderwijs erdoor te krijgen. Dat is nu eenmaal inherent aan het onderhandelen met twee andere partijen; je sluit compromissen en dit is het resultaat.

Verder vind ik het jammer dat er nu op cultuur bezuinigd zal worden. Ik heb overigens iets over de film en de CV-constructie gelezen; het is natuurlijk een oude afspraak dat die afloopt en ik vind dat bij de begrotingsbehandeling bekeken moet worden of hiervoor een voorziening te treffen is. Maar er moet dan natuurlijk wel een deugdelijke dekking gevonden worden.

Mevrouw de voorzitter. Ik kom tot een conclusie. Als ik de balans opmaak, kan ik zeggen dat onze fractie er unaniem een voorstander van was, het Hoofdlijnenakkoord te ondertekenen. Er is een duidelijk invloed van D66 in het akkoord te herkennen, ondanks dat wij een kleine fractie vormen. Afgelopen zondag heb ik het akkoord aan het partijcongres van D66 voorgelegd en onze leden hebben er intensief, alinea na alinea en pagina na pagina met ons over gediscussieerd. Meer dan 90% van de leden heeft uiteindelijk vóór deelname in het kabinet gestemd. Het Hoofdlijnenakkoord is geen dikke pil geworden, er is ruimte voor dualisme en het debat in de Kamer zal erdoor verlevendigd worden. Ik hoop dat er snel een kabinet geformeerd zal worden en dat dit voortvarend en eensgezind te werk zal gaan. De problemen in Nederland zijn groot en wat mij betreft moet het kabinet bij de oplossing daarvan weer de regie in handen nemen en ook leiderschap tonen. Ik denk dat de mensen in Nederland daar veel behoefte aan hebben na dit afgelopen jaar.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik wil de heer Dittrich nog een concrete vraag stellen over asielzoekers. Een maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord heeft mij verbaasd. De verlening van een definitieve status voor asielzoekers wordt afhankelijk gemaakt van het succesvol afleggen van een examen voor een inburgeringscursus die men ook nog op eigen kosten moet volgen. De heer Dittrich is goed ingevoerd op dit dossier. Hoe rijmt hij dit met de internationale regels over asielverlening? Dit is toch iets anders dan inburgeringscursussen voor immigranten? Wij hebben het over asielzoekers. Hoe kun je die status afhankelijk maken van een dergelijk examen?

De heer Dittrich (D66):

Als u naar de Vreemdelingenwet kijkt die in 2000 is ingevoerd, weet u dat wanneer een asielzoeker de procedure heeft doorlopen en hij in Nederland mag blijven, hij eerst een tijdelijke status krijgt. Na het verstrijken van een aantal jaren wordt die tijdelijke status omgezet in een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Op dat moment moet de persoon in kwestie, die al een hele tijd in Nederland is, een inburgeringscursus gevolgd hebben en laten zien dat hij ingeburgerd is. Dan krijgt hij zijn definitieve status.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Uit de laconieke manier waarop de heer Dittrich dit uitlegt, leid ik af dat hij als D66-vertegenwoordiger in de onderhandelingen hierbij geen probleem zag, noch bij het feit dat asielzoekers zelf die cursus moeten betalen, noch bij het feit dat de definitieve status afhankelijk wordt gemaakt van de vraag of zij slagen of niet. U hebt met beide punten geen problemen.

De heer Dittrich (D66):

Sterker nog. Het is een voorstel dat ik twee jaar geleden bij de behandeling van de nieuwe Vreemdelingenwet zelf heb ingebracht.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik weet dat de heer Dittrich afgelopen zondag uitgebreid heeft kunnen oefenen voor dit debat. Hij zegt, de balans opmakend, dat de uitkomst positief is. Het beste resultaat van D66 is volgens mij dat het 700 mln voor onderwijs heeft binnengehaald, naast een paar minuscule puntjes op het punt van bestuurlijke vernieuwing, maar het heeft niets op het gebied van natuur en milieu binnengehaald.

De heer Dittrich (D66):

Wilt u uw vraag aan mij stellen?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik snap niet hoe u kunt verdedigen dat het softdrugsbeleid verscherpt en verhard wordt en dat er een identificatieplicht komt vanaf 14 jaar. Hoe kunt u dat verdedigen?

De voorzitter:

Mag ik mevrouw Halsema erop wijzen dat het niet de bedoeling is dat zij met een tweede termijn begint.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb inmiddels mijn vraag gesteld.

De heer Dittrich (D66):

De vraag bestaat uit twee onderdelen. Het valt mij op dat mevrouw Halsema eenzijdig naar het Hoofdlijnenakkoord kijkt, er een paar dingen uitpikt, het draait en dan zegt: o, o, wat een schande. Zij zegt bijvoorbeeld dat het softdrugsbeleid aangescherpt wordt. Het enige wat er in het akkoord staat is dat coffeeshops bij scholen en grensgebieden geweerd moeten worden. Daar staan wij volkomen achter.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat het aantal coffeeshops teruggedrongen wordt en dat er geen stappen worden gezet op het terrein van versoepeling van softdrugs, precies die punten waar u de afgelopen jaren voor gestreden hebt. U werkt nu mee aan de afbraak van wat u zelf de afgelopen jaren graag wilde.

De heer Dittrich (D66):

Dat is een verkeerde samenvatting. Er staat alleen dat het aantal coffeeshops bij scholen en grensgebieden minder wordt. Er staat helemaal niet dat er een afbraak van het softdrugsbeleid komt. Dat hebt u nergens zien staan. Dat is uw interpretatie. Dat is makkelijk voor de bühne, maar het heeft niets te maken met wat wij hebben afgesproken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U bent dus tevreden met het softdrugsbeleid zoals dat nu in het Hoofdlijnenakkoord staat? Ik geloof dat er nu vijf mensen op hun tafelbladen bonken.

De heer Dittrich (D66):

Wij staan achter wat wij hebben afgesproken en dat is dat het aantal coffeeshops in de buurt van scholen en grensgebieden – denk aan Venlo waar Duitse toeristen naar die coffeeshops gaan – vermindert. Dat is geen nieuw standpunt van D66. Dat was al ons standpunt in de negentiger jaren. Ik ben zelf op dat punt woordvoerder geweest. Sterker nog, wat mij betreft zouden coffeeshops in de buurt van psychiatrische ziekenhuizen ook gesloten kunnen worden.

De voorzitter:

Wij zijn hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Het woord is nu aan de heren informateurs en ik heb begrepen dat de heer Hoekstra als eerste de vragen zal beantwoorden.

De heer Hoekstra:

Mevrouw de voorzitter. Dank u wel voor de gelegenheid die ons als informateurs is geboden om hier vanmiddag bij dit debat op hoofdlijnen over het Hoofdlijnenakkoord aanwezig te zijn. Onze aanwezigheid gaat terug op de mededeling in onze brief van 16 mei jongstleden, waarbij het Hoofdlijnenakkoord als resultaat van de onderhandelingen van deze informatie aan u is toegezonden. Daarin hebben wij in overleg, in overeenstemming en op verzoek van de onderhandelende fractievoorzitters de bereidheid uitgesproken, hier aanwezig te zijn. Wij danken u hartelijk dat u ons daartoe hebt uitgenodigd.

Er zijn een aantal vragen aan ons als informateurs gesteld. Een deel van de vragen zal ik beantwoorden. De overige zullen worden beantwoord door mijn collega, de heer Korthals Altes. De heer Bos heeft een aantal inhoudelijke vragen gesteld over financieel, sociaal en economisch beleid en een aantal andere inhoudelijke vragen. Ik teken daarbij aan dat wij het als onze taak zien, ons te beperken tot de beantwoording van de vragen die gaan over de procedure van de informatie, de gang van zaken en de daarbij gebruikte methodiek. Ik heb inmiddels ook geconstateerd dat op de vragen in het interruptiedebat, maar ook in de verschillende interventies die van de zijde van de onderhandelaars zijn gepleegd, in ieder geval is gereageerd.

De heer Bos (PvdA):

Begrijp ik goed dat u vindt dat het feit dat in het Hoofdlijnenakkoord wordt gesproken over lastenverlichting, terwijl feitelijk sprake is van lastenverzwaring, niet een zaak is waarover aan u de vraag zou moeten worden gesteld waarom het zo is gebeurd?

De heer Hoekstra:

Ik vind dat dit een vraag is die door de fractievoorzitters, de onderhandelaars, moet worden beantwoord.

Onze procedure is de volgende geweest. Wij hebben beleidsvragen verkend die door de betrokken onderhandelaars in de eerste fase en de latere fase van belang werden geacht. Wij hebben vervolgens geanalyseerd of daarin knelpunten zaten. Die knelpunten hebben wij geïnventariseerd. Vervolgens is gesproken over de oplossing van die knelpunten. Dat leest u ook in het tussentijdse verslag van 1 mei jongstleden en in het Hoofdlijnenakkoord dat op 16 mei is gepresenteerd.

De heer Bos (PvdA):

Maar als u iets opschrijft wat apert incorrect is, vindt u het niet tot uw verantwoordelijkheid behoren om bijvoorbeeld vandaag uit te leggen waarom u dat heeft opgeschreven?

De heer Hoekstra:

Nee, ik vind dat dit niet tot onze verantwoordelijkheid behoort. Mocht uit dit debat iets voortkomen waaruit de betrokken onderhandelaars zouden concluderen dat het anders moet, dan kan het hooguit zo zijn dat wij om tafel gaan zitten, dit opnieuw zullen bespreken en opnieuw zullen concluderen.

De heer Bos (PvdA):

Maar u kent zichzelf in elk geval geen eigen taak toe bij de beoordeling of de manier waarop de parlementariërs en anderen worden voorgelicht over het resultaat van uw werkzaamheden conform de feiten is of niet?

De heer Hoekstra:

Wij hebben ons gebaseerd op de conclusies waarmee de onderhandelaars hebben kunnen instemmen. Dat hebben wij, mede gelet op die instemming, als een resultaat gezien dat wederom op basis van die instemming van de fractievoorzitters naar de Kamer kon worden gestuurd.

De heer Herben heeft een vraag gesteld, waarbij ik wil relateren aan het mij onthouden of ons onthouden van bespiegelingen in inhoudelijke zin over de inhoud van het Hoofdlijnenakkoord. Ik ben namelijk inmiddels ook door de wol geverfd. Ik heb mij ooit in de afgelopen weken naar aanleiding van een intelligente vraag in een bespiegelend antwoord begeven over verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Die bespiegeling bleek en blijkt niet tot de werkelijkheid te behoren van de onderhandelingen die hebben plaatsgevonden.

De heer Herben heeft een vraag gesteld die primair is beantwoord door de heren Rouvoet en Van der Vlies. De heer Van der Vlies heeft gesproken naar aanleiding van de vraag of sprake was van gedoogsteun van beide partijen. Ik heb genoteerd dat de heer Van der Vlies het had over een constructieve opstelling. In het tussentijds verslag van 1 mei jongstleden komt één keer het woord gedogen voor en wel in de context van de vraag of de SGP wel of niet op kabinetsniveau vertegenwoordigd zou zijn indien zij verder betrokken zou worden bij de kabinetsformatie. Zou zij steun aan het kabinet willen geven zonder vertegenwoordiging van haar partij op kabinetsniveau? Daarbij ging het echter om steun en niet om gedogen. Dat is de enige plek waar over gedogen is gesproken. Verder is het in onze aanwezigheid niet in de onderhandelingen aan de orde geweest. Om de heer Van der Vlies geheel recht te doen: hij heeft de vraag of hij de bereidheid voor die steun wilde uitspreken niet beantwoord doch opengelaten.

De heren Rouvoet en Van der Vlies hebben een opmerking gemaakt over de formulering in het akkoord over de palliatieve zorg. De formulering in het tussentijds verslag is opgenomen in de weergave van de conclusies van het CDA en de VVD die door D66 is onderschreven. Vervolgens is die formulering in het Hoofdlijnenakkoord opgenomen, maar met een toevoeging. Er staat: meer aandacht.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. In het tussentijds verslag wordt aangegeven dat van de kant van de fracties van de ChristenUnie en de SGP een aantal wensen leven, onder andere voor meer aandacht en meer geld voor de palliatieve zorg. In de conclusies staat dat de fracties van het CDA en de VVD wensen op dat gebied de moeite waard vonden en dat ook D66 die honoreerde. Vervolgens is dat teruggebracht tot: meer aandacht. Opvallend genoeg is "meer geld" achterwege gelaten. Ik wil hierop wijzen, omdat dit een opmerkelijk verschil is.

De heer Hoekstra:

Dit is juist. Ik geef weer wat in het tussentijdsverslag en in het Hoofdlijnenakkoord is geformuleerd.

De heer Korthals Altes:

Mevrouw de voorzitter. Ik kan kort zijn. Ik wil allereerst verklaren dat het mij een bijzonder genoegen is om opnieuw in deze Kamer aanwezig te mogen zijn en wel omdat ik in deze zaal alleen maar heb mogen vertoeven als gast of als lid van de Vereniging van oud-leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Mijn laatste optreden in de Kamer was nog in de oude zaal. Ik kan u evenwel verklaren dat na één middag deze omgeving mij al aardig vertrouwd begint te worden. Het is maar goed dat ik naar alle waarschijnlijkheid vandaag uit deze functie word ontslagen, want anders zou mij deze omgeving te vertrouwd worden.

Om ieder misverstand te voorkomen, wil ik aan datgene wat de heer Hoekstra heeft opgemerkt toevoegen dat de inhoud van het Hoofdlijnenakkoord en de daarin vervatte terminologie voor rekening komt van de onderhandelende fractievoorzitters. Zij kunnen daarop worden aangesproken. Ik zou het overigens prettig vinden als de heer Bos zou luisteren wanneer ik hem antwoord. De inhoud van het Hoofdlijnenakkoord komt dus voor de verantwoordelijkheid van de fractievoorzitters die het als onderhandelingsresultaat hebben voorgelegd aan hun fracties, die het op hun beurt hebben aanvaard.

Ik wijs erop dat er verschil is tussen de terminologie die wordt gebezigd door het ministerie van Financiën en in navolging daarvan door de onderhandelende partijen, en de terminologie van het Centraal Planbureau. Als de heer Bos het precies wil weten, denk ik dat een van de fractievoorzitters het in tweede termijn nog wel kan verduidelijken.

Ik hoef niet meer te bevestigen dat tijdens de informatie over de benoeming van een Eurocommissaris niet is gesproken, maar ik hoop met de heer Bos dat de opkomst bij de volgende verkiezing voor het Europees Parlement zo hoog is, dat, zou er een referendum gehouden worden, hetgeen dus niet is afgesproken, daar voldoende kiezers voor aanwezig zouden zijn geweest.

De heer Bos (PvdA):

Ik hoorde u net zeggen dat er tijdens de gesprekken niet is gesproken over de opvolging van de heer Bolkestein. Ik vroeg of er een afspraak gemaakt was. Dat is nu drie keer ontkend. Maar u ontkent dus ook dat erover gesproken is.

De heer Korthals Altes:

In de informatie is niet gesproken en evenmin een afspraak gemaakt over de opvolging van de heer Bolkestein.

De heer Bos (PvdA):

Ook niet in de pauzes?

De heer Korthals Altes:

Tijdens de pauzes ben ik in de kamer gebleven waar ik zat. Wij hebben niet 24 uur per dag vergaderd, dus het is mogelijk dat iemand in zijn vrije tijd iets heeft afgesproken, maar wij zijn daar in ieder geval niet bij geweest. De heer Hoekstra en ik zijn slechts verantwoordelijk voor datgene wat in de informatiebesprekingen aan de orde is geweest.

Om mevrouw Halsema gerust te stellen, zeg ik dat in de besprekingen niet aan de orde is geweest dat er geen staatssecretaris voor emancipatie zou worden benoemd, maar dat is ook een kwestie die in de formatie aan de orde hoort te komen.

Ik wil ook nog eens bevestigen dat alles wat niet is opgeschreven, in beginsel een vrije kwestie is. Een vrije kwestie dient men echter wel te beoordelen in het licht van staand beleid. In dat opzicht wijs ik op een passage in het rapport van het CPB, waarin gewezen wordt op aanvullende maatregelen die zijn overeengekomen in het Hoofdlijnenakkoord, bovenop de maatregelen van het Strategisch akkoord, zoals die in het voorzichtig scenario van de economische verkenningen 2004-2007 zijn opgenomen. Wanneer je afspraken maakt, heb je natuurlijk altijd te maken met datgene wat er al is. Maar binnen dat kader en binnen de begrotingsafspraken over het stringent begrotingsbeleid is er vrijheid.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De heer Dittrich zei daarnet heel pertinent: wij zetten niet onze handtekening onder het Strategisch akkoord, maar alleen onder het Hoofdlijnenakkoord.

De heer Korthals Altes:

Dat is ook volstrekt juist. Wij hebben dat niet opgeschreven, maar wel vastgesteld.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

In hoeverre is dan de stelling te handhaven dat het hier om aanvullend beleid gaat?

De heer Korthals Altes:

Het gaat in het Hoofdlijnenakkoord, vooral als het gaat om het sociaal-economisch beleid, om aanvullend beleid. Het is niet zo dat wij het Koninkrijk der Nederlanden, dat in 1815 totstandgekomen is, vanaf het begin van het kabinet-Balkenende II opnieuw gaan oprichten en intekenen. Wij zullen moeten voortborduren, zelfs op de hoofdlijnen die toen door Van Hoogendorp zijn geschetst.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat begrijp ik, maar laat ik het dan iets concretiseren. Staatssecretaris Rutte heeft kort geleden een wetsvoorstel over de bijstand bij de Kamer ingediend. Daarvan zou je kunnen zeggen dat het staand beleid van het huidige kabinet is. Het wetsvoorstel bevat onder meer de sollicitatieplicht voor bijstandsmoeders. Volgens mij was D66 daar altijd een tegenstander van. D66 hoeft dat dus op geen enkele manier te aanvaarden, ondanks dat dit Hoofdlijnenakkoord als aanvullend beleid geldt.

De heer Korthals Altes:

Als er niets over staat in het Hoofdlijnenakkoord, ligt er misschien nog een taak voor de formateur. Wanneer hij benoemd is, kan hij daar misschien nog zijn voordoel mee doen. Wij hebben er geen afspraak over gemaakt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dan kan de formateur daar zijn voordeel mee doen?

De heer Korthals Altes:

Ja, hij moet een kabinet formeren. Hij hoort ook wat hier gezegd wordt. Wij hebben er niets over afgesproken.

Wij hebben nog genoteerd dat de onderhandelende partijen meer ruimte willen geven voor dualistisch beleid. Dat houdt meer ruimte in voor het kabinet om uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken. In dit verband wijs ik mevrouw Halsema in reactie op haar vragen over de realisatie van de doelstellin gen van de ecologische hoofdstructuur erop dat in de hoofdlijnen staat dat het kabinet het van vitaal belang acht dat die in 2018 gerealiseerd zijn. Bij de verdeling van het geld zal dus ook rekening gehouden moeten worden met zo'n jaartal.

Daarmee kom ik tot afsluiting van mijn beantwoording.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb hier toch nog een vraag over. Het jaar 2018 is namelijk nog wel een eindje weg. Het klopt toch dat dit jaartal de partijen nu op geen enkele manier verplicht om bijvoorbeeld het merendeel van de 250 mln te reserveren voor de ecologische hoofdstructuur en natuur? Zij kunnen het merendeel van dat bedrag nu ook reserveren voor reconstructie.

De heer Korthals Altes:

Het kabinet heeft de vrijheid om daar een voorstel voor te doen en de Tweede Kamer heeft de vrijheid om dat voorstel al dan niet te aanvaarden of te amenderen.

De voorzitter:

Ik dank beide informateurs voor hun inbreng.

Ik constateer dat wij hiermee aan het einde van de eerste termijn van dit debat zijn gekomen. Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik stel voor, de spreektijd daarvoor te bepalen op drie tot maximaal vier minuten per fractie.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 17.05 uur tot 17.25 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

De voorzitter:

Ik dank de tweede ondervoorzitter. Zij heeft mij, omdat ik elders een toespraak moest houden, het afgelopen uur vervangen en met u afgesproken dat de tweede termijn beperkt blijft tot ongeveer drie minuten per fractie. Het woord is aan de heer Bos.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de informateurs voor hun bijdrage aan het debat. In een heleboel opzichten is dit een merkwaardig debat. Dat geldt ook voor de rol van de informateurs, want zij menen geen verantwoordelijkheid meer te hebben voor de feitelijke correctheid van de informatie die, ook door hen ondertekend, aan de Kamer wordt verstrekt. De heer Korthals Altes zei dat het om een verschil in terminologie gaat, maar dat is niet juist. Wat lastenverlichting en lastenverzwaring is, heeft geen betrekking op een verschil in terminologie. Het Centraal Planbureau heeft dat haarfijn uit de doeken gedaan. In het Hoofdlijnenakkoord wordt ook geen eenduidige methode gebruikt. Voor de lasten wordt een telmethode gebruikt, waarbij alles ten opzichte van 2003 wordt geteld, zodat de lastenverzwaring door de AWBZ dit jaar niet hoeft te worden meegeteld. Voor de ombuigingen wordt die methode echter niet gebruikt. De ombuigingen die de komende jaren nog gaan plaatsvinden, worden dus niet in het beeld meegenomen. Dat is geen kwestie van terminologie. Dat is een kwestie van consistentie. Het gaat erom of je een fair beeld wilt verstrekken aan eenieder die zich daarover een mening dient te vormen.

Gezien de loop van het debat vinden wij het het overwegen waard om bij de verdere discussies en besluitvorming na te gaan of het bij dit type debat het meest zinvol is het debat te voeren met de informateurs op de plaats waar zij nu zijn gezeten, of met de eigenlijke onderhandelaars die dan op die plek moeten zitten. Wellicht is het in velerlei opzichten beter het debat op die manier met de onderhandelaars te voeren; dit als opzetje voor de structuur en deelname aan het debat.

Om een aantal meer inhoudelijke redenen vond ik het af en toe ook een merkwaardige gang van zaken. De minister-president is trots dat zijn beleid de economie niet aantast. De bestuurlijke boetes worden kennelijk in een dusdanige mate geïnd dat daarmee de gehele bezuiniging op de stadsvernieuwing ongedaan kan worden gemaakt. Jongens, spuit dus maar flink wat graffiti op de muur! Als je dat maar genoeg doet, als je dan maar genoeg wordt beboet, dan krijgen wij die 70 mln euro wel weg. Ik noem de Waddenzee, Irak en Europa, punten waarvan wij hadden gehoopt dat er via de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord sprake zou zijn van enige zekerheid dat er met die zaken anders zou worden omgegaan dan de afgelopen jaren het geval is geweest. Over de gaswinning in de Waddenzee, de beoordeling van het type interventie, zoals die recent in Irak heeft plaatsgevonden, en de houding in Europa blijken echter geen afspraken te zijn gemaakt die aanleiding geven te veronderstellen dat er een andere koers wordt gevoerd dan tijdens het eerste kabinet-Balkenende. De heren Zalm en Balkenende zijn er zelf ook duidelijk over geweest. Daar waar zij het in het eerste kabinet-Balkenende al eens waren, zijn zij het nog steeds eens. Op een aantal onderdelen moet het nu anders, omdat D66 meedoet. Dat zij zo, maar dat betekent nog niet dat die partij ook over alle andere onderwerpen mee mag praten. In die zin heeft het debat voor ons de nodige duidelijkheid verschaft. Wij verheugen ons op de diverse debatten die de komende tijd zullen plaatsvinden, in de geest van het hier gepredikte dualisme.

De heer Zalm (VVD):

Hoe komt u erbij dat D66 daar niet over zou mogen meepraten?

De heer Bos (PvdA):

Meepraten mag natuurlijk wel, maar dat is iets anders dan dat er naar D66 wordt geluisterd.

De heer Zalm (VVD):

Ook dat zal gebeuren, maar dat wil niet zeggen dat D66 altijd zijn zin zal krijgen.

De heer Bos (PvdA):

Dan is het helemaal rond. Er mag worden meegepraat. Er wordt zelfs geluisterd, maar de zekerheid van een reële inbreng en dus een koersverandering van het beleid ten opzichte van het eerste kabinet-Balkenende, juist op essentiële punten als de gaswinning in de Waddenzee, Europa, de internationale interventies en de rol van de VN, hebben wij en D66 niet. Misschien dat de ruimte voor het debat, zoals die zo weldadig is aangegeven, door ons echter toch nog kan worden benut om die koerswijziging alsnog te bewerkstelligen.

De heer Dittrich (D66):

Ik vind dat u wel ontzettend zuur klinkt. Vindt u het nu niet jammer dat uw onderhandelingen met het CDA mislukt zijn, want anders had u waarschijnlijk wel een andere toon aangeslagen?

De heer Bos (PvdA):

Natuurlijk vinden wij dat jammer; dat hebben wij ook niet onder stoelen of banken gestoken. Echter, de afgelopen weken heeft u gesuggereerd dat er rondom de Waddenzee zekerheid zou zijn verkregen, in de zin dat daar geen winning zal plaatsvinden, terwijl u zo-even tegen mij heeft gezegd dat u die zekerheid niet gekregen heeft.

De heer Dittrich (D66):

Hier maak ik toch ernstig bezwaar tegen. U bent degene geweest die op 1 mei, de Dag van de arbeid, heeft gezegd dat er in de Waddenzee geboord mag worden.

De heer Bos (PvdA):

Er mag...?

De heer Dittrich (D66):

Ik heb nooit gesuggereerd dat schuin boren onder de Waddenzee definitief niet mogelijk is. Er staat in het Hoofdlijnenakkoord dat het kabinet gaat streven naar een moratorium van tien jaar. Dat zal het kabinet zeer serieus doen en daar zal ik het in ieder geval aan houden. Dus wat u nu zegt, klopt gewoon niet.

De heer Bos (PvdA):

Ik heb ook verwelkomd dat u dat streven zult ondersteunen.

De heer Dittrich (D66):

Als dat verwelkomen is...

De heer Bos (PvdA):

Tegelijkertijd heb ik geconstateerd dat op mijn concrete vraag of u enigerlei zekerheid heeft weten te bedingen dat er geen gaswinning plaats zal vinden op de twee lokaties die ik eerder noemde, u heeft geantwoord dat die zekerheid er niet is. En dat herhaal ik hier.

De heer Dittrich (D66):

Er wordt gestreefd naar een moratorium en dat zal het kabinet zeer serieus doen. Wij zullen het kabinet daaraan ook houden.

De heer Bos (PvdA):

Prima, ik hoop dat het feit dat u het kabinet houdt aan dat streven – wij zullen u daarin steunen – ertoe zal leiden dat die gaswinning niet zal plaatsvinden.

De heer Balkenende (CDA):

Ik meen dat u niet om de conclusie heen kan dat de drie partijen op een goede, respectvolle manier met elkaar zijn omgegaan en dat ze in een snel tempo de zaak hebben kunnen realiseren, hetgeen ook een uiting is van het "samen de kar willen trekken".

De heer Bos (PvdA):

Absoluut.

De heer Balkenende (CDA):

De strekking van uw opmerking is dat D66 er een beetje bij hangt. Welnu, dan heb ik een vraag aan u. U weet dat het voor D66 en haar achterban moeilijk lag om toe te treden tot dit kabinet. Maar als u nu kijkt naar de brede steun die afgelopen zondag op het D66-congres is uitgesproken om akkoord te gaan met kabinetsdeelname, wat zegt u dat dan?

De heer Bos (PvdA):

Ik bestrijd hier niet het recht van D66 om deel te nemen aan dit kabinet. Als evenwel de suggestie gewekt is dat in de onderhandelingen enigerlei zekerheid is verkregen over de vraag of gaswinning plaats zal vinden vanuit Paesens en Lauwersoog, over de vraag of internationale interventies zoals die recent hebben plaatsgevonden rond Irak door het komende kabinet anders beoordeeld zullen worden dan het huidige kabinet, en over de vraag of er een andere houding ten aanzien van essentiële vraagstukken in de Europese politiek zal worden ingenomen dan in de afgelopen jaren, dan moet ik constateren dat op die drie punten in het Hoofdlijnenakkoord en aan hetgeen u hier vanmiddag aan de discussie heeft bijgedragen niets is te ontlenen waaruit ik zou moeten concluderen dat afgesproken is dat het anders zal gaan dan onder het eerste kabinet-Balkenende.

De heer Dittrich (D66):

Toen u aan het onderhandelen was met het CDA over de Waddenzee, heeft u toen wel bedongen dat er de komende jaren in de Waddenzee nooit economische activiteiten zouden plaatsvinden, zoals schuin boren onder de Waddenzee?

De heer Bos (PvdA):

Zoals u weet, is dat gesprek niet afgerond, en was er dus geen sprake van een akkoord op dat punt.

De heer Dittrich (D66):

Uw antwoord is dus neen.

De heer Bos (PvdA):

Maar onze inzet was daar zonder meer duidelijk, namelijk dat voor winning in het Waddengebied – dat includeert de twee genoemde lokaties – geen plaats zou zijn.

De heer Dittrich (D66):

Wat dacht u dat mijn inzet was bij de onderhandelingen? Precies dezelfde als de uwe, alleen, ik heb wel afspraken weten te maken en u niet. U staat hier met schone maar ook met lege handen.

De heer Bos (PvdA):

Zeker, maar ik bestrijd niet dat u een foute inzet zou hebben gepleegd. Als door u of door anderen de suggestie gewekt wordt dat u zekerheid heeft verkregen over het feit dat die gaswinning niet plaats zal vinden vanaf de desbetreffende lokaties, dan zeg ik dat die zekerheid er niet is. Dat is het enige wat ik zeg. Verder heb ik alle waardering voor de inzet die u ongetwijfeld op dit punt bij de onderhandelingen gepleegd heeft. Ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat die anders is dan zoals u zo-even heeft verwoord.

Voorzitter. Ik dien twee moties in. Beide grijpen aan op discussies die vanmiddag zijn gevoerd. Ik dien overigens geen motie in over de kwestie van de herkeuring van arbeidsongeschikten. Ik meen te weten dat de heer Marijnissen een dergelijke motie zal indienen. Ik vind het kwalijk dat de aanstaande regeringspartijen niet duidelijk hebben gezegd waar de betrokkenen nu precies aan toe zijn. De fracties van CDA, VVD en D66 houden drie verschillende verhalen over de consequenties van de herkeuringen. Is de kans reëel dat men zonder uitzicht op werk in de bijstand komt? Of zijn er allerlei verzachtende maatregelen in de maak? Wij horen van de heer Zalm dat er 0,0% onderhandelingsruimte is, maar de heren Balkenende en Dittrich zijn daar nog niet van overtuigd. Zij hebben echter niet gezegd welke voorstellen zij willen doen. Gezien de kwetsbaarheid van degenen waar het over gaat, is een dergelijke onzekerheid niet goed. Ik roep beide heren dan ook op, die duidelijkheid zo snel mogelijk te verschaffen, bijvoorbeeld door in te stemmen met de motie die straks op dit punt zal worden ingediend.

Mijn eerste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de Bosberaadslaging,

overwegende dat solidariteit vraagt om betrokkenheid tussen generaties en tussen arm en rijk en een rechtvaardig en voorspelbaar inkomensbeleid waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen en de draagkracht van huishoudens uitgangspunt is;

overwegende dat de wettelijk geregelde koppeling tussen lonen, AOW en uitkeringen de verankering is van dit beginsel en een belangrijke bijdrage vormt voor een evenwichtige inkomensontwikkeling;

spreekt uit dat de wet inzake de koppeling van lonen, AOW en uitkeringen onverkort dient te worden uitgevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bos, Marijnissen en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20(28637).

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. De welluidende formulering van de eerste overweging komt uit een prachtige paragraaf uit het CDA-verkiezingsprogramma.

De heer Zalm (VVD):

De lonen van de ambtenaren hoeven dus niet gelijk op te lopen met die in de marktsector.

De heer Bos (PvdA):

In dit land wordt al jaren een eigenstandige beslissing genomen over de wijze waarop de salarissen in de collectieve sector worden gefinancierd. De wet waar ik op doel, betreft de vaststelling van het minimumloon en de uitkeringen.

De heer Zalm (VVD):

U had in de motie ook een passage over de ambtenaren kunnen opnemen. Uit uw website leid ik af dat die ook door de PvdA met 1% worden gekort, omdat de ambtenarensalarissen niets met de koppeling te maken heeft.

De heer Bos (PvdA):

Onze bedoeling was dat de salarissen in de collectieve sector de inflatie zouden volgen. Wij meenden dat er dan een goede kans was dat ook de marktsector de inflatie zou volgen. Wij dachten dat de bereidwilligheid van de vakbonden om daaraan mee te werken niet op het spel zou worden gezet omdat wij geen scherpe ingrepen in bijvoorbeeld de WW, de WAO en de zorg zouden plegen.

De heer Zalm (VVD):

In vergelijking met ons akkoord hadden de ambtenaren van u niets extra's gekregen.

De heer Bos (PvdA):

Ik heb daar nog wel wat vragen over, want de details en uitwerking van het akkoord zijn mij nog niet duidelijk. Het kan zijn dat een en ander onder de inflatie uitkomt, maar dat debat krijgen wij nog.

De heer Zalm (VVD):

Het zijn identieke bedragen.

De heer Bos (PvdA):

Onze inzet was 1% onder de raming en dus inflatievolgend.

De heer Balkenende (CDA):

In de contacten die wij hadden, zijn wij uitgekomen op een loonraming voor de collectieve sector. Daarbij was er ook een koppeling met de uitkeringen. U kwam tot behoorlijke ombuigingen in de relatie tussen de ontwikkeling van de lonen in de collectieve sector en de uitkeringen.

De heer Bos (PvdA):

Nee. Als u wilt, maken wij die stukken nu openbaar. Dan komen er nog meer dingen uit dat proces in de openbaarheid en dan is er meteen volstrekte duidelijkheid. Wij hebben onze inzet wel openbaar gemaakt, maar ik constateer dat u dat niet heeft gedaan.

De voorzitter:

Ik zie dat een dusdanig aantal Kamerleden daarmee instemt, dat ik u inderdaad vraag om die stukken openbaar te maken.

De heer Bos (PvdA):

Ik mag nog steeds geen stukken openbaar maken die van de informateurs of van het CPB afkomstig zijn. Dat zal ik dus ook niet doen.

De voorzitter:

U zegt: als u wilt, maak ik die stukken nu openbaar. Wat bedoelt u daarmee?

De heer Bos (PvdA):

Wij hebben in het debat naar aanleiding van de afgebroken informatie gezegd dat alleen als alle partijen het ermee eens zijn informatie uit het onderhandelingsproces openbaar wordt gemaakt. Zolang dat niet het geval is, kunnen partijen alleen hun eigen inzet openbaar maken. Dat hebben wij gedaan. In antwoord op de vraag van de heer Balkenende zeg ik dat, refererend aan wat er op dat punt is onderhandeld tussen PvdA en CDA, de eerste zin van de tekst over inkomensbeleid en arbeidsmarkt luidde dat de koppeling gehandhaafd blijft.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Bos hield het CDA eerst iets voor waarvan het klaarblijkelijk niet de bedoeling was dat het openbaar werd gemaakt. Hij onthulde een positie van het CDA tijdens de onderhandelingen. Daarop kwamen ook reacties. Nu hoor ik de heer Dittrich iets vragen, de heer Zalm iets zeggen en nu wordt er door het CDA ook iets gesijpeld. Voorzitter. Ik vind uw suggestie dan ook niet zo slecht. Anders zullen wij nog maanden van deze of gene, als dat zo uitkomt, dingen horen die zich ooit hebben afgespeeld en die zijn terug te vinden in stukken. Ik steun de heer Bos en verzoek het CDA om ermee in te stemmen dat de CPB-rapporten en andere voorstellen openbaar worden gemaakt. Deze coalitie is er na vandaag. Nog even naar de Koningin en dan is het helemaal rond. Mijnheer Balkenende, wat let u nog om die stukken openbaar te maken?

De heer Bos (PvdA):

Ik geef eerst een korte reactie. Het stuk waaruit ik citeerde inzake de inzet in de onderhandelingen van het CDA was sinds het vorige debat al openbaar. Dat A4'tje is toen aan de Handelingen toegevoegd. Ik heb dus niets nieuws naar buiten gebracht ten opzichte van wat toen al naar voren is gekomen. Ik voel mijzelf ook alleen gerechtigd, dat te doen, als de andere partijen die bij die informatie betrokken waren daarmee instemmen.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Marijnissen kijkt heel vriendelijk, maar ik denk dat wij het niet moeten doen. Wij hebben vorige keer gesproken over de vraag op welke wijze wordt omgegaan met stukken. De argumenten zijn toen gewisseld. Ik heb hier ook telefonisch met de heer Marijnissen over gesproken. Ik heb nu een kleine opmerking gemaakt, maar ik heb geen getallen genoemd. Dit was even genoeg. Ik begrijp de vraag van de heer Marijnissen wel, maar het antwoord moet helaas "nee" zijn.

De voorzitter:

Dan verzoek ik de onderhandelaars van toen om niet meer te refereren aan delen van de informatie. Het is of het één of het ander. Wij spreken over de informatie van nu.

De heer Bos (PvdA):

Daar zal ik dan niet meer aan refereren, maar wel aan de discussie die maart vorig jaar in deze Kamer heeft plaatsgevonden. Dat leidt ons tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het Hoofdlijnenakkoord voorstellen zijn geformuleerd voor een andere wijze van financiering van ons zorgstelsel, die in de komende regeerperiode zullen worden geëffectueerd;

spreekt uit dat ouderen met een laag inkomen en chronisch zieken op geen enkele wijze financiële nadelen mogen ondervinden van de introductie van een andere wijze van verzekeren en dat deze garantie ook wettelijk dient te worden vastgesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bos, Herben, Halsema en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(28637).

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Er heeft zich nog geen klokkenluider gemeld. Ik heb daar de vorige keer toe opgeroepen, maar helaas is het front nog gesloten. Mijn hoop is er nog steeds op gevestigd dat wij op enigerlei wijze ooit die stukken onder ogen krijgen.

In Amerika kennen ze de uitdrukking "blaming the victim", waarmee wordt bedoeld de schuld aan het slachtoffer zelf te geven. Dat vond ik bij de drie woordvoerders van de coalitie vandaag wel enigszins terug. Bij de verdediging van de in mijn ogen asociale voorstellen met betrekking tot de sociale zekerheid schoot mij dat begrip door het hoofd. Je mag mensen die tegen hun wil terecht zijn gekomen in de WAO niet in hun portemonnee treffen als je geen alternatief hebt te bieden in de vorm van aangepast werk. Ik vraag mij dan ook werkelijk af waarin nu eigenlijk het christelijke van het CDA zit, sprekend over deze hoofdlijnen. Dit is een serieuze vraag. Ik heb al tegen de heer Balkenende gezegd dat er veel zinnigs in de tekst staat. Er zitten daarin veel aanknopingspunten waarmee volgens mij alle fracties in de Kamer uit de voeten kunnen. Echter, de cijfers en concrete maatregelen staan vrijwel haaks op wat wordt beoogd. Er wordt integratie beoogd, maar desintegratie van de samenleving bevorderd. Het vertrouwen van mensen in de overheid, het sociale systeem, de buurt en uiteindelijk zichzelf wordt ondermijnd.

Wellicht gloorde er gisteren iets in Amersfoort. Zojuist zag ik het NRC Handelsblad van vanavond, waarin met zoveel woorden wordt gezegd dat de demissionaire minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De Geus de voorstellen al enigszins heeft afgezwakt. Hij is daarbij natuurlijk opgepord door mevrouw Van Leeuwen, van wie ik fan ben. Misschien zijn er nog mensen met een sociaal hart in het CDA. In dat licht zeg ik tegen de mensen: kom op, recht de rug. Er is weliswaar een akkoord en Zalm zegt: 0,0% ruimte, maar ik ben er vast van overtuigd dat er op dat punt iets valt te veranderen. Dat zou dan weleens het begin kunnen zijn van veel meer noodzakelijke veranderingen in dit beleid.

Het CDA zegt altijd dat de overheid moet worden gezien als sluitsteen. Bij de presentatie van het vorige kabinet heb ik mij al tegen dat taalgebruik verzet. De overheid behoort namelijk het fundament te zijn van onze samenleving en beschaving. Zij is door middel van verkiezingen ónze overheid, die het voortouw hoort te nemen, omdat zij als eerste verantwoordelijke is voor bijvoorbeeld de publieke sector, de zorg, het onderwijs, de veiligheid en de openbare ruimte. Indien die verantwoordelijkheid niet wordt genomen – ik zeg dit met name tegen de heer Balkenende – moet er niet raar worden opgekeken als mensen hun vertrouwen in de overheid en de politiek verliezen en nog slechts wensen op te komen voor hun eigenbelang.

Ik zal niet alles herhalen, maar het centrale punt van kritiek in dit debat is de behandeling van de bestaande gevallen in de WAO. De SP-fractie heeft sowieso geen enkele sympathie voor het nieuwe WAO-voorstel. Ook de verslechtering voor nieuwe gevallen is onterecht. Iemand die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, moet in aanmerking komen voor een gedeeltelijke WAO-uitkering. Het is evident dat de maatregel dubbel bitter is voor degenen die worden getroffen door de nieuwe regeling, terwijl zij al zijn gekeurd onder het oude regime. In dat licht dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat herkeuring van alle huidige arbeidsongeschikten onder de leeftijd van 45 jaar op basis van het nieuwe WAO-criterium zonder waarborgen voor betrokkenen de rechtspositie van de huidige arbeidsongeschikten op onaanvaardbare wijze aantast;

overwegende dat daardoor tussen categorieën uitkeringsgerechtigden een onaanvaardbare rechtsongelijkheid wordt gecreëerd;

overwegende dat nu geen enkel zicht bestaat op een zorgvuldige en sociaal verantwoorde inkomensvoorziening en kansen op betaald werk voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten;

spreekt zich uit tegen het herbeoordelen van huidige WAO-gerechtigden jonger dan 45 jaar op basis van het nieuwe WAO-criterium,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen, Halsema en Bos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(28637).

De Marijnissenheer Marijnissen (SP):

Voorzitter...

De voorzitter:

Dat moet het bijna zijn.

De heer Marijnissen (SP):

Wat zegt u?

De voorzitter:

Dit moet het bijna zijn in uw tweede termijn.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Bos heeft bijna twintig minuten gesproken; ik heb het een keer bijgehouden.

De voorzitter:

Dat hebt u goed gedaan. Ik zal uw spreektijd nu onderbreken, want u interrumpeert mij.

De heer Marijnissen (SP):

Zet de klok maar even stil; ik ben bijna klaar.

De voorzitter:

De heer Bos is, zoals u hebt gezien, vele malen onderbroken.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Waarom word ik dat nooit?

De voorzitter:

Maakt u het af. Deze discussie tussen u en mij is naar mijn mening weinig vruchtbaar. U hebt een minuutje om af te ronden. De heer Zalm gaat eerst een vraag stellen om u daarbij te helpen. Daarop mag u een halve minuut antwoorden.

De heer Zalm (VVD):

Mijnheer Marijnissen, wat is ongeveer het slot van uw betoog, dat u dacht uit te spreken?

De heer Marijnissen (SP):

Ik ben bijna aan het slot van mijn betoog. Ik moet natuurlijk nog zeggen dat dit regeerakkoord weer een hoog VVD-gehalte heeft; voor dit soort opmerkingen wordt ik altijd door de VVD gecomplimenteerd.

Het is duidelijk dat de punten met betrekking tot de zorg ook bijdragen aan het verlies van vertrouwen van mensen in de overheid en in de sociale zekerheid. Mijn grootste zorg is dat verlies van vertrouwen. De hoop was gegroeid dat dit kabinet met nieuwe initiatieven nieuw elan zou brengen. Nadat er de afgelopen jaren zoveel is gebeurd, komt het toch weer neer op een beleid in de traditie van Paars en Lubbers III; daarvan wordt op geen enkele wijze afgeweken. Dit zal alleen maar leiden tot een verdere vervreemding tussen burgers en bestuur en onherroepelijk verzet onder de bevolking veroorzaken. Wij zullen daaraan bijdragen.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Ik dank de informateurs, die uitgebreid antwoord hebben gegeven op mijn vragen. Ik geloof hen en de heer Rouvoet gaarne. Zij hebben gezegd dat er geen afspraken zijn gemaakt in de achterkamertjes over het gedogen door de kleine christelijke partijen. Het is dus puur toeval dat de motie van de heer Vendrik inzake de topsalarissen vorige week niet werd gesteund door de christelijke partijen. Je zit in die achterkamertjes met z'n drieën en twee onderhandelaars. Ik herinner mij dat nog. Het zoiets als drie op een cel; met twee cipiers lukt het kennelijk wel.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De woorden van de heer Herben storen mij enigszins, omdat er een suggestie in zit. Laat ik volstaan met de heer Herben voor te houden dat het nooit toeval is dat de fractie van de ChristenUnie op een bepaalde wijze stemt. Dat gebeurt altijd weldoordacht, op basis van zelfstandige, eigen overwegingen. Er is geen sprake van toeval.

De heer Herben (LPF):

Dank u voor de aanvulling.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het is voor de geschiedschrijving belangrijk om te benadrukken dat wij altijd een inhoudelijke afweging maken. Over beide moties van vorige week hebben wij dat ook gedaan. Dat bracht mijn fractie ertoe tegen te stemmen.

De heer Herben (LPF):

Ik dank u zeer voor de aanvulling.

Voorzitter. Vanuit de gedachte dat wij elkaar binnen twee weken en wellicht eerder weer treffen voor eenzelfde debat, maar dan met de regering, beperk ik mij nu, onder meer inzake het aantal moties dat ik voorstel. Voor mijn fractie blijft onduidelijk in hoeverre het Strategisch akkoord nog geldt, ondanks de humorvolle uitleg van de heer Korthals Altes. De vorige regeringsverklaring, gebaseerd op het Strategisch akkoord, is immers staand beleid. In dit Hoofdlijnenakkoord zijn geen concrete doelstellingen opgenomen, waardoor het staande beleid geldt.

Ik kan de heer Dittrich verzekeren dat wij onze Amerikaanse bondgenoten niet in de steek zullen laten en dat er uiteindelijk zal worden geboord ónder de Waddenzee. De discussie die zich hier zojuist ontspon is bijzonder interessant, maar ik herinner mij maar al te goed hoe ik een jaar geleden zelf heb voorgesteld om toe te staan dat vanaf het vaste land onder de Waddenzee wordt geboord. Ik heb toen de landkaart erbij genomen. Het gaat niet Lauwersgat of Lauwersoog, maar het altijd wonderschone Moddergat; Moddergat, Lauwersoog en Paesens. Er kan natuurlijk gestreefd worden naar een moratorium, maar vroeg of laat moeten de kleine gasvelden worden gesuppleerd. Men kan het onderwerp over dit kabinet heen tillen, maar de heer Balkenende wil acht jaar regeren. Er zal geheid gas van onder de Waddenzee gewonnen moeten worden vanaf het vaste land. Ik stel daarom voor om een win-winsituatie te creëren voor het milieu. De heer Wouter van Dieren van de Club van Rome heeft ook al gesuggereerd dat onder strikte controle en als de bodem niet zakt, een miljardenopbrengst kan worden behaald voor onze kwakkelende economie. Als 10% daarvan voor de Waddenzee wordt gereserveerd, wordt een win-winsituatie gecreëerd. Dat heeft men helaas achterwege gelaten. Ik wacht ook met smart op het wetsvoorstel dat de fractie van D66 heeft toegezegd voor de gekozen minister-president. Zij kan daarmee alvast haast maken.

De fractie van de Lijst Pim Fortuyn is voor een nieuw zorgstelsel, voor de vrije marktwerking en voor een vrije keuze. Wij krijgen dat echter pas in 2006. De invoering ervan wordt dus een jaar uitgesteld, hetgeen tot extra problemen leidt. Intussen wordt wel een voorschot genomen op het stelsel door een forse eigen bijdrage en door nu al te beginnen het ziekenfondspakket uit te kleden. Op die manier wordt de ziekenfondsverzekerde tweemaal gepakt. Daarom heeft mijn fractie de volgende motie voorbereid.

De HerbenKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ziekenfondsverzekerde burger al in 2005 geconfronteerd wordt met een aanzienlijke eigen bijdrage;

voorts overwegende dat het nieuwe zorgstelsel pas in 2006 zal worden ingevoerd;

verder overwegende dat een vrije zorgpakketkeuze door de burger pas dan mogelijk is;

spreekt uit dat de voorgenomen versobering van het ziekenfondspakket achterwege dient te blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Herben, Bos, Halsema en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(28637).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik probeer uit alle macht gehoor te geven aan de oproep die de heer Dittrich een keer of drie aan mijn adres heeft gedaan, namelijk om niet te doemdenken en het akkoord van de zonnige kant te bekijken. Het spijt mij, maar het lukt echt niet.

Ik vond het debat en het akkoord om een aantal redenen ontluisterend, vooral vanwege de inhoud. Dat werd misschien wel het meest duidelijk op het moment dat de heer Balkenende sprak. Het motto is "meedoen, meer werk, minder regels". Minder regels. Die zullen er niet komen. Het kan in ieder geval niet worden aangetoond. Er zijn slechts wat magere voorstellen die al in het regeerakkoord van Balkenende I stonden. Meer werk. Nee, minder werk. Er zullen 10.000 arbeidsplaatsen verdwijnen. En meedoen, wat houden wij daar nou eigenlijk aan over? Dit akkoord bevat geen voorstellen voor het verhogen van de arbeidsparticipatie, terwijl het wel voorstellen bevat die mensen uitsluiten, zoals het eigen risico voor het ziekenfonds, de moeilijkere toegang tot de WW en de WAO.

De heer Balkenende zei met enige pathetiek dat zij willen opkomen voor de kwetsbaren. Ik vind dat bijna brutaal als tegelijkertijd – de heer De Geus noemde dit ooit een kwestie van beschaving – de ontkoppeling onafwendbaar dreigt te gaan worden en de WAO-herkeuring vaststaat. Ik weet wel dat de heer Dittrich zich rijk rekent met onderhandelingen met de sociale partners, maar de heer Zalm zei toch echt dat er 0,0 onderhandelingsruimte is. Als de heer Dittrich blijft denken dat ik mij daarin vergis, laten wij dan wel samen vaststellen dat de heer Zalm geen enkele poging doet om deze misvatting uit de wereld te helpen. Hij houdt deze staande en dat bevestigt dat een van de drie coalitiepartners over een uitermate heldere tekst al zegt dat er geen enkele ruimte is om te komen tot een humaner beleid ten aanzien van de herkeuringen van WAO'ers.

De heer Balkenende (CDA):

Op een gegeven maakt de discussie over argumenten en zakelijke aspecten plaats voor een morele toon. U kiest voor een morele toon. Ik heb in het debat heel goed geluisterd naar alle partijen. Het is goed dat er argumenten worden uitgewisseld en dat er kritiek wordt geuit. Als men zegt dat het niet deugt, moet men een alternatief aandragen. Velen hebben dat niet gedaan, maar u wel. U hebt een notitie aangeleverd. Mijn vraag is wat wij met een pakket aan moeten waarin 5 mld lastenverzwaring is opgenomen, dat een financieringstekort gaat opleveren en de schulden naar de toekomst schuift en dat ombuigingen bevat waarvan ik niet weet wat deze betekenen. Wat houden die 9 mld ombuigingen precies in? Gelooft u werkelijk dat een pakket met 5 mld lastenverzwaring de economie ten goede komt? Denkt u dat uw pakket de structuur van onze economie versterkt?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik begin met uw vraag over wat u nou eigenlijk met ons voorstel moet doen. Ik adviseer u om het uit te voeren, maar ik ben bang dat u dat niet zult doen.

Het klopt inderdaad dat wij uitgaan van een feitelijk begrotingstekort van 1 tot 1,5% in 2007. Daarmee blijven wij overigens keurig binnen de Europese afspraken, in tegenstelling tot wat bijvoorbeeld de heer Zalm heeft gezegd. Het structurele begrotingstekort komt in ons pakket in de buurt van nul in 2007. Het dramatische verhaal dat wij het begrotingstekort en de staatsschuld zouden laten oplopen, is niet waar. Wij zetten wel tegenover forse bezuinigingen – wij erkennen wel degelijk dat er moet worden bezuinigd – en lastenverzwaring ongeveer vier keer zoveel investeringen als u doet. Ik kan natuurlijk wel uittekenen waarin wij investeren. Wij hanteerden overigens in januari hetzelfde pakket van 9 mld. Dat hebben wij toen helemaal uitgeschreven, maar ik wil het nog weleens opnoemen. Het gaat bijvoorbeeld om behoud van de Melkertbanen, een goede en humane WAO, investeringen in vermindering van de wachtlijsten in de zorg en inkomensafhankelijk premies in de zorg.

De heer Balkenende (CDA):

Dat zijn intensiveringen. Ik vroeg hoe de ombuigingen in uw voorstel tot stand zijn gekomen en wat zij omvatten. U houdt een heel verhaal over intensiveringen, maar mijn vraag had betrekking op iets anders.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat wil ik ook wel aangeven; ik wil u alles geven, want wij kunnen ons er volledig voor verantwoorden.

De voorzitter:

Maar wel binnen de beperkte mogelijkheden van dit debat.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil de heer Balkenende ook de schriftelijke toelichting wel even mailen, voorzitter, die hebben wij beschikbaar.

De voorzitter:

Een heel goed idee!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik kan wel zeggen dat wij de bezuinigingen ook uitgewerkt hebben. Het gaat bijvoorbeeld om wegenaanleg, defensie en geneesmiddelen. Ze zijn keurig opgesomd, ze zijn zo te vinden en ze zijn verantwoord. En wat de lastenverzwaringen betreft, het is misschien goed om nog eens te zeggen dat wij daarmee ongeveer een derde van de lastenverlichtingen onder Paars ongedaan maken en dat het gaat om lastenverzwaringen voor het milieuvervuilende bedrijfsleven en voor burgers met vermogen. Want, mijnheer Balkenende, wij vinden het ook in tijden waarin het economisch slechter gaat, van belang dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.

Voorzitter. Al met al kan ik met name over het sociaal-economische deel alleen maar zeggen dat het gewoon rechts en hardvochtig beleid is. De heer Dittrich probeert dit af te wenden door de indeling in links en rechts wat te relativeren. Wel, als die begrippen er niet meer zoveel toe doen, dan zal hij het mij niet euvel duiden als ik zeg dat hij erin gestonken is met rechts beleid.

Er was één klein lichtpuntje: de bijstandsmoeders. Als ik het goed begrijp, vindt ook de gehele CDA-fractie dat bijstandsmoeders met kinderen onder de vijf jaar niet gedwongen mogen worden om te gaan werken. Nu gaat het erom, niet te wachten tot september, oktober of november om die vrouwen zekerheid te geven. Volgens mij is er een Kamermeerderheid die dit steunt, dus moeten wij dit nu verzilveren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een sollicitatieplicht voor alleenstaande bijstandsgerechtigde ouders met kinderen tot vijf jaar zal worden ingevoerd;

van mening dat hierdoor de zorgtaken van deze groep ouders te veel in de knel zouden komen;

spreekt uit dat de sollicitatieplicht voor bijstandsgerechtigde ouders met kinderen tot vijf jaar expliciet wordt uitgesloten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Marijnissen en Herben. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(28637).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb al een opmerking gemaakt over de naïveteit van D66. Als het om natuur en milieu gaat, valt het mij vooral op dat de ingeboekte bezuinigingen spijkerhard en uitgebreid zijn, terwijl het bij de intensiveringen en bij de punten van D66 eigenlijk allemaal uitermate onduidelijk is wat er is binnengehaald. Het bedrag van 250 mln voor natuur kan evengoed geheel naar de varkensboeren gaan, dat is onbekend. De heer Dittrich zegt dat het aankomt op dualisme en op onderhandelingen. Als D66 zijn eigen inzet nu niet helder wil maken, dan is dat geen dualisme, maar klassiek monisme: een partij maakt niet duidelijk waar zij staat, maar zij probeert in de achterkamertjes nog wat binnen te halen. Wij zijn daar niet vóór, wij willen graag dat met name het kwartje van Kok geheel ten goede zal komen aan het openbaar vervoer. Wij hebben hiervoor een motie gemaakt en wij hopen vanzelfsprekend dat D66 in het kader van het dualisme deze motie zal steunen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het Hoofdlijnenakkoord voor het kabinet de geplande bezuiniging uit het Strategisch akkoord met ruim 11% op het stads- en streekvervoer gehandhaafd wordt en dat de gebruikersvergoeding voor het spoor wordt verhoogd;

overwegende dat hierdoor het voorzieningenniveau van het openbaar vervoer zal dalen en dat de prijzen van trein- en strippenkaart zullen stijgen;

spreekt uit dat de voorgenomen bezuiniging op het stads- en streekvervoer en de verhoging van de gebruikersvergoeding voor het spoornet dienen te worden teruggedraaid en dat hiervoor gebruik wordt gemaakt van de extra middelen van het kwartje van Kok,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Marijnissen en Bos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(28637).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Er is het een en ander gezegd over de wenselijke politieke cultuur voor de komende jaren. Ik heb hierover concrete vragen gesteld waarop ik nog geen antwoord heb gekregen. Ik vroeg bijvoorbeeld hoe vaak er Torentjesoverleg zal zijn. Wie nemen daaraan deel? Ik hoop daarop nog een uitgebreider antwoord te krijgen.

De heer Zalm (VVD):

Deze vraag is al beantwoord. Er is geen wekelijks Torentjesoverleg.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De heer Dittrich zei tweewekelijks.

De heer Zalm (VVD):

Als zich een situatie voordoet die grote spanningen oproept, is het normaal dat je met elkaar overleg voert. De afgelopen periode is dat eenmaal gebeurd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat vind ik fijn om te horen.

De heer Dittrich (D66):

U zegt al de tweede of derde keer dat ik zou hebben gesproken over een Torentjesoverleg tweemaal per week. Als fractievoorzitter van D66 zeg ik dat ik geen behoefte heb aan regulier Torentjesoverleg. Wij hebben een Hoofdlijnenakkoord. Als daarover nadere afspraken moeten worden gemaakt is het logisch dat je daarover praat, maar ik heb er geen behoefte aan om iedere week naar het Torentje te gaan om daar in een achterkamertje dingen te bespreken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik begrijp dat de heer Dittrich er behoefte aan had om dat nog te corrigeren. In eerste instantie begreep ik al de ironie van zijn opmerking, maar het is misschien goed dat hij het zelf nog een keer zei. Ik wist dat hij een grapje maakt, maar nu staat het ook in de Handelingen.

Ik heb vragen gesteld over de verdeling van posten. Wordt de staatssecretaris voor emancipatiezaken afgeschaft? Komt er een minister voor milieu? Ik hoop dat wij daarover duidelijkheid krijgen.

De heer Dittrich claimt dualisme. Alles wat niet in het Hoofdlijnenakkoord staat, is vrij voor onderhandelingen. De heer Zalm echter zei zuinigjes dat degene die het ergens niet mee eens is dat mag melden. Dat herinner ik mij uit de paarse periode. Degene die het ergens niet mee eens was, meldde dat bij de regering. Daarna werd lang en Halsemabreed onderhandeld en af en toe lekte er iets via de kranten uit. Tegen de tijd dat wij in de Kamer stonden, werd er een blok gevormd.

De heer Zalm (VVD):

Ik ben daar glashelder over geweest. D66 kan gewoon haar eigen opvatting uitdragen als de regering met voorstellen komt, behoudens wat wij in het Hoofdlijnenakkoord hebben afgesproken. Dat is toch glashelder?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er is ook nog zoiets als afwijkend stemmen. Het enige wat voor mij tot dusver echt duidelijk is, is dualisme in het hanteren van de term "dualisme". Het is een dunne strohalm bij dit armzalige boekhoudersakkoord.

De heer Dittrich (D66):

Mag ik opmerken dat u zo teleurgesteld kijkt als u te horen krijgt dat er echt dualisme is? U kijkt dan zo beteuterd alsof u het jammer vindt dat er sprake is van vrije debatten in de Kamer.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als de heer Dittrich het de komende jaren werkelijk waar kan maken, kan ik hem beloven dat ik altijd naar hem lach!

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de beide informateurs voor hun aanwezigheid hier. Ik complimenteer ze met hun uithoudingsvermogen bij dit debat. Ik wil kort een aantal punten naar voren brengen en een drietal moties indienen in de hoop dat daaraan gepaste aandacht wordt gegeven en dat daarmee nog iets gedaan wordt in het gesprek dat – naar ik aanneem – na dit debat nog gevoerd wordt voordat de informateurs het eindverslag vaststellen en het Hoofdlijnenakkoord tot een definitief regeerakkoord wordt verheven.

Ik ben content met de belofte van de heer Balkenende dat het voor ons belangrijke debat over waarden en normen ook onder het nieuwe kabinet wordt voortgezet. Dat is staand beleid dat wordt voortgezet. Ik wil hier uitspreken dat wij van het nieuwe kabinet daadwerkelijk nieuwe impulsen voor het debat over waarden en normen verwachten.

Ik vind het jammer dat met name door de CDA-fractie niet is ingegaan op mijn vragen over de paragraaf betreffende immateriële kwesties. Ik heb mij er erkentelijk voor betoond dat een aantal punten in het akkoord waarbij wij niet betrokken zijn is terechtgekomen. Ik waardeer dit. Ik heb ook wel gezegd dat de geloofwaardigheid en de betekenis van die passage fors zouden toenemen, als niet alleen wordt gezegd dat er meer aandacht is voor palliatieve zorg. Gelukkig is er de afgelopen jaren al veel aandacht voor palliatieve zorg gekomen, maar dat zal zich ook moeten vertalen in meer geld om dit op belangrijke punten in immateriële kwesties handen en voeten te geven. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Hoofdlijnenakkoord voornemens bevat over enkele aspecten van immateriële aard, namelijk meer aandacht voor alternatieven voor zwangerschapsafbreking, voor palliatieve zorg en de opleiding daarvoor, en voorts een intensivering van de bestrijding van mensenhandel, gedwongen prostitutie en jeugdprostitutie;

spreekt uit dat het gewenst is extra middelen te reserveren voor noodopvang en begeleiding van ongewenst zwangere vrouwen, voor pijnbestrijding en lijdensverlichting voor mensen in de eindfase van hun leven, voor hulp aan slachtoffers van vrouwenhandel en seksuele uitbuiting en voor bestrijding van prostitutie door minderjarigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(28637).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb er in eerste termijn niet uitvoerig over kunnen spreken, maar dat geldt voor meer onderwerpen vandaag, maar één van de punten waarmee wij moeite hebben is de efficiencytaakstelling, de korting, voor de publieke omroepen. Na de vorige taakstelling van 30 mln komt er nu 50 mln bovenop. Dat is echt nadelig. Kortheidshalve wil ik volstaan met het indienen van een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende:

  • - dat het nieuwe kabinet voornemens is 50 mln op de publieke omroepen te bezuinigen;

  • - dat de publieke omroepen ook onder Balkenende I al forse bezuinigingen opgelegd hebben gekregen;

overwegende:

  • - dat de kwaliteit van de programma's van de publieke omroepen hierdoor in het gedrang kan komen, evenals de veelkleurigheid en pluriformiteit van de verschillende netten;

  • - dat dit het concurrentievermogen ten opzichte van de commerciële omroepen aantast;

spreekt uit dat deze efficiencykorting achterwege dient te blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(28637).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Over de WAO kan ik vrij kort zijn, omdat ik daarover bij interruptie een aantal keren vrij indringend heb gesproken. Ik vind het een belangrijk punt in dit debat. Ik benadruk het nog maar eens: herkeuring is niet het probleem, ook niet als blijkt dat mensen weer aan het werk kunnen omdat zij niet meer arbeidsongeschikt zijn. Des te beter, zou ik zeggen. Dat element steunen wij graag. Het is echter wel bezwaarlijk als daarbij de nieuwe definitie van arbeidsongeschiktheid gaat gelden, namelijk volledig arbeidsongeschikt, en mensen zomaar afvloeien naar de bijstand. Ik heb in eerste termijn een appèl gedaan op de drie fracties die bij dit akkoord zijn betrokken om zich open te stellen voor alternatieven. Ik heb de eer om daartoe de volgende motie in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende:

  • - dat bij ingrepen in de sociale zekerheid bestaande rechten in beginsel zoveel mogelijk behoren te worden ontzien;

  • - dat de beoogde herkeuring van de huidige arbeidsongeschikten jonger dan 45 jaar op basis van het nieuwe WAO-criterium een zeer ingrijpende maatregel is;

  • - dat het wenselijk is om te bezien of dit door alternatieve maatregelen kan worden voorkomen, zonder de budgettaire doelstellingen van het Hoofdlijnenakkoord uit het oog te verliezen;

spreekt uit dat in het Hoofdlijnenakkoord dient te worden opgenomen dat een onderzoek wordt verricht naar de technische en juridische mogelijkheden van maximering van het recht op WAO in één huishouden tot anderhalf collectief verzekerde uitkering, waarbij bestaande situaties van meer dan één WAO-uitkering in een huishouden worden ontzien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(28637).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit is ook wel aangeduid als het 54-urencriterium in de WAO, dat in ons eigen verkiezingsprogramma staat. Ik zie graag dat hier serieus naar wordt gekeken.

Voorzitter. Ik wil een correctie aanbrengen op wat ik eerder in een interruptie nogal indringend aan de orde heb gesteld. Dat betreft de AWBZ-premies, die met ruim 3 mld zouden toenemen naast de pakketverkleining. Ik heb mij inmiddels aan de hand van de cijfers laten overtuigen dat ik dat niet goed heb gezien en dat het gaat om een lagere stijging van de AWBZ-premie, omdat er ook een daling van de premie is als gevolg van de pakketverkleining. Die correctie wil ik dus aanbrengen.

Er waren meer moties denkbaar geweest. Ik hoop echter van harte – en ik doe daartoe een klemmend beroep op de drie fracties die naar ik hoop over dit debat zullen napraten – dat zij serieus zullen overwegen of er ruimte is om aan deze wensen vanuit de Kamer tegemoet te komen in het definitieve akkoord.

De heer Marijnissen (SP):

Klopt het dat in uw motie de overweging staat dat de geraamde besparing moet worden gehaald?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb erbij gezegd: zonder de doelstellingen uit het oog te verliezen. Dat is iets anders dan: er moet precies hetzelfde bedrag opgehoest worden. Misschien wilde u dat horen. Deze formulering vormt ook de reden voor het feit dat ik een eigen motie heb ingediend. Het is niet zo moeilijk om wat er nu ligt alleen maar af te wijzen. Dat past echter niet bij onze instelling. U weet dat als wij ons tegen een maatregel verzetten, wij ook willen nagaan of het anders kan. Ik ken de financiële nood. Het instrument van de 45 min-herkeuring vind ik niet aanvaardbaar. De redenen daarvoor heb ik in eerste termijn aangegeven. Ik vind dat we zo niet moeten handelen. Als er iets met de WAO moet gebeuren, zijn er alternatieven. Daarom heb ik gezegd: onderzoek of gewerkt kan worden met een maximering. Een voorstel daartoe is in dit huis vaak gedaan. Daarbij moet je de financiële kaders in de gaten houden en nagaan of een dergelijk voorstel een bijdrage aan een oplossing levert. Dat kan ik niet helemaal overzien. Ik heb de indruk dat een maximering substantieel wel iets kan opleveren. Ik vraag de fracties hieraan serieus aandacht te besteden, zodat deze maatregel, die breed in deze Kamer niet wordt gewenst, kan komen te vervallen. Het kiezen van zo'n opstelling noem ik constructief oppositie voeren, mijnheer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik ben erg onder de indruk!

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Zo klinkt u nog niet.

De heer Marijnissen (SP):

Wij zijn ook heel constructief, wij willen deze maatregel helemaal afschieten. Die 140 mln staat er wel. Mijn vraag is daarom: wilt u dat de taakstelling van 140 mln wordt gehaald, ja of nee?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dan had ik dat wel in de motie gezet. Het gaat hier om een verschil in stijl en in oppositie voeren. Je kunt iets afschieten, maar je kunt ook proberen een alternatief te bieden. Ik kies voor het laatste. Ieder zijn stijl, mijnheer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijn alternatief is: laten zoals het is. Heel simpel! Allemaal niet zo moeilijk! Die 140 mln blijft bij u staan. Wat betekent dan die overweging van uw motie? Leg dat nog eens uit. Ik snap u gewoon niet. De taakstelling wilt u namelijk handhaven.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U bent meestal vrij slim in dit soort dingen. Daarom begrijp ik niet dat u dit niet begrijpt. Ik geef aan dat ik mijn ogen niet sluit voor de financiële nood van dit land. Ik heb gezegd dat maatregelen genomen moeten worden. Ook met betrekking tot de WAO moeten stevige knopen worden doorgehakt... Mijnheer Marijnissen, ik ben uw vraag aan het beantwoorden. Dan moet u ondertussen niet tegen anderen zeggen dat u mij niet begrijpt, want dan begrijpt u mij na mijn antwoord nog niet. Ik doe erg mijn best.

De voorzitter:

Ik ga een eind maken aan deze gedachtewisseling. Het woord is aan de heer Van der Vlies.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik weet niet wat ik het eerst moet doen: de heren informateurs bedanken voor de toelichting die zij op verzoek van de Kamer hebben gegeven op het informatieproces tot nu toe dan wel mijn verontschuldiging formuleren vanwege het feit dat dit debat is gegaan zoals het is gegaan. Ik vraag mij in gemoede af – die vraag leeft echt in mijn fractie – of dit nu het type debat is dat wij op dit moment in dit stadium van het totale proces hebben te voeren en nota bene een hele middag lang in aanwezigheid van de informateurs. Maar goed, voordat ik het vergeet ga ik ze bedanken voor hun positionering van de SGP-fractie in het proces. Ik wil ze daarvoor oprecht danken. Naar mijn waarneming is die positionering zowel schriftelijk als zojuist mondeling correct gebeurd. Dat vind ik belangrijk voor de parlementaire geschiedschrijving.

Ik dank ook de collega's Balkenende en Zalm. Zij hebben zich in onze richting uitgedrukt over hun waarneming over onze houding ten tijde van de verkennende besprekingen. In de richting van de heer Herben wil ik nog één keer iets zeggen over de bewuste uitspraak. Ik zal daar niet vaak meer mee komen. Ik zeg hem nu dat mijn fractie noch linksom noch rechtsom een formele binding met het tot stand te brengen kabinet is aangegaan. Wel heb ik een constructieve opstelling bepleit. Daarvoor zal ik ook staan: voor een onafhankelijke, maar wel constructieve opstelling. Ik vind dat het zo hoort.

Dan wil ik vervolgens iets zeggen over het type debat dat wij voeren. Het is een merkwaardig debat. Ik wil niet betweterig overkomen en niet belerend zijn, maar er wel op wijzen dat het debat twee aspecten kent. Allereerst denk ik aan de procedure van de informatie. De informateurs worden uitgenodigd zich in de Kamer beschikbaar te stellen voor het beantwoorden van vragen. Die gedachtewisseling met de informateurs is reglementair voorzien. Het tweede aspect betreft het ter verantwoording roepen van fracties door de andere leden in dit huis voor de handtekening die de desbetreffende fracties onder het akkoord hebben gezet.

Maar wat is er vervolgens gebeurd? Er is een zeer inhoudelijk debat over enkele thema's gekomen. Die thema's raken het akkoord en niet de positie van fracties onderling. Ik vraag mij af hoe dit debat zich gaat verhouden tot het debat inzake de regeringsverklaring, dat binnen enkele weken voorzien is. Gaan wij het dan dunnetjes overdoen? Ik heb er de grootst mogelijke aarzeling bij. Vandaar ook mijn terughoudende opstelling. Over onderwerpen als de WAO en de ingrepen in de zorg wil mijn fractie de definitieve plannen van de regering afwachten. Die plannen willen wij in al hun consequenties, pijnpunten en oplossingsrichtingen beschreven zien.

Mijn fractie heeft daarop één uitzondering gemaakt. Ik heb de motie die collega Rouvoet zojuist indiende, medeondertekend. Met de motie wordt gevraagd om meer geld voor de bekostiging van de voornemens uit de paragraaf inzake de immateriële thema's. Dat vloeide rechtstreeks voort uit het onderhandelingsproces. Ik vond het dus terecht om daar wél op in te gaan.

Er moet een zware taak worden verricht. Er is veel weerstand te verwachten. Het gaat dus om een begeesterend beleid met een goede oriëntatie, wat ons betreft een christelijke, een heldere en consequente normstelling en handhaving, en een intensief waarden- en normendebat.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter. In eerste termijn is terecht veel aandacht besteed aan de sociale zekerheid en de zorg. Het zijn onderwerpen die veel mensen bezighouden en zij raken het concrete leven van mensen. Het is logisch dat wij elkaar daarop in dit huis aanspreken. Wij móéten elkaar daarop zelfs aanspreken. De volgende gelegenheid daarvoor is bij het debat over de regeringsverklaring.

Het is ook goed om te wijzen op de zaken die vandaag wat minder aan de orde zijn gekomen, bijvoorbeeld de bijdragen in het Hoofdlijnenakkoord over het versterken van de toekomst van Nederland. Ik denk aan het versterken van onze concurrentiepositie. Die heeft alles te maken met de distributiefunctie en met de kennisdistributie. In het kader van de Lissabon-strategie komt er een taskforce naar Fins model. Er worden initiatieven genomen die kunnen leiden tot een versterking van dit aspect van de toekomst van onze economie. Onderwijs is de basis voor een sterke economie, een slagvaardige overheid en een veilige samenleving. Het zijn allemaal elementen die van groot belang zijn.

De politiek zal de randvoorwaarden moeten scheppen voor het benutten van talenten. Nederland is wel degelijk meer dan een BV, ook in dit akkoord. Het kan resultaat hebben. Gisteren hoorden wij berichten over de ontwikkeling van de veiligheid in Nederland. Dit soort berichten houdt de mensen bezig. Dag in dag uit zullen wij ervoor moeten zorgen dat Nederland veiliger wordt. Wij moeten oog hebben voor datgene wat mensen direct raakt. Dat was ook de boodschap van 15 mei vorig jaar.

De nieuwe coalitie heeft de dure plicht om te werken aan de geloofwaardigheid van de politiek. Ingaand op datgene wat speelt in het land, moet zij problemen oplossen en niet weglopen voor verantwoordelijkheden. Daarnaast moet de politiek staan voor gemaakte afspraken, ook als dat op een gegeven moment moeilijk is. Die moeilijke momenten zullen er zeker komen. Het CDA loopt niet weg voor die verantwoordelijkheid. Wij zullen werken aan de afspraken die wij hebben gemaakt, ook als het gaat om bestuurlijke vernieuwing en directe democratie, ook als het gaat om afspraken in internationaal verband. Ik noem in dit verband het Stabiliteitspact en de vrijwaringsclausules. Er staat ons veel te doen.

Natuurlijk kun je een politieke duiding aan het akkoord geven. Het akkoord is totstandgekomen in goed overleg, waarin recht is gedaan aan de inbreng van de verschillende partijen. Het bolletjesoverzicht in een van onze landelijke dagbladen wees dat ook uit. In die zin ben ik het niet helemaal eens met de kwalificatie die de heer Marijnissen gaf.

Thans gaat het om het formeren van een goed team. Alleen dan zal het werken. Het maken van afspraken is één, maar onderling vertrouwen en een goed team is het volgende. Dat is nodig om te kunnen werken aan datgene waarover afspraken zijn gemaakt.

Er past een woord van dank aan het adres van de informateurs. Zij hebben in korte tijd leiding gegeven aan een proces dat is uitgemond in een akkoord dat er zijn mag. In die dank wil ik de raadadviseurs en de medewerkers betrekken. Ook zij hebben intensieve tijden achter de rug, ook in de fase waarin gesprekken plaatsvonden tussen het CDA en de PvdA. Ik denk dat het goed is om ook die dank nu over te brengen.

Er is vandaag veel gewisseld en er zijn moties ingediend. Misschien is het niet nodig om nu alle moties af te lopen, maar ik wil wel opmerken dat het kenmerk van de moties is dat daarin uitspraken worden gedaan die op gespannen voet staan met de inhoud van het akkoord. Dat is bijvoorbeeld het geval in de moties over de versobering van het ziekenfonds en de herkeuring. Waar het gaat om de koppeling, een punt van de heer Bos, wil ik net als vanmiddag zeggen dat wij nadrukkelijk ook moeten kijken naar de eigen verantwoordelijkheid van de sociale partners om een gelijkwaardige inkomensontwikkeling mogelijk te maken. Mevrouw Halsema heeft een punt gemaakt van de sollicitatieplicht voor bijstandsmoeders. Ik heb aangegeven hoe de CDA-fractie hiertegen aankijkt. Wij hebben het nu evenwel over de vorming van een akkoord tussen drie partijen. Wanneer het wetsvoorstel ter zake aan de orde is, zal de CDA-fractie een eigen lijn bepalen. Dat is iets anders dan nu via een motie iets afdwingen, want het gaat uiteindelijk om een akkoord tussen drie partijen. Laten wij alsjeblieft recht doen aan het dualisme in de verhouding tussen regering en parlement.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat wil ik zeker en daarom heb ik die motie ook ingediend. Als je nu namelijk niet met een motie komt, dan kan het wetsvoorstel overgenomen worden door de nog te vormen regering. En dat zou betekenen dat de betrokken vrouwen – het geldt ook wel voor vaders, maar in het algemeen gaat het om alleenstaande bijstandsmoeders – maanden en maanden onterecht in onzekerheid worden gehouden. Als de CDA-fractie zich aan haar woord houdt, is het wel zo logisch om in het regeerakkoord te verzekeren dat dit deel van het wetsvoorstel niet wordt uitgevoerd. Ik zie helemaal niet wat daarvan het bezwaar is. Ik snap ook niet waarom de CDA-fractie nu niet voor die motie kan stemmen.

De heer Balkenende (CDA):

Dat heb ik al aangegeven. Inhoudelijk heb ik niets meer toe te voegen aan wat ik vanmiddag heb gezegd. Ik heb de opmerkingen van mevrouw Verburg nog eens herhaald. Wij hebben het nu over een akkoord tussen drie partijen. Dat betekent dat de drie partijen gezamenlijk zullen kijken naar onderwerpen. Als het wetsvoorstel Wet werk en bijstand naar de Kamer komt, zal de CDA-fractie haar verantwoordelijkheid nemen. Dat is evenwel heel wat anders dan er hier even een standpunt in te fietsen dat niet voortvloeit uit het overleg tussen de drie partijen die nu samen een kabinet gaan vormen. Zo liggen de verhoudingen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben überhaupt niet bij machte om een standpunt in het nog te schrijven regeerakkoord te fietsen, hoe graag ik dat ook zou willen. Ik kan echter wel de verschillende onderhandelingspartners verleiden om hun inzet voor het nog te schrijven regeerakkoord helder te maken. Aangezien ik nu spreek met de CDA-fractievoorzitter, gaat het mij nu om het standpunt van de CDA-fractie. Het lijkt mij heel goed dat de CDA-fractie aangeeft dat zij niet wil dat in het definitieve regeerakkoord wordt opgenomen dat bijstandsmoeders met kinderen beneden de vijf jaar een sollicitatieplicht krijgen. Dat kan de CDA-fractie nu duidelijk maken en dat is ook lekker dualistisch en helder.

De heer Balkenende (CDA):

Uw poging tot verleiding zie ik, maar ik trap er niet in.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Balkenende geeft een bijna generiek oordeel over de ingediende moties, namelijk dat zij op gespannen voet staan met datgene wat is afgesproken. Is hij het niet met mij eens dat er voor de motie die ik heb ingediend met het verzoek om een onderzoek te doen naar de juridische en technische aspecten van een alternatief voor de WAO, een ander oordeel kan gelden? Het opnemen in het Hoofdlijnenakkoord van het doen van dat onderzoek lijkt mij namelijk ook voor hem een aantrekkelijke optie.

De heer Balkenende (CDA):

Ik was nog niet bij uw moties aangekomen.

De motie inzake het stads- en streekvervoer in relatie tot het kwartje van Kok is ook strijdig met het akkoord.

Nu kom ik op de moties van de ChristenUnie. De heer Rouvoet weet dat ook wij sympathiek staan tegenover palliatieve zorg. Het lijkt mij echter te vroeg voor een motie waarin zomaar gepleit wordt voor extra middelen, zonder dat daarvoor dekking wordt aangegeven in dit kader. Ik denk dat wij daar bij de begrotingsbehandeling of anderszins een keer op moeten terugkomen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb al gezegd dat ik waardeer dat het erin staat. Ik strijd daar al heel lang voor in dit huis, gelukkig met kamerbrede steun. Wat is dan evenwel de betekenis van de passage waarin gezegd wordt dat er extra aandacht komt voor niet alleen de palliatieve zorg, maar ook voor intensivering van de bestrijding van prostitutie door minderjarigen en vrouwenhandel? Van de week verscheen het bericht dat Nederland vierde staat op de ranglijst van landen waar de vrouwenhandel op gericht is. Wat kan daaraan gedaan worden met alleen maar meer aandacht? Er zal toch ook een budget moeten komen om daar handen en voeten aan te geven?

De heer Balkenende (CDA):

U bent een ervaren parlementariër. U weet dus ook dat, wanneer in het akkoord wordt opgenomen dat hier extra aandacht aan zal worden besteed, hierop kan worden terugkomen in een beleidsprogramma en bij de behandeling van begrotingen. Ik denk dat u op dit ogenblik uw zegeningen moet tellen. Deze kwalitatieve indicatie is gegeven en die zal later uitgewerkt worden.

Wat betreft de kwestie van de publieke omroep gaat u in tegen de gemaakte afspraken. Daar gaan wij niet mee akkoord. De WAO-kwestie hebben wij al eerder gewisseld. Dat is een probleem, want het hangt ervan af hoe je aankijkt tegen het verzekeringskarakter van de WAO. Wij hebben inhoudelijke bezwaren tegen de manier waarop u ertegen aankijkt. Bovendien is het strijdig met de afspraken uit het akkoord.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat is een van de zaken die bij de juridische en technische aspecten van het voorstel horen, namelijk in hoeverre een en ander verenigbaar is met het verzekeringskarakter. Ik verzoek u in het gesprek dat u nog met de informateurs en de andere onderhandelaars na dit debat zult hebben, te bezien of er geen mogelijkheid is een dergelijk onderzoek te initiëren, omdat het wellicht soelaas kan bieden aan een breed aangevochten en omstreden maatregel die nu in uw plannen is opgenomen.

De heer Balkenende (CDA):

Uit ander verband weet u hoe ik over dit onderwerp denk. Ik herhaal de argumenten niet meer.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over mijn motie over het kwartje van Kok. U zegt dat u de moties als strijdig met het regeerakkoord ervaart. Onze motie betekent dat 150 mln euro van de 530 mln euro word gereserveerd voor het openbaar vervoer. Is dat strijdig met het Hoofdlijnenakkoord?

De heer Balkenende (CDA):

Wij hebben afspraken gemaakt over de aanwending van het kwartje van Kok. Ik heb niets toe te voegen aan wat daarover in de stukken is opgenomen. Ik heb dus geen behoefte aan deze motie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De heer Dittrich zegt dat er ook geld naar het openbaar vervoer gaat. Daarvoor wordt de opbrengst van het kwartje van Kok ook aangewend. Onze motie betreft dus de uitvoering, de verankering, de zekerstelling van die opbrengst richting het openbaar vervoer, maar zonder in strijd te komen met het Hoofdlijnenakkoord.

De heer Balkenende (CDA):

De onderhandelende partijen zijn met elkaar overeengekomen dat het kwartje van Kok wordt benut in de sfeer van wegen en openbaar vervoer. Wij zijn dan toch ook bij machte om die zaken aan te pakken? Dat doen wij dan toch? Daar hebben wij die motie toch niet voor nodig?

De heer Marijnissen (SP):

Ik kan waarschijnlijk geen vraag stellen aan de toekomstige formateur. Ik kan alleen een opmerking maken in de richting van de fractievoorzitter van het CDA. Zou hij met mij bij de toekomstige formateur willen bepleiten dat die vooral de tijd neemt bij de formatie? Het moet niet, zoals de vorige keer, te snel gebeuren, want daardoor ontstaat onnodig gezichtsverlies voor de politiek in het algemeen.

De heer Balkenende (CDA):

U spreekt mij als fractievoorzitter. Het lijkt mij dat deze boodschap moet worden gericht aan de informateurs, zodat zij deze boodschap mogelijk kunnen meegeven aan het staatshoofd.

De voorzitter:

De informateurs hebben de opmerking van de heer Marijnissen goed gehoord.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Ik heb de informateurs al bedankt, maar de heer Balkenende maakte mij erop attent dat ik de raadadviseurs nog niet heb bedankt. Zij verdienen inderdaad heel veel dank, want zij hebben een soort marathon gelopen. Zij waren ook telkens aanwezig. Als de pers de deur uit was, dan kwamen ze te voorschijn uit het kamertje daarachter. Zij waren ook aanwezig tijdens de vorige onderhandelingen. Het is een kunststuk dat ze nu nog levend en wel aanwezig zijn. Dat is vrij bijzonder.

Er zijn opmerkingen over de procedure gemaakt. De heer Bos zei dat dit debat niet geheel bevredigend was. De heer Van der Vlies heeft er ook het een en ander over gezegd. Misschien moeten wij ons een keer beraden op de vraag of wij dit soort debatten nog wel moeten houden. Misschien is het beter dat de regering gewoon met de regeringsverklaring komt. Dan zit het kabinet in vak K. Dat heeft altijd onze voorkeur gehad. Er is nu de gewoonte ontstaan om, nadat er een akkoord is gesloten, hier te debatteren, maar het heeft toch altijd iets onbevredigends. Dat geldt ook voor de ingediende moties. Voor zover moties het regeerakkoord proberen te wijzigen, zijn ze op voorhand kansloos. Voor zover ze nadere interpretaties geven, heb ik de neiging om er ook "neen" tegen te zeggen, omdat het kabinet ook nog weleens mag interpreteren uit het regeerakkoord. Daarom steunt mijn fractie geen enkele motie. Dat onderstreept wellicht nog meer dat wij dit type debat voortaan niet meer zouden moeten hebben. Laat de regering met de regeringsverklaring komen. Dan kan men volop aan de slag.

De heer Marijnissen (SP):

Ik wil graag mijn steun uitspreken voor deze suggestie en vraag meteen aan de voorzitter of er nog iets met die suggestie wordt gedaan.

De voorzitter:

Ik meen dat het goed is om alle opmerkingen die op dit punt zijn gemaakt door onder anderen de heren Van der Vlies en Zalm en door u nu, aanleiding te laten zijn om ze in het Presidium, de commissie voor de werkwijze en wellicht op enig moment in de Kamer te bespreken, teneinde ons te beraden over dit soort debatten.

De heer Marijnissen (SP):

Met de heer Van der Vlies vraag ik wat nu de status is van het binnen enkele weken te houden debat over de regeringsverklaring. Wordt dat een herhaling van zetten? Het lijkt mij wel goed dat er enig overleg vooraf plaatsvindt voordat wij hier een soort van repeterend geweer worden.

De voorzitter:

Ik zal bevorderen dat met de vermoedelijke woordvoerders tijdens dat debat van tevoren even wordt gesproken, waarna het resultaat ervan uiteraard in de openbaarheid zal komen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Misschien is het wel goed om even in herinnering te brengen dat dit debat aangevraagd is door het CDA, de VVD en D66. Toen al werd aangegeven dat er dan wel een verslag van de informateurs zou moeten liggen, zodat daarover dan gedebatteerd zou kunnen worden, en dat wanneer dat er nog niet zou liggen, er eigenlijk geen debat zou moeten plaatsvinden. Overigens ben ik wel een beetje teleurgesteld over de opmerking van de heer Zalm, dat moties die betrekking hebben op wat nu afgesproken is, bij voorbaat kansloos zijn. Ik herinner aan het debat van vorig jaar met informateur Donner, waarin een motie is aangenomen die betrekking had op de veiligheid en extra geld voor de politieopleidingen. Die motie heeft wel degelijk geleid tot bezinning bij de aanstaande coalitiepartijen. Ik hoop dat de heer Zalm een dergelijke handelwijze niet uitsluit ten aanzien van alle zinnige en goede wensen die vandaag op tafel zijn gelegd.

De heer Zalm (VVD):

Ik meen dat die motie toen niet is aangenomen, maar dat we er wel iets mee gedaan hebben, omdat er sprake bleek te zijn van een ongerechtigheid. Als er uit een debat de idee naar voren komt dat we ergens een foutje gemaakt hebben dat is blijven zitten, dan moet je dat uiteraard meenemen. Zo is dat de vorige keer ook gegaan. In zijn algemeenheid meen ik wel dat een debat als dit onbevredigend is voor alle deelnemende partijen, omdat het tot niets of weinig kan leiden. De fracties die de coalitie steunen, hebben net hun handtekening gezet; de inkt ervan is nog niet droog. Als er een nieuw regeerakkoord ligt, is het van belang dat je enige ruimte voor interpretatie en het zelf ontwikkelen van voorstellen aan de nieuwe bewindslieden laat in plaats van tevoren alles meteen dicht te spijkeren.

De heer Rouvoet heeft gelijk dat wij dit debat aangevraagd hebben. Dat hebben wij evenwel gedaan uitgaande van de inmiddels ontstane gewoonte dat zo'n debat onvermijdelijk is. Nu ik echter proef dat niet iedereen dit debat echt nuttig vindt en dat we het debat over de regeringsverklaring eigenlijk beter als het centrum van het politieke debat kunnen zien – dan zijn ook de voorbereidingstijdproblemen meteen verdwenen – is het wellicht beter om dit soort debatten voortaan niet meer te houden.

Ik heb van de heer Bos nog niet gehoord hoe hij erover denkt waarom gemeenten tevredener zouden zijn als ze 1,1 mld euro extra worden gekort uit hun vrij besteedbare middelen en daar iets van terugkrijgen, en dat dit toch heel veel beter is voor allerlei doeleinden die gemeenten nastreven.

Ik noteer verder dat de PvdA een identieke bezuiniging voor de ambtenaren voorstaat als die in dit akkoord, zijnde min 1% ofwel 2,2 mld euro. Ik vermoed overigens wel dat de koopkracht voor de ambtenaren ietsje slechter zal uitpakken in het voorstel van de PvdA, omdat daarin in de sfeer van de lasten wat meer op stapel staat dan in het Hoofdlijnenakkoord het geval is.

Ik daag de PvdA uit om straks ten behoeve van het debat over de regeringsverklaring het plan dat zij op de website heeft gezet, ter doorrekening aan te bieden aan het CPB. Dan kunnen we nagaan of het in termen van werkgelegenheid, koopkracht en andere variabelen betere uitkomsten geeft dan hetgeen wij hebben afgesproken. Dan krijgen we misschien ook opheldering over de 350 mln euro subsidiekorting, die vooralsnog niet gespecificeerd is.

Mevrouw Halsema heeft gerefereerd aan mijn woorden dat er 0,0 onderhandelingsruimte is. Welnu, het is het normale werk van een minister van Financiën om met 0,0 toch te onderhandelen. Soms is de ruimte zelfs negatief, zoals we bij de besprekingen over dit regeerakkoord hebben meegemaakt. Dus onderhandelen zonder onderhandelingsruimte kan heel bevredigend zijn.

De heer Bos heeft richting de informateurs gezegd dat de gehele lastenopstelling niet klopt. Ik meen dat er een verheldering is gegeven in de bijlage van het CPB-verhaal. In de meerjarencijfers vanaf 2003 zit nog een lastendaling van 1,6 mld als je de zorgtoeslag meetelt. Deze lastenverlichting die voorvloeit uit de vorige miljoenennota mag natuurlijk in de beschouwingen betrokken worden. Verder zijn pakketverkleining en het invoeren van eigen risico's echte bezuinigingen. Ik begrijp dat de aanstaande oppositie die mening met ons deelt. De daaruit voortvloeiende premieverlaging moet dan ook meegeteld worden. In de tekst van het regeerakkoord hebben wij daar overigens niet al te trots over gedaan. Er staat heel netjes dat de introductie van eigen risico's en de verkleining van het verplichte pakket zullen leiden tot extra door de burgers zelf te dragen lasten voor de zorgen en dat de overheid daartegenover per saldo een beperkte verlaging van belasting en premies zal stellen. Wij hebben het niet mooier gemaakt dan het is.

Hetzelfde geldt voor de WAZ. Afschaffing van een gehele regeling is de ergste bezuiniging die denkbaar is. De lastenverlichting die daarmee gepaard gaat, mag je dan ook meetellen. De heer Bos heeft gezegd dat er sprake is van een inconsistente presentatie ten aanzien van het meetpunt 2003. Ik wijs hem erop dat in het aparte blokje over de voorjaarsnota de lastenverzwaring uit hoofde van de AWBZ keurig vermeld is. Daar staan ook bezuinigingen die buiten de andere posten zijn gehouden. Boekhoudkundig zijn wij naar mijn oordeel consistent gebleven. Voor zover de lastenverzwaring per 1 juli aanstaande het volgende jaar doorwerkt, is zij meegeteld.

Ik vermoed dat er straks geen grasspriet meer op het Malieveld staat. Allerlei groeperingen zullen bezwaar aantekenen. De massa's zullen vergelijkbaar zijn met de massa's die begin jaren negentig kwamen demonstreren. Toen nam het kabinet-Lubbers/Kok zware maatregelen. In sommige opzichten waren die maatregelen zwaarder dan die nu worden voorgesteld. Wij zijn bijvoorbeeld nog niet toe aan het bevriezen van uitkeringen. Wij moeten voor ogen houden dat er soms zware maatregelen nodig zijn om op den duur de zaken weer recht te trekken. De toenmalige minister van Financiën, de heer Kok, heeft daar nog niet van kunnen profiteren. Voor Paars I was het ook nog niet makkelijk, maar naderhand wierpen de zware maatregelen vruchten af in de vorm van extra werkgelegenheidsgroei en in de vorm van meer budgettaire ruimte. Wij dienen dan ook te werken met een visie op de lange termijn. Wij moeten nu maatregelen durven nemen in de wetenschap dat wij er later de vruchten van zullen plukken.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Ik dank beide informateurs hartelijk, niet alleen voor hun inbreng en aanwezigheid hier, maar ook voor hun werk van de afgelopen weken. Deze dank geldt ook de raadadviseurs en de overige medewerkers.

Er is opgemerkt dat dit debat zinloos is omdat wij bij de regeringsverklaring uitgebreid over het komende beleid komen te spreken. Mij spreekt die gedachte minder aan. De kranten staan vol met artikelen over het Hoofdlijnenakkoord. Sommigen maken zich daar ongerust over en anderen vinden er juist punten van belang in. Het maatschappelijk debat is in volle gang dus waarom zou je er dan hier niet over spreken? Over een aantal weken zullen wij over de regeringsverklaring spreken. Doublures met dit debat zijn dan onvermijdelijk. Toch meen ik dat het debat van vandaag zin heeft gehad. Het biedt meer duidelijkheid en sommige onderwerpen zijn meer in perspectief geplaatst.

In het Hoofdlijnenakkoord wordt een aantal keuzes gemaakt. Sommige worden breed in de Kamer gedragen, zoals meer aandacht en financiën voor preventie. Ik noem ook het extra geld voor het OM en voor de rechterlijke macht om knelpunten in de justitiële keten weg te nemen. Daarnaast is er meer aandacht voor ontschotting in de jeugdzorg en de jeugdhulpverlening. Misschien had er meer geld bijgelegd moeten worden, maar er is in ieder geval een begin gemaakt met de oplossing van de problemen. Helaas verdwijnen die aspecten in dit soort debatten als sneeuw voor de zon, omdat alle aandacht zich concentreert op de pijnpunten. Dat is logisch, want de keuzes van dit kabinet roepen maatschappelijk debat op. Men verwacht echter dat er een kabinet komt dat daadwerkelijk knopen doorhakt en problemen probeert op te lossen. Daar hoeft niet iedereen het mee eens te zijn, maar het biedt wel helderheid. Mensen willen dat problemen daadwerkelijk worden opgelost.

Ik hoop dat de komende jaren het debat in de Tweede Kamer op hoofdlijnen zal plaatsvinden. Ik hoop op debat zowel in de Kamer als in de samenleving. Ik zal namens de fractie van D66 daaraan als volgt invulling geven. Wij willen nuchter naar de problemen kijken. Er zijn voor ons geen heilige huisjes meer. Wij zullen de problemen op hun merites beoordelen en ter sprake brengen.

Hoe moet dit Hoofdlijnenakkoord worden geduid? Dit is een akkoord tussen drie partijen die op een constructieve wijze in korte tijd op hoofdpunten afspraken hebben gemaakt. Zij hebben daarnaast afgesproken dat alles wat niet is geregeld, conform het dualisme aan de orde kan komen. Dat houdt in dat ook de oppositie haar stem moet kunnen laten horen. Toevallig heb ik een pen in mijn hand die ik in de trein van de conducteur heb gekregen. Er staat op: uw mening telt. Ik zeg met name tegen de oppositie dat in Kamerdebatten goede voorstellen op hun merites moeten worden bekeken. Zij kunnen dan op de steun van de fractie van D66 rekenen, tenzij zij in strijd zijn met hetgeen in het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken.

De heer Korthals Altes:

Mijnheer de voorzitter. De informateurs menen dat de tweede termijn van de Kamer geen aanleiding geeft tot het beantwoorden van vragen of geven van inlichtingen. Wij betuigen onze erkentelijkheid aan degenen die ons dank hebben gebracht. Dat kan het beste op deze wijze.

In het Hoofdlijnenakkoord wordt met zoveel woorden gesproken over het tegengaan van bureaucratie en minder regels. In veel kranten en media wordt dat uitgelegd als bezwaar tegen ambtenaren. Vandaag zijn naar onze overtuiging terecht in de dankzegging diegenen betrokken die ons en de onderhandelende partijen terzijde hebben gestaan gedurende de afgelopen veertien dagen alsmede de veertien dagen daaraan voorafgaand. Ik wil die dank iets verbreden.

Wij hebben als informateurs via de raadadviseurs die ons terzijde stonden ook beroep kunnen doen op ministeries. Het ministerie van Financiën was daar een van. Wij hebben echter ook een beroep gedaan op andere ministeries. Dat heeft er altijd toe geleid dat wij op de kortst mogelijke termijn antwoord kregen op de vragen die wij hadden gesteld en de inlichtingen waarom wij hadden gevraagd. Dat geldt ook voor het Centraal Planbureau. Dat het mogelijk is geweest dat deze informatie die vandaag lijkt te eindigen, dit snelle verloop heeft gehad, is mede door hun inzet mogelijk geweest. Daarvoor zijn de informateurs alle ambtenaren die erbij betrokken zijn, buitengewoon erkentelijk. Ik wil nog wel verklaren dat het aan de kwaliteit bepaald niet ligt.

Een opmerking vanuit de Kamer moet ik nog beantwoorden, namelijk de vraag of bepaalde informatie zou kunnen worden doorgegeven aan de formateur. Het is gebruikelijk dat afgetreden informateurs door de volgende informateur casu quo de volgende formateur wordt gevraagd, inlichtingen te geven. Wij zullen ons van die plicht kwijten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 18.50 uur tot 18.55 uur geschorst.

Naar boven