Aan de orde is de voortzetting van de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Meststoffenwet in verband met een aanscherping van de normen van het stelsel van regulerende mineralenheffingen en de invoering van een stelsel van mestafzetovereenkomsten (27276),

- over:

- de motie-Waalkens over mestconcentraten (27276, nr. 15);

- de motie-Van der Vlies c.s. over de excretienormen (27276, nr. 17);

- de motie-Oplaat over een onnodige stapeling van regelgeving (27276, nr. 18).

(Zie vergadering van 20 februari 2001.)

In stemming komt het amendement-Waalkens (stuk nr. 11).

Vóór stemmen de leden:

Dijsselbloem, Duijkers, Duivesteijn, Feenstra, Van Gent, Van Gijzel, Giskes, Gortzak, De Graaf, Halsema, Hamer, Harrewijn, Van Heemst, Hermann, Herrebrugh, Hindriks, Van der Hoek, Hoekema, Kant, Karimi, Koenders, Kortram, Kuijper, Lambrechts, Marijnissen, Melkert, Middel, Molenaar, Van Nieuwenhoven, Oudkerk, Van Oven, Poppe, Rabbae, Ravestein, Van 't Riet, Rosenmöller, Santi, Scheltema-de Nie, Schimmel, Schoenmakers, Smits, Spoelman, Van der Steenhoven, Swildens-Rozendaal, Timmermans, Valk, Ter Veer, Vendrik, Van Vliet, M.B. Vos, Waalkens, Wagenaar, Van Walsem, De Wit, Witteveen-Hevinga, Zijlstra, Albayrak, Apostolou, Arib, Augusteijn-Esser, Bakker, Barth, Belinfante, De Boer, Bolhuis, Van Bommel, Bussemaker, De Cloe, Crone, Depla en Dijksma.

Tegen stemmen de leden:

Van den Doel, Essers, Eurlings, Geluk, De Haan, Hessing, Hillen, Van der Hoeven, Hofstra, De Hoop Scheffer, Kamp, Klein Molekamp, Leers, Luchtenveld, E. Meijer, Th.A.M. Meijer, Van Middelkoop, Mosterd, Nicolaï, Oplaat, Örgü, Passtoors, De Pater-van der Meer, Reitsma, Remak, Rietkerk, Rijpstra, Ross-van Dorp, Rouvoet, Schreijer-Pierik, Slob, Snijder-Hazelhoff, Van der Staaij, Stellingwerf, Stroeken, De Swart, Terpstra, Udo, Te Veldhuis, Verbugt, Verburg, Verhagen, Visser-van Doorn, Van der Vlies, O.P.G. Vos, Voûte-Droste, De Vries, Weekers, Weisglas, Van Wijmen, Wijn, Wilders, Van den Akker, Van Ardenne-van der Hoeven, Atsma, Van Baalen, Balemans, Balkenende, Van Beek, Van den Berg, Biesheuvel, Blaauw, Van Blerck-Woerdman, Blok, Buijs, Van de Camp, Cherribi, Cornielje, Dankers, Van Dijke en Dijkstal.

De voorzitter:

Ik constateer, dat 71 leden voor dit amendement hebben gestemd, maar ook 71 tegen en dat dus de stemmen wederom staken. Op grond van het tweede lid van artikel 72 van het Reglement van orde moet het derhalve als niet aangenomen worden beschouwd.

Artikel 58aq wordt zonder stemming aangenomen.

De onderdelen W t/m Y worden zonder stemming aangenomen.

Onderdeel Z, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Th.A.M. Meijer (stuk nr. 20, II) en het amendement-Th.A.M. Meijer (stuk nr. 8, IX), wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Stellingwerf (stuk nr. 19, I) tot het doen vervallen van onderdeel AA.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, het GPV en de RPF voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit amendement de andere op stuk nr. 19 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

De onderdelen AA t/m AC worden zonder stemming aangenomen.

Het gewijzigde artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

De aanhef van artikel II wordt zonder stemming aangenomen.

Onderdeel A, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Th.A.M. Meijer (stuk nr. 8, X) wordt zonder stemming aangenomen.

Onderdeel B, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Th.A.M. Meijer (stuk nr. 8, XI) wordt zonder stemming aangenomen.

Het gewijzigde artikel II wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen III t/m V, bijlage E en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Stellingwerf (RPF/GPV):

Voorzitter! Tijdens het debat over de mestafzetovereenkomsten heb ik namens de RPF en het GPV gezegd het te betreuren dat er weer een geheel nieuw stelsel wordt geïntroduceerd. Het probleem van het mestoverschot kan immers ook opgelost worden binnen het vigerende stelsel van het mineralenaangiftesysteem en de dierrechten. Daarnaast kleeft er aan het wetsvoorstel een aantal nadelen. De regering heeft ons dit wetsvoorstel echter voorgelegd en wij hebben daarover nu te oordelen. Er zijn enkele verbeteringen aangebracht, en bij de huidige stand van de discussie dit wetsvoorstel verwerpen, zal vrijwel zeker betekenen dat het derogatieverzoek bij de Europese Commissie het onderspit zal delven. Als dat daadwerkelijk gebeurt, zullen de gevolgen voor de landbouwsector niet te overzien zijn. Wij zullen dan ook uit twee kwaden, het minst kwade moeten kiezen. Wij zullen node onze stem aan dit wetsvoorstel geven.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! De SGP-fractie heeft met teleurstelling kennis genomen van de verwerping van het amendement op stuk nr. 10 dat ik aan de Kamer had voorgelegd. Uitgangspunt van de SGP-fractie is dat wat in het kader van de Nitraatrichtlijn en meer algemeen ten aanzien van geaccordeerde milieunormen moet, dat moet ook. Wat echter niet behoeft, behoeft dus niet. In het amendement werd daarom bevorderd dat maatwerk op bedrijfsniveau geleverd zou worden met respectering van de normen van het kader van de Nitraatrichtlijn. Het gaat daarbij om de reikwijdte van de aanwijzing van de droge zand- en lössgronden, 250.000 ha of, zo mijn fractie vreest, misschien wel 400.000 ha. De wet had dus beter gekund. De andere kant van deze zaak is evenwel dat als deze wet de eindstreep niet haalt, het derogatieverzoek in Brussel in ernstige mate ter discussie komt te staan. Daarvoor wil mijn fractie liever geen verantwoordelijkheid dragen. Verder is er in het jaar 2002 een evaluatiemoment voorzien. Er is toegezegd dat dit een serieus evaluatiemoment zal zijn, ook ten aanzien van de door mij betwiste aangelegenheid. Wij kunnen die zaak niet voor ons uit blijven schuiven, dus laten wij aannemen dat het er volgend jaar werkelijk van komt.

Voorzitter! Alles afwegende heeft de SGP-fractie gezegd, met veel reserves weliswaar, toch niet tegen de wet te zullen stemmen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

De motie-Waalkens (27276, nr. 15) is nader gewijzigd en luidt thans:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat bewerking en verwerking van dierlijke mest een essentiële rol kunnen vervullen in het oplossen van het mestprobleem in de landbouw;

overwegende dat het overheidsbeleid mede is gericht op stimulering van mestbewerking en mestverwerking;

overwegende dat in toenemende mate mestconcentraten uit het mestverwerkingsproces beschikbaar zullen komen;

constaterende dat in het voorgestelde artikel 58ae van de Meststoffenwet voor mestconcentraten die kunnen worden aangemerkt als zogenoemde samengestelde NP-, NPK-, NK- of PK-meststoffen in de zin van EG-richtlijn 76/116/EEG, een uitzondering is getroffen van de verplichting tot het sluiten van mestafzetovereenkomsten;

overwegende dat er in het kader van duurzame mestverwerkingsinitiatieven ook aan andere mestconcentraten eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot onder meer de samenstelling en de afzet, waardoor deze concentraten naar verwachting geen beslag zullen leggen op de schaarse plaatsingsruimte voor dierlijke mest;

verzoekt de regering:

  • - via een tijdelijke ontheffing, ten behoeve van een experiment op het gebied van duurzame mestverwerking met een beperkt aantal deelnemers, met betrekking tot de productie van dierlijke mest die wordt verwerkt tot dergelijke concentraten, een uitzondering te maken op de verplichting tot het sluiten van mestafzetovereenkomsten, en

  • - al naar gelang de uitkomsten van dit experiment de Meststoffenwet op dit punt aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze nader gewijzigde motie is voorgesteld door het lid Waalkens. Naar mij blijkt wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (27276).

De motie-Van der Vlies c.s. (27276, nr. 17) is in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de forfaitaire excretienormen zijn vastgesteld;

overwegende dat dit grote gevolgen heeft voor voorlopers die door een scherpe voeding een veel lagere excretie per dier hebben;

overwegende dat "loze contracten" zoveel mogelijk moeten worden voorkomen;

verzoekt de regering, te kiezen voor lagere excretienormen in 2002 en 2003 van 90%,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies, Stellingwerf, Th.A.M. Meijer en Oplaat. Naar mij blijkt, worden zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (27276).

Deze moties zijn inmiddels rondgedeeld. Ik neem aan dat wij daar nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Waalkens (27276, nr. 22).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Vlies (27276, nr. 23).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de VVD, het CDA, het GPV, de RPF en de SGP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Oplaat (27276, nr. 18).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, het CDA en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Naar boven