Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 maart 2000 over de glastuinbouw.

De voorzitter:

De behandeling van het vorige VAO heeft laten zien dat het nog sneller kan. Iedere spreker heeft twee minuten spreektijd. De minister kan daarna kort antwoorden op de moties, die wellicht worden ingediend. Dan zijn wij over twintig minuten klaar.

De heer Geluk (VVD):

Voorzitter! Ik wil beginnen met beide bewindslieden – de heer Pronk is er nu niet, maar hij was er wel tijdens het algemeen overleg – hartelijk te danken voor de uitvoerige behandeling tijdens het algemeen overleg.

De voorzitter:

Minister Pronk laat zich verontschuldigen vanwege verblijf in het buitenland voor de Milieuraad.

De heer Geluk (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie is ingenomen met de lijst van projectlocaties die is vastgelegd in het bestuurlijk afsprakenkader. Zeer verheugd waren wij ook met de algemene conclusie van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, waarin hij een zeer grote waarde hechtte aan de glastuinbouwsector. Hij sprak over "zeer veelbelovend", "een grote toegevoegde waarde" en "een goede toekomst". Voorts was hij van mening dat het Westland een belangrijk component blijft. Het is vanuit die achtergrond dat onze fractie altijd heeft gestreden voor Cromstrijen. Helaas was het door een blokkade van het CDA en D66 niet mogelijk om hier een glastuinbouwgebied te realiseren. Daarom komen wij nu uit op de discussie over de locaties die in de buurt van het Westland liggen, de Zuidplaspolder en de Moerdijksche Hoek. Beide locaties vindt de VVD-fractie van groot belang om de herstructurering snel van de grond te krijgen. Juist die snelheid is hard nodig, nu er zoveel tijd verloren is gegaan met het kiezen van locaties. Bezwaar maakt de VVD-fractie tegen de koppeling van een op een voor de vestiging van glastuinders uit het Groene Hart en het Westland, zoals door minister Pronk verwoord, in de Zuidplaspolder. Wij zijn van mening dat het hierbij in feite om afzonderlijke processen gaat. De locatiekeuze heeft nadrukkelijk te maken met de herstructurering van het Westland. Uitplaatsing uit het Groene Hart ook, maar daarbij gaat het vooral om het opschonen van ongewenste glastuinbouwactiviteiten in een landschappelijk fraai gebied. Hiertoe dienen dan ook afzonderlijk instrumenten te worden ingezet. Wij zijn van mening dat uitplaatsing van glastuinders uit het Groene Hart gezien moet worden in het kader van de herstructurering. Rijk en provincie moeten naar de mening van de VVD-fractie aparte instrumenten ontwikkelen om uitplaatsing te bevorderen. Ik vraag de minister om hier goed naar te kijken en er samen met LTO Nederland passende instrumenten voor te ontwikkelen. Het is immers in het belang van beiden.

De voorzitter:

Uw tijd is op.

De heer Geluk (VVD):

Ik wil nog een motie indienen.

De voorzitter:

Dat had u binnen uw tijd moeten doen.

De heer Geluk (VVD):

De motie is van groot belang, dus ik dien deze nu in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat ten behoeve van herstructurering glastuinbouw, onder andere in het Westland, dringend nieuwe locaties voor projectvestiging beschikbaar moeten komen;

overwegende, dat uitplaatsing van glastuinders uit het Groene Hart in het kader van de herstructurering gewenst is;

van mening, dat vanwege de continuïteit, het economisch belang en de afgesproken milieudoelstellingen onder meer de Zuidplaspolder en de Moerdijksche Hoek geschikte locaties zijn;

verzoekt de regering voor de ontwikkeling van genoemde locaties aan glastuinders geen voorwaarden van herkomst te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geluk, Van Ardenne-van der Hoeven, Ter Veer, Van der Vlies en Stellingwerf.

Zij krijgt nr. 99 (26800 XIV).

De heer Stellingwerf (RPF/GPV):

Voorzitter! De regering en LTO-glastuinbouw hebben een overeenkomst opgesteld op grond waarvan een beter ruimtelijk beleid kan worden gevoerd ten aanzien van de bouw van kassen. De kwestie Hoeksche Waard en de nog steeds aanwezige dreiging van verspreide bouw van kassencomplexen in open, landschappelijk waardevolle gebieden nopen de sector en de overheid tot het doen van duidelijke uitspraken. Wij zijn van mening dat er binnen de tien voorkeurslocaties in principe ruimte moet worden gevonden om tot uitplaatsing te komen. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Geluk over het Westland, zoals blijkt uit mijn ondertekening van de motie.

Ten slotte dien ik zelf een motie in om de regering te verzoeken samen met gemeenten en provincies alles in het werk te stellen om overal waar nu nog geen kassen staan, maar waar op grond van het bestemmingsplan nog wel verspreide kassenbouw kan plaatsvinden, realisering van deze bestemmingsplannen te voorkomen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - de regering en LTO-glastuinbouw een afsprakenkader zijn overeengekomen op grond waarvan kassenbouw in principe zal worden geconcentreerd op tien voorkeurslocaties;

  • - de bouw van verspreide kassencomplexen een grote aantasting vormt voor open, landschappelijk waardevolle gebieden;

  • - op basis van vigerende bestemmingsplannen op een groot aantal locaties nog verspreide Stellingwerfbouw van kassen kan plaatsvinden;

verzoekt de regering in samenwerking met de desbetreffende gemeente- en provinciebesturen een beleid te voeren op basis waarvan de bouw van kassen op percelen met een nog niet gerealiseerde bestemming "glastuinbouw" zoveel mogelijk wordt voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 100 (26800 XIV).

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie is verheugd dat het kabinet met tien locaties is gekomen voor de glastuinbouw in Nederland. Zij zijn nodig voor de herstructurering. De locaties Zuidplaspolder en Moerdijksche Hoek zijn speciaal benoemd als alternatief voor Cromstrijen-Hoeksche Waard. Zij zijn van belang voor het Westland om tijdig te kunnen uitplaatsen. Die twee locaties zijn prioriteit voor het CDA bij de uitplaatsing van tuinders uit het Westland, opdat de vernieuwing en de herstructurering zo snel mogelijk op de plek zelf tot stand kunnen komen.

Daarnaast begrijpen wij de wens van minister Pronk om te kijken of verspreid liggende glastuinbouwbedrijven opgenomen kunnen worden in de herstructurering. Daar is op zichzelf geen bezwaar tegen. Het kan niet zo zijn dat wij meteen het één-op-éénprincipe hanteren en zeggen: wij hadden een probleem in de oude gebieden en daar koppelen wij de problematiek van de uitplaatsing van verspreid liggende bedrijven aan. Dat is stagnerend voor de ontwikkeling van de Zuidplaspolder en dat zal ook stagnerend zijn voor de ontwikkeling van de Moerdijksche Hoek. Daarom heeft mijn fractie de motie van de heer Geluk mede-ingediend.

Ik heb nog een vraag aan de minister, die hij niet vandaag hoeft te beantwoorden, maar wellicht op termijn. Welk extra instrumentarium stelt het kabinet beschikbaar om die verspreid liggende glastuinbouwbedrijven op te nemen in de herstructurering en een plaats te geven op de nieuwe locaties?

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter! De glastuinbouw is belangrijk en de herstructurering binnen de glastuinbouw moet ruimte creëren, zowel voor de tuinbouw in het Westland als voor andere functies. Het is voor de PvdA-fractie bijna onbegrijpelijk dat na het voorspelbare debacle bij de discussie en de uiteindelijke conclusie inzake de Hoeksche Waard zich een nieuw debacle aandient in de vorm van vestiging van glastuinbouw in de Zuidplaspolder. Onze inzet is daarom om direct duidelijkheid te krijgen over de status en de positie van de projectvestiging van glastuinbouw in die polder. Daarom leg ik de Kamer de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de regering de Zuidplaspolder in Zuid-Holland heeft aangewezen als locatie voor de projectvestiging van glastuinbouw;

overwegende, dat de Zuidplaspolder is gelegen in het Groene Hart;

overwegende, dat in de actualisering Vierde nota voor de ruimtelijke ordening extra (Vinac) het Groene Hart is aangewezen als een nationaal landschap;

voorts overwegende, dat nieuwe projecten dienen te passen in het ontwikkelingsprogramma voor het Groene Hart, zoals vastgelegd in de Vinac;

voorts overwegende, dat nieuwvestiging van de glastuinbouw buiten de vigerende planologische capaciteit alleen is toegestaan in het Groene Hart indien de bestaande hoeveelheid glastuinbouw per saldo niet toeneemt;

constaterende, dat de projectvestiging van glastuinbouw in de Zuidplaspolder niet past in het ontwikkelingsprogramma voor het Groene Hart;

constaterende, dat per saldo het areaal glastuinbouw in het Groene Hart als gevolg van de projectvestiging toeneemt;

van mening, dat de aanwijzing van de glastuinbouwlocatie Zuidplaspolder leidt tot een aantasting van het Groene Hart en in strijd is met het vigerend nationaal ruimtelijk beleid;

verzoekt de regering geen projectvestiging van glastuinbouw toe te staan in de Zuidplaspolder,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Waalkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 101 (26800 XIV).

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Blijft de heer Waalkens ook na het algemeen overleg van mening dat het alternatief voor Cromstrijen niet in het westen van Nederland moet worden gezocht en gaat hij daarmee niet in tegen de lijn van minister Pronk, zijn partijgenoot?

De heer Waalkens (PvdA):

Iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. De PvdA-fractie pleit voor ontwikkeling van de glastuinbouwlocaties in en rondom de Randstad. Ons uitgangspunt is dat er geen nieuwe glastuinbouwlocaties in de Randstad moeten komen en dat in de nabijheid van de Randstad locaties moeten worden ontwikkeld.

De voorzitter:

Omdat de heer Ter Veer te kennen heeft gegeven dat hij niet het woord wil voeren, is het woord tot slot aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Snelheid is mooi, maar mag niet ten koste gaan van zorgvuldigheid. Mijn fractie vindt dat daarvan sprake is bij de tien gebieden die nu zijn vastgesteld, zeker in een land waar ruimte en natuur schaarse goederen zijn. Wij hebben een zorgvuldige toetsing van de voorliggende gebieden aan een aantal heldere criteria gemist. Daarom leg ik de Kamer de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat door regering en glastuinbouwsector een tiental gebieden zijn aangewezen waar nieuwvestiging van bedrijvigheid kan plaatsvinden;

overwegende, dat bij de Kamer onvoldoende inzicht bestaat in de wijze waarop deze locaties zijn getoetst, wat betreft de mogelijkheden tot hergebruik van restwarmte en CO2, de voorwaarden betreffende landschappelijke kwaliteit, waterhuishouding en de mogelijkheden tot ruimtelijke inpassing en ontsluiting;

van mening, dat gegevens over deze aspecten van mogelijke nieuwe glastuinbouwgebieden noodzakelijk zijn om tot een afgewogen oordeel te komen over de voorgestelde locaties;

verzoekt de regering de tien locaties uit het Bestuurlijk afsprakenkader te toetsen aan genoemde voorwaarden;

verzoekt de regering voorts de Eemsmond- en Schipholregio bij deze toetsing te betrekken;

verzoekt de regering de uitkomsten van deze toetsingen voor de zomer van 2000 ter beoordeling aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102 (26800 XIV).

Minister Brinkhorst:

Mijnheer de voorzitter! Ik dank de geachte afgevaardigden voor de ondersteuning van de wens om de glastuinbouw, een veelbelovende en positieve sector, zo sterk mogelijk te steunen, uiteraard binnen de passende milieuvoorwaarden en ruimtelijke voorwaarden. Dat is geheel in lijn met het beleid van het kabinet. Collega Pronk en ik zijn erkentelijk voor de steun aan het afsprakenkader dat met LTO-glastuinbouw is bereikt. Essentieel daarbij is uiteraard de kwestie van de ruimtelijke ordening. De ruimtelijke ordening is in Nederland een constant probleem. Daarom ben ik er verheugd over dat de tien genoemde locaties in brede zin door de Kamer worden gesteund. De herstructurering van de glastuinbouw staat al onder grote druk. Met name in het Westland moet men tot een herstructurering komen en het is noodzakelijk om nieuwe oriëntaties te vinden, zowel in het gebied rond de Randstad als daarbuiten. Naar de mening van het kabinet komen de tien gevonden locaties in ruime mate tegemoet aan de wens om een belangrijke kern van de glastuinbouw in het westen te houden, maar ook om een spreiding te bereiken, liefst projectmatig. Die gedacht ligt ten grondslag aan de motie van de heer Stellingwerf.

In globale zin is er dus een grote overeenstemming tussen het kabinet en de Kamer. Toch zijn er een aantal concrete knelpunten en daarover gaan de ingediende moties. Deze spitsen zich toe op de problematiek in de Zuidplaspolder. Ik zal hierop kort reageren. De Zuidplaspolder is opgenomen in het totaalpakket, omdat er vanwege de geschiedenis een duidelijke behoefte is aan snelheid, maar ook vanwege een aantal complementaire aspecten: in de Zuidplaspolder is er opvang in het eigen gebied en er is een overloop van het Westland, waarvoor op korte termijn voorzieningen moeten worden getroffen. Ik zeg met nadruk dat de Zuidplaspolder niet het alternatief is voor de Hoeksche Waard, want dat is de Moerdijksche Hoek; de laatste is in de Kamer niet betwist en daaromtrent bestaat ook een goede samenwerking. Wel kan een stukje van de overloop van het Westland in de Zuidplaspolder worden gerealiseerd. Maar niet voor niets: vandaar de gedachte van één op één. Ook moet er een bijdrage zijn aan de vergroening van het Groene Hart. Tegen die achtergrond hebben de heer Hoogervorst en ik in de voorbereiding van het afsprakenkader met LTO geconstateerd dat het belangrijk is dat een evenwicht wordt bereikt: een evenredig deel aan de ene kant omdat de Zuidplaspolder voor een deel in het Groene Hart ligt en daarvan een uitplaatsing is, en aan de andere kant vanuit het Westland. Ik heb kennisgenomen van de opvatting van de heer Geluk en de medeondertekenaars van diens motie, namelijk dat wij het begrip "één op één" niet met een rekenkundige nauwkeurigheid moeten hanteren. "Eén op één" is niet "één voor één": als er één kas uit het Westland gaat, dan hoeft er niet ook één kas uit het Groene Hart te komen. Zo werkt het niet; wij moeten de zaak flexibel en pragmatisch bekijken. Maar er is wel een koppeling en die is uitdrukkelijk gelegen in de totaalbenadering van collega Pronk en mij. Wij moeten pragmatisch zijn in de uitvoering, maar wel ferm in onze inzet in het akkoord met LTO Nederland. Dit staat inderdaad niet in de tekst, maar daar staan wel meer dingen niet in. Wel is het de inzet van het kabinet. Tegen die achtergrond ben ik teleurgesteld in de formulering van de motie-Geluk, omdat daarin geen enkele voorwaarde voor herkomst is en niet wordt tegemoetgekomen aan de gedachte van een evenwicht tussen het Groene Hart en het Westland.

De heer Geluk (VVD):

Uit uw woorden begrijp ik dat het om evenwicht gaat, maar in de motie is heel duidelijk verwoord dat het gaat om herstructurering van de glastuinbouw. Daar valt het uitplaatsen van het Groene Hart toch ook onder? Op die manier is dit dus wel in het totaalproject van alle locaties betrokken. Ik denk dat wij het hierover wel eens zijn.

Minister Brinkhorst:

Als de heer Geluk bereid is om zijn motie zo aan te passen dat er een evenwicht mogelijk is tussen het Westland en het Groene Hart, ben ik eventueel bereid om hem te volgen. In zijn motie wordt de regering echter verzocht "voor de ontwikkeling van genoemde locaties aan glastuinders geen voorwaarden van herkomst te stellen" en dat betekent dat de 120 ha die nu extra beschikbaar is, in het geheel kan worden opgevuld door tuinders uit het Westland, zonder dat er één tuinder uit het Groene Hart verdwijnt. Dat zou in strijd zijn met het ruimtelijk beleid waarbinnen het Groene Hart wel degelijk een harde grens aangeeft. Met LTO Nederland is afgesproken dat de positie van de Zuidplaspolder zal worden bezien. Minister Pronk had hierover zijn twijfels, maar in het kader van een totaalbenadering heeft hij gezegd dat het belangrijk is dat hieraan inhoud wordt gegeven. Als de heer Geluk het woord "evenredig" of "evenwichtig" in zijn dan gewijzigde motie zou willen opnemen, komt de zaak anders te liggen. De aanneming van de nu voorliggende motie moet ik, helaas, ontraden.

De heer Stellingwerf heeft een motie ingediend die betrekking heeft op de wijze waarop omgegaan moet worden met de glastuinbouw. Het tegengaan van het verspreide glas past helemaal in het huidige rijksbeleid, hetgeen niet wegneemt dat hier vooral een taak is weggelegd voor gemeenten en provincies. Het Rijk onderzoekt in het kader van de vijfde nota ruimtelijke ordening of een uitbreiding van het instrumentarium wenselijk is. Tegen die achtergrond kan ik zijn motie zien als een ondersteuning van mijn beleid. Ik hoop dan ook dat de heer Stellingwerf mijn interpretatie van zijn motie kan onderschrijven.

De heer Waalkens gaat in zijn motie precies de andere kant op als de heer Geluk c.s. in hun motie. De heer Waalkens zegt namelijk dat het onder geen enkele voorwaarde mag worden toegestaan. Hij gaat daarmee voorbij aan de vrij prangende problematiek van de herstructurering van de glastuinbouw. Er zit verder een zekere spanning tussen zijn uitspraak dat hij positief staat tegenover de ontwikkeling van de glastuinbouw en het evenwicht dat het kabinet heeft gevonden. Dat evenwicht bestaat eruit dat aan de ene kant het Groene Hart wordt opgeschoond en aan de andere kant op korte termijn oplossingen worden geboden voor de problemen van het Westland. Met het oog hierop moet ik aanneming van de motie van de heer Waalkens ontraden.

De heer Waalkens (PvdA):

Welk instrumentarium staat de minister eigenlijk ter beschikking om het verspreide glas naar de Zuidplaspolder te loodsen?

Minister Brinkhorst:

Mevrouw Van Ardenne heeft mij ook een vraag gesteld over het instrumentarium. In het algemeen overleg hebben wij uitgebreid gediscussieerd over de ontwikkeling en de invulling van het stallingsfonds. Ik heb hierover ook afspraken gemaakt met LTO Nederland. Ik kan mij goed voorstellen dat ik hierop samen met LTO Nederland inzet, aangezien deze organisatie zich heeft gecommitteerd aan de uitplaatsing uit het Groene Hart. Het instrument van het stallingsfonds moet nog worden ontwikkeld, maar kan wellicht een oplossing bieden. Ik denk dat dit fonds dan ook een onderdeel van het instrumentarium kan zijn dat nodig is voor een oplossing.

De voorzitter:

Mevrouw Van Ardenne, ik sta uw interruptie niet toe als die betrekking heeft op de motie van de heer Waalkens. Dan had u zelf maar een motie moeten indienen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik heb een vraag gesteld en de minister heeft daarop zojuist gereageerd. Dat is de reden voor mijn interruptie. U moet blij zijn dat ik zelf geen motie heb ingediend, want dan zou dit debat nog langer duren.

Kan de minister aangeven of er extra middelen aan het stallingsfonds ter beschikking zullen worden gesteld? Dat is van belang, omdat wij nu spreken over een uitbreiding van het mandaat van dit fonds in de richting van de tuinders in het Groene Hart.

Minister Brinkhorst:

Op dit ogenblik is er al een bedrag beschikbaar. Het moet mevrouw Van Ardenne aanspreken dat ik als een goed rentmeester zorgvuldig met dit geld wil omgaan. Het is prematuur om mij, nu wij over de locatie Zuidplaspolder spreken, te vragen om nieuwe gelden in te zetten. Gezien mijn opmerking dat ik vind dat niet alleen de glastuinbouw maar ook de tuinbouw op de volle grond een veelbelovende sector is, mag zij concluderen dat ik niet denk dat het laatste geld inmiddels is uitgeven. Dit is echter geen toezegging dat ik extra geld ter beschikking zal stellen. Ik zeg slechts toe dat ik zal proberen het instrument zo nuttig mogelijk in te zetten.

Mevrouw Vos komt in haar motie met een geheel nieuw element, want zij wil een totaal nieuwe afweging hebben. Het lijkt mij niet wenselijk, nadat wij zo zorgvuldig de zaak hebben afgewogen, te komen tot zo'n nieuwe afweging. Echter, de kwaliteitsaspecten waarvoor zij de aandacht vraagt, zijn natuurlijk wel essentieel. Als ik die motie zo mag lezen dat het niet gaat om de bestaande tien locaties, maar om het verder onderzoeken van de Eemsmond en de Schipholregio – dat was ook de inzet van het debat dat wij hebben gehad – dan kan de motie wellicht geherformuleerd worden om dat aspect aan de orde te stellen. Hier gaat het erom dat wij in feite nog eens alles overdoen wat de afgelopen tijd is gedaan. De tien locaties hebben een interessante bijdrage geleverd. De heer Bukman als procesbegeleider is bereid nu snel met een advies te komen. Ik zou de zaak niet op slot willen zetten tot de zomer. Ik ben bereid, als de motie wordt aangepast, de Eemsmond en de Schipholregio mee te nemen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik ben blij met het laatste punt. Zou de minister de motie zo willen lezen dat de Kamer het inzicht krijgt op basis waarvan hij de keuze voor de locaties heeft gemaakt? Ik heb onvoldoende informatie op basis waarvan de regering die afweging heeft gemaakt. Blijkbaar is het allemaal prima gebeurd. Wellicht kan de minister dat inzicht naar de Kamer sturen zodat wij alsnog kunnen zien op welke criteria het gegrondvest is geweest.

Minister Brinkhorst:

Ik houd van transparantie. Als ik het goed begrijp, wil mevrouw Vos weten op welke wijze wij die tien locaties tot stand hebben gebracht. Daarover is een debat geweest en de informatie hebben wij daar gegeven. Om nu een nieuw debat aan te zwengelen naar aanleiding van nieuwe informatie lijkt mij niet de inzet. Mijn opmerking was toegespitst op de Eemsmond en de Schipholregio, niet de rest van de locaties.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven