Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 teneinde de verstrekking van informatie aan het publiek te verbeteren (26130).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Voorzitter! De kosten van het betalingsverkeer houdt de PvdA-fractie al enkele jaren bezig en dan gaat het met name om het fenomeen valutering. Het gaat erom dat banken tot op heden door het zgn. valuteringssysteem vrijwel geruisloos honderden miljoenen per jaar aan de consumenten en middenstanders onttrekken. Valuteren is het vertragen van een overboeking met enkele dagen door de banken om zelf de rente-inkomsten te innen. Je pint op zondag bij de chinees, maar het wordt al zaterdag van je rekening gehaald en de bank incasseert de rente over dat bedrag gedurende een aantal dagen.

Het systeem zoals dat tot op heden wordt toegepast, belemmert een goede marktwerking ten koste van de consument, omdat er geen sprake is van transparantie vooraf, van inzicht in de kosten van het verrichten van die financiële transacties en van bevordering van efficiency. De kosten van valuteren voor de consument variëren met de hoogte van het bedrag dat wordt overgemaakt en de lengte van de periode dat deze wordt achtergehouden. Het staat banken vrij om kosten in rekening te brengen, maar dan in alle openheid en niet op zo'n versluierde manier. Voor een individueel kleinbedrijf – vanwege de opstapeling is het daarvoor minstens zo belangrijk als voor de individuele consument – gaat het al snel om enkele duizenden guldens. Een bedrijf met een omzet van zo'n 5 mln. en een overeengekomen nominale rente van 5,25% betaalt bij gemiddeld twee valutadagen zo'n ƒ 1400, bij drie valutadagen ƒ 2000 en bij vier valutadagen iets van ƒ 2900 aan valuteringsrente.

Een ander argument is mededinging. Grote bedrijven kunnen afspraken maken met de banken over valutering, terwijl de kleintjes daar niet genoeg gewicht voor in de schaal leggen. Toch kan deze groep consumenten, met name de middenstanders, niet zomaar een andere bank kiezen omdat men schulden of andere contractuele banden heeft. Al in 1996 stelden wij schriftelijke vragen aan de minister van Financiën. Wij namen toen geen genoegen met de beantwoording en stelden aanvullende vragen. Naar aanleiding van de antwoorden daarop vond op 8 april 1998 een overleg plaats met de minister van Financiën. Wij wisten ons toen zo langzamerhand gesteund door de minister van Financiën met zijn uitspraak dat hij eigenlijk wel graag zou zien dat meer banken, zoals bijvoorbeeld de Rabobank, de valuteringspraktijken zouden afschaffen en tot een andere wijze van tarifering zouden overgaan. Tot ons genoegen kondigde de minister een wetswijziging aan, waarin de bevoegdheid van de minister om voorschriften te geven over het verplicht informeren van banken aan consumenten over de kosten van het betalingsverkeer, geregeld zou worden. Deze wetswijziging ligt nu voor. Wij stemmen er uiteraard mee in.

Voordat er een algemene maatregel van bestuur wordt uitgevaardigd, wil de minister de banken de kans geven om zelf via zelfregulering die noodzakelijke transparantie in het valuteringssysteem te realiseren. In de nota naar aanleiding van het verslag meldt de minister dat er vóór 1 april folders gereed moeten zijn waarin informatie is opgenomen over de maatregelen die individuele banken nemen ter verbetering van de informatievoorziening aan de klanten. Wat is er inmiddels gebeurd en welke eisen moeten worden gesteld aan het transparant maken van het valuteringssysteem?

Ik kom over die eisen van transparantie te spreken. Zoals bekend, is de PvdA voorstander van een verbod, maar daarvoor is geen meerderheid in de Kamer. Als second-bestoplossing geven wij de voorkeur aan het Belgische systeem om die transparantie vorm te geven. Banken moeten dan op de afschriften een aantal gegevens vermelden, zoals de data van de handelingen van de opdrachtgever, van de bank en van de begunstigde en de kosten van valutering. De minister spreekt in de nota naar aanleiding van het verslag over te produceren folders door de banken waarin informatie over het valuteren moet worden vermeld. Heeft de minister inmiddels het eindresultaat ontvangen, inclusief specifieke informatieverschaffing door de individuele banken? Voldoet het aan de eis van transparantie? Het is belangrijk om te weten welke criteria de minister aanlegt bij de concrete toetsing van de transparantie-eisen. De Kamer beschikt nog niet over nadere informatie van de minister, dus ook niet over de folders.

Ik ontving op 26 februari van Het Financieele Dagblad een soort standaardfolder, gemaakt door de Nederlandse vereniging van banken. Individuele banken zouden naar eigen inzicht een inlegvel erbij kunnen leveren om zo nog bankspecifieke informatie toe te voegen. Maar ook zouden banken een eigen folder kunnen maken. Gisteren ontving ik – ik neem aan ook de andere woordvoerders – nog een aanvullend informatieblad van de Nederlandse vereniging van banken. Ik ga er gemakshalve van uit dat het commentaar dat de woordvoerders ontvangen hebben van MKB Nederland en van de Consumentenbond betrekking heeft op dezelfde folder en informatie. Met MKB Nederland en de Consumentenbond komt mijn fractie vooralsnog tot de conclusie dat een dergelijke standaardfolder weliswaar een stap in de goede richting is, maar dat nog niet sprake is van voldoende transparantie. Banken blijven volkomen vrij in het wel of niet verschaffen van de benodigde informatie op de bankafschriften. Het is de vraag of er daadwerkelijk bankspecifieke informatie wordt verstrekt. Bovendien vragen wij ons met de Consumentenbond af of de verstrekte informatie dan wel weer voldoende vergelijkbaar zal zijn. Volgens MKB Nederland zijn het aanwezige resultaat van zelfregulering en het trage tempo waarin deze karige resultaten tot stand zijn gekomen teleurstellend. Men verdenkt de banken zelfs van onwil. Over welke informatie beschikt de minister van de zijde van de banken? Wat zijn de concrete toetsingscriteria? Wil de minister toezeggen om zo spoedig mogelijk, voor 1 juni a.s., de Kamer te informeren over de wijze waarop die eis van transparantie gestalte heeft gekregen?

Op basis van deze informatie kunnen wij definitief nagaan of zelfregulering voldoende is of dat er redenen zijn om alsnog een wettelijke basis aan te brengen of met een initiatiefwetsvoorstel te komen. Wij blijven vooralsnog argwanend, mede omdat dit proces wel heel erg sloom verloopt. Dat is toch wel in schrille tegenstelling met de anders voor de financiële wereld zo kenmerkende dynamiek. Wij overwegen om, afhankelijk van de reactie van de minister, samen met andere fracties een motie in te dienen.

Tijdens het AO van april 1998 sprak de minister over een evaluatie die twee jaar na inwerkingtreding van het nieuwe systeem zou moeten worden uitgevoerd. Natuurlijk hechten wij daaraan. Heeft de minister op dit terrein al actie ondernomen? Het lijkt ons in elk geval belangrijk ook de NMA hierbij te betrekken. Dit orgaan beschikt over deskundigheid op het terrein van mededinging en concurrentie en daar gaat het in belangrijke mate om.

Voorzitter! Er zijn nog enkele andere zorgpunten die direct of indirect het betalingsverkeer en deze wet raken. Allereerst noem ik de kwestie van de automatische incasso, het overmaken van geld door banken aan derden zonder dat daarvoor toestemming van de rekeninghouder is verkregen. Wij stelden daarover al in januari 1996 schriftelijke vragen. Mevrouw Giskes nam een jaar later, samen met collega's, het initiatief om via schriftelijke vragen nog wat dieper op deze kwestie in te gaan. Met het toen gegeven antwoord namen wij genoegen, maar keer op keer blijkt mijn fractie helaas, zoals onlangs nog weer bleek uit grote artikelen in regionale bladen, dat dit systeem nog onvoldoende fraudebestendig is. Het systeem leidt er nog altijd toe dat de rekeninghouder zichzelf moet beschermen tegen onrechtmatige afschrijvingen. Wij komen hoe langer hoe meer tot de conclusie dat deze situatie ongewenst is.

Een ander punt van zorg is de misleidende reclame voor verschillende soorten van financiële producten, bijvoorbeeld op de terreinen consumptief krediet en sparen. Wij krijgen daarover uit verschillende sectoren veel klachten, met name van mensen met een uitkering die vaak al met schulden te maken hebben, maar ook van de Nederlandse vereniging van banken en van de consumentenorganisaties. Wij vinden dat de aanpak hiervan niet verder op de lange baan mag worden geschoven. Wij vragen de minister of hij binnen afzienbare tijd de Kamer een brief wil schrijven waarin de vraag wordt beantwoord welke acties er worden ondernomen om aan deze activiteiten paal en perk te stellen. Zou het voorliggende wetsvoorstel wat dit betreft een functie kunnen vervullen?

Ten slotte vraag ik aandacht voor het tijdstip waarop wij de nota naar aanleiding van het verslag van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf zullen ontvangen. De Kamer heeft met zichzelf afgesproken dat zij hierbij ook de stukken over de informatieverstrekking door verzekeraars betrekt. Het is dus belangrijk om te weten wanneer deze nota naar aanleiding van het verslag verschijnt.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Wij spreken nu over een onderwerp dat wij zouden willen betitelen als: valutering of informering. Terecht vraagt mevrouw Witteveen al lange tijd aandacht voor deze kwestie en in deze Kamer is er al enkele malen over gesproken. Het is voor de klant bijzonder belangrijk dat goede informatie en duidelijkheid centraal staan. Ook mijn fractie hecht hieraan. Als er met betrekking tot de kosten geen transparantie bestaat, kunnen de klanten – ik denk hierbij vooral aan het midden- en kleinbedrijf – niet overzien welke keuzen ze moeten maken. Wij hechten eraan dat transacties waaraan kosten zijn verbonden, doorzichtig zijn.

Het gaat erom dat het vandaag voorliggende wetsvoorstel met name aangeeft dat valutering – dat is het vaststellen op welke dag de renteberekening in geval van een ontvangst of een betaling ten gunste of ten laste van de klant ten einde komt – op een duidelijke wijze plaatsvindt. Wij hebben hier al eerder over gesproken en ik heb zelf de nieuwe folder van de Nederlandse vereniging van banken opgevraagd.

Voorzitter! Ik moet u bekennen dat de duidelijkheid, waar ook de VVD-fractie om heeft gevraagd, nog niet is terug te vinden in deze folder. Het is nog steeds mogelijk dat de valutering, afhankelijk van het tussenliggende weekend, zal plaatsvinden tussen een tot vijf dagen.

Wij willen meer duidelijkheid. Is het mogelijk dat door dit wetsvoorstel wordt bewerkstelligd dat banken zelf aangeven dat zij valutering geven en in welke vorm dat geschiedt? De Rabobank, een van de grote banken, geeft bijvoorbeeld aan dat zij niet aan valutering doet. Pas wanneer er duidelijkheid komt, kunnen de klant en het midden- en kleinbedrijf rekening houden met die elementen in hun kostenberekening.

Ik heb van de Nederlandse vereniging van banken begrepen dat er per 1 april een eigen inlegvel komt, maar dat had al eerder kunnen plaatsvinden. Men weet immers dat hierop sinds augustus 1998 wordt aangedrongen. Wat doet de minister met de actievere rol die van banken wordt verlangd en de resultaten die per 1 april bekend zullen worden? Is hij bereid om met name maatregelen te treffen over de wijze waarop inhoud wordt gegeven aan die actievere rol? Hoe wil hij dat monitoren?

Een ander punt dat wij van belang achten, is dat dit wetsvoorstel ook de mogelijkheid moet bieden om meer informatie aan de klant te geven over risico's, klachtenregelingen, garantieregelingen en voorschriften inzake reclame. Hoe geeft de minister inhoud aan dit punt, waarbij ik wijs op het verschijnsel misleidende reclame.

Dan kom ik te spreken over problemen bij het grensoverschrij- dende betalingsverkeer. Nu de euro voor het girale betalingsverkeer een feit is geworden, blijken zich toch onduidelijkheden en hoge kosten voor te doen bij het grensoverschrij- dende betalingsverkeer. Het is de bedoeling dat het risico met betrek- king tot de wisselkoersen verdwijnt en de transactiekosten bij de invoering van de euro lager worden. Dit moet zich juist vertalen bij het grensoverschrijdende betalingsverkeer. Wil de minister hieraan aandacht geven?

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter! Volgens mij heeft de gemiddelde Nederlander, en gelet op het gemiddelde opleidingsniveau in Nederland kan dit geen domme jongen zijn, erg weinig inzicht in wat banken doen bij het overboeken van geld. Als je iets vandaag, dus woensdag, overmaakt dan is het gisteren, dinsdag, al van je bankrekening afgehaald en komt het er donderdag, morgen, pas bij op de bankrekening van de ontvanger. Als dit al zo is, want soms zitten er twee dagen tussen en ik heb zelf bij een overboeking van de ene naar de andere bank wel eens meegemaakt dat er vijf werkdagen tussen zaten. Het geld is dus enkele dagen weg en dat heet valutering. De bank beschikt enkele dagen over het geld en derhalve over de renteopbrengst gedurende deze dagen. Dit zijn dus kosten van de klanten van de bank, verdeeld over zowel ontvanger als betaler. En het is al gezegd, voor een klein bedrijf kan dit oplopen tot enkele duizenden guldens per jaar.

Door de wet die wij vandaag bespreken, wordt het mogelijk gemaakt om per algemene maatregel van bestuur regels te stellen met betrekking tot de informatie die banken moeten geven aan het publiek, dus de consument en het bedrijfsleven. Het CDA vindt het een goede zaak dat de overheid de duidelijkheid op markten, zoals bij banken, bevordert. Dit is in het belang van de consument of bestrijdt valse concurrentie. Het is nodig dat het publiek een afgewogen oordeel kan vormen ten aanzien van de verschillende kenmerken van een aangeboden product of dienst. Je moet weten waarom je voor welke bank kiest. De informatie die hiervoor nodig is, zal afhangen van het product of de dienst.

De regering zal die regels pas stellen als de banken zelf geen oplossing vinden om het publiek beter te informeren. Ze mogen het eerst zelf regelen. Als dat niet of niet voldoende of te laat gebeurt, dan is deze wet een goede stok achter de deur. De partijen in de markt, zowel vragers als aanbieders, kunnen vaak beter zelf in onderling overleg tot snelle, flexibele en adequate oplossingen komen. Een almachtige overheid kan hierin vaak niet voorzien en moet ook niet alles willen reguleren. Als blijkt dat er ten aanzien van bepaalde producten of diensten te weinig informatie wordt verstrekt, lijkt zelfregulering dus een betere optie dan regulering door de overheid.

De regering geeft aan, de zelfregulering inzake het bankwezen te willen toetsen aan drie criteria: de gebondenheid van de banken om uitvoering te geven aan de zelfregulering, de mate van transparantie die wordt bereikt en de actieve presen- tatie van de informatie aan het publiek. Hoe blijkt, zo is dan mijn vraag, de gebondenheid van de banken? Hoe kijkt de minister er tegenaan dat de banken erg goed met elkaar kunnen samenwerken en dat ze daardoor soms een ondoordringbaar bastion lijken te zijn? Blijkt de gebondenheid van banken uit de mogelijkheid voor consumenten of concurrenten om bepaalde informatie af te dwingen of bijvoorbeeld uit een sanctiestelling? Hoe ziet hij die gebondenheid? Ziet hij hier bijvoorbeeld ook een rol voor De Nederlandsche Bank? Wie beoordeelt vervolgens de mate van openheid op de markt: is dit de overheid of is dat in dit geval het publiek zelf? En wat verstaat de regering onder actieve presentatie van informatie? Graag hierover enige toelichting.

Van belang bij zelfregulering is voor ons ook de snelheid waarmee het gebeurt. Ik vind dat de banken met betrekking tot valutering er heel lang over hebben gedaan om duidelijkheid naar de consument te bieden. Vindt de minister dit ook? Wij hebben de voorbeelden van de nieuwe folder gezien die per 1 april publiek wordt gemaakt. Nu, voor een folder had je zoveel tijd toch niet nodig hoeven te hebben. De Consumentenbond deelt het optimisme van de banken dat de problemen rond valutering nu zijn opgelost, dan ook helemaal niet. De folder is een eerste stap in de goede richting. De volgende stap is dat de regels en de tarieven per individuele bank helder, duidelijk en open naar de consument worden gecommuniceerd. Dit kan door een inlegvel of een eigen folder, maar het is de vraag of alle banken dat zullen doen en of de verstrekte informatie wel vergelijkbaar zal zijn.

MKB Nederland, het bedrijfsleven, vindt het resultaat van de zelfregulering zelfs teleurstellend en vindt de onwil bij banken een groot obstakel. Ik denk dat de stok achter de deur vanwege dit wetsvoorstel dus van belang blijft, totdat er duidelijkheid richting het publiek is, concreet en daadwerkelijk. Wat mij betreft maken we van die duidelijkheid inderdaad een knuppel, precies zoals door de PvdA werd voorgesteld, namelijk om het hier in de Kamer op de agenda te blijven houden. De vraag aan de minister is dan ook: vindt hij de folder nu duidelijk genoeg en voldoet deze aan wat hij noemt "actieve presentatie aan klanten", en dus aan de criteria van transparantie? Als je in het buitenland pint, staan de kosten sinds kort apart op je dagafschrift vermeld. Kijk, dat is in ieder geval actief.

Iets algemener nog, voorzitter. Uit de wet blijkt niet met zoveel woorden dat zelfregulering in het algemeen en in beginsel de voorkeur verdient boven wettelijke regelgeving. In het verslag heeft het CDA aangegeven dat de bevoegdheid die de regering door dit wetsvoorstel verkrijgt, wel erg ruim geformuleerd is. Begrijp ik het goed dat de minister, als hij regels stelt, deze altijd eerst met deze Kamer zal bespreken, via een AMvB met een voorhangprocedure, of wil hij dat alleen maar in het geval van valutering doen? Ik neem aan dat hij er geen bezwaar tegen heeft om dat elke keer hier met de Kamer te bespreken. Dat geeft ook wat extra profiel aan het karakter van de stok achter de deur: de volksvertegenwoordiging blijft een rol spelen. De regering geeft in haar reactie op het verslag aan dat men momenteel geen concrete producten of diensten op het oog heeft waarvoor deze wet ook zou kunnen gaan gelden, anders dan valutering. Toch is de wet nodig om onder andere Europese richt- lijnen te kunnen implementeren.

Al kort is aangehaald dat er kritiek is van onder andere de Vereniging van financieringsondernemingen in Nederland en de Consumentenbond met betrekking tot misleidende advertenties voor het consumptief krediet. U kent ze wel uit de radio- en tv-bladen en de huis-aan-huisbladen. Het zijn vaak advertenties die net boven het grensbedrag van de Wet op het consumptief krediet gelden. Het lijkt mij trouwens een goede zaak om de oorzaak van het probleem goed aan te pakken en dat niet alleen maar nu te laten beperken door voorlichting vanuit de Consumentenbond. Daarom ook van mij de vraag of de minister daarop wil ingaan en ons daarover een brief wil sturen.

Wij hebben al eens eerder vragen gesteld over de onduidelijkheid van de informatie over de invoering van de euro en dan vooral over de kosten van omwisseling van valuta. Die kosten vallen nu weg, maar vervolgens worden kosten in rekening gebracht voor pinnen in het buitenland als zodanig. Is dit goede informatie en is dit transparant? Wij komen daarover bij de invoering van de euro ook nog te spreken, maar ik krijg graag een reactie van de minister in hoeverre hij daar een link ziet met dit wetsvoorstel.

Voorzitter! Informatie op markten moet zo helder, open en duidelijk zijn als maar kan. Als bedrijven en hun klanten dat niet in gezamenlijkheid zelf kunnen regelen, moet de politiek dat doen.

Mevrouw Giskes (D66):

Mevrouw de voorzitter! We behandelen een wetsvoorstel dat ertoe dient om de verstrekking van informatie door kredietinstellingen aan hun klanten zo goed mogelijk te krijgen. Dat is een streven dat niet in de laatste plaats door de Kamer zelf is opgeroepen bij de minister. Wij zijn dan ook blij met dit wetsvoorstel. Het ziet op allerlei aspecten van kredietverlening en heel belangrijk in dit verband zijn kosten waar de klant indirect mee te maken krijgt, zoals de valutering. Het wetsvoorstel gaat echter ook over informatie over de aanbieder, het product, de kosten, het rendement, de risico's, de klachtenregeling, garantieregelingen, reclame, productpresentatie, eigenlijk alles wat er rondom die financiële handelingen zoal aan de orde komt. De vergelijking met de gebeurtenissen in de verzekeringssfeer zal duidelijk zijn; daar kennen we nu de code rendement en risico, niet in de laatste plaats door hinderlijk vragen uit deze Kamer door D66 en ongetwijfeld ook door mevrouw Witteveen. Vanuit de Kamer kan dan ook niet genoeg benadrukt worden dat dit soort dingen belangrijk zijn. Ik durf mij zelfs de stelling te permitteren dat bankieren helemaal niet het moeilijkste werk van de wereld is. Het minste wat je kunt doen als je geld verdient met het geld van anderen, is toch wel degene van wie het geld is duidelijk maken hoe je daarmee omgaat en wat het henzelf uiteindelijk ook nog kost. Dat is een zware verantwoordelijkheid die wij niet te gemakkelijk mogen laten versluieren door een zweem van ingewikkeldheid, waardoor zelfs een begin van uitleg moeilijk is. Niets is minder waar.

Voorzitter! Ons antwoord op dit wetsvoorstel is "ja". Het biedt de mogelijkheid om regels te stellen en daar is behoefte aan. Vervolgens is de vraag hoe we met deze wet omgaan. Het eerste concrete punt dient zich dan meteen aan en dat is de valutering. Er is een folder in de maak, maar helaas spreken we net te vroeg hierover om echt te kunnen beoordelen wat het resultaat van deze actie is. 1 april is kennelijk voorzien als datum waarop de minister iets in handen heeft. Ook D66 is zeer benieuwd naar de criteria, die de minister zal aanleggen voor de beoordeling van dit eerste resultaat van zelfregulering. De signalen zijn wat dat betreft niet heel hoopgevend en ik wacht met belangstelling het antwoord op de vraag van mevrouw Witteveen af of er geen concretere manieren zijn waarop een klant per handeling kan zien wat deze hem of haar gekost heeft.

Onze volgende vraag is of er analoog aan dit onderwerp andere terreinen zijn waar soortgelijke zaken vallen te verwachten. Zal de zelfregulering op die punten van producten, kosten, rendementen, etc. meer opleveren? Kan de minister daar inzicht in geven en, zo ja, welke criteria worden daar zoal aangelegd? Ook wij zien graag dat iedere regeling waarvan het nodig wordt gevonden om in te stellen, aan de Kamer wordt voorgelegd. De vraag terzake van de heer Wijn steun ik dus.

Tot slot vraag ik hoe het verdergaat met de WABB. Wanneer krijgen wij de nota naar aanleiding van het verslag?

Minister Zalm:

Mevrouw de voorzitter! Het doet mij genoegen dat de Kamer staat te popelen om dit wetsvoorstel gelijk in uitvoering te brengen. Dit wetsvoorstel is nodig om überhaupt iets te kunnen doen als minister van Financiën. Ik ben dan ook blij met de algemene ondersteuning van dit wetsvoorstel.

Zoals mevrouw Giskes en mevrouw Witteveen hebben gezegd, is dit een wetsvoorstel dat een heel ruime bevoegdheid geeft aan de minister van Financiën om regels te stellen terzake van de informatieverschaffing. Het is goed dat wij dat nu doen. Het artikel is analoog aan dat in de Wet toezicht effectenverkeer en de Wet toezicht verzeke- ringsbedrijf. Misschien kan ik daarmee de kwestie in een iets bredere context plaatsen. De ver- schillende toezichtssferen hebben een verschillende geschiedenis. Dat hebben wij bij de kleine röntgenfoto al gezien. De lijn die wij nu kiezen, is: proberen om in alle vergelijkbare gevallen uniforme regelgeving en uniforme bevoegdheden te hebben. Dit is typisch terrein, consumentenvoorlichting en -bescherming, waarop een algemene lijn moet worden gekozen voor alle financiële producten. In de historie was de consument nogal eens ondergebracht bij Economische Zaken. Onze lijn is om de consumentenkant in de wetten inzake financiële dienstverlening aan te brengen. Dat betekent aan de ene kant dat er helderheid komt en aan de andere kant dat er ook werk van moet worden gemaakt.

Wij zijn binnen Financiën bezig om de hele consumentenkant in kaart te brengen, over de drie sectoren heen. Het gaat daarbij met name om de consumentenvoorlichting. Ik kom graag met een aparte notitie over de consument en de financiële pro- ducten en de wijze waarop wij dat in de toekomst vorm gaan geven, zodat de consument kan rekenen op goed toezicht en op goede voorlichting. Dat is een belangrijke kwestie. Een andere kwestie die in een nog wat breder kader speelt, is de grensoverschrijdende activiteit en de rol van de toezichthouders.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Voorzitter! De punten die ik naar voren heb gebracht, kunnen beslist niet op de lange baan worden geschoven. Het is heel plezierig om te horen dat het departement bezig is om in brede zin te bekijken hoe de positie van de consument kan worden versterkt. Zo vertaal ik het even. Wanneer kunnen wij daar iets over verwachten? Is dat binnen twee à drie maanden?

Minister Zalm:

Ja. Dat kan de Kamer binnen twee à drie maanden verwachten. Zij kan eerder de nota verwachten over de structuur van het toezicht en de grensoverschrijdende kwesties respectievelijk de kwesties die gemeenschappelijk door de toezichthouders zouden moeten worden aangepakt. Er is natuurlijk een connectie met dit soort kwesties rond de consumentenvoorlichting en consumentenbescherming. Dat is bij uitstek een onderwerp dat zich leent om zoveel mogelijk in de drie sectoren op een gelijkwaardige wijze te worden geregeld. Wat dat betreft heeft de verzekeringsbranche nu een zekere voorsprong genomen met het "levenbedrijf" en de eisen ten aanzien van voorlichting die daaraan in goed overleg met de Consumentenbond zijn gesteld. In de richting van de heer Wijn merk ik op dat dit een typisch voorbeeld is van goede zelfregulering. Wij zullen dus ook nauw met de Consumentenbond, het MKB Nederland en de toezichthouders samenwerken om kwesties rond de voorlichtingseisen te beoordelen. Voor De Nederlandsche Bank wordt dat een nieuw element. Die had in zijn taakopdracht helemaal geen consument zitten, behalve dat het in het belang van de consument is dat er geen bank omvalt. Dit moet een nieuw onderdeel worden van de taakopvatting van De Nederlandsche Bank.

Dan kom ik bij de valutering. Dat is de aanleiding voor het wetsvoorstel, maar het wetsvoorstel is dus breder opgezet. De banken hebben er inderdaad nogal lang over gedaan. Mevrouw Voûte zei: in augustus wisten zij het al. Ik kan het nog sterker vertellen: ik heb de banken 1 mei vorig jaar al in een brief geschreven dat zij dit eens op een fatsoenlijke wijze moesten regelen. Er is binnen de Nederlandse vereniging van banken afgesproken dat iedere bank voor 1 april a.s. met een voorlichtingsbrochure komt. De folder van de NVB is weliswaar geschikt om ervoor te zorgen dat alle begrippen uniform worden gehanteerd door de banken, maar daarin wordt natuurlijk geen informatie gegeven over de individuele banken. Het is nu juist de bedoeling dat de individuele banken informatie verschaffen over valutering. De Rabobank kent geen valutering, maar heeft toch drie bladzijden over valutering ter voorlichting van zijn klanten. Dat zou bij andere banken dan ook op zijn minst drie bladzijden moeten zijn. In de folder wordt gekeken naar een incasso, een overschrijving en alle andere voorbeelden, inclusief het bijschrijven op en afschrijven van de rekening. Dergelijke informatie zal ook moeten worden verschaft door de andere banken. Op dit moment heb ik geen bevoegdheid. Wij zullen eerst de Eerste Kamer en het Staatsblad moeten halen. Gelet op de onderlinge afspraak van de banken om voor 1 april met een product te komen, vind ik dat de banken in ieder geval tot 1 april de tijd moeten krijgen. Eerder zal de wet ook niet in werking treden. In overleg met de Consumentenbond, MKB Nederland en De Nederlandsche Bank, gelet op haar nieuwe taakopvatting terzake, zullen wij beoordelen of wij hiermee uit de voeten kunnen.

Er is gevraagd naar de criteria. De transparantie is natuurlijk het hoofd- criterium, maar de frequentie is ook van belang. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat zo'n folder eens in de honderd jaar wordt uitgegeven of dat je alleen als nieuwe klant zo'n folder krijgt en daarna twintig jaar niks meer hoort. Dan vergeet je het ook wel eens, of je hebt er op dat moment misschien geen interesse in, maar op een later moment wel. De frequentie zal dan ook de aandacht moeten hebben. Mevrouw Witteveen heeft gevraagd of er voor 1 juni een bericht kan komen over de wijze waarop wordt beoordeeld hoe de banken zijn omgegaan met de valutering. Dat zeg ik graag toe. Wellicht kunnen wij dit punt zelfs meenemen in de algemene notitie over de consument en de financiële producten. Zo niet, dan krijgt u dat wat mij betreft apart.

Ik kom bij de evaluatie. Het gaat niet zozeer om de evaluatie van de valutering – die kan heel snel komen; wij hoeven er geen jaar op te wachten – maar meer om de vraag of de wet zelf effectief blijkt te zijn. Dat hangt niet alleen af van de minister en van de toezichthouders, maar voor een deel ook van de Kamer. Zij wil in ieder geval een voorhangprocedure, die ik overigens graag toezeg bij dergelijke maatregelen. Als zodanig is de Kamer er zelf bij betrokken. Wij verliezen wel dertig dagen, maar de democratie is toch wel dertig dagen waard.

Op consumentenkwesties zoals de automatische incasso en misleidende reclame kom ik graag terug. Er is nu een mogelijkheid om misleidende reclame te verhinderen. Je kunt op grond van deze wet eisen stellen aan publieksuitingen over allerlei andere financiële producten. Dat moeten wij ook doen. Het kan niet de bedoeling zijn dat er bij het overschrijden van een financiële grens plotseling geen enkele eis meer wordt gesteld aan de voorlichtingsactiviteiten. Ik heb begrepen dat de minister van Economische Zaken op dit punt overweegt om de huidige grens van ƒ 50.000 uit de wet te verwijderen. Het lijkt mij beter dat er een integrale benadering tot stand komt van alle voorlichtings- en reclameactiviteiten op het gebied van financiële producten en dat daaraan zoveel mogelijk vergelijkbare eisen worden gesteld. Dat vereist nauwe samenwerking tussen de drie toezichthouders, die van elkaar kunnen leren. De verzekeringstoezichthouder heeft traditioneel de consument meer in het oog gehad. De andere twee kunnen daarmee hun voordeel doen. Onderlinge samenwerking, uitwisseling en afstemming van beleid kan heel nuttig zijn.

Er is gevraagd naar de nota naar aanleiding van het verslag bij de WABB. Het is niet gemakkelijk, want de Kamer was niet mals in haar vragen respectievelijk haar kritiek. Inmiddels hebben het Verbond van verzekeraars en de Consumentenbond mij verzocht om nog één keer over deze kwestie een gesprek te mogen hebben met de ministers van Financiën en van Economisch Zaken. Uiteraard heb ik daarin bewilligd. Ik sluit niet uit dat dit gesprek aan- leiding zal zijn voor één of meer wijzigingen op het nu voorliggende wetsvoorstel. Die mogelijkheid wil ik graag openhouden. Dit gesprek vindt begin april plaats. Pas daarna, maar nog wel in april, krijgt de Kamer de nota naar aanleiding van het verslag. Ik weet niet precies hoe die proce- dure in elkaar zit, maar ik geloof dat een nota van wijziging, als die geen principiële kwestie betreft, niet langs het kabinet hoeft. Gaat het wel om iets principieels, dan moet ik nog langs het kabinet. Dan kan het iets langer duren, maar wij zijn al heel ver met de beantwoording. Ik wacht dus eerst af wat het gesprek met het Verbond van verzekeraars en de Consumentenbond oplevert, in interactie met de kritische benadering van de Kamer. Dat kan aan- leiding zijn voor enige heroverweging.

Dan kom ik te spreken over het grensoverschrijdende betalingsverkeer en de kosten. Dit heeft een iets andere dimensie. Een en ander wordt wel keurig vermeld. Er wordt dus niet stiekem geld afgepakt. Het ideale model van mevrouw Witte- veen is volledig toegepast, want je ziet precies op je rekening wat het je kost. Dit type transparantie leidt overigens niet altijd tot vreugde. Een andere vraag is of er, met name als het gaat om de periode na 1 januari 2002, nog rechtsgronden zijn voor een verschil in behandeling tussen betalingen binnen en buiten de landsgrens. Nu zijn die er wellicht, maar op langere termijn ligt dat niet erg voor de hand. Ik ben geen groot jurist, ik ben ook niet Europees-rechtelijk geschoold, maar als er één monetaire unie is, dan lijkt het mij vreemd en juridisch aanvechtbaar als een betaling van Groningen naar Sittard anders wordt behandeld dan een betaling van Groningen naar Aken.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Voorzitter! De inzet van Nederland is dus heel erg belangrijk als wij gaan praten over een eenduidig betalingsverkeersysteem in Europa. Ook valutering is dan een belangrijk gegeven, want in sommige landen binnen Europa geldt daarvoor een verbod.

Minister Zalm:

De Nederlandse benadering op het punt van het verzekeringsproduct is tamelijk liberaal. De Franse benadering is er een waarbij allerlei verzekeringsproducten zijn verboden en waarbij allerlei inhoudelijke voorschriften aan verzekeringsproducten worden gesteld. Dat heeft als voordeel dat je precies weet wat je hebt. Aan de andere kant staat dat nieuwe ontwikkelingen enorm in de weg. Het Nederlandse systeem is wat de verzekeringen betreft inmiddels het Europese systeem geworden, in de zin van: wel toezicht, maar niet als het gaat om de materiekant. Hoe een bank de kosten uiteindelijk wil verhalen, is aan die bank, als dit maar transparant gebeurt. Dat is een van de concurrentie-elementen tussen banken. Je kunt dan kiezen voor een bank die de kosten verhaalt op een wijze die jou het beste uitkomt. Ik weet niet, los van de Europese dimensie die ik zojuist noemde, of het voor de hand ligt om te komen tot een verbod op het in rekening brengen van kosten voor betalingen. Als er geen valutering meer is, als een bank daarvoor kiest, dan staat het die bank vrij om de kosten op een andere wijze te verhalen. Dan kan het zijn dat je voor een betaling provisie vraagt, in de vorm van een bepaald percentage van het bedrag.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! Dan zou het de minister verbazen als op basis van de landsgrens ineens wordt bepaald dat je op de ene plek bedrag X moet betalen en op de andere plek bedrag Y. Wachten wij af of een dergelijk bericht ergens vandaan komt, of gaan wij er zelf actief naar op zoek?

Minister Zalm:

Wij gaan deze kwestie intern bestuderen. Wij zullen ook overleg voeren met Europees-rechtelijke deskundigen. De vraag- stelling is zeker vanaf 1 januari 2002 boeiend. Het omzetten van de bankrekeningen in euro's kan nu nog extra werk opleveren, alhoewel het geautomatiseerde systemen zijn. Na omzetting van de systemen in euro's is er geen enkele reden dat het over de landsgrenzen in hetzelfde euro- gebied anders zou gaan dan er binnen. Overigens kan de consument wel op andere terreinen voelen dat hem meer kosten in rekening worden gebracht dan tot nu toe. Wij hebben daarmee enige ervaring. Ik dacht dat de Rabobank dat aanvankelijk heeft gedaan, maar vervolgens is terug- gefloten door de klanten, want die stelden dat niet op prijs. Uiteindelijk is het niet meer valuteren bij de Rabobank overeind gebleven en met een andere wijze van het verhalen van de kosten heeft men minder succes gehad. Wij kunnen dat overigens verder aan de banken overlaten. De regering moet zich richten op rechtsgelijkheid, want daaraan is een Europees-rechtelijke dimensie verbonden. Verder moeten de klanten precies weten wat de bank doet en op welke wijze kosten worden verhaald. Er is op dat punt geen enkel verschil van mening in dit huis en ook niet tussen de regering en dit huis.

Voorzitter! De heer Wijn heeft een beschouwing gegeven over zelfregulering versus overheidsinmenging. Dat verbaasde mij niet, want daarmee verdedigde hij een lange traditie. Hij zal het echter met mij eens zijn dat wij niet eeuwig kunnen wachten op zelfregulering respectievelijk dat zelfregulering ook getoetst moet worden. Iets dat als zelfregulering is begonnen, kan uiteindelijk ook in wetgeving worden vastgelegd teneinde de binding van een gehele sector te verzekeren. Het blijft een zwak element dat alleen de aangesloten leden van een vereniging – dat zijn er bij de Nederlandse vereniging van banken wel erg veel – gebonden zijn aan zelfregulering.

Wij hebben een andere rol van DNB, ook in relatie tot de consument, voor ogen. Er verschijnen nog twee belangrijke stukken, namelijk een algemene notitie over de con- sument en de financiële producten en een nogal fundamentele notitie over de toezichtsstructuur, inclusief de financiële conglomeraten. Ik hoop dit laatste stuk begin volgende maand aan de Kamer te kunnen aanbieden, want dan kan daarover een zeer interessant debat worden gevoerd.

Mevrouw Giskes is ingegaan op de analogie met andere terreinen. Wij zullen het gehele terrein doornemen en bezien op welke punten er analoog aan de valutering voorschriften gesteld moeten worden. Wij zullen dat overigens in goed overleg met de Consumentenbond doen. Vroeger waren de contacten tussen de Consumentenbond en het ministerie van Financiën zeer spaarzaam, maar deze zijn nu sterk geïntensiveerd. Ik ben er al vaker op bezoek geweest dan bij de Nederlandse vereniging van banken en bij het Verbond van verzekeraars, dus ik probeer de in het verleden opgelopen schade in te halen! De Consumentenbond is deskundig op dit terrein en geeft ook een financieel blad uit. Wij hebben daar buitengewoon veel plezier van, want op die wijze kan de deskundigheid vanuit de invalshoek van de consumenten benut worden bij ons werk.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Voorzitter! Wij zijn positief verrast dat de minister zelf het initiatief neemt voor het tot stand brengen van een integrale nota. Onze activiteiten van de afgelopen jaren rechtvaardigen overigens een integrale benadering, want wij hebben steeds per onderwerp en op ad-hocbasis allerlei problemen bij de kop genomen. Als de nota voor juni kan verschijnen, hebben wij nog de tijd om er voor het reces aandacht aan te besteden. Ik stel het op prijs wanneer de Europese discussiepunten daarin worden meegenomen, als dat kan. Het is heel boeiend hoe dat proces in Europees verband gestalte zal krijgen.

Over de valutering heb ik nog de specifieke vraag waar de minister aan toetst. Met welke frequentie en transparantie wordt die informatie gegeven? Mijn standpunt is dat de frequentie moet samenlopen met de transacties zelf. Iedere keer wanneer er een transactie plaatsvindt, moeten die gegevens duidelijk op het afschrijvingsformulier gevonden kunnen worden. Dat geef ik de minister nadrukkelijk mee voor het gesprek dat hij gaat voeren, ter toetsing van het geheel, met MKB Nederland en de Consumentenbond.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! Ook de VVD-fractie is verheugd over de toezegging van de minister over de helderheid en duidelijkheid van de informatie. Op basis van duidelijke informatie kan zowel de klant als het MKB kiezen. Dat is eigenlijk de essentie van gezonde concurrentie tussen banken. Wij zien graag het actieve beleid tegemoet dat de minister heeft toegezegd op dit onderdeel en bij het grensoverschrijdende gedeelte. Wij zien ook graag het inlegvel tegemoet dat de Nederlandse vereniging van banken en de individuele banken hebben toegezegd. Op basis hiervan kan de discussie worden voortgezet.

De heer Wijn (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ook ik kan het kort houden. Dit debat was mijn kennismaking met de minister. Ik dank hem voor de antwoorden die ik vrij adequaat vond, en voor zijn toezegging om voor het reces te komen met een rapportage over de voortgang met de AMvB. Ook al ben ik geen in het Europees recht geschoolde jurist, ik deel zijn intuïtie dat de rechtsgrond voor verschillende kosten in verschillende landen op een gegeven moment heel moeilijk te verdedigen is, omdat de Europese Unie één economisch land wordt. Dat spreekt eigenlijk vanzelf.

Volgens de minister moeten er soms wel drie inlegvellen worden bijgevoegd bij de folder waarin in het algemeen iets wordt gezegd over valutering. Hij gebruikte termen waarvoor je jaren in het bankwezen moet hebben gezeten om meteen te begrijpen waarover het gaat. Ik denk dat de vergelijkbaarheid tussen banken van groot belang is. Ik wil hem dat ook meegeven voor het overleg.

Ik juich het initiatief zeer toe om met een brede notitie te komen over consumenten en financiële producten. De minister is niet ingegaan op alle vragen die ik heb gesteld over zelfregulering. Die vragen komen dan wel bij de concrete gevallen aan de orde. Ik stel het zeer op prijs dat hij in ieder geval heeft erkend dat dit eigenlijk een wetsvoorstel is van prachtige CDA-snit. Ik ga er dan ook van uit dat ik mijn fractie mee krijg en dat wij hem zullen steunen.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Wat vindt de heer Wijn van de gedachte van de Partij van de Arbeid dat de gegevens op het afschrijvingsformulier vermeld worden?

De heer Wijn (CDA):

Ik vind dat geen gekke gedachte. In eerste termijn heb ik gezegd dat er bij mijn bank bij internationaal pinnen duidelijk staat: kosten ƒ 5. Daar zit wat in, maar je moet ook bekijken of die zelfregulering tot voldoende resultaat leidt. Als wij hierover praten, is het belangrijk om eerst te weten hoe de Consumentenbond en het bedrijfsleven, c.q. MKB Nederland, hierover denken.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Als er maatregelen worden genomen op het gebied van de informatievoorziening van banken aan klanten, hecht mijn fractie eraan dat die informatie duidelijk is, maar zij vindt ook dat deze niet mag leiden tot een verhoging van de administratievelastendruk. Het is tot daaraan toe als alleen op het afschrift staat dat de valutering van de bank een of twee dagen vergt en welke kosten deze met zich brengt. Dat kan voor ons gevoel heel duidelijk weergegeven worden, maar niet het bedrag aan rente dat voor die dagen betaald moet worden. Dat betekent namelijk dat deze voor elk afschrift moet worden berekend. Bij grensoverschrijdend betalingsverkeer is dat één bedrag, maar als het voor elke klant moet worden uitgerekend, is dat een administratieve last waarmee mijn fractie niet kan instemmen.

De voorzitter:

Dit lijkt bijna een derde termijn van mevrouw Voûte. Ik vraag dan ook om de interrupties kort te houden.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Ik denk dat vermindering van lastendruk geen doel op zichzelf moet zijn. Dat is een algemene opmerking. Het gaat mij erom dat men op het afschrijvingsformulier kan zien op welke dag de renteberekening richting bank gaat. Dat is een ander tijdstip dan het tijdstip waarop de transactie is gepleegd. Men kan het heel gemakkelijk uitrekenen over een termijn van vier of vijf dagen. Als de gegevens op de afschriften staan vermeld, kan men zelf uitrekenen hoeveel geld de bank incasseert.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Ik kan mij daarin vinden.

De heer Wijn (CDA):

Ik weet niet of mevrouw Voûte mij of de fractie van de PvdA een vraag heeft gesteld. Hier is direct het spanningsveld te zien. Ik ben het helemaal met mevrouw Voûte eens. De admini- stratievelastendruk is een van de grootste problemen waar het bedrijfsleven mee te kampen heeft. Wij moeten er alles aan doen om dat te verminderen. Wij moeten absoluut geen administratieve rompslomp opleggen als dat voor het doel van de gegevens niet nodig is. Ik zeg ook dat het mooie van zelfregulering is, dat afgewacht kan worden waarmee de sector zelf komt. Die is veel beter in staat om dat af te wegen. Vervolgens komen wij daar hier op terug. In reactie op de bijdrage van mevrouw Witteveen zeg ik dat het natuurlijk moeilijk is voor de PvdA. Men kan immers niet meteen doordrukken. Laten wij het gewoon afwachten.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Ik ben heel tevreden met de bijdrage van de VVD. Als het CDA zich daarbij aansluit, weet de minister zich in ieder geval gesteund door een meerderheid van de Kamer. Hij kan dan op basis daarvan toet- sen. Zelfregulering is dan voorlopig uitstekend.

De heer Wijn (CDA):

Die steun is er zeker vanuit het CDA.

Mevrouw Giskes (D66):

Mevrouw de voorzitter! Ik ben blij met alle antwoorden die de staatssecretaris gegeven heeft. Neemt u mij niet kwalijk, ik bedoel natuurlijk de minister. Dit is een voorbeeld van beroepsdeformatie!

Ik ben zeer benieuwd naar het voorgevoel van de minister over de Europese consequenties van het één worden in EMU-verband voor de kostenberekening. Toen zich daar laatst wat opwinding over aandiende, had ik ook zelf de associatie met de situatie in de Verenigde Staten. Daar wordt men, volgens mij, over de grenzen van de staten heen niet opeens geconfronteerd met andere kosten. In Europa moet een vergelijkbare situatie komen.

Het onderwerp van de valutering is net besproken. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat consumenten en klanten van een bank zo goed mogelijk moeten kunnen zien welke kosten in rekening worden gebracht. Er wordt nu gesuggereerd dat dit ontzettend veel extra handelingen zou kunnen betekenen als een en ander op ieder afschrift moet komen te staan. Dat punt moeten wij niet over het hoofd zien. Maar wij moeten ook niet doen alsof het handelingen zijn die werkelijk met de hand gebeuren. Het is een kwestie van een druk op de knop in het algemeen. Het mag dus niet al te zwaar wegen ten opzichte van het belang van de afnemers van de diensten.

Minister Zalm:

Voorzitter! Tot staatssecretaris zal ik het niet meer schoppen, vrees ik.

Er zijn nog enkele aanvullende vragen gesteld en opmerkingen gemaakt, waar ik nog op wil ingaan. Voordat ik mijn arme ambtenaren en mijzelf ophang aan allerlei data, wil ik iets zeggen over de datum van 1 juni. Op de vraag wanneer er een wat bredere nota komt, heb ik positief gereageerd. Ik heb toegezegd dat ik met een oordeel zou komen over de valutering. Ik zei dat het enkele maanden zou duren en niet enkele kwartalen. Ik wil mij niet vastleggen op de datum van 1 juni, vooral ook omdat ik nog graag met de toezichthouders, de Consumentenbond en MKB Nederland van gedachten wil wisselen. Het is goed om de ideeën die in die kring leven in dit soort stukken mee te nemen. Als de Kamer mij niet te zeer vastpint op die datum van 1 juni, dan kan dat.

Ik zal ook bevorderen dat alle brochures van banken worden gebundeld en aan de Kamer worden toegezonden. Het punt van de vergelijkbaarheid dat de heer Wijn noemde, is natuurlijk van belang. Aan de andere kant kun je niet van individuele banken eisen dat ze de prijslijst of de valuteringspraktijk van andere banken ernaast zetten. Dat vind ik typisch iets voor de Consumentenbond, die zo'n vergelijkend warenonderzoek heel goed zou kunnen doen. Dan moeten de gegevens die de banken verschaffen wel op min of meer gestandaardiseerde en geüniformeerde definities zijn gebaseerd. Ik denk dat de folder van de NVB die er nu ligt, die vooral de begrippen definieert, wat dat betreft zinvol is.

Dan wil ik ook graag bezien of er mogelijkheden zijn om op het dagafschrift zelf relevante informatie te verschaffen. Wat betreft het kostenaspect wil ik toch een zekere slag om de arm houden. Mevrouw Giskes zei dat het een druk op de knop is en dat het in een kwartier gebeurd is. We gaan alleen van een guldenteken naar een euroteken en we delen alles door 2,20. Maar mevrouw Giskes weet ook wel dat het een zaak is die miljarden kost. Voordat ik dingen toezeg die te maken hebben met de ombouw van automatisering, wil ik mij toch nog even laten adviseren. In ieder geval neem ik die suggestie graag mee. Ik zal laten uitzoeken wat de mogelijkheden daarvan zijn. Ook het Belgische voorbeeld kan wellicht van nut zijn.

Wat mij betreft hebben we voor het zomerreces nog zeker een aantal ontmoetingen over een aantal belangrijke onderwerpen. Ik ben blij met de brede steun van deze Kamer voor dit wetsvoorstel. Ik hoop dat ook de Eerste Kamer meewerkt, zodat het spoedig in het Staatsblad kan staan en ik met de knuppel in de hand door consumentenland en bankenland rond kan lopen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de gegeven inlichtingen.

Ik stel voor, volgende week te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven