Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere onderwijswetten in verband met decentralisatie van de wachtgelduitgaven (Regeling decentralisatie wachtgelduitgaven bve) (25899).

(Zie vergadering van 10 juni 1998.)

De algemene beraadslaging wordt heropend.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Vorige week heeft de Kamer uitgebreid met de minister van Onderwijs gedebatteerd over de decentralisatie van de wachtgelden in de BVE-sector. Er zijn toen een aantal vragen opengebleven. De minister heeft toegezegd om voor de stemmingen nog met een brief naar de Kamer te komen om die problemen op te lossen. Die brief hebben wij ontvangen. Echter in die brief is er een bepaalde zinsnede die meer vragen oproept dan ze beantwoordt. Het gaat er bij deze korte heropening om, helderheid te krijgen over de passage in die brief. Daarin wordt gesteld dat, uitgaande van enerzijds een ingeschatte ontwikkeling van de wachtgelduitgaven en anderzijds de verwerking van een structureel, constant wachtgeldbudget in de lumpsum, een delta ontstaat ten opzichte van de genoemde 170 mln. Voor de dekking van de delta is dekking gezocht in de niet-wettelijke uitgaven. Deze middelen vallen eerst vrij indien de ROC's erin slagen deze daling van 25% van de wachtgelduitgaven te realiseren.

Voorzitter! Dit betekent dat aan het vrijvallen van de wachtgelden en aan het vrijvallen van het budget drie voorwaarden worden gesteld. De daling van 25% moet zijn gerealiseerd en als dat niet het geval is, valt het geld niet vrij en dat gebeurt ook niet eerder. Daar zit nu juist het probleem. In de reeksen in de brief wordt precies aangegeven welke reductie gerealiseerd moet worden in welk jaar. Naar de mening van de CDA-fractie betekent dit dat elke reductie in principe vrij moet vallen op het moment dat de reductie wordt gerealiseerd. Ik zal een voorbeeld geven. Er is 4,3 mln. in 1998, 8,5 mln. in 1999, oplopend tot 42 mln. in 2007. Dit betekent dat niet gewacht moet worden tot 2007 voordat het geld vrijvalt en ter beschikking komt van de sector. Ik hoor graag het definitieve en eensluidende oordeel van de minister over deze interpretatie.

Minister Ritzen:

Voorzitter! Het gaat hier om een misverstand dat is ontstaan door een toelichtende zin. Als vóór de zin had gestaan "met andere woorden", was het helder geweest. Het had er moeten staan, waarmee meteen alle kou uit de lucht is. Het was bedoeld als constatering. Het volledige bedrag valt pas vrij als de reductie van 25% is gerealiseerd. Dit laat volstrekt onverlet, zoals geldt voor elke andere zin in de brief, dat het totale budget van 161 mln., dus op het niveau van 1996, zo wordt toegevoegd. Als er dus minder dan 25% wordt gerealiseerd, is er minder vrijval, maar is nog steeds hetzelfde budget beschikbaar. Er zijn dus geen additionele voorwaarden. Mijn verontschuldigingen voor het misverstand dat is ontstaan door dit kleine zinnetje. Tegelijkertijd vond dit misverstand naar mijn mening voldoende tegenkracht in de ferme formuleringen elders. Ik kan mij overigens voorstellen dat de Kamer blij verrast was door de zeer genereuze opstelling die is gekozen door het ministerie en dat dit haar tot enig wantrouwen bracht.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Waarom is dan dat exacte bedrag van 25% genoemd? Op deze manier geldt het natuurlijk voor elke daling ten opzichte van bedragen die nu worden uitgegeven en niet pas bij 25%. Ook dat is verwarrend.

Minister Ritzen:

De delta in zijn volledige omvang is een bedrag en dat bedrag is gekoppeld aan de reductie van 25%. De vrijval is dus gekoppeld aan die 25%; er is geen sprake van een koppeling in inhoudelijke zin. Het bedrag dat instellingen vrij beschikbaar hebben, is het bedrag van de delta indien er 25% is gereduceerd. Het wordt dus minder als er minder dan 25% is gereduceerd en meer als er meer dan 25% is gereduceerd.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Dat is helder.

De heer Cornielje (VVD):

In het eerste antwoord dat de minister gaf op de vraag van mevrouw Van der Hoeven, hanteerde hij weer het bedrag van 161 mln., terwijl dat naar mijn mening 170 mln. moet zijn. Kan de minister dit bevestigen? Die 9 mln. kunnen de betrokkenen goed gebruiken.

Minister Ritzen:

Ik heb de brief niet bij de hand. Ik sprak over 1996 en ik herinnerde mij dat daarvoor 161 mln. stond. De bedragen die in de brief staan, wil ik nu als richtinggevend beschouwen en ik geloof dat daarin inderdaad voor 1997 het bedrag van 170 mln. als uitgangspunt wordt gehanteerd.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Wij komen er wel uit als wij doorgaan. Deze uitspraak houdt in dat voor het volgende jaar het bedrag vrijkomt dat in de eigen budgetreeks van de minister is opgenomen. Als de BVE-sector in staat is het bedrag dat voor 1998 of voor 1999 vermeld staat te bezuinigen, dan komt dat bedrag in het betreffende jaar vrij.

Minister Ritzen:

Zeker. Het totale bedrag is beschikbaar voor personeelsbeleid. Als men in staat is zonder een enkele wachtgelder rond te komen – eigenlijk zou dat best eens de moeite van het proberen waard zijn, hoewel het wat extreem is – dan komt het bedrag compleet vrij. Dat bedrag is ook opgenomen in de reeks.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter! Ik heb geen vraag aan de minister. Ik wil slechts een opmerking maken. Na deze beraadslaging kan de Eerste Kamer helemaal tevreden zijn.

Minister Ritzen:

Ik geloof niet dat een toevoeging mijnerzijds in het belang is van de behandeling aan de overkant.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen bij aanvang van de middagzitting over dit wetsvoorstel te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven