Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht (mensensmokkel) (24269).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Ik heb mijn bijdrage getiteld: De mens is voor zijn medemens een wolf. Straks wordt duidelijk wat ik daarmee bedoel.

In de Verenigde Staten is het duidelijk zichtbaar. Tussen Mexico en de zuidwestgrens wordt een extra hoog hek geplaatst om illegale mensen te weren. Mexicanen die op zoek zijn naar werk, trekken uit hun land naar Californië, op zoek naar een manier om te overleven. In eigen land zijn die mogelijkheden er amper. In Californië knappen veel illegale Mexicanen de vuile klussen op. Zonder goedkope, illegale arbeidskrachten zou de economie daar niet geolied meer draaien. Desondanks is in het conservatieve Orange County een tegenbeweging ontstaan. Criminaliteit, drugsgebruik, verloedering van het straatbeeld, de illegalen krijgen er de schuld van. Een aantal actieve burgers heeft de handen ineengeslagen en is campagne gaan voeren om illegalen uit te sluiten van de medische zorg en onderwijs, als eerste stap. Want het einddoel is om de illegalen het land uit te krijgen. Bij een referendum heeft die uitsluiting de meerderheid van de stemmen gehaald. Onder de voorstemmers zijn veel migranten, die zich door de illegalen bedreigd voelen. De rechter bestudeert nu of de referendumuitslag in strijd is met de grondwet.

Na het afbreken van de Berlijnse Muur was er even een euforische stemming in Europa. Onbegrensde mogelijkheden leken zich aan te dienen. Inmiddels kunnen wij constateren dat alle landen van West-Europa worstelen met hun houding ten opzichte van de internationale migratie. De mogelijkheden zijn wel degelijk begrensd. Gezamenlijk worden barrières opgeworpen tegen mensen die hun geluk in Europa willen beproeven, die hier een economische bestaansgrond zoeken. Rond Nederland wordt geen fysiek maar wel een juridisch hek geplaatst, evenals rond de Schengen-landen en rond de landen van de Europese Unie. Europa sluit zich af ter bescherming van de eigen economie. Er is grote werkloosheid. De etnische minderheidsgroeperingen in Europa hebben overal een slechte positie op de arbeidsmarkt en niet alleen op dat gebied. Dat is reden voor de democratieën om zich uit te putten in het bedenken van maatregelen om de positie van de eigen bevolking te versterken. Dat betekent dat economische migratie zoveel mogelijk wordt tegengegaan.

Naarmate het juridische hek rond Nederland wordt opgetrokken en legale migratie alleen maar mogelijk is via een detectiepoortje, groeit de illegale immigratie. Een voorbeeld daarvan zien wij dagelijks in de grote steden. Wanneer het "confectieteam" een naai-atelier binnenvalt, en de aangetroffen illegale werknemers het land uitzet, wordt elders in de stad een nieuw atelier geopend. Illegale kandidaten genoeg voor het onderbetaalde werk. En wij, de legale mensen, kopen maar al te graag deze goedkope, maar besmette kleren. Een ander voorbeeld. Asielzoekers die in één van de aanmeldcentra zijn afgewezen in de versnelde procedure, hebben geen recht op opvang. Geen recht op opvang is politieke taal voor: zij komen op straat te staan. Wij hoeven ons geen illusies te maken. Een deel van deze mensen, uitgesloten van elke voorziening, verdwijnt in de illegaliteit. Ze verkiezen een ongewis bestaan boven een zeker bestaan van armoede en perspectiefloosheid in het land van herkomst.

De groep van uitgeprocedeerde asielzoekers, die om technische of beleidsmatige redenen niet naar het land van herkomst wordt teruggestuurd, is groot en groeiend. Eén centrum in Ter Apel is een symbolische daad van de overheid om de eigen machteloosheid te kanaliseren. Ter Apel is een sluitstuk van de asielprocedure, met talloze argumenten overigens goed te beredeneren. Maar het blijft een kamp der hopelozen, een symbool van onmacht van de Nederlandse en Europese migratiepolitiek.

Vandaag staan de verscherpte maatregelen tegen mensensmokkel op het menu. Het is, zoals met zoveel maatregelen op dit vlak, een volgende stap in het beleid van beschermen en afhouden. Het beleid is doordacht en logisch, zeker wanneer je als uitgangspunt neemt dat er al problemen genoeg in Nederland zijn en dat wij moeten opkomen voor de mensen die toestemming hebben om in ons land te wonen. Het is ons goed recht om onze eigen mensen, met welke huidskleur dan ook, allochtoon of autochtoon, te beschermen.

Maar soms bekruipt mij de twijfel. Soms 's nachts, als ik in bed lig, vraag ik mij weleens af: wat voor migratiepolitiek voert het rijke Westen eigenlijk? Is die migratiepolitiek geen struisvogelpolitiek? Steken wij niet de kop in het zand, wanneer wij denken dat wij er zijn, wanneer wij onze maatschappij relatief op orde hebben? De problemen aan de andere kant van de wereld worden er niet minder door, terwijl wij legale migratie goeddeels hebben afgeremd. De armoede, de honger, de afhankelijkheid, de gewelddadige conflicten, ze lijken zich bijna allemaal af te spelen ver weg, te bekijken via de journaals of CNN; in regio's waar mensen op de vlucht slaan, waar mensen proberen weg te komen in de hoop op een menswaardige toekomst elders. Soms vraag ik mij af: hoelang kan het rijke Westen zo doorgaan? Wanneer komt het moment dat de rest van de wereld, dat zoveel groter en perspectieflozer is, het niet meer pikt en een deel van de welvaart komt opeisen?

Terug nu naar de mensensmokkel. Na de reactie van de regering op de inbreng van de Kamer is er één spanningsveld bij dit onderwerp wat mij in het bijzonder bezighoudt. Wij willen de mensensmokkelaars aanpakken. Zij verdienen "goud geld" aan de wanhoop van anderen. Gemiddeld betaalt een asielzoeker zo'n ƒ 7000 om naar Nederland te worden gesluisd. Ook al maakt hij geen schijn van kans en wordt hij weer naar het land van herkomst teruggestuurd, maar dan berooid; een gezichtsverlies voor het thuisfront. Het is hartverscheurend om te zien hoe graag men hier wil blijven en tegelijk hoe kansloos het asielverzoek is, gelet op onze regels. De mensensmokkelaars kennen onze regelgeving. De organisaties zijn goed en snel op de hoogte van elke verandering die wij doorvoeren. En toch blijven ze maar mensen naar Nederland smokkelen, vaak tegen beter weten in. Het is big business, als er maar geld in het laatje komt. En tegelijkertijd stralen onze statistieken het geruststellend beeld uit: weer minder aanmeldingen dit jaar, en meer uitzettingen. De mens is voor zijn medemens een wolf.

Maar hoe zit het nu met die vluchteling uit bijvoorbeeld Irak, die voor zijn leven moet vrezen omdat Saddam Hussein de kolder in de kop heeft, en die niet zonder hulp van buitenaf kan ontsnappen? Ten einde raad wendt hij zich tot iemand die deel uitmaakt van een professionele organisatie in mensensmokkel, ook al kost dat hem en zijn familie een vermogen. Dankzij die organisatie weet hij naar Nederland te vluchten. Zonder de mensensmokkelaars was hij misschien ten dode opgeschreven. Wat gebeurt er als wij mede als gevolg van deze nieuwe wetgeving effectiever tegen dit soort organisaties optreden? Hoeveel vluchtelingen kunnen dan hun land niet meer uit? Hoeveel vluchtelingen zijn dan overgeleverd aan de klauwen van de machthebbers in hun land?

Dit zijn zo maar wat vragen die bij mij opkwamen toen ik de stukken las. Het wetsvoorstel zit logisch in elkaar, het is consequent, het past in het restrictief toelatingsbeleid, het is te rechtvaardigen, er is op zichzelf niks mis mee, maar toch... De vragen blijven en ik hoop dat de staatssecretaris en de minister daar een antwoord op kunnen geven.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Ik spreek deze bijdrage uit mede namens de fracties van de SGP en het GPV.

Voorzitter! Mensensmokkel lijkt een groeimarkt te zijn voor de georganiseerde criminaliteit, zeker nu het steeds moeilijker wordt om zich langs legale weg te vestigen in het Westen, lijkt de mensensmokkel een booming business. Over aard en omvang van de mensensmokkel is nog veel onbekend, maar wat wij erover weten, is sprekend genoeg. Meer dan 30% van de hier aankomende asielzoekers – zo blijkt uit de stukken – heeft ons land via mensensmokkel bereikt; reden voor de bewindslieden om de aanpak daarvan te bestempelen als een essentieel onderdeel van de beheersing van de migratiestromen. Dat is nogal wat.

Asielzoekers uit vele landen, met name Iran wordt genoemd, betalen duizenden guldens, soms tot ƒ 25.000, voor een ticket naar het Westen; een ticket dat ook nog eens vaak onbetrouwbaar is. Ook deze misdaad loont kennelijk, en niet zo'n beetje ook. Genoeg reden om eens te kijken of de huidige strafbaarstelling nog wel voldoet, lijkt mij. Toch moeten wij ons wel bedenken – in de schriftelijke voorbereiding kwam dat al tot uitdrukking – dat mensensmokkel een fenomeen met twee gezichten is.

Enerzijds kan een en ander zijn ingegeven door min of meer ideële motieven. Vluchtelingen worden dan geholpen om elders een goed heenkomen te zoeken. Wie zich op die wijze met mensensmokkel bezighoudt, verdient natuurlijk geen straf. In het wetsvoorstel wordt daarmee ook rekening gehouden. Over de wijze waarop, kom ik straks nog te spreken.

Anderzijds – en dat is al van alle tijden – valt heel vaak te constateren dat mensen misbruik maken van de nood van de ander en proberen uit mensensmokkel een slaatje te slaan, en niet alleen dat, er zijn er zelfs die min of meer hun beroep van de mensensmokkel maken of, in het verlengde daarvan, van mensenhandel. Dergelijke lieden of organisaties komen al heel dicht bij de klassieke ronselaar. Dan staat niet het vluchtverhaal van de vluchteling centraal, de nood van de ander, maar de winst van de mensensmokkelaar. De activiteiten van die persoon beperken zich dan al lang niet meer tot de "zuivere" vluchteling, maar tot iedereen die zijn heil elders wil zoeken, maar daarvoor geen legale wegen open ziet staan.

Juist mensensmokkel van die laatste categorie kan heel gemakkelijk ontaarden. Mensen wordt een nieuw bestaan elders voorgespiegeld; er worden gouden bergen beloofd. Door op zichzelf respectabele motieven gedreven om elders een beter bestaan te verwerven, gaan veel mensen daarop in, om uiteindelijk in de illegaliteit te belanden, aan de onderkant van de arbeidsmarkt of, erger nog, in de prostitutie. Een dergelijke mensensmokkel ontaardt daarbij niet zelden in regelrechte mensenhandel, bijvoorbeeld als het om vrouwen en kinderen gaat.

Zeker dit soort van mensensmokkel verdient krachtige bestrijding. Het huidige artikel in de wet verschafte daartoe onvoldoende instrumenten, zo motiveren de bewindslieden het wetsvoorstel. De sanctie was licht en de mogelijkheden om dwangmiddelen in te zetten, ontbraken. Daarmee lijkt mij de aanscherping van artikel 197a Wetboek van Strafrecht afdoende onderbouwd.

Bij dit delict moeten wij overigens wel onderscheiden dat de gesmokkelde persoon zelf op grond van deze bepaling niet strafbaar is, evenmin als bijvoorbeeld de met behulp van anderen ontsnapte gevangene strafbaar is. Het gaat erom, meer of minder criminele smokkelaars aan te pakken. Asielzoekers zelf rest de normale procedure. Toch heeft het een wel iets met het ander te maken. Alleen de echte vluchteling kan immers aanspraak maken op toegang tot ons land.

Voorzitter! Onze fracties steunen dit wetsvoorstel. Ik heb wel nog enige vragen. Zoals gezegd, betreft het niet altijd mensensmokkel door criminelen. Is bij benadering aan te geven in welke mate ideële mensensmokkel plaatsvindt, welk deel de ideale smokkel uitmaakt van het totaal? Is er een nadere aanduiding te geven van de criminele organisaties die zich hiermee bezighouden? Zijn dat vooral Oosteuropese misdaadclubs of is dat beeld geschakeerder? Hoe vaak gaat het om kinderen? Is daar enig zicht op? In de stukken is er sprake van de AMA's, de alleenstaande minderjarige asielzoekers. Gaat het dan vooral om mensensmokkel of ook om mensenhandel? Kan daarop nader worden ingegaan?

Voorzitter! Ik heb een opmerking over de voorgestelde verhoging van de strafbedreiging voor de gekwalificeerde vorm van mensensmokkel, begaan door een persoon die daarvan een beroep of een gewoonte maakt of begaan in vereniging door meerdere personen, het derde lid van het artikel. Een belangrijk motief om voor dit delict de strafbedreiging op te trekken naar acht jaar is dat het daarmee onder de reikwijdte van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht komt, de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen. Wat doen wij met de gekwalificeerde mensensmokkel van het tweede lid, te weten begaan in de uitoefening van enig beroep of ambt? Uit de discussie van vorige week over de definitie van opsporing leid ik af dat in de visie van het kabinet op zo'n individuele mensensmokkelaar niet pro-actief gerechercheerd zou mogen worden. Valt er dan niet een gat, doordat bijvoorbeeld een Schiphol-medewerker noch pro-actief noch over de band van artikel 46 zal kunnen worden aangepakt? Wil de minister hierop reageren?

Voorzitter! Het is mij opgevallen dat het bestanddeel winstbejag in veel gevallen niet kan worden aangetoond. Ik begrijp dat ervan is afgezien om dit bestanddeel te schrappen. Ook in de reactie op het verslag blijft de minister bij die keuze. Ik besef wel dat artikel 197a zoals het thans luidt, met opzet zo is geformuleerd, dat de zogeheten mensensmokkel vanuit louter ideële motieven niet met straf wordt bedreigd. Op zichzelf kan ik zeker met deze redenering instemmen. Zou het bestanddeel winstbejag worden geschrapt, dan zou, als ik het goed zie – als het niet zo is, hoor ik het graag – ook het verlenen van kerkasiel, hoe men daar ook over moge denken, onder het bereik van artikel 197a worden gebracht. De minister acht het bestanddeel winstbejag na wijziging van het artikel geen grote hinderpaal meer voor een adequate bewijsvoering. Toch meen ik mij te herinneren dat bij de herziening van de bepaling inzake heling dit bestanddeel ter wille van een eenvoudiger rond te krijgen bewijsvoering wel is geschrapt. Waar zit hem dan precies het verschil? Nu het bestanddeel in het artikel blijft staan, zal toch al gauw moeten worden aangetoond dat het niet om incidenten gaat. Op het moment dat dat is vastgelegd, is het immers des te aannemelijker dat daadwerkelijk winstbejag in het spel is.

Anderzijds is aan de hand van de uitleg die de minister geeft aan de functie van het bestanddeel winstbejag toch wel weer wat te zeggen voor handhaving. De vraag is of het doel, het buiten schot houden van de ideële smokkelaar, niet langs een andere weg bereikt zou kunnen worden, bijvoorbeeld door middel van een schuldigverklaring met ontslag van rechtsvervolging. Kortom, ik ben er op dit punt nog niet helemaal uit. Daarom zou ik ter zake graag een nadere reactie van de minister krijgen. Ik hoor tevens graag wanneer wij het plan van aanpak van het openbaar ministerie tegemoet kunnen zien en wanneer het definitieve rapport van het "sluisteam" wordt verwacht.

Voorzitter! Tot slot enkele vragen over de internationale context. Volgens de toelichting in de nota naar aanleiding van het verslag zit het, zeker formeel, met die internationale samenwerking wel goed. Maar bij internationale samenwerking gaat het ook om samenwerking "op de werkvloer". En daar heeft men te maken met cultuurverschillen, verschillende methoden van werken, maar ook met het feit dat het ene land zich liberaler opstelt dan het andere, en bijvoorbeeld de regels stringenter uitlegt dan het andere. In hoeverre beïnvloedt dit soort aspecten – ik denk daarbij aan het asielbeleid – de samenwerking? Als er sprake is van een negatieve beïnvloeding, wat gebeurt daar dan aan?

Ik heb overigens signalen opgevangen die erop wijzen dat de informatie-uitwisseling met en tussen de buitenlandse opsporingsdiensten bepaald niet vlekkeloos verloopt. Vandaar mijn volgende vraag. Heeft die richtlijn van 1 januari 1995 in de praktijk inderdaad geleid tot een betere uitwisseling van informatie over mensensmokkel, of is daar nog veel te doen?

Er is veel te zeggen over de preventie. Ik beperk mij nu kortheidshalve tot de samenwerking op Schengen-gebied. Uit informatie die tot ons is gekomen over de visaverlening aan personen die uit landen komen die uit het oogpunt van bestrijding van mensensmokkel bijzondere aandacht verdienen, blijkt dat niet alle Schengen-landen één lijn trekken, of de visumaanvraag met voldoende zorgvuldigheid toetsen. Zo kan het gemakkelijk voorkomen dat wie in het ene Schengen-land geen visum krijgt, via het andere land binnenkomt. Kortom, ook op dit punt is enige coördinatie wel wenselijk. Een zorgvuldige toetsing kan hier in preventief opzicht zeker goede diensten verlenen.

Mevrouw Van der Stoel (VVD):

Voorzitter! Om met de deur in huis te vallen: voor de VVD-fractie is mensensmokkel en -handel – die twee liggen wel heel erg in elkaars verlengde – een walgelijke activiteit. Het is ook een aantasting van menselijke waardigheid of van, zoals wij het in de Grondwet hebben genoemd, de menselijke integriteit. Hierdoor wordt de mensen ook hun zelfbeschikkingsrecht ontnomen. Daar kom ik straks op terug.

Voor alle duidelijkheid geef ik aan dat de VVD-fractie instemt met de verhoging van de strafmaat maar graag wil afspreken dat wij over zo'n anderhalf à twee jaar in de Kamer weer met elkaar spreken om te zien of de verhoging van de strafmaat en de wijzigingen die als doel hebben dat ook voorlopige hechtenis mogelijk wordt, ook inderdaad de resultaten afwerpen die wij voor ogen hebben. Het moet in ieder geval helder zijn dat Nederland zich niet wil lenen voor deze moderne versie van slavernij. Het is opvallend om te zien hoe weinig aandacht er in de samenleving bestaat voor dit onderwerp, terwijl je, als je zoals ik woordvoerder voor ontwikkelingssamenwerking bent, nog weleens om de oren wordt geslagen met het verleden van Nederland als het gaat om transport en soms ook handel van slaven. Daarentegen komen er wel verzoeken om mensen die via smokkel in Nederland komen, toch in Nederland te laten blijven. Voor de VVD-fractie is het helder dat degene die om die redenen zou zeggen dat iemand maar in Nederland moet blijven, eigenlijk een bijdrage levert aan de kwalijke praktijken van de smokkelaars.

Blijkens de thans bekende, reeds geciteerde gegevens komt minstens 30% van de asielzoekers via smokkel binnen. In een groot aantal gevallen verdwijnen mensen met behulp van vervalste papieren in de prostitutie, de drugshandel en andere vormen van criminaliteit, niet zelden via afpersing, dwang en geweld. Ter voorbereiding van dit debat las ik nog eens bijlage XI van het enquêterapport, waarin met heel concrete gegevens op dit onderwerp wordt ingegaan. De informatie daarin wijkt af van de informatie in de nota naar aanleiding van het verslag. In de nota staat dat het gaat om bedragen van tussen de ƒ 5000 en de ƒ 25.000, terwijl in bijlage XI van het enquêterapport sprake is van ƒ 75.000 tot ƒ 100.000. In het rapport lees je ook dat er op de Wallen sprake is van ongeveer 56 nationaliteiten en 757 prostituées, waarvan 549 illegaal. Ik zal niet verder ingaan op de zaken die de heer Fijnaut helemaal heeft uitgezocht, maar wie dat leest, kan niet over zijn kant laten gaan hoe mensen in de prostitutie verzeild raken en hoe moeilijk het in een aantal gevallen is om daar weer uit te komen. Het kabinet zegt dat het best Pluk-ze-wetgeving zou willen toepassen, maar het constateert ook dat een aantal handelaren – eigenlijk weten wij niet eens hoe groot dat aantal is – vreemdelingen zijn en soms uit landen afkomstig zijn waar Nederland geen rechtshulp- of uitleveringsverdragen mee heeft. Dat bemoeilijkt de vervolging. Ik vraag het kabinet daarom of het zich alsnog wil inzetten om ook met die landen tot verdragen te komen.

In de schriftelijke antwoorden schrijft het kabinet dat Schiphol de speciale belangstelling van de VVD-fractie heeft. Dat is waar; het is een aanvoerhaven. Wij zien overigens dat ook Parijs een rol speelt als aanvoerhaven, maar dat is een detail en hoort bij een andere discussie. Er is alle aanleiding om stil te staan bij hoe het op Schiphol gaat. Ook daar zegt bijlage XI van het enquêterapport het nodige over. Men betwijfelt in het rapport of het wel goed mogelijk is – en of er alles aan gedaan wordt – om op Schiphol de 45.000 medewerkers van de verschillende bedrijven afdoende te controleren en om pasjes te maken die niet te vervalsen zijn en die alleen daar toegang bieden waar dat bedoeld is. Met onze instemming gaat Schiphol, onder voorwaarden, nu uitbreiden. Er is dus alle reden om stil te staan bij hoe het er op Schiphol aan toegaat. Wij vragen het kabinet dan ook waarom de observatieteams op Schiphol niet worden uitgebreid. Het is gebleken dat dat een effectief middel is. Enkele kamerleden hebben een werkbezoek aan Schiphol gebracht en zijn meegelopen met die observatieteams. Daarbij is heel duidelijk geworden dat uitbreiding van de observatieteams een effectief middel is. Waarom gebeurt dat dan niet?

Mijn laatste onderwerp is de noodzaak van samenwerking tussen de verschillende departementen om de handel te bestrijden. Ik denk daarbij zeker ook aan de rol die Buitenlandse Zaken kan spelen. Bij een aantal buitenlandse bezoeken is mij gebleken dat er op ambassades heel verschillend wordt gedacht over wat de rol van ambassades zou moeten zijn. Er zijn ambassades die bij visumverlening nagaan of de aangereikte gegevens kloppen. Ik kan best naam en toenaam noemen. De Nederlandse ambassade in Delhi doet dat bijvoorbeeld. Dat betekent dat de visumambtenaar vanuit Delhi bijvoorbeeld naar Madras reist om te controleren of de aangereikte gegevens juist zijn, of het niet gaat om vervalste gegevens en of mensen zich niet hebben uitgegeven voor andere mensen. Dat soort situaties komt voor. Er zijn echter ook ambassades die zeggen dat zij er zijn om de Nederlandse belangen voor het voetlicht te brengen, om de handelspolitiek te stimuleren en om politiek op de hoogte te blijven van wat er in het land speelt. Zij vinden dit een typische justitiezaak, waar het departement van Justitie over gaat en zij vinden dat zij daar geen taak in hebben. Ik vraag het kabinet toch om ervoor te zorgen dat er niet alleen met één mond wordt gesproken, maar dat er ook op een unanieme manier wordt gehandeld. Ambassades kunnen een bijdrage leveren en zij zouden dat wat ons betreft ook moeten doen.

Opperwachtmeester Peters zegt in het Rotterdams Dagblad van 18 november 1995 dat in mensenhandel nu meer te verdienen is dan in drugshandel. De VVD-fractie hoopt dat de verhoging van de strafmaat bijdraagt aan de beeldvorming dat Nederland mensenhandel hard aanpakt.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! Mensensmokkel is veel omvangrijker dan vaak wordt gedacht. Het is een groeimarkt voor georganiseerde criminaliteit. Het is al gezegd. Schattingen, zelfs voorzichtige, wijzen erop dat een derde deel van de jaarlijkse instroom van asielzoekers wordt gesmokkeld. Het gaat om grote aantallen en waarschijnlijk ook tamelijk omvangrijke organisaties. De CDA-fractie vindt de praktijken van smokkelorganisaties onaanvaardbaar. Het is maatschappelijk onaanvaardbaar als organisaties zich verrijken en daarbij de wet overtreden ten koste van anderen die hierdoor wellicht uitgesloten worden van noodzakelijke opvang. Het voorkomen van illegaliteit heeft voor de CDA-fractie dan ook hoge prioriteit.

Mensen die misbruik maken van anderen en hen tegen hoge bedragen en onder valse voorwendselen naar Nederland smokkelen, verdienen naar onze mening een zware straf. Het huidige artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht is naar onze mening dan ook zeker niet meer toereikend voor de ernst van het delict. De straf is echt te licht, zeker als die wordt afgezet tegen enerzijds de maatschappelijke belangen die zijn gediend met de beheersing van migratiestromen en anderzijds het financieel lucratieve karakter van het delict. De ingezette lijn tot verhoging van de maximale straf voor het basisdelict heeft dan zeker ook onze steun. Het maakt het ook mogelijk om andere wettelijke dwangmiddelen te gebruiken bij onderzoeken, zoals voorlopige hechtenis en het aftappen van telefoons. De kansen op een succesvolle opsporing en vervolging van het delict mensensmokkel worden naar mijn mening dan ook aanzienlijk vergroot.

Toch denken wij dat de strafmaat, naar analogie van de wetgeving inzake de mensenhandel, nog wat verder aangepast zou kunnen worden. Ofschoon wij inzien dat de strafmaat, zeker als het om meer personen in vereniging gaat, in overeenstemming is met het buitenland, begrijpen wij nog niet helemaal waarom die voor het basisdelict lager moet liggen dan in het buitenland. Mijn vraag is dan ook of het niet onverstandig is dat de strafmaat voor het basisdelict lager ligt dan in het buitenland. Zeker waar het een internationaal delict betreft, lijkt er toch geen enkele reden om op dat punt af te wijken van omringende landen. Belangrijker nog lijkt ons de analogie met het onlangs gewijzigde wetsvoorstel betreffende de mensenhandel. Wij menen dat dit relevanter is dan het argument van het buitenland.

Het Nederlandse strafrecht voor mensenhandel is onlangs op basis van argumenten en uitgebreid onderzoek aangepast. Mijn fractie denkt dat een vergelijkbare strafmaat bij het in deze wet genoemde delict past. Wij hebben dan ook een amendement ingediend op stuk nr. 6. In beide gevallen gaat het namelijk om het verdienen van grof geld aan het leed van anderen. Daar komt nog bij dat naar ons idee ook het opsporingsonderzoek zeer wordt vergemakkelijkt, omdat voorlopige hechtenis toegepast kan worden zonder bijkomende omstandigheden. Mensen kunnen dan dus niet gemakkelijk naar het buitenland verdwijnen, terwijl het onderzoek nog loopt.

De heer Dittrich (D66):

In de toelichting op het amendement staat dat zonder meer voorlopige hechtenis kan worden toegepast door de straf van vier naar zes jaar te verhogen, zonder dat er sprake is van bijkomende omstandigheden. Is dat juist? Het is immers altijd een individuele toets, als je een verdachte voor je hebt. Dat wil toch niet zeggen dat er per definitie voorlopige hechtenis wordt toegepast als er een strafbedreiging is van zes jaar of meer?

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Daar heeft de heer Dittrich gelijk in. Die strafverhoging voor mensenhandel is er ook om niet al die bijkomende omstandigheden die in artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering staan, te hoeven toepassen. Wij zien dus een vergelijkbaarheid van het delict en vanuit die redenering hebben wij gedacht dat de strafmaat ook vergelijkbaar moet zijn. Dan heb je ook de opsporing en de argumenten daarvoor zijn naar voren gekomen in het mensenhandeldebat. Dan heb je gewoon meer mogelijkheden.

De heer Dittrich (D66):

Verwacht u dat voorlopige hechtenis op basis van zes jaar in plaats van vier jaar dan ook meer zal worden toegepast?

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Ik verwacht inderdaad dat deze straf gemakkelijker gebruikt zal worden, maar ik verneem graag nog de reactie van de regering op dit punt. Maar inderdaad hebben wij op basis van die verwachting ons amendement ingediend, maar ook in verband met de vergelijkbaarheid met wat er op het punt van de mensenhandel is besproken en het onderzoek dat ten grondslag heeft gelegen aan deze strafmaat.

Ik verzoek de bewindslieden ook nog in te gaan op de hele aanpak van deze vorm van criminaliteit. Daarover zijn eigenlijk nog relatief weinig meningen gewisseld. Is het iets voor de kernteams of voor de regio's? En is er ook een standpunt van het college van PG's over de gewenste aanpak? Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Rouvoet, wanneer het plan van aanpak en het rapport van de "sluisteams" zullen verschijnen.

Voorzitter! Ik rond mijn betoog af. Wij vinden deze wet een belangrijke stap vooruit, maar de strafmaat zal nog aangepast moeten worden aan de strafmaat bij mensenhandel. Dat dit nodig is, blijkt wel uit het resultaat van onderzoek, namelijk dat een belangrijk deel van de instroom van asielzoekers wordt gereguleerd door activiteiten van mensensmokkelaars. Maar bovendien blijkt uit onderzoek dat er organisaties zijn die de binnengesmokkelde asielzoekers in natura laten betalen door hen, al dan niet onder dwang, in te zetten bij het plegen van inbraken, afpersingen en het vervoer van verdovende middelen of gestolen voertuigen. Het gaat om organisaties die wat ons betreft een ernstige bedreiging van de rechtsorde vormen. Dit moet aangepakt worden door verhoging van de strafmaat. Dat dit alleen niet voldoende is, moge ook duidelijk zijn.

Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Moeten vluchten uit je land is voor iedereen vreselijk, denk ik. Het zijn ongetwijfeld stuk voor stuk menselijke drama's. En zelfs als het gaat om degenen die om economische redenen vluchten en die hier niet toegelaten worden. Land, familie en vrienden verlaten omdat je een nieuw en beter leven wilt opbouwen, dat hebben ook veel Nederlanders gedaan. Zij gingen dan bijvoorbeeld naar Canada of Nieuw-Zeeland. Nu willen anderen hierheen komen, maar wij laten hen niet toe. Dat kan niet, omdat het het draagvlak voor het vluchtelingenbeleid zou ondergraven. Wij laten natuurlijk wel degenen toe die in hun land van herkomst worden bedreigd met vervolging en dergelijke. En ook dan is er telkens weer sprake van een menselijk drama.

Van al die nood wordt door een aantal mensen misbruik gemaakt. Waar verblijf in een veilig of rijk land een schaars en fel begeerd goed is, kan er een hoge prijs voor worden gevraagd. En dit gebeurt dan ook. De verhalen zijn schrijnend. Mensen worden overreed hun veelal schamele bedoeninkje te verkopen, omdat hun gegarandeerd wordt dat een reis naar en een verblijfsvergunning voor een ver, veilig en/of rijk land geregeld is. Mensen die op zo'n manier aan de ellende van anderen verdienen, mogen streng gestraft worden. Het cynisme viert bij mensensmokkel hoogtij. Niet de menselijke nood, maar het eigen gewin staat voorop. Behalve dit morele aspect, dat tot uitdrukking komt in het verhogen van het strafmaximum, is er ook het praktische punt van het kunnen toepassen van de dwangmiddelen. Wij steunen dit wetsvoorstel dus van harte.

Het is goed om te onderstrepen dat individuele toetsing van vluchtverhalen gehandhaafd wordt, ook als mensen hier zijn gekomen met hulp van smokkelaars. Hoe verwerpelijk deze smokkel ook is, er is toch ook een lastige paradox. De heer Dittrich wees er al op. Veel mensen zijn er namelijk wel van afhankelijk. Niet minder dan 30% van de asielzoekers in ons land schijnt volgens onderzoek van de IND-dossiers door middel van mensensmokkel hierheen gekomen te zijn. Het is de vraag, welk deel van die 30% uiteindelijk een verblijfstitel heeft gekregen, dus hoeveel bonafide asielzoekers er uiteindelijk op deze manier in ons land terechtkomen en hoeveel mensen door smokkelaars verlokt worden en ons land ook weer moeten verlaten, wat het drama nog groter maakt. Het lijkt mij echter dat er aan deze paradox niet te ontkomen is. VluchtelingenWerk stelt voor geen prioriteit te geven aan het vervolgen van mensensmokkelaars, maar eerlijk gezegd vind ik dat een halfslachtige oplossing. Je kunt iets niet ten gronde verwerpen en er tegelijkertijd maar niets aan doen. Maar de paradox blijft wel, want je kunt er ook van afhankelijk zijn. Ik kom er eigenlijk niet zo goed uit, dus als het kabinet er nog een verhelderende gedachte over heeft, houd ik me aanbevolen.

Mevrouw Van der Stoel (VVD):

Mevrouw Kalsbeek wees op de paradox. Ik neem aan dat zij als woordvoerder voor het enquêtebeleid het onderdeel heeft gelezen dat uitwijst dat mensen met afpersing worden geconfronteerd, in de prostitutie verdwijnen en daar met dwang en geweld te maken krijgen. Ik maak het niet dramatischer dan het is, ik citeer het enquêterapport. Maakt dat de paradox voor haar groter of kleiner?

Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):

Uw voorbeelden hebben betrekking op mensenhandel en nu gaat het om smokkel. Het gaat erom dat mensen uit het land van herkomst via slinkse wegen worden geholpen en ze in een nieuw, ver en vaak rijk land worden gebracht. Hier wordt als het ware de transportondernemer aangepakt en niet degene die winst maakt op mensen die zich laten prostitueren op de Wallen. Het is allemaal vreselijk, maar er zit een akelige paradox in het gegeven. Mensensmokkel is een abject iets. Hoe verzint iemand het om iets te willen verdienen aan mensen die er slecht aan toe zijn en uit hun land moeten vertrekken? Zo'n gedachte is moreel verwerpelijk. Een aantal vluchtelingen echter, met name Iraniërs, is afhankelijk van mensensmokkel. Het zit daar potdicht. Ze moeten mensen, die hier helaas beter van worden, gebruiken om uit het land weg te komen. Ik ben niet voor de oplossing van VluchtelingenWerk, dat voorstelt om deze reden geen prioriteit te geven aan het vervolgen van mensensmokkelaars. Dat gaat te ver, omdat het moreel verwerpelijke bij mij overheerst. Ik zie echter wel dat er een probleem achter zit. Dat probleem wilde ik hier voorleggen, zonder dat ik overigens een oplossing weet.

Mevrouw Van der Stoel (VVD):

Overigens komen bij mijn voorbeelden ook deze combinaties voor. Het is niet te scheiden en in duidelijke hokjes in te delen.

Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):

Mensenhandel is een apart delict. Op pagina 8 in de nota naar aanleiding van het verslag worden activiteiten genoemd van het LCIDO. Richt zich de analyse van de gegevens ook op de vraag welke mensen uiteindelijk een verblijfstitel krijgen? Er wordt in 28 zaken, waarvoor thans een strafrechtelijk onderzoek loopt, onderzocht waar die gesmokkelde vreemdelingen blijven. Is de IND in staat om, als er gevallen van mensensmokkel worden geconstateerd of vermoed, dit door te geven aan het OM? Gebeurt dit ook? Is daar een standaardprocedure voor? Het zou me niet verbazen als het in het plan van aanpak staat, maar misschien kan hierover nu al wat gezegd worden.

In de nota naar aanleiding van het verslag is een indrukwekkende lijst van maatregelen genoemd ter voorkoming, opsporing en bestrijding van mensensmokkel. Ook de internationale samenwerking is van groot belang. In de effectiviteit van deze maatregelen kan waarschijnlijk nog geen inzicht worden gegeven, maar de Kamer is hierin zeer geïnteresseerd.

Het plan van aanpak betreffende de mensensmokkel van het OM heeft de Kamer nog niet bereikt. Wanneer kunnen we dat verwachten? Er bereiken mij berichten dat visa die op de ambassade verkregen moeten worden, vaak aan bemiddelaars worden verstrekt. De verhalen luiden dat een bemiddelaar met een stapeltje paspoorten van bijvoorbeeld 20 jonge vrouwen komt en dat hij dan de visa krijgt. Je kunt op je klompen aanvoelen dat dit geen bonafide onderneming kan zijn. Gebeurt dit inderdaad? En hoe wordt hiermee omgegaan? Deze vraag sluit aan bij die van mevrouw Van der Stoel over de ambassades.

Ik sluit mij ook aan bij de vraagstelling van de heer Rouvoet in verband met de pro-actieve opsporing. De individuele mensensmokkelaar zou, als we de definitie van opsporing volgen van het kabinet, niet pro-actief "berechercheerd" kunnen worden. Hij valt echter ook niet onder het delict "voorbereidingshandelingen". Dit is een mooi voorbeeld om eens te testen wat in de praktijk de aanbevelingen van de enquêtecommissie en het standpunt van het kabinet daarover betekenen.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Het zal niet moeilijk te raden zijn dat de CD-fractie zich kan vinden in dit wetsvoorstel om een strafmaat te verzwaren, in dit geval voor mensensmokkel. Dit neemt niet weg dat de CD niet vindt dat er nu ineens sprake is van een krachtdadig regeringsbeleid. Zoals zo vaak het geval is, is het ook in dit geval meer een aanhollen achter de feiten. Mensensmokkel vindt allang plaats, op zeer grote schaal. De CD vindt de schatting van 30% buitengewoon laag, vooral omdat het een internationaal verschijnsel is.

De regering en de grote politieke partijen, die hier ach en wee klagen, hadden natuurlijk kunnen voorzien dat dit verschijnsel zich zou kunnen voordoen. Hoe hadden zij het anders gedacht, als wij asielzoekers binnenlaten met valse of zelfs zonder papieren? Eenvoudiger kun je het criminele organisaties niet maken. Hoe hadden de grote partijen het gedacht, toen zij indertijd tevergeefs bij staatssecretaris Kosto aandrongen op het aanspreken van de KLM, die vliegtuigstoelen via malafide reisbureaus verkoopt? Mevrouw Kalsbeek mag zich hier vreselijk sterk uitspreken over iedereen die eraan verdient, maar de eigen KLM verdient eraan. Daar had zij dus wat eerder achter moeten komen dan vandaag. Dat de Kamer er vandaag wat aan doet, wil zeggen dat het verschijnsel steeds meer de pan uit rijst.

De CD-fractie denkt dat er vooral een internationale aanpak moet zijn om de malafide reisbureaus te benaderen. Een hele tijd geleden hebben wij gezien dat zelfs terroristen op Sri Lanka, de Tamil-tijgers, in het bezit kwamen van Nederlandse ontwikkelingsgelden en deze gelden deels gebruikten voor vluchten van gestrande Tamil-tijgers naar Nederland. Hetzelfde gold voor vrijheidsstrijders in Afrika, die als zij in problemen kwamen, met een briefje op zak liepen met een adres in Utrecht om zich als student te laten inschrijven. Dat krijgen die mensen natuurlijk niet zomaar. Daar zitten hele organisaties achter. Naar de mening van de CD zijn het allemaal grote, al dan niet malafide, organisaties die aan de grote migratiestromen verdienen.

Als de stroom van mensensmokkel moet worden aangepakt, zal zich misschien een enkeling in Nederland hierop laten betrappen. Ik vraag mij af of de verzwaring van de straf nu een ernstig dreigement voor hen is om zich behoedzamer op te stellen. In veel opzichten is Nederland in strafrechtelijk opzicht een goedkoopte-eiland. De CD stelt zich voor dat het dit ondanks deze verzwaring nog steeds is. Maar goed, het is een beginnetje. Wij zullen ons er niet tegen verzetten. Dat het een einde maakt aan de illegale stroom asielzoekers die via mensensmokkel binnenkomen, is naar ons idee een utopie. Dat zal niet het geval zijn. Als er goed grof geld aan verdiend wordt, zal het voorlopig wel doorgaan.

Ik heb nog een vraag, maar weet niet of de regering erop kan antwoorden. Komen de bedragen voor die mensensmokkel nu uit de individuele zak van de gesmokkelde asielzoeker dan wel uit heel andere geldstromen? Daarbij is te denken aan een gedeelte van ontwikkelingsgelden, die dan niet in het niet verdwijnen, maar op een of andere manier bij die organisaties terechtkomen, die daarvoor die asielzoekersstroom op gang weten te brengen.

Kort en goed, de CD-fractie is niet tegen het voorstel, maar wij geloven er nog niet zoveel van dat dit het einde van buitengewoon bizarre praktijken zal zijn.

Minister Sorgdrager:

Mijnheer de voorzitter! De vorige wetswijziging die handelde over mensensmokkel is van 1993 en het is niet zo gebruikelijk dat de regering na zo korte tijd al weer een wetsvoorstel indient om dat te gaan wijzigen en zeker niet op het gebied van de strafmaat. In 1993 is echter besloten tot de invoering van een strafmaat waarvan wij nu al moeten zeggen dat die niet meer adequaat is. Dat geeft aan dat de ontwikkelingen zich sindsdien nogal snel hebben voorgedaan.

In het WODC-rapport dat handelt over de jaren 1983 t/m 1992, waarnaar een aantal uwer verwijst, wordt gesproken van 30% van de asielzoekers. Inmiddels weten wij dat dit percentage veel hoger ligt. Het plan van aanpak van het OM, dat u waarschijnlijk zal bereiken in de maand juni, geeft daarover wat meer gegevens; daarin wordt gesproken van percentages tussen de 60 en de 70. Dat wil niet zeggen dat daar geen mensen bij zijn die gerechtigd zijn om in Nederland te blijven, maar het percentage mensen dat vervolgens teruggestuurd wordt omdat die mensen hier geen kans hebben om te worden toegelaten, is natuurlijk heel groot. Dat is de paradox waarover een aantal van de leden sprak. Enerzijds gaat het om mensen die wel degelijk als vluchteling kunnen worden aangemerkt en die hier ook zullen kunnen blijven – dat percentage is waarschijnlijk niet heel groot, maar wij weten niet precies hoe groot – maar anderzijds valt een heel groot deel van de mensen niet onder die categorie. Zij zijn gedoemd om terug te gaan dan wel in de illegaliteit in Nederland of elders in Europa te blijven. Daarom vindt de regering het verschijnsel mensensmokkel ook zo abject. Mevrouw Van der Stoel zei dat ook met nadruk. Je geeft mensen valse verwachtingen, je laat ze heel veel geld betalen, wetende dat die verwachtingen niet gerechtvaardigd zijn.

Dat er grof geld wordt verdiend, klopt en dat de georganiseerde misdaad zich hiervan heeft meester gemaakt, klopt ook. Er wordt gesuggereerd dat dit voornamelijk in Oost-Europa zou plaatsvinden. Dat is niet waar, want het is heel divers over de wereld verspreid: Oost-Europa, Midden-Oosten, Azië, Zuid-Azië. Het gaat om heel verschillend opererende groepen van heel verschillende herkomst.

De heer Rouvoet heeft gevraagd waarom het element winstbejag aan de delictsomschrijving is toegevoegd. Dat is gedaan om de paradox een beetje te kanaliseren: juist mensen die dit uit winstbejag doen en niet uit ideële motieven, moeten worden aangepakt. Gesteld kan worden dat mensen die dit uit ideële motieven doen, waarvan je hoopt dat ze werkelijk ideëel zijn en dat ze geen ongerechtvaardigde verwachtingen wekken, geoorloofd handelen. Op zichzelf doen zij goed werk. Maar de grens is soms moeilijk te trekken.

De heer Rouvoet vroeg ook naar het kerkasiel. Dat valt niet onder de delictsomschrijving, omdat ik aanneem dat dit niet met winstbejag gebeurt.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Ik heb niet gevraagd waarom het eraan toegevoegd is. Ik heb mijn aarzeling aangegeven of dit de goede weg is om een doel te bereiken. Ik heb verwezen naar de discussie over de heling. Daar hebben wij een andere route gekozen.

Minister Sorgdrager:

Dat klopt. Bij heling is het winstbejag eruit gehaald, omdat dit bewijsproblemen opleverde. Het gaat om situaties waarbij je het hebt over het aantreffen van goederen bij mensen waarvan je vermoedt of weet dat ze van diefstal afkomstig zijn. Behalve het aantreffen en het vermoeden heb je vaak geen enkel bewijs meer voorhanden. In de delictsomschrijving gaat het dan om het bewaren, het verbergen, enzovoorts. Hier gaat het over mensen die smokkelen, maar ook over mensen die gesmokkeld zijn. Je hebt om het bewijsmateriaal te vergaren, ook nog de gesmokkelde die best een verklaring wil afleggen hoeveel geld hij heeft moeten betalen om hiervoor in aanmerking te komen. In die zin is de bewijspositie gemakkelijker dan wanneer het gaat om het aantreffen van goederen bij heling. Wanneer het gaat over smokkel, is het veel gemakkelijker om het bewijs te verkrijgen. Het winstbejag zit dan verborgen in het feit dat je wilt handelen. En dat doe je niet om verlies te lijden.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter!...

De voorzitter:

Er is ook nog een tweede termijn. We hoeven niet ieder onderwerp per onderdeel via interrupties uit te discussiëren. Ik stel voor de bewindslieden eerst het antwoord te laten geven waarom is gevraagd. Je kunt nu eenmaal maar één vraag tegelijk beantwoorden. Dat is een handicap, waarmee mensen moeten leven.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! De heer Dittrich vindt dit een wetsvoorstel in het beleid tot beschermen en afhouden. Ik vind het toch een wat negatieve kwalificatie, omdat het daarmee wat ons betreft niet zoveel te maken heeft. Het wetsvoorstel is bedoeld om mensen aan te pakken, die grof geld verdienen aan anderen en aan het wekken van valse verwachtingen bij mensen.

Voorzitter! Onder anderen mevrouw Kalsbeek heeft gevraagd hoe het nu zit met mensen uit landen waar het zo verschrikkelijk moeilijk is om weg te komen, dat het alleen maar gaat door middel van het betalen van veel geld en het gebruik maken van die smokkelaars. Dat is inderdaad een probleem. Landen als Irak en Iran worden genoemd. Wat dat betreft is de paradox toch aanwezig: als je mensensmokkel niet aanpakt, haal je een heleboel binnen wat je niet wilt, maar aan de andere kant worden mensen belemmerd in het ontvluchten van het land. De staatssecretaris zal op de specifieke situatie in Iran en Irak nader ingaan.

In Schengen-verband streven we naar harmonisering van het visumbeleid, opdat wij op dat gebied in elk geval gezamenlijk kunnen opereren. Er is steeds meer sprake van het uitwisselen van informatie en samenwerking met andere regering. Bovendien zijn niet alle gesmokkelden bestemd om in Nederland te blijven; soms heeft men via Nederland een route die uiteindelijk in een ander land eindigt. In die zin wordt dan ook samengewerkt met politie-instanties en regeringen van andere landen.

De herkomstlanden of de landen waar handelaren zich ophouden, vormen een groter probleem. Mevrouw Van der Stoel is van mening dat eigenlijk verdragen met die landen moeten worden gesloten. Met sommige landen kan dat heel goed, maar soms betreft het juist landen waarmee het moeilijk is om verdragen op dit gebied te sluiten. Dat geldt in het bijzonder voor verdragen over rechtshulp, waarbij je toch een beetje voorzichtig moet zijn met welke landen je dergelijke verdragen sluit.

Voorzitter! Mevrouw Van der Stoel meent dat Pluk-ze alleen mogelijk is bij handelaren die zich juist bevinden in landen waarmee wij verdragen hebben gesloten. Zij was er even niet, maar ik heb uitgelegd waarom het soms moeilijk is om met landen een verdrag te sluiten.

Op een flink aantal ambassades zijn emigratiemedewerkers van de IND dan wel in relatie tot de IND werkzaam. Deze mensen coachen ook de ambassademedewerkers. Zij werken zowel voor Justitie als voor Buitenlandse Zaken. Dat zich zo nu en dan nog situaties voordoen die onwenselijk zijn, is inderdaad waar. Wij zijn daarover ook in gesprek met het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Ik kom bij de strafmaat. Mevrouw Bijleveld heeft een aantal argumenten voor het amendement dat zij indient, bijvoorbeeld dat voor mensensmokkel dezelfde strafmaat zou moeten gelden als voor mensenhandel. Het is toch niet een zelfde delict. Bij mensenhandel staat in de delictsomschrijving specifiek het doel van de handel aangemerkt. Het valt ook onder de zedelijkheidswetgeving. Het doel van de mensenhandel is juist om mensen in de prostitutie te brengen. Het doel van mensensmokkel staat niet omschreven, omdat die doelen heel verschillend kunnen zijn. Met andere woorden, ik denk dat deze delicten niet met elkaar kunnen worden vergeleken. Het is ook niet altijd het leed van anderen. De gesmokkelde is niet altijd een slachtoffer: in vele gevallen wel, maar in sommige gevallen wil men zelf ook graag en heeft men er een heel groot bedrag voor over. In die zin vind ik de delicten niet helemaal vergelijkbaar.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! Op het laatste punt ben ik het zeker met de minister eens. Zij heeft dat net ook betoogd bij de andere vragen. Mevrouw Van der Stoel heeft evenwel al betoogd dat smokkel en handel op heel veel momenten door elkaar lopen. Dat is een van de redenen waarom wij naar de vergelijkbaarheid hebben gekeken.

Minister Sorgdrager:

Dat klopt, maar wanneer er sprake is van een bestemming van mensen, zul je moeten opsporen op het artikel mensenhandel en niet specifiek op mensensmokkel. Wanneer het gaat over mensenhandel, dus mensen onder dwang bestemmen voor prostitutie, vind ik het gerechtvaardigd om dat artikel specifieker te omschrijven en bovendien van een wat hogere strafmaat te voorzien. Mevrouw Van der Stoel vraagt om een evaluatie van de effecten van de door de regering voorgestelde strafmaat. Ik vind dat volkomen terecht. Wij zijn dat zelf ook van plan; ik zeg dat toe. Dan kunnen wij zien of deze strafmaat wel voldoende is, ook in verband met de opsporing.

De heer Rouvoet en mevrouw Bijleveld hebben gevraagd of men wat de opsporing betreft voldoende uit de voeten kan met de voorgestelde strafmaat. Mevrouw Kalsbeek zegt dat dit in feite een testcase is, of datgene wat in het debat over de enquête een rol heeft gespeeld wel uitvoerbaar is. Ik denk dat de eenzame mensensmokkelaar geen groot bestaansrecht heeft. Mensensmokkel, dat kun je haast niet in je eentje doen. Je moet dat organiseren. Er moet een route zijn, er moet een vervalsingsaspect aan zitten. Iemand kan dat in zijn eentje vrijwel nooit allemaal regelen. Er zal dan ook altijd sprake zijn van een georganiseerd verband en dus van het gekwalificeerde delict. Ik denk dat er in die zin voldoende mogelijkheden zijn. Zodra je gaat praten over dat georganiseerde verband, kom je bovendien al gauw in een situatie terecht dat een of meer mensen als verdachte beschouwd kunnen worden, al was het maar een verdachte van het deelnemen aan een criminele organisatie. Ik denk dat je wat dat betreft met de opsporing uit de voeten kunt.

Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):

Is dat nou zo? Ik probeer mij dat voor te stellen. De heer Rouvoet durft niet meer, geloof ik.

De voorzitter:

Dat geldt ook voor u. Laat ik het zo zeggen. Wij moeten niet de gewoonte ontwikkelen – dat geldt in het algemeen; ik moet het af en toe zeggen – om bij interruptie termijnen te houden. Af en toe heb ik het idee dat wij die richting opgaan. Dat zal de levendigheid en de helderheid van het debat niet bevorderen.

Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):

Voorzitter! Ik heb een vraag. Ik probeer het mij voor te stellen. Je hebt een aanwijzing dat bijvoorbeeld een beambte op Schiphol zich bezighoudt met iets wat mensensmokkel zou kunnen zijn: hij gedraagt zich verdacht. Je kunt nog niet construeren dat het een voorbereidingshandeling is. Je kunt vermoeden dat er iets achter zit als het mensensmokkel zou zijn, maar het kan ook wat anders zijn. Dan heb je nog steeds geen concrete verdenking. Het pro-actief rechercheren kan en moet dan toch aan de orde zijn?

Minister Sorgdrager:

Dan hangt het er heel erg van af wat je verstaat onder pro-actief rechercheren. Als je verwacht dat een beambte van Schiphol meedoet aan zoiets, dan kun je bijvoorbeeld ook de gesmokkelde ondervragen. Daar is niks mis mee. Dat is niet pro-actief rechercheren. Je kunt natuurlijk vragen hoe het zit. Dan krijg je al gauw voldoende aanwijzingen waardoor je die persoon als een verdachte kunt beschouwen. Ik denk dat de praktijk zich er wel mee redt.

Voorzitter! Ik denk dat ik de vragen die op mijn terrein liggen heb beantwoord. Zo niet, dan hoor ik graag in tweede termijn wat ik heb overgeslagen.

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! De heer Dittrich heeft in grote lijnen de dilemma's van het vluchtelingenvraagstuk geschilderd. Ik denk dat het een vraagstuk is waarmee wij met z'n allen worstelen. Helaas hebben we te weinig gelegenheid, daarover te praten. Als we in een overleg over het vreemdelingen- en asielbeleid zitten, hebben we zoveel beleidsmaatregelen, verblijfstitels en ambtsberichten te bespreken, dat de dilemma's die erachter zitten vaak niet aan bod komen. Ik begrijp dat in die zin dus heel wel.

Iedereen heeft gesproken over de tegenstelling tussen een buitengewoon verwerpelijke aanpak, namelijk het misbruik maken van mensen die in nood verkeren, en het feit dat je te maken kunt hebben met vluchtelingen die om buitengewoon serieuze redenen naar West-Europa proberen te komen. Hoewel ik het wel begrijp, omdat we het in het rijke Westen verhoudingsgewijs uitstekend hebben, verzet ik mij wel een tikkeltje tegen de bewering dat wij alleen maar een restrictief beleid zouden voeren om onze eigen positie te bewaken. Dit heeft zeer veel te maken met het feit dat we de mensen die we hier een verblijfstitel geven, werkelijk perspectief willen bieden, zodat zij ook met betrekking tot schaarse goederen als arbeid en huisvesting echt uit de voeten kunnen en een nieuw bestaan kunnen opbouwen. Ook om die reden moeten wij wel degelijk die strenge kant van het beleid in de gaten houden.

Een- en andermaal is gezegd dat, ongeacht de vraag of mensen al dan niet via mensensmokkel of -handel Nederland binnenkomen, dit onverlet laat dat wij ieder individueel geval toetsen, tenzij men zich niet meldt voor een asielprocedure en in de illegaliteit verdwijnt. Normaliter wordt men in procedure genomen, en leidt een bonafide vluchtverhaal tot een verblijfstitel, in welke zin dan ook. Irak bijvoorbeeld is een duidelijk land waarvoor geldt dat, als men daar om politieke of om andere redenen is vervolgd, men doorgaans hier de vluchtelingenstatus krijgt. Irak is op dat punt heel duidelijk. Als men niet individueel is vervolgd, zodat men in die zin niet voor een vluchtelingenstatus in aanmerking, krijgt men in dit geval een VTV, omdat men onmogelijk terug kan naar het land van herkomst. De Kamer kent de discussie over Iran; ik wil daarop niet ingaan, omdat de Kamer volgende maand het ambtsbericht bereikt, tegelijk met het oordeel van Justitie daarover. Overigens is het mijn intentie met Buitenlandse Zaken te bespreken dat de Kamer dit soort zaken krijgt als ze bij ons bekend worden. Het heeft mij enige tijd gekost voordat ik het bericht in handen had, terwijl het allang in de kranten had gestaan. Ik vind dat het naar buiten moet en dat het de Kamer, samen met het oordeel van Justitie, in één klap moet bereiken. Dat neemt onrust bij mensen weg. Ik vind dit namelijk ook ten aanzien van asielzoekers uit Iran buitengewoon ongelukkig.

In het kader van het terugkeerbeleid is duidelijk dat wij steeds meer gestalte geven aan de samenwerking tussen Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking en Justitie. Het is heel duidelijk de intentie van de bewindslieden van Buitenlandse Zaken om de rol van de ambassades verder te gaan uitdiepen. Wij proberen dat bij de monitoring en bij het visumbeleid te bereiken. Inderdaad is de ene ambassade veel actiever dan de andere ambassade. Het streven is wel degelijk om daarvoor een actiever beleid van de ambassades van de grond te krijgen. Ik voer daarover regelmatig overleg met de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken.

SchmitzOp Schiphol is een groot contingent marechaussees van een kleine 500 man ingezet. Voorts gaat het om mensen die te maken hebben met de uitvoerende politietaken van de marechaussee. Dat betreft een kleine honderd mensen. Er zijn twee mogelijkheden. Als mensen in het kader van hun ambt of beroep over de schreef gaan, bijvoorbeeld een politieman, een douaneman of een marechaussee – dat staat ook in de nota naar aanleiding van het verslag – dan wordt dat bij de geringste verdenking gemeld bij de rijksrecherche. Vervolgens wordt het onderzocht. Zijn het andere werkers op Schiphol, schoonmakers of ander personeel, in welk verband dan ook, dan wordt onmiddellijk aangifte gedaan bij de marechaussee. Dat aspect wordt dus buitengewoon ernstig genomen.

De heer Rouvoet vraagt naar harde gegevens over de binnengesmokkelde kinderen. Die zijn er niet. Met name de regiopolitie Brabant-Zuidoost heeft incidenteel nogal eens te maken gehad met binnengesmokkelde kinderen. De Kamer kent de historie. Structurele statistische gegevens hebben wij op dat punt nog niet.

Mevrouw Kalsbeek vroeg, als sprake is van signalen van mensensmokkel, als die zijn gemeld, of een en ander kan worden doorgegeven. De minister sprak zojuist al over het plan van aanpak. Dat komt de komende maand naar de Kamer toe. Een van de aanbevelingen luidt om dergelijke informatie, komend van de immigratiedienst, de marechaussee of de politie, door te geven aan de unit mensensmokkel. Dat is op dit moment het LCIDO. Ik weet ook dat het Bureau bijzondere zaken van de IND deze signalen bijhoudt, juist om te bekijken of sprake is van patronen en of een en ander verder valt na te gaan.

Nog iets over Schiphol. In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat de controle op de gatechecks wordt geïntensiveerd. Dat is inmiddels daadwerkelijk ingevuld. Op dit moment vinden er 35 gatechecks per dag plaats, met name bij de risicovolle vluchten. Daarbij moet men met name aan Afrika en Oost-Europa denken. Die kwestie is dus zeer extensief aan de orde. Daar komen ook veel gegevens uit.

Los van de bedragen die de mensen voor mensensmokkel betalen, al het leed dat daarachter kan zitten en de verwachtingen die worden gewekt, maar niet kunnen worden ingevuld, vind ik het voorts zeer verwerpelijk dat de mensen bijna worden geïnstrueerd om documentloos hier te komen. Ongeveer 60% komt zonder of met valse documenten hier naartoe. Als het al noodzakelijk is dat deze mensen van een "reisagent" gebruik maken, dan zou men dit punt nog eens nader moeten overwegen. Als men echt ergens nieuwe kansen wil hebben, dan kan men beter met de eigen identiteit komen. Ik begrijp dat op dat punt zorgen kunnen bestaan, maar het hoeft niet zo te zijn dat wij hier te maken krijgen met zo'n groot percentage mensen dat hier documentloos komt. Daarom is het fenomeen mensensmokkel het extra waard om aan te pakken.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Ik kan in tweede termijn zeer kort zijn, omdat ik in eerste termijn al heb aangegeven dat mijn fractie het wetsvoorstel ondersteunt. Ik wil nog wel een keer spreken over het dilemma waarover ik het had. Daar heb ik geen antwoord op gekregen, misschien omdat daar eigenlijk geen antwoord op is te geven.

Wanneer wij mensensmokkelorganisaties effectief oprollen, wat doen wij de potentiële echte vluchtelingen uit die landen daarmee aan? Ik denk dan met name aan landen als Irak en Iran. De meeste mensen uit die landen die hier naartoe komen, krijgen daadwerkelijk een A-status of een VTV-humanitair. Als wij die mensensmokkelorganisaties effectief bestrijden, dan kan het zijn dat die mensen hun land niet meer uit kunnen, terwijl zij daar op zichzelf heel goede redenen voor hebben. Er is naar mijn mening eigenlijk meer sprake van een moreel dilemma. Ik kan mij echter voorstellen dat zich dit kan vertalen in een prioriteitenstelling binnen de routes die gevolgd worden. Er kan wellicht minder de nadruk worden gelegd op de organisaties die zich bezighouden met het smokkelen van mensen die – blijkens de cijfers – een goede reden hebben om hun land te verlaten. Men kan dan beter de nadruk leggen op landen waar veel mensen vandaan komen die in onze procedures geen kans hebben.

Ik heb inderdaad de woorden "beschermen en afhouden" gebruikt naar aanleiding van een analyse over de economische migratie. Ik ben het geheel met de staatssecretaris eens dat er, wanneer dit als uitgangspunt wordt gekozen, zodanige maatregelen moeten worden genomen dat de mensen die hier mogen blijven ook een volwaardig bestaan kunnen opbouwen. In een wat breder verband worstel ik nog steeds met de vraag of wij in Nederland en ook in Europa wel zo slim bezig zijn met de aanpak van de migratie. Deze vraag is in dit verband niet goed te beantwoorden. Op een ander moment moet dit thema maar eens verder uitgediept worden. Ik maak mij nog steeds zorgen op dit punt, ook na het antwoord van de bewindslieden.

De heer Janmaat (CD):

Voorzitter! Ik vraag mij af of de heer Dittrich het voorbeeld van Iran wel goed inschat. Als een organisatie in Iran voor geld iemand dat land uit weet te krijgen, staan wij daar in feite buiten.

De heer Dittrich (D66):

Iemand kan al zijn geld en dat van zijn familie bijeen schrapen om via een smokkelorganisatie het land uit te komen. De betrokkene meldt zich dan vervolgens op Schiphol met een goed vluchtverhaal en kan hier als vluchteling een nieuw bestaan opbouwen. Zo iemand kan niet op z'n eentje het land uitkomen.

De heer Janmaat (CD):

Als dat in Iran gebeurt, werpt dit wetsvoorstel daar toch geen enkele belemmering voor op?

De heer Dittrich (D66):

Dat is nog maar de vraag. In de stukken hebben wij kunnen lezen dat bijvoorbeeld het vervalsen van documenten hoofdzakelijk in Nederland of Duitsland plaatsvindt. Overigens ben ik het met de staatssecretaris eens dat het element van het vervalsen van papieren met nadruk bekeken moet worden. Als mensen op valse papieren reizen, wat niet altijd het geval hoeft te zijn, heeft dit vaak te maken met de landen van herkomst.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Mijn bijdrage in tweede termijn mag niet uitgelegd worden als een aarzeling over dit wetsvoorstel. Ik heb mij daar in eerste termijn duidelijk over uitgelaten.

Ik kom terug op het bestanddeel winstbejag. Ik heb dit vooral naar voren gebracht uit het oogpunt van bewijsvoering. De minister heeft aangegeven dat de bewijsvoering problematisch kan zijn dan indertijd bij heling het geval was. Ik meen uit de tussenrapportage van het "sluisteam" begrepen te hebben dat men in dit verband op een knelpunt was gestuit. Wellicht moeten wij toch een andere route overwegen, zoals mijn suggestie voor ontslag van rechtsvervolging. Graag nog een reactie op dit punt. Wanneer zal de definitieve rapportage van het "sluisteam" ons overigens bereiken?

De minister heeft over de "eenzame smokkelaar" gesproken. Ik denk dat dit te maken heeft met artikel 197, tweede lid, inzake het begaan van mensensmokkel in de uitoefening van ambt of beroep. Doen wij er nu verstandig aan om erop te vertrouwen dat de praktijk met de definitie van opsporing en de reikwijdte van artikel 46 Wetboek van Strafrecht uit de voeten kan? Nu wij dit onderwerp toch bij de kop hebben, kunnen wij een en ander zorgvuldig bezien. Kunnen er toch geen mensen die dit verwerpelijke delict begaan tussen de mazen van het net van de opsporing door glippen? In mijn ogen bestrijken de definitie van opsporing en de reikwijdte van artikel 46 niet het gehele terrein.

Mevrouw Van der Stoel (VVD):

Voorzitter! Ik dank de bewindsvrouwen voor hun beantwoording. Ik dank hen ook voor de toezegging om over enige tijd te bezien of de veronderstellingen die er nu leven over het resultaat van de wijziging van dit voorstel, ook werkelijkheid zullen worden.

Ik kom nog even terug op mijn opmerking over het sluiten van verdragen. Ik heb niet begrepen dat de belemmeringen erin gelegen zijn dat de andere landen per se niet willen. Is het te omslachtig om iedereen zover te krijgen of ziet nog niet iedereen het belang ervan in? Geldt voor een aantal landen dat een en ander nog wel eens aan de orde zal komen, terwijl Nederland die verdragen graag wil sluiten?

Ik heb uit de beantwoording begrepen dat er meer werk wordt gemaakt van het werk van de buitenposten, om ambassades maar eens zo aan te duiden. Er is een verbetering aangebracht. Heeft het probleem nu continu de aandacht? Ik wijs erop dat medewerkers van ambassades steeds worden overgeplaatst. Mevrouw Jansen kan getraind zijn, maar als zij wordt opgevolgd door mijnheer Pieterse, die misschien niet getraind is, moet deze weer van voren af aan beginnen. Het lijkt een detail, maar het is een relevant punt. Het kan niet de bedoeling zijn om slechts een halfjaar aandacht aan het onderwerp te besteden in de veronderstelling dat ambassades aan de hand van de cijfers weten waar mensen vandaan komen en waar smokkelaars zich ophouden. Dat zal continu moeten gebeuren, want de ernst van de situatie geeft daartoe aanleiding.

Wat Schiphol betreft, citeer ik uit een artikel in het Algemeen Dagblad van 9 september vorig jaar: de luchthaven vertoont een aantal zwakke plekken. Er wordt gewezen op de automatische deuren. De techniek van de pasjes kan inmiddels wel zijn verbeterd, zodat zij niet gemakkelijk zijn na te maken, maar medewerkers moeten ervan doordrongen zijn dat zij hun pasjes niet moeten laten liggen of even aan iemand anders meegeven. Dat wordt in het artikel als een van de zwakke plekken van Schiphol genoemd. Volgens hetzelfde artikel zou het lastig zijn medewerkers vooraf en ook tijdens hun dienstverband te screenen omdat het aantal te groot zou zijn. Als dat verhaal klopt, zullen er met de uitbreiding van Schiphol nog meer problemen komen.

Voorzitter! Vinden er eigenlijk pre-boarding checks plaats? Er kan dan worden gewezen op de risico's die men neemt. Als er valselijk hoge verwachtingen worden gewekt, kunnen deze beter maar zo snel mogelijk de kop in worden gedrukt dan dat wordt afgewacht waar het schip strandt.

Voorzitter! Tussen mensenhandel en -smokkel is er soms een vloeiende overgang, niet altijd, maar soms wel. Ik sluit niet uit dat de VVD-fractie bij de evaluatie vanwege de effectiviteit van de aanpak en het kwaad dat wij willen bestrijden, voor zal stellen er één artikel van te maken, ook om de vervolgde duidelijk te maken wat het ideële punt is. Om een aantal redenen moet het ideële punt niet te veel aandacht krijgen, want dat mag niet overschat worden in die zin dat het vreselijk vaak voor zou komen.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! Ik dank de bewindspersonen voor hun antwoorden. Ik denk dat wij het er allemaal wel over eens zijn dat deze wet een verbetering is van de wijze waarop wij deze verwerpelijke praktijken kunnen aanpakken. Ik moet eerlijk zeggen dat de cijfers uit het plan van aanpak die de minister naar voren haalde – 60% à 70% van de asielzoekers komt via smokkel in Nederland – nog zorgelijker zijn dan wij hadden kunnen denken. Zij zijn ook zorgelijker dan de cijfers uit het enquêterapport, die mevrouw Van der Stoel nog aanhaalde. Het is dan ook zaak om heel nadrukkelijk naar het plan van aanpak te kijken.

Ik heb nog slechts één punt en dat is de strafmaat. De minister heeft geantwoord dat er een verschil in delict is. Dat is ook zo, maar delicten lopen ook een beetje door elkaar. Op de vraag van mevrouw Van der Stoel zei de minister dat wij over anderhalf jaar nog maar eens moeten bezien of de strafmaat toereikend is. Als nu al wordt bezien hoe groot de aantallen mensen zijn die via smokkel binnenkomen, dan moet het toch om een redelijk grote vorm van georganiseerde criminaliteit gaan. Wij weten wel dat de delicten voor een deel door elkaar heen lopen, en dat het organisaties zijn, zoals ook in het WODC-stuk stond, die zich soms ook in natura laten betalen door de binnengesmokkelde mensen, die al dan niet gedwongen worden tot bijvoorbeeld inbraken, afpersingen of handel in verdovende middelen.

Wij zijn nu met dit wetsvoorstel bezig en zien de enorme verhoging die na 1993 heeft plaatsgevonden. Het zou naar mijn mening dan ook in de rede kunnen liggen – ik beveel het de collega's ook aan – om de strafmaat in overeenstemming te brengen met hetgeen er bij mensenhandel is gebeurd. Bij de opsporing kunnen wij dan ook beter uit de voeten. Ik zou dit dus liever nu zien gebeuren dan later, juist ook vanwege de verwerpelijkheid van het delict, waarover wij het allemaal eens zijn.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Het is toch aardig van de regering dat zij de stelling van de CD bevestigt dat het opsporings percentage veel hoger is. Gezegd wordt dat het minstens het dubbele is. Dat neemt niet weg dat toch wat te zeggen valt voor de opmerking van de heer Dittrich: als het gaat om sterk dictatoriale landen, komt een individuele asielzoeker bijna niet naar buiten. Hoe je zo'n organisatie ook noemt – legaal, illegaal of crimineel, al dan niet gepaard gaand met grote hoeveelheden geld – als wij die gaan bestrijden, doen wij het helemaal verkeerd. De vraag aan de minister is of wij dan langzamerhand misschien toeschuiven naar een situatie waarin wij, net als bij de asielzoekers, gaan kijken naar het land van herkomst. Als er landen van herkomst zijn die in hoge mate open zijn, dan is te zeggen dat er een illegale organisatie bezig is die bestreden dient te worden. Gaat het om gesloten landen, zoals de zojuist genoemde moslimstaten, dan moet er heel anders gehandeld worden. Het gaat dan om een soort "Nawijn-landen", maar dan op dit specifieke terrein toegepast.

Het komt de CD-fractie voor dat de minister de opsporing toch vrij makkelijk inschat. Zij zegt dat wij op Schiphol, een van de buitengrenzen waar wordt gecontroleerd, de eventuele leden te pakken kunnen krijgen, al dan niet met de hulp van ambtenaren op Schiphol. Het gaat dan om naar binnen gebrachte mensen middels smokkel voor asielpraktijken. In de praktijk van de behandeling worden de asielzoekers echter gelijk omgeven door advocatencollectieven. De asielzoekers zullen natuurlijk gebaat zijn bij een acceptatie, mogelijkerwijs daarbij geholpen door de advocaten die daar gewoon een gesubsidieerde boterham aan verdienen. Zij zullen dus alle klippen trachten te omzeilen die de minister met een andere praktijk, bekrachtigd door dit wetsvoorstel, tracht in te brengen. Ik vraag haar dan ook om toe te lichten dat de opsporingspraktijk met succes kan worden gestart, want daar hebben wij nogal wat vraagtekens bij.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! De heer Dittrich heeft nog eens het volgende dilemma aangegeven: enerzijds wil je effectief organisaties oprollen, maar anderzijds is er de vraag wat je potentiële, echte vluchtelingen dan aandoet. Dat dilemma is er natuurlijk altijd en ik kan het niet oplossen. Het enige wat je wel kunt doen, is je bij je opsporingsprioriteiten vooral richten op de gevallen waarin sprake is van uitbuiting, misbruik en – eventueel cumulatief – mensenhandel. Dat kun je wel doen. Ik ben er echter niet zo'n voorstander van om dat per route of per land te doen, want juist uit landen waar men moeilijk uit weg komt, worden door middel van dit soort organisaties criminele elementen binnengesmokkeld. Daar moeten wij heel goed naar kijken, want die mensen willen wij in elk geval niet binnen krijgen. Het punt is dus dat dergelijke organisaties vaak mensen uitbuiten die misschien best een goed vluchtverhaal hebben, terwijl die organisaties ook in staat zijn om criminaliteit te plegen en om mensen met heel andere bedoelingen hier binnen te brengen. Je zult dus heel goed moeten bekijken wat je wel of niet doet. Je gaat ook af op het verhaal van vluchtelingen over de prijs die zij hebben betaald. Naarmate de kostprijs en de prijs die men heeft betaald, verder uit elkaar liggen, is het gedrag van de organisatie natuurlijk laakbaarder. In die zin kun je daar dus best in differentiëren. Als je het helemaal laat liggen, bevorder je een instroom van mensen die je niet wilt hebben, ook niet uit die landen. Ik kan dat dilemma dus niet oplossen, maar je kunt er in de praktijk wel zo mee omgaan dat je de schade aan het goede zoveel mogelijk beperkt.

De heer Rouvoet heeft gevraagd om een nadere uitleg van de strafmaat en heeft gewezen op artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht, dat over een hogere strafmaat gaat. Dat geldt alleen voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van minstens acht jaar is gesteld. Ik zeg echter nogmaals dat het bij mensensmokkel in het algemeen zal gaan over het gekwalificeerde delict, het georganiseerde verband en het deelnemen aan de criminele organisatie. Ik denk dat wij hier in de praktijk mee uit de voeten kunnen, want in dit soort zaken kom je vrij snel aan een verdachtenbegrip in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Dit element zullen wij in de evaluatie zeker nader moeten bekijken.

Je kunt ook een andere vraag stellen: waarom ga je niet meteen naar een strafmaat van acht jaar en zes jaar bij het basisdelict? Ik moet zeggen dat ik die stap wel heel erg groot vind. Ik vind het nogal wat als je in 1993 vaststelt dat het één jaar moet zijn en als je dan in 1996 voor het basisdelict meteen van één jaar naar zes jaar gaat. Ik doe het dus liever zo, waarbij wij toch de mogelijkheid hebben om dwangmiddelen toe te passen. Mocht het in de praktijk onvoldoende zijn, dan kunnen wij na de evaluatie altijd nog tot een verhoging besluiten. Ook in Europees verband lopen wij niet uit de pas. Dat doen wij nu, met dat ene jaar, natuurlijk wel.

De heer Rouvoet heeft gesproken over het winstbejag. Hij heeft gezegd dat je, als wij het winstbejag niet in de delictsomschrijving zouden opnemen, mensen kunt vervolgen en dat je dan eventueel een schuldigverklaring zonder toepassing van straf kunt uitspreken. Daar komt het dan immers op neer en natuurlijk niet op ontslag van rechtsvervolging, want hoe minder je opneemt, hoe eerder je tot een strafbaarverklaring komt. Eerlijk gezegd vind ik het nogal wat als je een zodanige omschrijving hebt, dat je een ideële organisatie zou gaan vervolgen, waarna ter zitting blijkt dat dit wel tot een schuldigverklaring maar niet tot het opleggen van een straf moet leiden, omdat het een ideële organisatie is. Wij willen juist zo zorgvuldig mogelijk met dat dilemma omgaan en wij willen ervoor zorgen dat dat soort organisaties juist niet strafrechtelijk wordt aangepakt. Nogmaals: het winstbejagelement moet natuurlijk bewezen worden en daarvoor heb je bijvoorbeeld de verklaringen van de gesmokkelde personen nodig. Uit onderzoek blijkt dat mensen heel wel bereid zijn om daar verklaringen over af te leggen. Het is natuurlijk een extra vereiste aan de bewijsvoering, maar ik denk niet dat dat in de praktijk onoverkomelijke problemen zal opleveren.

Mevrouw Van der Stoel heeft een vraag gesteld over handel en smokkel. Ik denk dat wij die twee zaken uit elkaar moeten houden. Mensenhandel is een ander delict. Mensenhandel heeft een ander doel en de mensen worden ook anders behandeld; het is duidelijk gericht op de prostitutie. De opsporing daarvan begint ook in de wereld van de prostitutie. Je treft mensen aan en van daaruit ga je terug naar de lijnen. De opsporing van mensensmokkel begint op een andere manier. Als die twee vervloeien en er blijkt van beide soorten sprake te zijn, dan kun je de delicten ook cumulatief ten laste leggen, waardoor een versterking van de mensensmokkel optreedt, door ook nog het element mensenhandel erbij te betrekken. Ik wil die twee zaken dus uit elkaar houden. Het ene is duidelijk een misdrijf tegen de zeden, het andere een misdrijf tegen de openbare orde.

Mevrouw Van der Stoel (VVD):

Dan betekent het dat de minister alleen maar kijkt naar prostitutie, maar uit "de elfde aflevering" blijkt dat het niet alleen om prostitutie gaat. Wij moeten ook niet te beperkt kijken. Mensenhandel en -smokkel kunnen door elkaar heen lopen.

Minister Sorgdrager:

Dat klopt. Mensen die worden gesmokkeld, worden soms ingezet voor criminele doeleinden, maar dat is toch anders dan mensenhandel. Mensenhandel is een zedenmisdrijf. Het zijn wat mij betreft twee verschillende delicten, ook omdat het dwangelement een andere rol speelt. Prostitutie is per definitie uitbuiting wanneer het gepaard gaat met dwang en mensen het zelf niet willen.

Mevrouw Van der Stoel (VVD):

Dat komt dus aan de orde als wij artikel 250bis bespreken.

Minister Sorgdrager:

Inderdaad. Dan komt die discussie aan de orde.

Voorzitter! Dan kom ik toe aan de evaluatie. Mevrouw Van der Stoel sprak over een termijn van anderhalf jaar. Ik dacht dat ik die termijn niet had genoemd. Een termijn van anderhalf jaar is ook wel heel kort. Dit soort onderzoeken is vaak van wat langere duur. Ik pleit eerder voor een termijn van twee of drie jaar. Wij zullen wel voortdurend monitoren wat ermee gebeurt. Wij kunnen dus best een tussentijdse rapportage maken waarin staat hoe het in de praktijk werkt, zonder er een hele evaluatie aan te verbinden. Misschien kunnen wij op die manier uit de voeten. Dan blijft de Kamer toch op de hoogte van de werking in de praktijk.

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! De heer Dittrich heeft de kernvraag gesteld. Hij vroeg namelijk of wij wel goed bezig zijn met de aanpak van migratie. Ik hoop oprecht dat wij in het kader van het beleidsdocument dat over een paar weken verschijnt, nog eens fundamenteel kunnen discussiëren over deze kwestie. De heer Dittrich heeft het vooral over de economische vluchtelingen. In mijn ogen hoort een vluchtelingenbeleid ook een pendant te hebben in ontwikkelingshulp. Wij zullen altijd met grote stromen vluchtelingen, en vooral met economische vluchtelingen, te maken hebben als de situatie in de wereld zo ongelijk blijft. Het is misschien goed om daar verder over te praten naar aanleiding van dat beleidsdocument. Het is mijn intentie om daar aandacht aan te schenken en dan kunnen wij het bijvoorbeeld ook hebben over opvang in de regio. Ik hoop dus oprecht dat het niet alleen bij dit wetsvoorstel blijft, maar dat wij die discussie in de toekomst voortzetten.

De heer Rouvoet heeft gevraagd naar de rapportage van het "sluisteam". Op dit moment wordt daaraan de laatste hand gelegd. Het is een samenwerkingsverband van het kantoor noord/west van de immigratiedienst van het openbaar ministerie in Haarlem en van de marechaussee van Schiphol. Het is overigens de vraag of die rapportage openbaar kan worden. Er komt namelijk concreet in te staan wat bijvoorbeeld de zwakke plekken op Schiphol zijn. Wij willen dus nog even bezien of het ook bruikbaar is.

Ik wil daar graag de vraag van mevrouw Van der Stoel over Schiphol aan koppelen. Zij haalde het Algemeen Dagblad aan. Bovendien bracht zij het woord "Schiphol" in combinatie met het woord "pasje" en dan word ik altijd heel zenuwachtig. Er zijn inmiddels al een aantal maatregelen op Schiphol genomen. Er is een gesloten cameracircuit aangelegd en de uiterst beveiligde zones zijn afgesloten met een draaideur waar letterlijk maar één persoon met een pasje doorheen kan. Het is absoluut onmogelijk om met iemand mee te glippen. Er is daar ook nog bewaking met videocamera's en het geheel blokkeert onmiddellijk als er op de een of andere wijze meer mensen tegelijk door die draaideur proberen te glippen.

In dat kader vroeg mevrouw Van der Stoel nog naar de screening van de medewerkers. Het is op dit moment inderdaad nog mogelijk dat bijvoorbeeld uitzendkrachten zich pas melden op de dag van indiensttreding, zodat er nauwelijks een mogelijkheid tot screening is. Maar als de Wet op de veiligheidsonderzoeken, die op 15 februari jl. in de Kamer is behandeld, in werking treedt, kunnen bedrijven ook verplicht worden een aanvraag voor tewerkstelling van nieuw personeel zo tijdig in te dienen dat er eerst screening kan worden toegepast.

Mevrouw Van der Stoel heeft ook gesproken over de rol van de ambassades. Natuurlijk, medewerkers verdwijnen weer enz., maar daarom heb ik ook geprobeerd toe te lichten dat het uitdrukkelijk een beleidslijn van de bewindslieden van Buitenlandse Zaken is dat de ambassades een wezenlijke rol spelen bij de aanpak van dit vraagstuk. Dit betekent dat er continuïteit moet zijn en dat er goede instructies moeten worden gegeven. Dit zal geruime tijd vergen, maar het is uitdrukkelijk een beleidslijn en het mag niet afhankelijk zijn van de toevallige aanwezigheid van bepaalde medewerkers op een bepaald moment.

Ten slotte de laatste vraag van mevrouw Van der Stoel. Pre-boarding checks vinden op dit moment plaats in Bangladesh, Nigeria en Togo. Als de situatie in zo'n land weer enigszins normaal is, wordt het personeel weer op een andere locatie ingezet. Er wordt dus voortdurend – zie ook het verslag van Buitenlandse Zaken en Justitie dat onlangs in de Kamer besproken is – gesproken over de immigratie-attachés die op verschillende plaatsen in de wereld zijn ingezet en die soms verplaatst worden om mensen van de ambassades nader te trainen enz. Het is een heel programma. Pre-boarding checks behoren dus duidelijk bij het totale pakket van instrumenten.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, af te zien van artikelsgewijze behandeling en aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 14.43 uur tot 14.58 uur geschorst.

Naar boven