Aan de orde is de behandeling van de beleidsbrief Individuele Huursubsidie (24506), en van:

- de motie-Duivesteijn over handhaving regeling voor subsidiëring servicekosten (24506, nr. 4);

- de motie-Duivesteijn over handhaving regeling voor subsidiëring niet-zelfstandige woonruimte (24506, nr. 5);

- de motie-Duivesteijn over een normhuur voor alleenstaanden in het kader van de IHS (24506, nr. 6);

- de motie-Duivesteijn over het niet belasten met een kwaliteitskorting bij huren tot ƒ 607 (24506, nr. 7);

- de motie-Duivesteijn over een kwaliteitskorting tot maximaal 50% (24506, nr. 8);

- de motie-Duivesteijn over wettelijke bescherming van de kernvoorraad betaalbare huurwoningen (24506, nr. 9);

- de motie-Biesheuvel over koppeling van normhuurquoten aan het belastbaar inkomen (24506, nr. 10);

- de motie-Biesheuvel over het aanvangsniveau van de kwaliteitskorting (24506, nr. 11);

- de motie-Biesheuvel over de jaarlijkse aanpassing van de normhuren (24506, nr. 12);

- de motie-Biesheuvel over de vermogenstoets in de IHS (24506, nr. 13);

- de motie-Hofstra over de vermogensgrens (24506, nr. 14);

- de motie-Stellingwerf over de "goedkope scheefheid" (24506, nr. 15);

- de motie-Jeekel over de sociale woningbouw in Vinex-locaties (24506, nr. 16);

- de motie-Oedayraj Singh Varma over aftopping van de aftrek van de hypotheekrente (24506, nr. 17);

- de motie-Oedayraj Singh Varma over kwaliteitskorting boven de maximale aftoppingsgrens (24506, nr. 18);

- de motie-Oedayraj Singh Varma over het aanvangsniveau van de kwaliteitskorting (24506, nr. 19);

- de motie-Nijpels-Hezemans over fiscale aftrekposten (24506, nr. 20);

- de motie-Poppe over samenloop van huurquote en inkomen (24506, nr. 21);

- de motie-Poppe over een nieuwe volkshuisvestingsnota (24506, nr. 22);

- de motie-Jeekel/Duivesteijn inzake gedifferentieerde woonmilieus (24400 XI, nr. 29).

(Zie nota-overleg van 18 maart 1996 en van 15 april 1996.)

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter! Ik ben bijzonder blij dat wij de gelegenheid hebben nog kort in te gaan op de beleidsbrief IHS. Mijn fractie wil de regeling die door het kabinet is ontworpen, zoveel mogelijk voor de mensen die het aangaat, verbeteren. Dit betekent dat wij voortdurend zoeken naar de mogelijkheden die aanwezig zijn in de Tweede Kamer. Wij gaan dus niet alleen maar uit van de gedachten en idealen die wij hebben, maar wij zoeken ook naar mogelijkheden om meerderheden te vinden in deze Kamer. Met het oog daarop wil ik een drietal moties indienen. De eerste motie dien ik mede namens collega Jeekel in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat een van de uitgangspunten van de stelselwijziging van de volkshuisvesting is een verschuiving van objectsubsidies naar subjectsubsidies;

constaterende, Duivesteijndat als gevolg hiervan het kerninstrument van de volkshuisvesting, zijnde de Wet Individuele Huursubsidie, in belangrijke mate bepalend is voor de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van de woningmarkt voor lagere-inkomensgroepen;

constaterende, dat de paradox van een verbetering van de individuele huursubsidie is dat er voor de verhuurder per saldo meer ruimte ontstaat tot een verdere stijging van de huurprijzen;

constaterende, dat de voorraad betaalbare huurwoningen als gevolg van de boven-trendmatige huurverhogingen en een ruimere toepassing van de huurharmonisatie op middellange termijn zal afnemen;

constaterende, dat het gevolg hiervan is dat er meer huurders in de toekomst zijn aangewezen op individuele huursubsidie;

constaterende, dat niet moet worden uitgesloten dat hierdoor de betaalbaarheid van het kerninstrument individuele huursubsidie in de komende jaren onder druk zal komen te staan;

constaterende, dat moet worden voorkomen dat het vraagstuk van de betaalbaarheid van de volkshuisvesting hierdoor in een vicieuze cirkel terecht dreigt te komen;

spreekt als haar mening uit dat het gewenst is te komen tot een bescherming van de kernvoorraad betaalbare huurwoningen ten behoeve van de doelgroep die hierop voor het wonen is aangewezen;

verzoekt de regering te komen met nadere voorstellen inzake de rol van de rijksoverheid waarin de betaalbaarheid en toegankelijkheid van de kernvoorraad voor de lange termijn wordt veilig gesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duivesteijn en Jeekel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (24506).

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter! Dit betekent dat ik de motie op stuk nr. 9 intrek.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Duivesteijn (24506, nr. 9) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter!...

De heer Biesheuvel (CDA):

De heer Duivesteijn heeft in de tweede termijn van het nota-overleg over de IHS uitgebreid gesproken over de omvang van de betaalbare voorraad. Wij ontvingen zelfs een staatje van hem. De staatssecretaris is daarop in zijn brief van 19 april uitgebreid ingegaan. De conclusie van de staatssecretaris is dat feitelijk de omvang van de betaalbare voorraad niet veranderd is ten opzichte van de situatie in 1990. Desondanks dient de heer Duivesteijn deze motie in. Wil hij op de reactie van de staatssecretaris ingaan?

De heer Duivesteijn (PvdA):

Ik heb een heel mooi, althans zo werd dat door anderen gezien en volgens mij is het ook zo, schemaatje gemaakt op die aardige computer die ik mij heb aangeschaft. Deze cijfers worden door de staatssecretaris in zijn brief bestreden. Laten het nu de cijfers zijn die uit dat heel kleine boekje "Volkshuisvesting in cijfers" van het ministerie van VROM komen! Het is exact hetzelfde cijfermateriaal. Ik breng alleen maar in beeld dat de voorraad betaalbare woningen tot ƒ 300 is geslonken van 15% tot 2,9%. De voorraad betaalbare woningen tot ƒ 500 is geslonken van 60% tot 31%. Dat heb ik op basis van de gegevens die de staatssecretaris aanbiedt in dat keurige boekje, in een grafiek omgezet. Ik begrijp, eerlijk gezegd, niet de reactie van de staatssecretaris hierop. Evident is dat de betaalbare voorraad tot ƒ 500 met 30% is gezakt.

De heer Biesheuvel (CDA):

De staatssecretaris zei dat u bij het bepalen van deze percentages nagelaten hebt de huren uit 1990 hiervoor te indexeren.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Precies, en dat heb ik ook gewaardeerd. Ik heb in mijn overzicht aangegeven dat in dezelfde tijd de inkomens van de minima niet gestegen zijn. Met andere woorden: voor de minima is nog steeds relevant het feit dat ze zijn aangewezen op de woningvoorraad tot ƒ 533. Als ze in een hogere groep terechtkomen, krijgen ze te maken met kwaliteitskorting. Dit betekent dat ze ten opzichte van hun inkomen een kleinere stijging of een achteruitgang ervaren. In het algemeen betekent het eigenlijk een achteruitgang en dat houdt weer een verhoging van de huurquote in.

De heer Jeekel (D66):

Er is een strategische kernvoorraad op dit moment. Deze kan kleiner worden, gelet op bijvoorbeeld demografische ontwikkelingen. Op hetzelfde moment moet er een vorm van strategische kernvoorraad overeind blijven. Wat is de rol van de rijksoverheid in de nieuwe ordening bij het overeind houden van deze strategische kernvoorraad?

De heer Duivesteijn (PvdA):

En wat ik vervelend vind is dat in het boekje – ik ben nog met de beantwoording van de vraag van de heer Biesheuvel bezig – grafieken worden gemaakt, zoals ik die ook heb gemaakt, over de betaalbare voorraad, echter toevallig niet op dit onderdeel. Dan heb ik het gevoel dat het ministerie wat selectief is in het verstrekken van informatie. Selectief, het is natuurlijk allemaal per ongeluk gebeurd, dat begrijp ik ook wel.

Voorzitter! Ik wil een tweede motie indienen in de hoop en de verwachting dat we in de Kamer veel steun ervaren voor verbetering van de regeling.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat een van de uitgangspunten van de stelselwijziging van de volkshuisvesting is een verschuiving van objectsubsidies naar subjectsubsidies;

constaterende, dat als gevolg hiervan het kerninstrument van de volkshuisvesting, zijnde de Wet Individuele Huursubsidie, in belangrijke mate bepalend is voor de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van de woningmarkt voor lagere-inkomensgroepen;

constaterende, Duivesteijndat wanneer een groter deel van de voorraad sociale huurwoningen toegankelijk is, de noodzaak van een specifieke groeikernenmaatregel vervalt, en een strakker prestatie-afsprakenbeleid, zoals het Alkmaarse model, mogelijk is;

verzoekt de regering bij de opstelling van de Wet Individuele Huursubsidie uit te gaan van de volgende wijziging: een aftoppingsgrens van ƒ 764 voor één- en tweepersoonshuishoudens en één aftoppingsgrens voor de overige huishoudens van ƒ 819;

spreekt uit dat voor de financiële dekking kan worden uitgegaan van het bij deze motie behorende dekkingsplan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duivesteijn en Jeekel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (24506).

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter! Het Alkmaarse model is bij deze motie belangrijk. Dit kan ik desgewenst toelichten. Hiermee bereiken wij dat de huurquotes voor de alleenstaanden en de drie- en vierpersoonshuishoudens verbeterd worden.

De voorzitter:

Bij de motie kan geen voetnoot gevoegd worden. Ik stel voor, dat de tabel als noot in de Handelingen wordt opgenomen.

Ik neem aan, dat hiertegen geen bezwaren bestaan.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze weekeditie.) 2

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter! De volgende motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat één van de uitgangspunten van de stelselwijziging van de volkshuisvesting is een verschuiving van objectsubsidies naar subjectsubsidies;

constaterende, dat als gevolg hiervan het kerninstrument van de volkshuisvesting, zijnde de Wet Individuele Huursubsidie, in belangrijke mate bepalend is voor de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van de woningmarkt voor lagere-inkomensgroepen;

constaterende, dat de betaalbaarheid en de toegankelijkheid in het voorstel van de regering – in het bijzonder van alleenstaanden – onvoldoende is gewaarborgd;

verzoekt de regering bij de opstelling van de Wet Individuele Huursubsidie uit te gaan van de volgende wijziging: verlaging van de eigen huurbijdrage voor alleenstaanden van ƒ 318 naar ƒ 300;

spreekt uit dat voor de financiële dekking kan worden uitgegaan van het bij deze motie behorende dekkingsplan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Duivesteijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (24506).

Ik neem aan, dat voor deze motie ook de procedure wordt gevolgd om de tabel als noot in de Handelingen op te nemen.

Ik neem dus ook aan, dat hiertegen geen bezwaren bestaan.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze weekeditie.) 3

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter! Ik trek de motie op stuk nr. 4 over de servicekosten in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Duivesteijn (24506, nr. 4) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter! De fractie van de PvdA heeft nog een aantal moties ingediend. Ik geef morgen aan welke al dan niet gehandhaafd worden. Gelet op de nieuwe moties zullen wij zeker een aantal moties intrekken. Daardoor wordt de besluitvorming belangrijk vereenvoudigd.

De voorzitter:

Wilt u dat morgen voor 11.30 uur aan de woordvoerders meedelen? Het is namelijk mogelijk dat een woordvoerder het idee heeft om een motie te steunen en daarom zelf geen motie indient. Ik wil morgen aan het eind van de dag tijdens de stemmingen graag een heropening van de beraadslaging vermijden.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Als ik daarmee kan bereiken dat de motie alsnog een meerderheid in de Kamer krijgt, trek ik ze allemaal in. Ik zal uiteraard aan uw verzoek voldoen, voorzitter.

De voorzitter:

U laat het uiteraard de griffie weten? Als ik voor 13.00 uur niets gehoord heb van de woordvoerders, neem ik aan dat er op dit punt geen heropening noodzakelijk zal zijn.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! Ik heb de heer Duivesteijn horen melden, dat hij op zoek was naar meerderheden in de Tweede Kamer. Vervolgens dient hij een drietal moties in en laat daarbij nog in het ongewisse welke moties zullen worden ingetrokken.

Twee moties zijn medeondertekend door D66. Dat betekent dat de heer Duivesteijn nog geen meerderheid heeft. Blijkbaar is het in het coalitie-overleg niet gelukt om de VVD de moties te laten medeondertekenen.

De tweede motie van de heer Duivesteijn betreft de kwaliteitskortingen. Ook die motie is medeondertekend door D66. Toen het CDA kwam met het plan voor het normhuursysteem en een motie heeft ingediend voor de kwaliteitskortingen – ik handhaaf die motie overigens, voorzitter – verweten D66 en de staatssecretaris het CDA een bepaald gedrag uit te lokken bij de verhuurders. Met alle respect, maar de tweede motie van de heer Duivesteijn en de heer Jeekel lokt dan zeker een bepaald gedrag uit bij de woningcorporaties. Ik neem derhalve aan dat de staatssecretaris met een nog sterkere kwalificatie zal komen als het gaat om de acceptatie van de motie van de heer Duivesteijn en de heer Jeekel.

Vervolgens constateer ik, voorzitter, dat de heer Duivesteijn in de Kamer nog niet de meerderheden heeft gevonden waarnaar hij op zoek is. De staatssecretaris zit dus met het probleem van een verdeelde coalitie. Hoe de eindstemming ook zal zijn over de diverse moties, de staatssecretaris, die al dan niet met wisselende meerderheden in de Kamer te maken heeft, zal een wetgeving moeten ontwikkelen waarvan het nog maar zeer de vraag is, in welke vorm die de eindstreep zal halen.

Kortom, het wordt de staatssecretaris door deze coalitie niet makkelijk gemaakt.

De heer Hofstra (VVD):

De fractie van de VVD hecht eraan nog eens de bekende fabel uit de wereld te helpen, dat er bezuinigd zou worden op de individuele huursubsidie. Wij stellen vast dat dit kabinet 1,5 mld. extra in de IHS stopt tot en met het jaar 2000. Het is dus echt onzin te veronderstellen, dat er op de IHS wordt bezuinigd. Voor de fractie van de VVD is dat genoeg. Er zijn ook andere prioriteiten in de samenleving dan alleen de volkshuisvesting en de IHS.

Wij betreuren het dan ook zeer dat met name de fractie van de PvdA het toch niet genoeg vindt en steeds probeert om er méér geld bij te krijgen en daarbij in eerste instantie zachte dekkingen hanteert zoals geld uit cluster 3 of uit onderuitputting.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Die dekking zit er overigens nog in, voorzitter.

Misschien zou de heer Hofstra ook eens willen kijken naar de huurquotes? Misschien zit daarin de redelijkheid van de opstelling van de fracties van PvdA en D66 en van nog enkele andere partijen op dit onderdeel?

De heer Hofstra (VVD):

Als wij de afweging maken en tot de conclusie komen dat het op deze manier genoeg is, hebben wij ook rekening gehouden met dat aspect.

Ten aanzien van de dekkingen heb ik de woorden "in eerste instantie" gebruikt. Ik wil daarmee aangeven dat de dekkingen nu van een ander karakter zijn.

Het is echter niet zo, dat de VVD niets wil veranderen. Er zijn voor ons enkele belangrijke aandachtspunten. In de eerste plaats is dat de vermogenstoets. Wij vinden de grenzen van de vermogenstoets te laag. Gelukkig hebben wij wat geld kunnen vinden bij de controlekosten. Dat geld kan gebruikt worden om die grenzen te verbeteren.

Een tweede aandachtspunt voor de VVD-fractie is dat de kindertoelage, waarvan wij weten hoe zij in het systeem is gekomen, onverkort van toepassing is gebleven, ook al gaat de kern van de herziening ervan uit dat er rekening wordt gehouden met de samenstelling van het huishouden. Onbedoeld wordt op die manier te veel extra subsidie gegeven aan huishoudingen met kinderen.

Als derde punt herhaal ik dat wij vinden dat het geld zoveel mogelijk terecht moet komen bij de mensen die het echt nodig hebben. Binnen bepaalde condities kunnen wij ermee instemmen om de bewuste normhuur van ƒ 318 zo mogelijk iets te verlagen.

De heer Duivesteijn (PvdA):

De VVD is bereid om mee te werken aan een verlaging van de bewuste normhuur van ƒ 318. Wil de heer Hofstra aangeven op welke manier de VVD hieraan wil meewerken? Dat lijkt mij erg belangrijk in onze dialoog of actieve non-communicatie met het kabinet.

De heer Hofstra (VVD):

Ik kom daarop terug als ik zo dadelijk een motie zal indienen.

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van de brief van staatssecretaris Vermeend over de uitvoeringskosten. Het is heel mooi dat wij 67 mln. in de controle hebben kunnen besparen. Wij vinden de bedragen nog steeds aan de hoge kant en hopen dat het voor minder kan. Maar goed, voorshands gaan wij maar van die 67 mln. uit.

Ook hebben wij met belangstelling kennis genomen van de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 19 april. Aan het eind van die brief treedt voor ons enige onduidelijkheid op. Er wordt gesproken over de grens van ƒ 59.200, die wij gerelateerd hadden aan de Algemene bijstandswet. In de laatste twee, drie regels van de brief schrijft de staatssecretaris dat het daarmee niet vergeleken kan worden, omdat het dan meer over een lening gaat. Als je het niet meer weet, kijk je in een Elsevier gids, in dit geval inzake de sociale zekerheid. Op grond daarvan kan ik niet anders dan tot de conclusie komen dat de grens op ƒ 59.800 wordt gelegd. Als je als eigenaar-bewoner hiermee in de bijstandswet te maken hebt, heb je die vrijstelling van ongeveer ƒ 60.000. Misschien kan de staatssecretaris dit punt nader toelichten. Wij handhaven de eerder gestelde grens, ook al scheelt het een paar keer ƒ 100.

Voorzitter! De motie op stuk nr. 14 trek ik in, ten faveure van een nieuwe motie.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Hofstra (24506, nr. 14) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - een te lage vermogensgrens vooral oudere alleenstaanden in problemen kan brengen, waar het gaat om beperkte spaartegoeden en oudedagsvoorzieningen;

  • - bij handhaving van de kindertoelage IHS-gerechtigden met kinderen extra sterk worden bevoordeeld;

  • - de IHS voorts verbeterd zou kunnen worden door verlaging van de minimale normhuur van ƒ 318;

verzoekt de regering:

  • a. binnen het totale budget geld vrij te maken door:

  • - afschaffing van het systeem van de kindertoelage;

  • - de lagere uitvoeringskosten voor de vermogenstoets, alsmede de verdere verlaging van de uitvoeringskosten als gevolg van de normbijstelling;

  • b. deze gelden gelijkelijk te verdelen over de eerder genoemde twee punten van verbetering, waarbij de vermogensgrens voor alleenstaanden gelijk is aan die voor meerpersoonshuishoudingen, met uitzondering van alleenstaanden jonger dan 50 jaar, waarvoor de helft van het bedrag dient te gelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hofstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (24506).

De heer Duivesteijn (PvdA):

De kindertoeslag is bedoeld om de bezuinigingen op de kinderbijslag op te vangen. Is het juist dat de heer Hofstra daar geld wil weghalen om dat vervolgens te geven aan oudere alleenstaanden die geen kinderen hebben? Zo ja, is dat niet het weghalen van geld bij de ene groep die het niet stevig heeft, om het te geven aan een andere groep in de problemen? Dat lijkt mij wat merkwaardig.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter! Ik zie niet in waarom oudere alleenstaanden geen kinderen zouden hoeven hebben.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Ik neem niet aan dat die in aanmerking komen voor...

De heer Hofstra (VVD):

Natuurlijk niet.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Want anders moeten wij nog een keer over de definitie van oudere alleenstaanden praten.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter! Wij vinden het budget genoeg. Daar willen wij geen cent meer bij. Laat dat duidelijk zijn! Er zit al heel veel extra in. Wij moeten echter wel keuzen maken als wij iets willen verbeteren. Wij moeten dan aan de andere kant ook durven zeggen dat het daar maar van af moet.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Hebben wij die keuze al niet gemaakt toen het ging om het doorvoeren van bezuinigingen op de kinderbijslag? Was dit geen compensatiemaatregel voor die gezinnen?

De heer Hofstra (VVD):

Natuurlijk.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Dan is het toch gek om eerst te bezuinigen en vervolgens weer wat weg te halen?

De heer Hofstra (VVD):

Los van de kinderbijslag en de reparatie via de kindertoelage is er in het nieuwe systeem van de staatssecretaris bewust voor gekozen om grotere huishoudens meer subsidie te geven. In grote lijnen kunnen wij ons heel goed vinden in dat systeem. Wij moeten een en ander echter wel met elkaar in relatie brengen. Vandaar onze keuze op dat punt.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! De heer Hofstra heeft twee termijnen volgehouden dat een eigen bijdrage van ƒ 318, in het kader van de normhuur, best kon. Begrijp ik goed dat de heer Hofstra dat standpunt nu heeft verlaten? Als dat zo is, dan is hij welkom in de club van mensen die pogen om de normhuur te verlagen. De heer Hofstra wil voor de vermogenstoets die de staatssecretaris voorstelt, een ander systeem. De heer Hofstra is geweldig geprezen door de staatssecretaris voor het feit dat hij daar geld voor heeft gevonden. De staatssecretaris was daar juichend over. Het gaat om een bedrag van 67 mln. Vervolgens geeft de heer Hofstra dat bedrag echter weer uit aan een ingewikkelder systeem van vermogenstoets, want hij brengt er een bepaalde breuk in. Dat wil zeggen dat de heer Hofstra dat bedrag van 67 mln. misschien weer voor de helft kwijt is.

De heer Hofstra (VVD):

Ik hoop niet dat eenvoudige administratieve handelingen in dit land zo duur zijn. Ik denk dat de nieuwe bedragen nog aan de ruime kant zijn. Wij zijn overigens al blij dat deze bedragen een stuk lager zijn dan de oude. De leeftijdsgrens wordt gemotiveerd, ook kijkend naar de Algemene wet gelijke behandeling, door de redenering dat het vooral om een appeltje voor de dorst gaat, om een voorziening voor de oudedag. Het lijkt ons reëel om in dat kader tot dat onderscheid te komen. De grens is natuurlijk altijd arbitrair, maar als ik kijk naar de ingewikkelde administratie die daarvoor moet worden opgezet, dan kan ik mij niet voorstellen dat een eenvoudige leeftijdstoets een tientje meer aan kosten met zich zou brengen.

Wat betreft de normhuurverlaging lijkt het mij goed om de ingang wat anders te kiezen. Wij vinden het principieel zuiverder om de kindertoelage eruit te halen. Dan praten wij over ongeveer 80 mln. Aan dat bedrag geven wij in wezen twee bestemmingen. De eerste bestemming is de vermogenstoets, maar er moet nog worden uitgerekend om welk bedrag het gaat. Ik denk dat het niet ver af ligt van ons streefbedrag van ƒ 60.000. Voorts willen wij graag dat het geld vooral terechtkomt bij de mensen die dat het meest nodig hebben. Als wij aan de onderkant iets doen, dan profiteren daar vooral de mensen met de lagere inkomens van.

De heer Biesheuvel (CDA):

Ik heb de heer Hofstra in twee termijnen horen zeggen dat een eigen bijdrage van ƒ 318 per maand aan de huur op zichzelf mogelijk moet zijn. De bekering van de Hofstraheer Hofstra ten opzichte van de hoogte van de normhuur kan ik echter nog niet helemaal volgen.

De heer Hofstra (VVD):

De VVD-fractie is steeds van mening geweest dat het geld vooral terecht moet komen bij de mensen die dat het hardst nodig hebben. Dat zijn de mensen met de laagste inkomens, de mensen met de uitkeringen. Die mensen hebben daar toch profijt van?

De heer Biesheuvel (CDA):

Dat onderstreep ik. Het doet mij ook deugd dat de heer Hofstra tot dat inzicht is gekomen. Blijkbaar hebben wij daar wel een derde termijn voor nodig gehad.

De heer Hofstra (VVD):

Dat geloof ik niet. De heer Biesheuvel maakte zojuist enige opmerkingen over hoe het veld er in dit kader bij ligt. Afsluitend, hoop ik dat tot heldere besluitvorming kan worden gekomen. Wij steunen de staatssecretaris vierkant als het gaat om zijn verhaal over het budget.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Nu de normhuur omlaag kan, mogen de huurders waarschijnlijk ook in een oud autootje rijden. Dat mocht eerst niet van de heer Hofstra.

De heer Hofstra (VVD):

De heer Poppe moet mijn woorden niet uit hun verband rukken. Ik heb daar heel iets anders over gezegd.

De heer Poppe (SP):

Het probleem is dat ik dat verband van de heer Hofstra niet meer zag.

De heer Hofstra (VVD):

De heer Poppe was erbij. Ik heb het heel anders gezegd dan wat het uiteindelijk na vijf vertalingen is geworden, namelijk dat je eerst je auto zou moeten inleveren, voordat je IHS zou krijgen. Deze onzin kon niet uit mijn woorden worden afgeleid!

De heer Jeekel (D66):

Voorzitter! De fractie van D66 heeft tot nu toe ten aanzien van het IHS-debat drie lijnen bewandeld.

1. Wij willen budgettaire neutraliteit ten aanzien van de nieuwe voorstellen. Dat geldt voor ons dus net zo sterk als voor de VVD-fractie.

2. Wij willen dat de problematiek van de armoede en de armoedenota en de problematiek van de IHS heel duidelijk worden gescheiden en helder inzichtelijk worden gemaakt.

3. Wij hebben een grote nadruk gelegd op het punt toegankelijkheid en betaalbaarheid van woningen op Vinex-locaties en van woningen in groeikernen en op het feit dat je met het IHS-systeem daaraan iets zal moeten doen. Vanuit die overweging komen wij tot ons motiegedrag op dit punt.

Voorzitter! Er ligt op dit moment een motie onzerzijds op stuk nr. 16 die handelt over de betaalbaarheid van Vinex. Ik wil nu een motie indienen over de servicekosten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat in het kader van het regeerakkoord is vastgesteld dat de Wet Individuele Huursubsidie zal worden herzien;

constaterende met instemming, dat de regering afziet van het voornemen om de subsidiëring van de servicekosten te schrappen;

constaterende, dat de regering heeft aangekondigd op onderdelen te willen komen tot bijstellingen van de positieve lijst binnen de servicekosten, waarbij onder andere gedacht wordt aan die onderdelen die als "zorg" kunnen worden aangemerkt;

constaterende, dat de bedoelde positieve lijst reeds is bijgesteld tot die voorzieningen die minimaal noodzakelijk zijn om een bijdrage te leveren aan de leefbaarheid van woningen en wooncomplexen;

verzoekt de regering bij de definitieve opstelling van de Wet Individuele Huursubsidie uit te gaan van handhaving van de huidige regeling voor subsidiëring van de servicekosten en de financiële aanpassing, groot 9 mln., te vinden in een efficiëntere uitvoering van die regeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jeekel en Duivesteijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (24506).

De heer Jeekel (D66):

Voorzitter! In relatie tot de motie die mede namens mij is ingediend door de heer Duivesteijn over de strategische kernvoorraad, hecht ik eraan op te merken dat wat ons betreft essentieel is dat duidelijk wordt geformuleerd de rol van het Rijk ten aanzien van de strategische kernvoorraad van huurwoningen die nodig blijft. Ik heb het idee dat wij met z'n allen nog wat worstelen met de nieuwe ordening. Er zijn op dit moment nog een aantal halve en hele indianenverhalen, zoals ten aanzien van de casus Haarlem. Het is dan ook van groot belang dat er op dat punt helderheid komt. Vandaar dat wij de motie nuttig vinden, zeker waar het haar dictum betreft.

De fracties van de PvdA en D66 hebben samen een motie ingediend over de kwaliteitskorting. Achtergrond daarvan is het vergroten van de toegankelijkheid van huurwoningen, juist op de Vinex-locaties en in de groeikernen. Voor ons is essentieel – dat zal de staatssecretaris niet verbazen – dat er op basis van de budgettaire neutraliteit een dekkingsplan is bijgeleverd. Ik begrijp nu van de voorzitter dat dit niet in de motie zelf kan worden verwerkt, maar dat het als noot aan de Handelingen wordt toegevoegd. Dat dekkingsplan moet er stevig uitzien. Ik raad de staatssecretaris aan er goed naar te kijken. Wij hebben het idee dat op dit punt het dekkingsplan echt budgettair neutraal sluit.

De heer Biesheuvel (CDA):

Het was de D66-fractie die met betrekking tot het plan van het CDA heeft gewezen op het strategisch gedrag van de woningbouwcorporaties ten aanzien van kwaliteitskorting. U heeft zich nu geschaard achter de systematiek van de heer Duivesteijn met betrekking tot de kwaliteitskortingen, zoals die bijna past in de ongedeelde stad. Zou u eens in willen gaan op het verwijt over het strategisch gedrag van woningbouwcorporaties dat u mij maakte tijdens het nota-overleg in relatie tot wat u nu zelf op dit punt voorstelt?

De heer Jeekel (D66):

Ik vind dit een volstrekt duidelijke vraag; er zit ook wat continuïteit in bij deze overgang van de tweede naar de derde termijn. Er zijn Jeekeltwee elementen van belang. Het voorstel is echt een nieuw voorstel. Wij hebben tot nu toe voornamelijk gesproken over 0%. Dit is een voorstel om de 20%-grens wat langer te hanteren. Dat heeft vervolgens als voordeel dat daarmee de groeikerncorrectie kan vervallen en dat is een vereenvoudiging. Dat is één element. Het andere element is het strategisch gedrag van verhuurders. Wij boeken de prestatie-afspraken wat "zwaarder" in, omdat je dan juist meer toegankelijkheid krijgt van een grotere voorraad woningen voor een groter aantal huurders. Wij denken dat dit kan. Er is één situatie bekend in ons land waar dat ook gebeurd is. Dat is de groeikern Alkmaar. Daar heeft men een systeem uitgedacht van tamelijk zware prestatie-afspraken en daar heeft men er tegelijkertijd een subsidie per woning bovenop gedaan. Ik denk dat deze redenering, gezien vanuit die invalshoek, rond loopt.

De heer Biesheuvel (CDA):

Dan spitst de heer Jeekel het dus toe op de groeikernen.

De heer Jeekel (D66):

Ik spits het ook toe op de Vinex-locaties. Je kunt het ook ruimer zien dan alleen de groeikernen. Dit is een generiek werkende regeling. Ik sprak niet alleen over groeikernen en Vinex-locaties, maar meer in algemene zin. Het strategisch gedrag wordt voor ons dus ingeperkt. Dat moet de CDA-fractie aanspreken, want in het CDA-plan was 150 mln. aan prestatie-afspraken opgenomen. Daarvan heb ik al gezegd dat het mij een beetje veel leek. Ik vind het overigens een stap van de PvdA om toch de kant van zwaardere prestatie-afspraken op te willen gaan. Die liggen nu in de orde van grootte van 95 mln., terwijl de staatssecretaris uitkwam op 75 mln. Wij denken dat dit mogelijk is, gegeven de ruimte die wij creëren.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter!...

De voorzitter:

Ik heb toch problemen met de manier waarop het debat verloopt. Gisteren is gezegd dat het om een korte heropening zou gaan en toen is gezegd dat wij de proef op de som zouden nemen. De evaluatie kon wel buiten de vergadering om worden verricht. Anders had de commissie nog eens bijeen moeten komen.

De heer Jeekel (D66):

Voorzitter! Ik wil nog iets zeggen over de motie die collega Hofstra ongeveer vijf minuten geleden heeft ingediend. Aan de ene kant zijn er de oudere alleenstaanden voor wie iets moet worden gedaan, bijvoorbeeld verlaging van de normhuur. Aan de andere kant moet iets aan de vermogenstoets worden gedaan. Daarvoor zou primair de kindertabel moeten worden aangewend, naast een aantal vrijvallende gelden uit de controle op de vermogenstoets. Wij vinden het in elk geval een interessante gedachte, maar veel verder dan dit zijn wij op dit moment nog niet.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Ik vind het bijzonder jammer dat er geen meerderheden zijn gevonden om de moties gezamenlijk in te dienen. Ik heb in mijn tweede termijn al gezegd dat het mij er niet om ging wie gelijk krijgt of wie hiermee zou kunnen scoren. Ik denk dat het belangrijk is dat de mensen gelijk krijgen die de huren niet kunnen betalen. Er zouden geen ontruimingen mogen zijn, maar vorig jaar hebben bijna 7000 ontruimingen plaatsgevonden. Het gaat om de mensen en wij moeten proberen om voor hen verbeteringen aan te brengen. Ik vind het jammer dat wij daar niet gezamenlijk een oplossing voor hebben kunnen vinden.

Ik zal de moties van de heer Duivesteijn en de heer Jeekel van harte ondersteunen, met name de motie over de strategische kernvoorraad en de rol van de overheid daarin. Het is heel belangrijk dat er een garantie komt voor betaalbare woningen. Die woningen moeten beschermd worden. In mijn bijdrage heb ik al uitgebreid aandacht besteed aan de servicekosten. Het is goed dat deze motie is ingediend. Er is een aantal jaren geleden, ik meen mij te herinneren dat het 1982 of 1983 was, toch al schoon schip gemaakt rond de servicekosten.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Dat er gebrek is aan een duidelijke visie op hoe het verder moet met het volkshuisvestingsbeleid, blijkt maar weer uit dit debat. Er is ook in de coalitie geen eenduidige visie op. Daarom zou mijn motie op stuk nr. 22 een goed hulpmiddel kunnen zijn voor de kamerleden die dat wel willen. Nu zien wij een voortdurend gesteggel over en een voortdurende symptoombestrijding van de gevolgen van zes jaar huisvestingsbeleid. Het komt erop neer dat er in die tijd zo'n 9 mld. tot 10 mld. is bezuinigd op de sociale huisvesting. De overwegingen van de heer Duivesteijn in zijn nieuwe motie geven het failliet aan van het huisvestingsbeleid zoals het nu is. Ik hoop dan ook dat hij de motie op stuk nr. 22 steunt. Daarin wordt voorgesteld te zoeken naar een nieuwe visie op het huisvestingsbeleid waarin met name de belangen van de huurders vooropstaan.

De symptoombestrijding zoals nu plaatsvindt, is volstrekt onvoldoende. Eén op de drie huurders is tot armoede vervallen. Ruim de helft van de huurders zit financieel moeilijk en geeft aan huur ongeveer 25% van het besteedbaar inkomen uit. De laagstbetaalden hebben hierdoor per maand een tekort van ƒ 200. Door deze motie wordt het tekort teruggebracht tot ƒ 170 per maand. Dat is echter maar tijdelijk, omdat op den duur de negatieve werking van de kwaliteitskorting weer gaat doorwerken. Op deze manier kan het profileren in de Kamer nog jaren doorgaan, maar wel over de rug van de huurders. De SP is daar niet voor. Desalniettemin kan ik niet anders dan de nieuw ingediende motie steunen, omdat het een verbetering is. Maar het is wel een verbetering van iets wat zeer slecht is. Met name de argumenten die gebruikt worden voor de verbetering, zouden ertoe moeten leiden dat de fractie van de PvdA het door haar partij in het vorige kabinet ingezette beleid omgooit. De PvdA probeert hiermee te bestrijden wat zij zelf heeft veroorzaakt.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Uiteraard zal ons stemgedrag morgen aangeven wat wij van de zojuist ingediende moties vinden. Ik neig er sterk naar om steun te geven aan de moties van de collega's Duivesteijn en Jeekel en op deze manier langzaam maar zeker tot een meerderheid te komen.

Ik vind het jammer dat de heer Hofstra zijn motie heeft ingetrokken en nu een andere heeft ingediend. Ik heb daar nu nog geen afgerond oordeel over, maar ik beloof hem dat ik er heel serieus naar zal kijken.

Voorzitter! De staatssecretaris was niet te stuiten in het ontraden van op één na alle moties, in het overleg ingediend. Dit was ook het geval met mijn motie op stuk nr. 20. De argumentatie van de staatssecretaris was, dat het kabinet heeft afgesproken niet te zullen tornen aan de aftrekbaarheid van de hypotheekrente in deze regeerperiode. Ik wil de staatssecretaris erop wijzen dat ik met mijn motie op geen enkele wijze beoog te tornen aan de aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Ik stel geen maximumgrens. De hypotheekrente-aftrek wordt onverkort gehandhaafd. Ik vraag slechts een onderzoek naar een andere systematiek bij aftrekposten. Mocht dat onderzoek uitwijzen dat daar een opbrengst is, dan vraag ik om die opbrengst voor een groot deel te besteden en aan te wenden ten behoeve van de IHS.

Staatssecretaris Tommel:

Voorzitter! Ik zal het rijtje moties en de toelichting die hierbij gegeven is, aflopen.

Ik begin met de motie van de heren Duivesteijn en Jeekel. Hierin wordt gevraagd om te komen met nadere voorstellen inzake de rol van de rijksoverheid, waarin de betrouwbaarheid en toegankelijkheid van de kernvoorraad op de lange termijn wordt veiliggesteld.

Laat ik vooropstellen, voorzitter, dat de bereikbaarheid en toegankelijkheid een groot goed is. Er kan tot nu toe op dit punt gezegd worden dat de kernvoorraad ook inderdaad in stand is gebleven. Om de grenzen die je daarvoor stelt te definiëren, moet je ze ook indexeren. Zo stond het in de nota Volkshuisvesting in de jaren negentig. Als je dat niet doet, neem je in feite afstand van het systeem dat daarin is gevolgd. Zo goed als er een inkomensontwikkeling is, is er ook een huurontwikkeling. Je kunt dus niet aan de ene kant stellen dat er wel een inkomensontwikkeling is en dat je daar indexering toepast, terwijl je als het om de grenzen van de toegankelijke en betaalbare woningvoorraad gaat, niet zou moeten indexeren. Dat zou dan tot een scheef resultaat leiden. Mijn conclusie is dus dat er absoluut niet selectief informatie is verstrekt. Er is correcte informatie verstrekt, alleen paste die de heer Duivesteijn niet zo erg.

De heer Poppe (SP):

Ik wil hierover een korte opmerking maken.

De voorzitter:

Daar heb ik problemen mee. Dit is een heropening en er is al een uitvoerig overleg geweest. De heer Poppe mag een interruptie plaatsen, maar ik vind het maken van een opmerking misplaatst.

De heer Poppe (SP):

Ik wil één vraag stellen.

De voorzitter:

Dat mag altijd.

De heer Poppe (SP):

De staatssecretaris wijst op de huur- en inkomensontwikkeling. Wil hij nu ontkennen dat de huurquote, dus het deel van het inkomen dat men aan huur kwijt is, in de afgelopen jaren is toegenomen?

Staatssecretaris Tommel:

Neen, dat heb ik nooit ontkend. En nu wij hierover een flink aantal malen hebben gesproken, heb ik er ook geen enkele behoefte aan om dat ineens wel te doen.

Dit neemt niet weg dat wij tot nu toe kunnen constateren dat de betaalbare voorraad goed in stand is gebleven en dat er natuurlijk zorg bestaat over de vraag hoe het in de toekomst zal gaan: kan in de toekomst voldoende worden gegarandeerd dat er een goedkope kernvoorraad blijft bestaan die voldoende is om de doelgroep te kunnen huisvesten? Deze zorg deel ik en het voorstel uit de eerste motie om te komen met nadere voorstellen, zal ik dan ook graag overnemen. Met andere woorden: ik zie de motie als steun voor het beleid. In een eerdere termijn heb ik ook al aangeduid dat ik daarbij denk aan prestatie-afspraken. De kern van mijn bezwaar tegen een vorige motie was dat er werd gevraagd om wettelijke maatregelen. De essentie nu is echter dat niet wordt gevraagd om wettelijke maatregelen, maar wel om het voeren van beleid op dit punt. Welnu, dat doe ik nu al en dat wil ik ook graag blijven doen.

De tweede motie, van de heer Duivesteijn en de heer Jeekel, gaat uit van andere aftoppingsgrenzen, namelijk één grens van ƒ 764 voor de één- en tweepersoonshuishoudens en één grens van ƒ 819 voor de overige huishoudens. Daarbij spelen een paar aspecten een rol die ik kort de revue laten passeren. In de eerste plaats moet ik constateren dat de aftoppingsgrenzen zoals zij waren gekozen, waren gebaseerd op onderzoek naar de woningvoorraad die nodig is. Daarbij is rekening gehouden met de bestaande mate van "scheef wonen", dus met het aantal woningen dat tot die voorraad behoort en nu wordt bewoond door mensen die eigenlijk een inkomen hebben dat zo hoog is dat zij niet in die voorraad thuis horen. Daar is volledig rekening mee gehouden.

Voor twee groepen was er iets speciaals nodig. De eerste groep betrof de ouderen, die vaak extra voorzieningen nodig hebben; voor hen gold in het voorstel een speciale regeling. De tweede groep die even objectief te traceren was, betrof de mensen in de groeikernen, waar aanwijsbaar een kleine voorraad goedkope huurwoningen bestaat, waardoor daar de grenzen verhoogd moeten worden. Deze twee groepen zijn heel bewust geselecteerd, omdat de voorgestelde aftoppingsgrenzen voor deze twee groepen onvoldoende waren. Voor de overige groepen zijn zij dus voldoende. In de motie wordt voorgesteld om op dit punt toch hogere grenzen vast te stellen. Daarbij stel ik voorop dat dit niet overal nodig is. Het is wel prettig, maar niet nodig. Daarnaast is naar mijn gevoel alleen maar sprake van een schijnbare verruiming van de mogelijkheden: de aftoppingsgrenzen worden verhoogd, maar er wordt wel – ik kijk dan naar de dekking – veel zwaarder ingezet op het maken van prestatie-afspraken dan in het voorstel van het kabinet. Dat leidt dus weer tot het inkrimpen van de mogelijkheden op de woningmarkt. Aan de ene kant worden dus de grenzen verschoven en de mogelijkheden vergroot, terwijl aan de andere kant die verruiming weer wordt ingekrompen, juist omdat de prestatie-afspraken meer financiële middelen en bezuinigingen moeten opleveren. Dat is dus ook de dekking die bij de motie wordt gegeven.

Daarbij speelt de vraag van de heer Biesheuvel nog een rol. Zijn relevante vraag luidde: kan deze motie aanleiding geven tot strate gisch gedrag? Het antwoord daarop is zowel "ja" als "nee". Een verruiming van de grenzen voor de verhuurder betekent dat, waar er meer mogelijkheden voor huursubsidie zijn, de weerstand tegen hogere huren wat minder zal zijn en het dus een zeker strategisch gedrag kan uitlokken. Dat strategische gedrag wordt echter weer volkomen teniet gedaan door het feit dat je wel prestatie-afspraken moet maken. Die twee samen gaat dus niet. Als je prestatie-afspraken maakt die strenger zijn dan in het huidige kabinetsvoorstel, dan vermijd je daarmee dus ook het strategisch gedrag. Dat kan dan dus niet meer.

In die zin is er naar mijn gevoel bij deze motie sprake van een heel andere situatie dan dat je simpelweg zonder meer de grenzen vergroot. Je perkt namelijk de mogelijkheden weer in door de prestatie-afspraken te maken.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Is de staatssecretaris het ermee eens dat een bepaald deel van de voorraad verruimd wordt? Dat is dat middensegment tot die ƒ 819. Ik neem aan dat hij het daarmee eens is. Bij de prestatie-afspraken staat niet voor niets: "zoals het Alkmaarse model". Dat is een buitengewoon sociaal model, waarin mensen die extreem duur wonen, geholpen worden om naar die goedkopere woningvoorraad te verhuizen. Daar kan de staatssecretaris toch niet tegen zijn.

Staatssecretaris Tommel:

Voorzitter! Het Alkmaarse model is gemaakt voor een buitengewoon bijzondere situatie. Die neigt naar een situatie waarin bijna sprake zou kunnen zijn van inkomenshuur. Wij hebben er heel bewust voor gekozen om dat experiment in Alkmaar toe te staan, omdat de situatie daar zo extreem is. In Alkmaar is sprake van de extreemste situatie in heel Nederland. Ik heb er derhalve ernstige bezwaren tegen om nu de situatie in Alkmaar als voorbeeld te nemen voor heel Nederland. Dan gaan wij naar een situatie dat het niet meer te hanteren valt.

De heer Jeekel (D66):

Voorzitter! Wij hebben geprobeerd te streven naar een subtiel evenwicht tussen aan de ene kant de verruiming van de mogelijkheden en aan de andere kant een inperking die er inderdaad op basis van de prestatie-afspraken is. Dat evenwicht zou je kunnen vinden door ervoor te zorgen dat er tamelijk veel woningen in het middensegment van de markt beschikbaar komen voor meer groepen. Dan kun je proberen om mensen die in woningen in het hogere segment van diezelfde markt wonen, via herhuisvesting te plaatsen in juist dat meer toegankelijk geworden middensegment. Dat zit eigenlijk achter de gedachte om zowel prestatie-afspraken zwaarder in te boeken als een verruiming van de kwaliteitskortingsgrens te vragen.

Staatssecretaris Tommel:

Voorzitter! Ik begrijp de gedachte erachter, maar er is toch sprake van een tweezijdige ontwikkeling. Aan de ene kant is er een verruiming, maar aan de andere kant is er, gezien de prestatie-afspraken, nadrukkelijk toch ook weer een inperking daarvan.

Er zitten twee financiële risico's in de motie. In de eerste plaats is er, wat de dekking betreft, een lagere huurontwikkeling in gezet. In de tweede plaats is het de vraag of het inderdaad zal lukken om zulke strenge prestatie-afspraken te maken. Zijn wij niet bezig met een theoretisch systeem, waarbij het risico buitengewoon groot is dat je, gezien de strenge prestatie-afspraken, uiteindelijk de dekking niet haalt?

Ik heb begrepen dat het denken hierover nog niet helemaal is afgerond. Al met al vind ik toch dat de nadelen van het systeem wat groter zijn dan de voordelen die ik ook wel zie. Gezien de financiële risico's wil ik de Kamer derhalve de aanvaarding van de motie ontraden.

Voorzitter! De derde motie van de heer Duivesteijn gaat over het verlagen van de normhuur voor alleenstaanden van ƒ 318 naar ƒ 300. In het exemplaar dat ik heb gekregen, staat althans ƒ 300.

De voorzitter:

Ik vermoed dat het ten principale niets uitmaakt voor het betoog van de staatssecretaris, maar ik wijs hem erop dat er een correctie is aangebracht van ƒ 300 naar ƒ 310.

Staatssecretaris Tommel:

Dan heb ik een ander exemplaar gekregen.

De voorzitter:

Het is zojuist gecorrigeerd.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Nee, het is ƒ 300.

De voorzitter:

In het exemplaar dat is rondgedeeld, is het gecorrigeerd naar ƒ 310.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Dat is dan mijn fout.

De voorzitter:

Het is dus ƒ 300.

De heer Duivesteijn (PvdA):

TommelJa.

Staatssecretaris Tommel:

In het algemeen heb ik moties die geld kosten, in de vorige termijn van een negatief oordeel voorzien. Die discussie hoef ik dus niet te herhalen en ik moet deze motie om die reden ontraden. Er is namelijk alleen maar een dekking uit de algemene middelen voorzien.

Dat brengt mij op de motie van de heer Hofstra. Hij is erin geslaagd om een bedrag boven tafel te brengen als gevolg van een grotere efficiency in de controle op de vermogenstoets. In zijn nieuwe motie heeft hij daar een bedrag aan toegevoegd via het opheffen van de kindertabel en vervolgens heeft hij het totale budget in tweeën verdeeld: de vermogensgrens voor alleenstaanden wordt verhoogd en de helft van het bedrag wordt besteed voor de alleenstaanden die jonger zijn dan 50 jaar. De kern van de motie is dat een keuze wordt gemaakt voor de verdeling van de extra winst als gevolg van de vermindering van de kosten van de vermogenstoets. Dat is punt één. Het lastige element daarin is dat de heer Hofstra daarbij de gelden van de kindertoets gebruikt waarvan wij juist hadden afgesproken dat wij die zouden instellen. De vraag is of het wijs en bestuurlijk verstandig is om afstand te nemen van iets wat je net voor een bepaalde groep hebt ingesteld. Ik heb dat ontraden en dat doe ik nu weer, maar ik teken daarbij wel aan dat, als je dit zou doen, de verdeling van de opbrengst op zichzelf mij een goede verdeling lijkt. Er is nog een ander probleem. Als deze motie niet wordt aangenomen, moet ik nog steeds een keuze maken over wat er kan gebeuren met de extra opbrengst, omdat wij nu minder controlekosten hebben. Het lijkt mij voor de hand te liggen – dat is mijn concrete voorstel – om die te besteden aan het verhogen van de toets van de vermogensgrens voor alleenstaanden tot een bedrag dat budgettair neutraal is.

De heer Hofstra (VVD):

Op zich lijkt mij dat het minimale wat zou kunnen gebeuren. Ik ben heel blij dat de staatssecretaris dat nu zo duidelijk zegt en voorstelt om dat in ieder geval te doen. Hij zal begrijpen dat wij wel wat meer willen. Daartoe dient dit voorstel en wij moeten maar zien hoe dat verder loopt.

Staatssecretaris Tommel:

Dat lijkt mij een goede afspraak.

Bij de grens van ƒ 60.000 gaat het bij de Algemene bijstandswet om een vrij te laten deel van het vermogen; dat vermogen is in dit geval gebonden in een woning. Dat is een wezenlijk verschil met de IHS. Daarbij gaat het om iets wat op zichzelf niet gebonden is, want mensen kunnen daarbij het vermogen besteden zoals zij dat zelf willen. Dat is het essentiële element: als iemand een uitkering krijgt krachtens de Algemene bijstandswet en door verkoop van de woning uit de bijstand valt, moet dat bedrag worden terugbetaald. In die zin is het in dat geval min of meer te zien als een vordering van de overheid op de eigen-woningbezitter. De situatie in de IHS is daarmee niet vergelijkbaar. Nogmaals: dat doet niet af aan het trekken van de grens van ƒ 60.000, maar in feite heeft de overheid in het geval van de Algemene bijstandswet een vordering op de eigen-woningbezitter. Dat is het verschil.

De heer Hofstra (VVD):

Dat neemt niet weg dat het bedrag van ongeveer ƒ 60.000 vermogen is, dat in een huis zit. Je kunt ook geld op de bank hebben. Het blijft hetzelfde principe, los van de verdere exegese van de Algemene bijstandswet. Het ligt voor de hand om die grens te hanteren.

Staatssecretaris Tommel:

Wij hebben elkaar daarover zeer goed begrepen.

Voorzitter! Ik kom te spreken over de motie van de heer Jeekel over de servicekosten. De motie duidt erop dat het bedrag van 9 mln. te vinden moet zijn in een efficiëntere uitvoering van de regeling. Dat moet kunnen, in die zin dat bepaalde onderdelen die nu nog vallen onder de regeling servicekosten, buiten beschouwing zullen moeten worden gelaten. Ik zie de heer Jeekel knikken. Ik meen dat wij in die zin een goede oplossing zullen kunnen vinden. In tweede termijn hebben wij uitvoerig van gedachten gewisseld over de vraag, welke elementen in ieder geval behouden zullen moeten worden. Nogmaals, wij spreken over een bezuiniging van rond 10%; het gaat om een betrekkelijk bescheiden wijziging van de regeling voor de servicekosten. Ik zie de motie als een steun voor het beleid.

Voorzitter! Wat de dekking van de motie van mevrouw Nijpels betreft, merk ik op dat het erbij halen van het fiscale systeem van aftrekposten – al dan niet de aftrek van de hypotheekrente – mij te ver gaat. Ik blijf bij mijn oordeel over haar motie. Ik ben haar overigens erkentelijk voor de verduidelijking die zij op dit punt heeft gegeven.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgenmiddag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven