Aan de orde is een debat naar aanleiding van een algemeen overleg van 3 juli 1996 inzake de tuinbouw.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik zou graag ten behoeve van de herstructurering de volgende motie willen voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de regering in het kader van de herstructurering van de tuinbouw een verkavelingsregeling voorbereidt;

overwegende, dat voor de gewenste vernieuwing en mobiliteit ruimte voor herverkaveling in de verouderde gebieden nodig is;

verzoekt de regering ten behoeve van de herstructurering tevens verschillende mogelijkheden van verplaatsings- en saneringsregelingen uit te werken en deze aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ardenne-van der Hoeven, Van der Vlies en M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (24140).

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

De volgende motie maakt deel uit van de infrastructuur:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - verbetering van de infrastructuur ten behoeve van de herstructurering van de tuinbouw essentieel is;

  • - de huidige rijksbijdrage voor verbetering van de infrastructuur in de RROG-gebieden 70% bedraagt;

verzoekt de regering voor de verbetering van de infrastructuur in verouderde glastuinbouwgebieden eveneens 70% ter beschikking te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ardenne-van der Hoeven en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (24140).

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ten slotte een motie over de schuldenlast waarmee sommige ex-tuinders jarenlang te maken krijgen bij bedrijfsbeëindiging.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - voor tuinbouwbedrijven bij gedwongen bedrijfsbeëindigingen thans niet in alle gevallen een adequate schuldsanering tot de mogelijkheden behoort;

  • - hierdoor ex-ondernemers een jarenlange schuldenlast houden;

verzoekt de regering de problematiek van deze schuldenlast in kaart te brengen en na te gaan op welke wijze deze problematiek opgelost kan worden en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ardenne-van der Hoeven, Van der Vlies en M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (24140).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Voor mijn fractie was een belangrijk punt bij deze behandeling van de herstructureringsplannen voor de tuinbouw de mate waarin deze plannen gekoppeld zijn aan het boeken van milieuwinst in deze sector. De minister heeft uitgesproken dat ook hij vindt dat deze dingen samengaan. Om hem hierin te ondersteunen en dit beleid nog wat verder vorm te geven, zou ik de volgende motie aan de Kamer willen voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het gewenst is dat de herstructurering van de tuinbouw leidt tot een modernisering van de sector, waarbij zoveel mogelijk uit milieuoogpunt duurzame bedrijfsvoering wordt gestimuleerd;

overwegende, dat door toepassing van moderne bouwtechnieken voor kassen en bij de inrichting van kasgebieden aanzienlijke milieuwinst (vermindering energieverbruik, lagere emissies mineralen en bestrijdingsmiddelen) valt te boeken;

verzoekt de regering het initiatief te nemen tot de ontwikkeling van een milieucertificaat voor kassen die voldoen aan de best beschikbare technieken ("groenlabelkassen");

verzoekt de regering voorts voor nieuwe kaslocaties naast de vereiste ook gewenste milieucriteria te ontwikkelen;

verzoekt de regering ten slotte bij het inzetten van de gelden uit het herstructureringsfonds en bij andere financiële stimuleringsregelingen waarvan de glastuinbouw kan profiteren, ondernemers en regio's die aan deze hoogste milieueisen voldoen met voorrang te behandelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (24140).

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Over de eerste motie van mevrouw Van Ardenne, die mede werd ondersteund door de heer Van der Vlies en mevrouw Vos, het volgende. In de set maatregelen die de regering in gang zal zetten naar aanleiding van de herstructurering van de glastuinbouw, zullen twee regelingen totstandkomen: één betreft de verkaveling en één de infrastructuur. In de verkavelingsregeling zal aandacht zijn voor glasafbraak. Er zal ook een "subsidiabele post" komen voor stoppende ondernemers die hun glasbestand willen afbreken. Dat is een belangrijk element om ruimte te scheppen in het kader van de verkaveling en daarmee wordt de saneringsregeling aangepunt.

Terzake van het onderdeel van de motie waarin sprake is van een verplaatsingsregeling, wijs ik er nogmaals op dat het, zoals al tijdens het AO aan de orde is geweest, zeer belangrijk is om bij dit proces van de herstructurering van de glastuinbouw aan te sluiten bij het initiatief van individuele ondernemers. Zij moeten bepaalde beslissingen nemen. Dat kunnen zij in een bepaald collectief verband doen, waarvan een aantal voorbeelden bestaat, maar het moet wel aansluiten bij de beslissing van de individuele ondernemer. Deze besluit soms ook op eigen gronden om te verplaatsen naar andere delen van het land, met name het noorden, wat ook tijdens het overleg met de Kamer een rol heeft gespeeld. Als er al sprake is van een dergelijke beweging waartoe een ondernemer zelf heeft besloten, is het naar mijn mening niet goed om daar als rijksoverheid middelen naast te leggen.

Ik kom tot de conclusie dat er voldoende mogelijkheden en middelen zijn in de regeling die wij aan Brussel zullen voorleggen terzake van de sanering en het geven van impulsen aan de verkaveling. Voor een aparte verplaatsingsregeling voelt de regering niet. Ik acht dat geen gewenste ontwikkeling, dus ik raad de Kamer aanvaarding van deze motie af.

Het thema van de tweede motie was de verdeling van bijdragen tussen Rijk en andere overheden in het kader van de herstructurering van de glastuinbouw. Wellicht ten overvloede wijs ik erop dat de bijdrage in de kosten van verbetering van de infrastructuur zich zal beperken tot die 50%, met uitzondering van de ROGG-projecten die momenteel in uitvoering zijn. Daar bestaat volgens mij nog steeds enig misverstand over en dat is absoluut niet nodig. Dit geldt overigens ook voor ROGG-projecten waarvan het plan vóór 1 januari 1998 door GS is vastgesteld en in uitvoering kan worden genomen. Dat zal dus gaan onder de vigerende regeling. Voor de nieuwe periode is volgens mij een regeling voor een bijdrage van 50% reëel. Dit sluit ook aan bij andere ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening. Het is de bedoeling dat planvorming integraler wordt vastgesteld; gemeenten en provincies zullen hier gezamenlijk een zaak van moeten maken. Het is dan ook van belang dat die 50% door hen ook wordt opgebracht. Dat percentage komt in elk geval van het Rijk. Tijdens het algemeen overleg heb ik al toegezegd om het punt van de medefinanciering nog eens een keer met de beide provincies waar het in dit geval om gaat, Noord- en Zuid-Holland, aan te kaarten. Dat zal in ieder geval gebeuren, maar ik houd vast aan die 50% financiering. Als extra argument mag daarvoor gelden dat wij die systematiek ook toepassen bij de landinrichting. Aanvaarding van deze motie raad ik de Kamer af.

De derde motie van mevrouw Van Ardenne betreft de kwestie van de schuldsanering. Ik verwijs naar de brief die ik de Kamer over dit onderwerp heb geschreven. Er is een hele methodiek die wij kunnen volgen met DLV/SEV in dit kader. Bij schuldsanering is begeleiding noodzakelijk. Om die reden is gekozen voor de inzet van DLV/SEV. Het Rijk stelt daarvoor middelen beschikbaar. Hoe de mogelijkheden van schuldsanering in de praktijk kunnen worden uitgewerkt, is in de brief aan de Kamer nog eens duidelijk uiteengezet.

Ik wil er nogmaals op wijzen dat door het borgstellingsfonds en het bijstandsbesluit zelfstandigen voldoende bereidheid is getoond om samen met andere crediteuren tot een sanering van schulden te komen. Ik zal overigens het LTO verzoeken, mij in de kwartaalrapportages over het sociaal-economisch plan tevens te informeren over de mate waarin bij gedwongen bedrijfsbeëindiging schuldsanering kan worden toegepast. Het resultaat zal ik aan de Kamer in de toegezegde voortgangsrapportages over de herstructurering van de glastuinbouw doen toekomen. Naar mijn mening is er dus voor een verdergaande taak van de overheid, behoudens datgene wat BZ en BF doen, geen reden. Er wordt extra inzet gepleegd in het kader van SEV/DLV.

Ik kom terug op de motie zelf. Gelet op mijn toezegging de Kamer via een voortgangsrapportage te informeren en gezien de houding van zowel het borgstellingsfonds als de gemeenten in het kader van het bijstandsbesluit zelfstandigen geloof ik dat ik aan deze motie geen behoefte heb.

Van de motie van mevrouw Vos heb ik de tekst op dit moment niet voor mij. Luisterend naar de strekking van die motie heb ik de indruk dat er geen behoefte kan zijn aan deze motie. Ik behoud mij het recht voor toch nog even naar de exacte tekst te kijken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Mocht de minister zijn oordeel wijzigen wanneer hij de letterlijke tekst, die overigens zo komt, tot zijn beschikking heeft, dan stel ik voor dat hij dat schriftelijk aan de Kamer laat weten. Als zijn conclusie is dat zijn oordeel ook na lezing van de tekst ongewijzigd blijft, dan stel ik voor dat wij volgende week over de motie stemmen.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Dat lijkt mij een goede werkwijze. Ik wil niet louter en alleen op mijn aantekeningen en mijn gehoor afgaan. Ik wil de tekst zelf even bestuderen.

De voorzitter:

U heeft daartoe het volste recht. Dat is geen probleem. Mijn voorstel is, huiselijk gezegd, dat zonder tegenbericht uw oordeel ongewijzigd blijft. In het andere geval krijgen wij een bericht. Dat kan er natuurlijk toe leiden dat wij misschien, en dat is heel ongebruikelijk, de beraadslaging even moeten heropenen. Ik ga ervan uit dat dit niet nodig zal zijn en dat wij volgende week over de motie kunnen stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven