Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Goedkeuring van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving voor zover daarin beperkingen van de mogelijkheid tot willekeurige afschrijving zijn opgenomen (24643).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Rey (VVD):

Voorzitter! Bij de behandeling van het Belastingplan 1996 in oktober 1995 is door de collega's Ybema, Van der Ploeg, Hoogervorst en Terpstra een motie ingediend. Het is goed haar nog eens te citeren: "De kamer gehoord de beraadslaging, overwegende, dat er in sommige regio's sprake is van structurele economische problemen; overwegende, dat de wet-Vermeend/Vreugdenhil de mogelijkheid biedt voor deze gebieden een fiscale faciliteit in de vorm van vrije afschrijving van toepassing te verklaren; verzoekt de regering op korte termijn een concreet voorstel voor een tijdelijk experiment in daartoe nader aan te wijzen gebieden aan de Kamer voor te leggen,".

Voorzitter! Dit was oktober 1995. In november 1995 verschenen er berichten in de pers dat alleen het noorden van het land daarvoor in aanmerking zou komen. Ik verwijs naar NRC Handelsblad van 23 november 1995. Gelukkig heeft deze staatssecretaris de gebieden uitgebreid tot ook andere economisch zwakkere gebieden. In december verscheen het persbericht. Daarin werd gesproken over "zogenoemde oud-IPR-gebieden", zoals ook precies in de motie was gevraagd. Wanneer je de publicatie van de ministeriële regeling in de Staatscourant echter nader bekijkt, blijkt dat er alleen maar gemeenten en geen gebieden in voorkomen.

Ik wil allereerst de staatssecretaris een compliment maken, omdat hij al heel snel op de motie heeft gereageerd en binnen een aantal weken met een ministeriële regeling is gekomen. Dat zijn wij ook van hem gewend. Het was dus even een teleurstelling dat er gemeenten, regio's in stonden, omdat natuurlijk uitsluiting is gezocht bij de BSRI, zoals wij toentertijd konden lezen.

Zoals wij in onze schriftelijke inbreng ook al hebben opgemerkt, kunnen er wat vreemde situaties ontstaan. Als wij spreken over "oud-IPR-gebied" dan was dat vroeger het gehele gebied van Zuid-Limburg. Oostelijk Zuid-Limburg maakte daar weer een uitzondering op.

De achterliggende gedachte van de VVD-fractie om de motie te medeondertekenen, was juist dat dit gebied ook de zuigkracht kent van buitenlandse regio's.

Een tweede argument was dat de Europese Unie vrijwel het gehele gebied Zuid-Limburg erkent als economisch achtergebleven gebied, de zogenaamde doelstelling-2-regio.

Ik heb verder zojuist al gezegd dat tot 1995 dit hele gebied was aangewezen voor de IPR-faciliteiten.

Voorzitter! Als je in de regeling kijkt, dan zie je dat bijvoorbeeld de gemeente Landgraaf, liggend tussen Kerkrade en Heerlen, erbuiten valt. Mag ik een vergelijking trekken met de in de regeling genoemde gemeente Leeuwarden? U moet zich voorstellen dat het dan een regeling wordt waarin staat dat Leeuwarden-Oost niet in de regeling is opgenomen. Dat lijkt me niet verstandig. Ik heb me beperkt tot deze gemeente, omdat deze gemeente zich ook tot het parlement heeft gewend. Er zijn nog heel wat andere gemeenten uit de regeling gevallen: Susteren, Schinnen, Onderbanken, Brunssum, Nuth, Voerendaal, Simpelveld, Vaals, Wittem, Gulpen, Margraten en Meerssen. Ik noem deze dus niet. Ik neem aan dat het college van burgemeester en wethouders van die gemeenten daar een speciale bedoeling mee heeft gehad.

Voorzitter! Ik denk dat het beter was geweest om een wijziging aan te brengen. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om er in ieder geval nog eens naar te kijken en er een reactie op te geven.

Natuurlijk zijn er ook nog een aantal andere punten. Wij hebben in de schriftelijke voorbereiding gevraagd waarom de ondergrens 5 mln. en geen 2,5 mln. is. Wij hebben ook nog een aantal andere opmerkingen gemaakt. Aangezien de regeling echter maar voor drie jaar geldt, is het niet verstandig om daar nu verder op in te gaan. Ik neem aan dat wij een evaluatie krijgen.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! Mijn enige vraag is een soortgelijke als die van de heer Van Rey. Als een gemeente, behorend tot een duidelijke regio die je als achterblijvend zou kunnen aanmerken, er in deze regeling uitvalt, dan klopt dat volgens mij niet helemaal. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: is daar dan wat aan te doen? Ik heb begrepen dat voor de BSRI-regeling waarnaar nu wordt verwezen, geldt dat er een relatie is met Europese gelden en steun. Als het toevoegen van Landgraaf aan die lijst om die reden niet mogelijk is, zou ik graag van de staatssecretaris weten of het denkbaar is om in het voorliggende uitvoeringsbesluit expliciet op te nemen dat Landgraaf ertoe behoort.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie is verheugd dat de VVD-fractie een schriftelijke inbreng bij dit wetsvoorstel heeft gehad. Dat geeft ons nu in ieder geval de gelegenheid om op dat punt de opmerking die collega Van Rey hier naar voren heeft gebracht, onder de aandacht van de staatssecretaris te brengen.

De CDA-fractie ondersteunt de lijn die collega Van Rey zojuist naar voren heeft gebracht. Zij is ook benieuwd naar de beantwoording van de staatssecretaris.

In de provincies Friesland, Groningen en Drenthe – een oud IPR-gebied – heeft men er bij de invulling van de regeling voor gekozen om het oude IPR-gebied onder de regeling te laten vallen. Er is een aantal eisen gesteld om binnen het door de staatssecretaris vastgestelde budget te blijven. Is er in het Limburgse, naast onze wens om Landgraaf onder de regeling te laten vallen, ook de mogelijkheid om voor het oude IPR-gebied te kiezen? Ik realiseer mij dat er dan nog een aantal gemeenten bijkomt. Ik pleit dus voor eenzelfde invulling als in het noorden.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik dank de heer Van Rey voor zijn complimenten. Het debat kan beperkt blijven tot Landgraaf, zo heb ik begrepen, alhoewel de heer Reitsma nog een specifieke vraag heeft gesteld, die enigszins verband hield met Landgraaf.

Ik heb in de stukken al aangegeven dat wij hebben gezocht naar zo objectief mogelijke criteria voor de desbetreffende regeling. Het zelf ontwikkelen van criteria zou ongetwijfeld hebben geleid tot allerlei discussies. Daarom hebben wij aangesloten bij het BSRI. Wij hebben ook te maken met Europese regelgeving.

De gemeente Landgraaf heeft tot het jaar 1994 deel uitgemaakt van het toepassingsgebied van het BSRI, toen meer bekend onder de naam IPR. Voor de jaren 1995 en verder moest het toepassingsgebied opnieuw worden vastgesteld. Dat is gebeurd in nauw overleg met de Europese Commissie in verband met de geldende richtlijnen voor regionale steunverlening en in overleg met de provincie Limburg. Kortom, in het kader van die afweging, waarbij de Europese regelgeving inzake regionale steun is bezien, zijn de gemeenten aangewezen die daarvoor in aanmerking komen op grond van objectieve criteria.

Wij hebben in onze regeling aangesloten bij die criteria, omdat er ook Europese aspecten in het geding zijn. Deze regeling is in overleg met de Europese commissie vastgesteld, zodat er geen problemen zouden ontstaan. Het opnemen van Landgraaf in de bijlage bij het BSRI kan niet zonder meer, omdat een en ander is vastgesteld in het kader van de zogenaamde regionale steunverlening. Feitelijk wordt er met het opnemen van Landgraaf een precedent geschapen. Er is nu een objectieve regeling, waarvoor gemeenten zijn geselecteerd. Het toevoegen van één gemeente betekent dat de discussie over nieuwe criteria wordt geopend.

Ik heb zojuist een afschrift ontvangen van een brief van mijn collega van Economische Zaken, mevrouw Van Dok-van Weele, die opmerkt dat een dergelijk verzoek problemen met de Europese Commissie kan opleveren. Zij wijst ook op de precedentwerking ervan. Ik geef dus gewoon weer wat de bezwaren zijn tegen het verzoek van de Kamer. Dat staat overigens buiten het onderhavige wetsvoorstel, want daarin wordt geen voorstel meer gedaan met betrekking tot het BSRI. Wij hebben gewoon bij aansluiting gezocht omdat het BSRI een bestaande regelgeving is.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Ik begrijp de redenering van de staatssecretaris niet helemaal. Tijdens de discussie in het noorden werd er eerst heel centraal over gedacht om voor deze zones een paar gebieden in het oude IPR-gebied te kiezen. De staatssecretaris heeft daar toen een warm pleidooi voor gehouden. Dat uiteindelijk het totale IPR-gebied is gekozen, ligt vooral aan de onenigheid die in het totale gebied is ontstaan. Toen werd echter gezegd dat de mogelijkheid bestond om het zo in te vullen. Als ik dat ent op de Limburgse situatie, vind ik de argumentatie van de staatssecretaris, die verwijst naar Brusselse lijnen en gebieden, weliswaar begrijpelijk maar niet helemaal consistent. Naar mijn mening is er dus wel een mouw aan te passen, want anders had het in het noorden ook niet gekund.

Staatssecretaris Vermeend:

Ik denk dat er sprake is van een misverstand. De heer Reitsma geeft aan dat er in het noorden verschillende opties aan de orde zijn geweest en dat is correct. Uiteindelijk hebben wij er echter voor gekozen om het BSRI in de regelgeving op te nemen. Alles afwegende, hebben wij dus gewoon besloten om daarbij aan te sluiten; er zijn geen uitzonderingen gemaakt, maar aan de hand van de criteria die wij hadden, is er aangesloten bij de lijst die in de bijlage staat van het BSRI.

De heer Reitsma (CDA):

Dat klopt ook wel: de staatssecretaris heeft voor die aansluiting gekozen om onenigheid te voorkomen. Maar in die streek had men gekozen voor een paar specifieke gebieden waarnaar eerst de voorkeur van de Kamer en in het verleden ook die van de staatssecretaris uitging. Ik had daardoor de indruk dat hij daar met regelgeving op in zou spelen. Als het daar kon, kan het in Limburg toch ook?

Staatssecretaris Vermeend:

De heer Reitsma zal het met mij eens zijn dat wij nu objectief hebben gekozen voor regelgeving die is gekoppeld aan het BSRI. Er zijn inderdaad andere opties aan de orde geweest, maar dat had niet zozeer te maken met de problemen in het noorden. Ik wilde een discussie voorkomen over de criteria die gehanteerd zouden moeten worden. Wij hadden bijvoorbeeld criteria kunnen nemen op het gebied van werkloosheid of de regionale zwakte of sterkte, maar dan hadden die criteria moeten worden vastgelegd, had erover gediscussieerd moeten worden en hadden wij ons moeten wenden tot de Europese Commissie, omdat het een vorm van regionale steun is. Deze gang van zaken werkt sterk vertragend. Het BSRI lag er en was volgens Europese normen mogelijk, maar daarnaast wilde ik ook snelheid betrachten. Daarom heb ik aangesloten bij het BSRI. Ik ben het wel met de heer Reitsma eens dat er andere criteria kunnen worden gehanteerd, maar in de uiteindelijke afweging was ik, gezien het voorgaande, van mening dat wij onmiddellijk moesten aansluiten bij de bestaande regelgeving. En daarbij zijn de gemeenten betrokken. Landgraaf zit daar niet bij, omdat er in overleg met de Europese Commissie voor 1995 en daarna een nieuw toepassingsgebied is vastgelegd, en daarbij is Landgraaf afgevallen.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! In wezen komen wij hiermee terecht in een discussie over de vraag wat de criteria zijn geweest bij het vaststellen van het BSRI. Ik begrijp dat dit niet het pakkie-an van de staatssecretaris is geweest, maar ik neem aan dat hij zich er wel in verdiept zal hebben. Ik kan mij zo voorstellen dat er wat externe criteria waren waarmee wij misschien ook niet zo happy waren, maar waarmee wij te leven hadden in de tijd van de vaststelling. Dat hoeft naar mijn mening geen reden te zijn om daar bij interne nationale maatregelen lichtelijk van af te wijken. Ik zeg het wat omfloerst, maar ik heb begrepen dat er een aantal criteria was waardoor niet heel Zuid-Limburg meer onder de regeling kon vallen.

Staatssecretaris Vermeend:

Dat is correct.

Mevrouw Giskes (D66):

Zouden wij daar voor deze regeling niet wat overheen moeten kunnen stappen?

Staatssecretaris Vermeend:

Laten wij open kaart spelen. Ik heb best sympathie voor de gedachte om iets toe te voegen, maar het is allereerst een Europees probleem. Het toepassingsgebied is vrij recent in overleg met de Europese Commissie en met de provincie Limburg vastgesteld. Ik neem aan dat er in Limburg een gedachtewisseling over heeft plaatsgevonden. Dat gebeurt niet zonder overleg. Ik neem aan dat Landgraaf eruit is gevallen op basis van de objectieve criteria voor de regionale steunverlening. Ik ben niet in de positie om toe te zeggen dat de BSRI op dit punt gewijzigd kan worden. Ik verdedig hier alleen een goedkeuringswet en ik signaleer de bezwaren.

Mevrouw Giskes (D66):

De heer Van Rey, die lokaal zeer bekend is, kan ons misschien wat nadere informatie geven over uw eerste opmerking. Ik heb daarnet gevraagd of er niet een alternatief denkbaar is, om iets toe te voegen aan deze specifieke regeling, zodat zij wordt uitgebreid tot Landgraaf.

Staatssecretaris Vermeend:

Dan moet ik toch beginnen over het gelijkheidsbeginsel. Bij de BSRI gelden objectieve criteria die in overleg met de Europese Commissie zijn vastgesteld. Ik ben hier niet eens bevoegd, maar dat is mijn collega. Wanneer besloten zou worden om welke gemeente dan ook toe te voegen, zal dat toch moeten gebeuren op basis van objectieve criteria. Die objectieve criteria worden dan bekendgemaakt. De gemeenten A, B, C en D, die niet voorkomen op de huidige BSRI-lijst, omdat zij niet voldoen aan de criteria, zullen dan ongetwijfeld zeggen, en terecht: als voor Landgraaf niet de BSRI-criteria maar andere criteria gelden, dan brengt het gelijkheidsbeginsel met zich dat wij ons ook wenden tot het departement en de staatssecretaris van Economische Zaken. Op grond van die criteria vragen zij dan om te worden toegevoegd aan de lijst. Zo werkt dat. Het gelijkheidsbeginsel is natuurlijk van toepassing op deze regeling. Als je voldoet aan de criteria, mag je erop. Dat is het probleem dat ik nu voorleg.

Mevrouw Giskes (D66):

Is het waar dat Landgraaf in wezen wel aan de criteria van de BSRI voldoet, maar er om heel pragmatische redenen uit is gevallen? Dan zou je een stok hebben om de hond te slaan.

Staatssecretaris Vermeend:

Ik weet het niet, want ik ben niet betrokken geweest bij het overleg tussen de provincie Limburg en de Europese Commissie. Ik neem aan dat daaraan een afweging ten grondslag heeft gelegen. Ik ga er maar van uit dat de provincie Limburg er blijkbaar toch mee in heeft gestemd.

De heer Van Rey (VVD):

Dat hebt u nu al een paar keer gezegd, maar dat is niet zo. Ik heb het vanmorgen nog even nagetrokken bij de griffie van het provinciaal bestuur. Er is wel overleg geweest, maar het provinciaal bestuur was het ermee oneens. Vanwege de subsidieregelingen die er in België en Duitsland zijn, heeft men gezegd dat het hele gebied er eigenlijk onder zou moeten vallen, maar dan komen er problemen met Brussel. Het enige criterium dat erbij is gekomen, is dat van gemeenten waar nog veel industrieterreinen zijn. Daarover bestond verschil van mening. Ik denk dat dit heel eenvoudig op te lossen is. Ik zal daarover een procedureel voorstel doen.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Gezien de wens die er leeft, stel ik voor om contact op te nemen met mijn collega van Economische Zaken. Gezien het debat zal ik vragen om over dit onderwerp een brief aan de Kamer te sturen, waarin precies wordt uitgelegd wat de criteria zijn geweest, en de procedures worden geschetst. Wat is de achtergrond geweest, waardoor Landgraaf eruit is gevallen? Is het mogelijk om de wens die hier leeft, te vervullen? Het lijkt mij zinvoller om op die basis met elkaar van gedachten te wisselen dan wanneer ik iedere keer moet verwijzen naar de staatssecretaris van Economische Zaken.

Mevrouw Giskes (D66):

Dat lijkt mij heel zinvol. Ik voeg daar alleen wel de vraag aan toe of zij dan ook kan aangeven of er anderszins aanleiding is om Landgraaf in deze regeling op te nemen en of dat verdedigbaar zou zijn tegenover andere gemeenten die dat misschien ook zouden willen. Dat is de criteriakwestie.

Staatssecretaris Vermeend:

Ik neem aan dat dit in het stenogram komt. Ik ben gaarne bereid om dat over te brengen.

De heer Van Rey (VVD):

Voorzitter! Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor zijn antwoorden. Er zijn meerdere opties ter sprake gekomen. Vandaar dat ik zojuist bij interruptie al heb aangegeven hoe het naar mijn mening is gegaan. Wij kunnen twee dingen afspreken. Wij vragen de staatssecretaris om vóór dinsdag op dit punt eventueel met een nota van wijziging te komen en de Kamer dient een motie in om daarmee de belangrijkheid van dit punt te onderstrepen. Die motie hoeven wij uiteraard niet in stemming te laten komen als er een nota van wijziging komt. Er is overleg geweest met de andere fracties en de motie is ondertekend door de woordvoerders van de fracties van de VVD, de PvdA en het CDA. Mevrouw Giskes wacht liever eerst het antwoord van de staatssecretaris af. Daar heb ik begrip voor, maar omdat de regeling op 1 januari is ingegaan, willen wij hier op korte termijn duidelijkheid over hebben. De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

nodigt de regering uit de gemeente Landgraaf op te nemen in de bijlage van de Uitvoeringsregeling BSRI,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Rey, Van der Ploeg en Reitsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (24643).

De heer Van Rey (VVD):

In de motie wordt dus gevraagd om de BSRI-regeling te wijzigen. De staatssecretaris heeft gezegd dat dat tot problemen kan leiden ten aanzien van overleg en dergelijke. Daarom ben ik het van harte eens met de suggestie van mevrouw Giskes: als het niet in die regeling zou kunnen, moet het op een andere wijze in dit wetsvoorstel kunnen worden opgenomen. Ik hoop dat ik mevrouw Giskes met het indienen van deze motie niet te veel op de tenen trapt. Wij hebben de motie ingediend om te onderschrijven hoe belangrijk de drie grote fracties in de Kamer dit punt vinden.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! Het lijkt mij in deze discussie nauwelijks relevant of ik wel of niet op mijn tenen word getrapt. Het is duidelijk geworden dat er, wat de D66-fractie betreft, heel serieus moet worden gekeken naar de situatie van Landgraaf. Wij kunnen ons heel goed voorstellen dat die situatie zo specifiek is dat dit niet direct in gelijkheidsproblemen en dergelijke zou verzanden. Wij doen dus een dringend beroep op de staatssecretaris om het onderzoek uit te voeren. Wat ons betreft mondt dat uit in de nota van wijziging waar wij op doelden. Dat is een zuiverder constructie dan de motie die de heer Van Rey nu heeft ingediend.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Volgens mij heeft de staatssecretaris de boodschap begrepen die wij heel vriendelijk aan hem hebben overgebracht. Wij kennen hem als een inventief persoon en een inventief staatssecretaris. Mijn fractie doet een indringend beroep op de staatssecretaris om hier een mouw aan te passen.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik zeg dank voor deze steun en het compliment. Ik zit met een probleem op het punt van wetgeving. Wij spreken over een wetsvoorstel dat hier los van staat. Het gaat in feite om niets anders dan om een goedkeuring van een aantal regelingen. Ik zeg nu dus al – en dat begrijpen de woordvoerders ook – dat het niet mogelijk is om op dit wetsvoorstel een amendement of een nota van wijziging in te dienen. In de motie staat terecht dat het gaat om een bijlage van de Uitvoeringsregeling BSRI en het is bekend dat die bijlage niet als zodanig in dit wetgevende traject zit. Het is een aparte bijlage, een aparte regelgeving van mijn collega en het staat los van het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen. Als de motie van de Kamer moet worden uitgevoerd, moet ik daar dus overleg over voeren – ik heb al aangegeven welke bezwaren ik daarbij zie – en zal dat moeten plaatsvinden door een wijziging van de bijlage en niet door een wijziging van het voorliggende wetsvoorstel. Ik heb begrepen dat het ook de bedoeling van de indiener was om met de motie te bewerkstelligen dat de bijlage – en niet het wetsvoorstel – wordt gewijzigd.

De heer Reitsma (CDA):

Ik heb er vertrouwen in dat de staatssecretaris een modus zal vinden waarbij de wijziging niet via een langdurige procedure wordt doorgevoerd. Anders kan alsnog met een nota van wijziging worden gekomen, waarin de staatssecretaris via een ministeriële regeling de bevoegdheid krijgt om het gebied uit te breiden, uiteraard in overleg met de Kamer. Wij moeten voorkomen dat het via allerlei wettelijke trajecten een jaar duurt voordat de desbetreffende gemeente er wel onder valt.

Staatssecretaris Vermeend:

Ik wijs erop dat ik overleg moet plegen; het is niet mijn beleidsterrein. Ik heb de Kamer gehoord en ik zal daarvan verslag doen aan mijn collega. Wanneer de Kamer iets vraagt, moet je je natuurlijk niet achter procedures verschuilen. Het gaat erom dat nagegaan wordt of het kan, hoe het kan en op welke wijze. Ik kan er niet omheen dat ik zo-even enkele bezwaren heb geformuleerd. Ik zal de Kamer de uitkomst van het beraad meedelen. Als het gaat om een wijziging van de bijlage, zal er waarschijnlijk overleg moeten plaatsvinden met de Europese Commissie. Wij moeten ons houden aan de Europese regelgeving.

Mevrouw Giskes (D66):

Als het niet wenselijk is om de BSRI-regeling te veranderen, kan worden overwogen in dit wetsvoorstel een aanvullend artikel op te nemen, inhoudende dat wat de willekeurige afschrijving betreft, verwezen wordt naar de BSRI plus Landgraaf. Ik verwacht die creativiteit van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Vermeend:

Alles kan natuurlijk. Er moet natuurlijk wel een objectief criterium zijn.

Mevrouw Giskes (D66):

Daarover hebben wij het net gehad. De staatssecretaris moet aan collega Van Dok vragen: waarom is BSRI BSRI en waarom is Landgraaf eruit?

Staatssecretaris Vermeend:

Alle hier gestelde vragen zal ik haar overbrengen. Ik zal ervoor zorgen dat zij de Kamer daarover zo spoedig mogelijk bericht en aangeeft welke mogelijkheden er wel en niet zijn.

De heer Van Rey (VVD):

Kan de staatssecretaris bij het overleg betrekken dat wij geen totale omwenteling willen? De Kamer heeft bij het belastingplan iets anders gewild dan thans aan de orde is. Wij spraken toen over regio's. Thans spreken wij over één uitzondering. Ik heb het voorbeeld Leeuwarden genoemd. Het kan niet de bedoeling zijn geweest dat Leeuwarden wordt uitgesloten. Ik wist niet dat de heer Reitsma zo positief kan zijn. Wij zijn dat altijd. Ik kan mij niet voorstellen dat terzake van het kleinste wetsvoorstel niet tot een oplossing kan worden gekomen.

Staatssecretaris Vermeend:

Ik destilleer uit de betogen in de Kamer dat Landgraaf de enige gemeente is.

De voorzitter:

Iedereen roept ja.

Thans een enkele opmerking over de procedure. Er is een motie ingediend waarop nog door de staatssecretaris zal worden gereageerd. De vraag rijst of wij dinsdag aanstaande kunnen stemmen over het wetsvoorstel. Of moet dit afhankelijk worden gesteld van de correspondentie van de zijde van de staatssecretaris? Mij blijkt, dat dit laatste het geval is.

Ik concludeer dat de staatssecretaris nog een reactie zal geven op de motie. Er kan pas worden gestemd, als die reactie binnen is.

Staatssecretaris Vermeend:

Het wetsvoorstel gaat daar niet over. Het gaat om een goedkeuringswet op basis van artikel 10, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting. De Kamer heeft al ingestemd met een aantal faciliteiten die op 1 januari 1996 zijn ingegaan. Een groot aantal maatregelen wordt opgesomd. Ik begrijp nu dat de heer Van Rey dit heeft aangegrepen om een gemeente op te voeren die er naar zijn oordeel ten onrechte buiten is gevallen. Hij gebruikt dit wetsvoorstel daartoe als kapstok, maar het wetsvoorstel als zodanig heeft niets te maken met de vraag of Landgraaf al dan niet moet worden toegevoegd. Daarom hecht ik eraan gewoon over dit wetsvoorstel te stemmen zodat ik, in overleg met mijn collega, mijn werk kan doen. In de motie gaat het er in feite om, de bijlage van de uitvoeringsregeling BSRI te wijzigen. Zo staat het in de motie. Het gaat in die motie niet om een wijziging van het wetsvoorstel.

Mevrouw Giskes (D66):

Er blijft wat verwarring bestaan. Ik meen dat uit de behandeling is gebleken dat de Kamer geheel akkoord gaat met de inhoud van deze regeling. Dit geheel loopt al vanaf 1 januari en dus maakt het niet veel uit wanneer er een week aan wordt toegevoegd. Wat dat betreft kan het aanvaarden van het wetsvoorstel best even uitstel dulden. Bovendien is uitstel nodig voor het geval men tot de conclusie komt dat de BSRI-lijst niet wordt gewijzigd en dus élders moet worden geregeld dat een en ander geldt voor BSRI-plus. Als je dat wilt doen, moet er in déze sfeer iets worden geregeld, tenzij u mij uitlegt dat het elders moet.

Staatssecretaris Vermeend:

Ook al is het een voorlopige conclusie, ik denk dat daarvoor het onderhavige wetsvoorstel niet het meest geschikt zou zijn. Ik zal het laten nagaan.

Mevrouw Giskes (D66):

Maar welk wetsvoorstel is dat dan wél?

Staatssecretaris Vermeend:

Ik zal het nagaan.

De voorzitter:

Ik concludeer dat de staatssecretaris, om de Kamer tevreden te stellen, er veel aan kan doen door zo snel mogelijk schriftelijk op de motie te reageren. Volgens mij lost vervolgens het probleem zich vanzelf op. Ik ga er maar van uit dat wij aanstaande dinsdag over dit wetsvoorstel kunnen stemmen. Wanneer later blijkt dat dit niet mogelijk is, stellen wij dat dinsdag vast.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven