3 Initiatiefvoorstel Klimaatwet

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het Voorstel van wet van de leden Klaver, Asscher, Beckerman, Jetten, Dik-Faber, Yesilgöz-Zegerius, Agnes Mulder en Geleijnse houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (Klimaatwet) ( 34534 ).

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel 34534, Voorstel van wet van de leden Klaver, Asscher, Beckerman, Jetten, Dik-Faber, Yesilgöz-Zegerius, Agnes Mulder en Geleijnse houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken, oftewel de Klimaatwet. Ik heet de initiatiefnemers, de heer Klaver, de heer Asscher, mevrouw Beckerman, de heer Jetten, mevrouw Dik-Faber — mevrouw Yesilgöz-Zegerius heb ik nog niet gezien — mevrouw Mulder, de heer Geleijnse en de minister van Economische Zaken en Klimaat van harte welkom in de Eerste Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Strien.

De heer Van Strien (PVV):

Voorzitter. Vandaag behandelen we de meest bizarre wet die ik de afgelopen acht jaar hier langs heb zien komen, de Klimaatwet. Een wet die er vóór de nieuwe Eerste Kamer nog snel even doorgejast moet worden. Een wet van het groenste kabinet ooit, zoals de VVD'er Rutte zei. Een wet waar de VVD'er Wiebes vlijtig aan meegeschreven heeft. Een wet waar VVD'er Nijpels, onze eigen klimaatpaus, zijn vingers bij aflikt. Deze vreselijke Klimaatwet is dan ook voor de volle honderd procent een VVD-wet. En daarmee heeft de VVD haar ware gezicht laten zien, haar GroenLinks-gezicht. De VVD is niets anders dan GroenLinks in een zogenaamd liberaal jasje.

Voorzitter. Deze week zijn de verkiezingen voor het Europees Parlement en iedereen weet nu: een stem op de VVD is een stem op GroenLinks. Een stem op de VVD is een stem vóór de klimaatwaanzin, vóór onbetaalbare, onzinninge, onhaalbare klimaatmaatregelen. De Klimaatwet is een wet die gepresenteerd wordt als een soort raamwerk dat nader uitgewerkt moet worden. Een initiatiefwet weliswaar, maar een die dus van harte ondersteund wordt door het meest linkse kabinet ooit.

Eén ding weten we echter zeker. Aannemen van deze wet gaat enorme consequenties hebben, vooral in financiële zin, en dat terwijl het beschikbaar inkomen van huishoudens in Nederland al jarenlang achterblijft bij de overige landen in Europa door wanbeleid van de achtereenvolgende kabinetten-Rutte. Een beleid dat ook gekenmerkt wordt door voortdurende leugens. We krijgen er €1.000 bij, de belastingen gaan niet omhoog, de hypotheekrente blijft onaangetast, "eerst het zuur, dan het zoet", de energierekening stijgt maar met een paar tientjes. Leugens, leugens, leugens. De ongeloofwaardigheid van de VVD neemt met de dag toe. Wie trapt er nog in?

Nog in december werd beweerd dat we er dit jaar allemaal op vooruit zouden gaan. De energierekening zou maar marginaal stijgen. Vorige week hebben we het allemaal in de krant kunnen lezen. De prijzen stegen de afgelopen maanden extra hard door toedoen van het kabinet. De verhoogde btw, van 6% naar 9%. Ook de energiebelasting is verder opgevoerd, waardoor de gemiddelde energienota dit jaar niet een paar tientjes, maar niet minder dan €334 hoger uitpakt. Deze overheidsmaatregelen zie je allemaal terug in de inflatie. En ondertussen stijgen de prijzen zelfs harder dan de lonen. Maar ja, wat kun je verwachten van een kabinet dat voor energiebesparingsberekeningen gebruikmaakt van louche bedrijfjes die hun prognoses baseren op geheime en voor iedereen ondoorgrondelijke modellen? We lijken zo langzamerhand wel op een derdewereldland. Misschien is Venezuela wel het grote voorbeeld voor het kabinet. Daar kun je zien hoe jarenlang beleid van linkse drammers een rijk land kapot krijgt.

In dit kader moeten wij kennelijk de ondersteuning van dit kabinet voor de Klimaatwet plaatsen. Onder de voorstanders is er kennelijk niemand die over de consequenties wil nadenken. In het voorbereidingsproces hier in de Eerste Kamer hebben sommige partijen het zelfs niet nodig gevonden om ook maar iets dieper op die consequenties in te gaan. Nergens naar vragen, zwijgen over wat de burger allemaal wordt aangedaan, snel afhandelen die Klimaatwet, en dan praten we nergens meer over. Partijen die dit allemaal laten gebeuren zijn geen knip voor de neus waard, de VVD voorop.

Voorzitter. De kerntaak van de Eerste Kamer is de kwaliteit van wetgeving te toetsen op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Dat leidde er in het verleden soms toe dat wetten minutieus werden uitgediept en dat er vaak geen element van een wet onderbelicht bleef. Echter, wanneer we het over het klimaat hebben, breekt opeens de gekte los — het is bijna "hysterisch" te noemen — waarbij rationeel denken volledig wordt losgelaten. Het heeft alle schijn van een nieuwe religie die het Nederlandse volk ook hevig verdeelt en tegen elkaar opzet. Je bent voor of je bent tegen; een tussenweg lijkt er niet te zijn. En die toetsing op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid lijkt plotseling een wassen neus te worden. Dat terwijl de Raad van State in zijn jaarverslag over 2018 schrijft: "Wetgever, hecht waarde aan een goede wet en aan het wetgevingsproces." Dat is een mooi advies van de Raad van State. Ik ben benieuwd hoe dit advies vandaag ter harte wordt genomen.

Ik kom op de inhoud van de wet. Die is bijzonder mager. De gevolgen zijn, zoals gezegd, des te groter. We leggen ons vast op een CO2-reductie van 49% in 2030 en 95% in 2050 ten opzichte van 1990. Die doelen kunnen alleen maar gehaald worden als er draconische, vergaande maatregelen worden genomen. We moeten van het gas af, en we moeten aan de warmtepomp en aan de zonnepanelen. We moeten minder vlees eten, minder melk drinken, minder douchen. We moeten elektrisch rijden in onbetaalbare Tesla's en we moeten minder vliegen. Compleet losgeslagen gekte! Dit alles zogenaamd om het klimaat te redden. Mensen die gewoon hun leven willen leiden, wordt bij alles een klimaatschuldgevoel aangepraat. Met deze Klimaatwet heeft de VVD dan ook definitief afstand genomen van het liberalisme. Dat alles om GroenLinks te pleasen en om aan de macht te kunnen blijven. In de nieuwe Eerste Kamer zal de VVD de steun van GroenLinks immers hard nodig hebben. GroenLinks kan blij zijn met zijn groene VVD-vriendjes.

Voorzitter. Deze Klimaatwet laat ook zien dat dit eigenlijk niet het kabinet-Rutte III is maar het kabinet-Klaver I. Gefeliciteerd, meneer Klaver. Er wordt geen nut en noodzaak weergegeven en er wordt ook geen enkele financiële onderbouwing gegeven. Sterker nog, de initiatiefnemers hebben dit bewust achterwege gelaten, zo valt in de bijsluiter te lezen. Maar hoe dan ook gaat het eventuele aannemen van deze wet ons honderden miljarden kosten. Het Economisch Instituut voor de Bouw heeft becijferd dat alleen al alle huizen energieneutraal maken 235 miljard euro gaat kosten. Het EIB schat in dat voor alle andere gebouwen nog eens zo'n bedrag nodig zal zijn. Dan zitten we dus al op 470 miljard euro. Daar komt vervolgens nog het wagenpark, het vliegverkeer, de industrie en, niet te vergeten, de landbouw bij, want die koeien schijnen ook heel vreselijk te zijn in dit verhaal. Het totale bedrag zal dan ook eerder over de 1.000 miljard heen gaan. Dit komt neer op €60.000 voor iedere Nederlander, jong en oud, arm en rijk. Dat is gemiddeld €130.000 per huishouden. En wat staat daar aan baten tegenover? Helemaal niets. Het klimaateffect van al deze inspanningen is onmeetbaar klein en zal meer dan volledig tenietgedaan worden door de vrijwel onbeperkte bouw van kolencentrales en andere industriële activiteiten in India, China en ontwikkelingslanden. Zelfs de bruinkoolwinning enkele kilometers over de grens bij Limburg, in Duitsland, de grootste producent van bruinkool ter wereld, gaat op zijn minst tot 2045 onverminderd door. Zelfs de heer Pieter Boot van het Planbureau voor de Leefomgeving, dat nota bene het klimaatakkoord heeft doorgerekend, heeft daar eerder over gezegd: "Voor de klimaatverandering maakt het natuurlijk helemaal niets uit of Nederland dit in z'n eentje nu wel of niet doet. Dan is belangrijk: wat gebeurt er in de wereld?" We worden keihard voor de gek gehouden door de leugenaars van de VVD. Klimaatbedrog dat is het. Zelfs Patrick Moore, medeoprichting van Greenpeace noemt de bangmakerij rond de klimaatverandering the greatest scam in history, de grootste oplichterij in de geschiedenis. Dat moet de bedriegers van de VVD inderdaad bijzonder aanspreken.

Het is ook, als we het over de consequenties gaan hebben, een gevaarlijke wet. Buiten het feit dat we groepen mensen tegen elkaar opzetten, heeft die ook nog andere consequenties waar we een toekomstige generatie en toekomstige regeringen mee opzadelen. Als straks een of andere idiote milieuclub vindt dat CO2-reductie niet snel genoeg gaat, geven we ze met deze wet een stok om mee te slaan. Ze gaan naar de rechter die blijkens de Urgendazaak maar al te graag op de stoel van de politiek gaat zitten om zijn linkse hobby's uit te leven. Hierdoor zal de bv Nederland dan verplicht worden om honderden miljarden extra uit te geven om een volstrekt onbereikbaar doel alsnog proberen te halen.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep in de Urgendazaak merkte de landsadvocaat op dat de door de rechter opgelegd 8% CO2-reductie in 2020 slechts 45 miljoenste graad minder gemiddelde wereldwijde opwarming tot 2100 tot gevolg zou hebben. De Staat zelf gaf dus aan dat de 8% extra CO2-reductie die de rechter had opgelegd voor 2020 slechts 45 miljoenste graad minder opwarming zou opleveren.

Deze hele wet wordt in een goede zes maanden door de Tweede en de Eerste Kamer geloodst. In de Eerste Kamer is zelfs geen technische briefing of hoorzitting geweest. Dat geloofde men wel. Sommige partijen hadden de wet misschien zelfs wel als hamerstuk willen afdoen, want ja het klimaat hè. Vergelijk dat eens met de discussie rond de Joint Strike Fighter. Die duurde zestien jaar, terwijl het daar slechts om een bedrag van 6 miljard ging. Nu dus zes maanden voor een bedrag van 1.000 miljard. Het is jammer dat ieder greintje realiteitszin overboord wordt gezet en geld er opeens niet meer toe doet. Het zal Nederland en zijn inwoners dramatisch terugwerpen op de welvaartsschaal. Armoede zal toenemen, maar dan voldoen we ten minste aan de wensen van het IPCC dat zegt dat landen hun economische belangen ondergeschikt moeten maken aan het klimaatbeleid.

Nu al kunnen honderdduizenden mensen hun ziektekosten niet meer betalen. De energierekening van huishoudens, die nu al voor de helft uit belastingen bestaat, stijgt dit jaar al met gemiddeld €334 per gezin. Straks zullen nog veel meer inwoners van Nederland hun huis niet meer kunnen verwarmen en zal elke winterse dag een nationale truiendag zijn. Iedereen aan de warmtepomp zegt dit kabinet; een warmtepomp die water aflevert van een zodanige lage temperatuur dat je vloerverwarming nodig hebt om je huis te verwarmen en een extra boiler om te kunnen douchen. Heb je geen geld om de warmtepomp en de bijbehorende vloerverwarming te betalen en kun je ook de hypotheek niet verhogen, dan hebben de lokale overheden al een oplossing voor je bedacht. Investeerders of gemeenten nemen maar wat graag de blote eigendom over van de grond onder je huis. Voor eeuwig zal je erfpacht betalen! De PVV-fractie vindt deze vorm van afpersing ronduit schandalig. Ik zou graag van het kabinet willen weten of het deze ontwikkeling om op die manier bestaande huizen zogenaamd klimaatneutraal te maken, gewenst vindt.

Links Nederland suggereert nog dat je er wel komt met een extra CO2-heffing voor de industrie. Prachtig, maar met de extreme doelen die in de Klimaatwet gesteld worden, zal die heffing zo veel hoger moeten zijn dan in de ons omringende landen dat belangrijke industrieën uit Nederland zullen verdwijnen. En als ze niet verdwijnen, dan worden die kosten hoe dan ook doorberekend aan de burger met nog grotere armoede tot gevolg. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. In de uitvoering van het CO2-reduceren straks wordt voor een groot deel vertrouwd op wind, zon en biomassa als alternatieven. Want ja, de enige serieuze mogelijkheid om economisch verantwoord CO2 uit te stoten, te weten kernenergie, staat niet eens op het programma omdat de initiatiefnemers het daarover niet eens kunnen worden. Dus wind, zon en biomassa. En juist met het plannen en plaatsen van windmolen- en zonneparken, plaatsen we ook groepen mensen tegenover elkaar. Aan de ene kant heb je de eigenaren en de profiteurs van de windmolen- en zonneparken, de subsidieslurpers. Aan de andere kant heb je de benadeelden, de gewone mensen die voor hogere belastingen en heffingen mogen opdraaien, de mensen die hun uitzicht verpest zien worden door windmolen- en zonneparken, de mensen die de waarde van hun huis zien dalen en als ze het willen verkopen merken dat het vrijwel onverkoopbaar is.

En dan het meest absurde. Met deze wet gaan wij vastleggen dat energie, opgewekt door biomassa, CO2-neutraal is. Echt, voorzitter, het staat in het initiatiefwetsvoorstel. Als wij voor deze vorm van energieopwekking kiezen, betekent dat dat Nederland en de rest van de wereld in een nog rapper tempo zullen ontbossen. Over de ontbossing in Brazilië wordt, terecht, moord en brand geschreeuwd, maar uit onderzoek van de Universiteit Wageningen is duidelijk geworden dat het Nederlandse bosareaal tussen 2013 en 2017 met 5.400 hectare is afgenomen. Voor het overblijvende bos ontbreekt volledig elke boomsoortspecifieke sturing op houtaanwas. Het tempo waarmee Nederland ontbost wordt, wordt steeds groter. Als een dolle worden hele bossen gekapt om biomassacentrales te voeden. Alleen al in de Amercentrale in Geertruidenberg verdwijnen per dag 1.500 volwassen bomen. Dit tempo moet nog worden opgevoerd, want als ze over enkele jaren nog kolen durven verstoken, moeten ze dicht. Op dit moment liggen er plannen voor de kap van 231 hectare prachtige oude bomen tegenover plannen voor 304 hectare aan nieuw bos, bestaande uit armzalige kleine sprietjes. De hypocriete klimaathysterici hebben hier een term voor bedacht: ze doen dit onder de noemer "vergroting van de biodiversiteit". Ondertussen ontbost Nederland verhoudingsgewijs sneller dan het Amazonegebied.

Voorzitter. We zien dat de confrontatie tussen voor- en tegenstanders van wind- en zonneparken steeds meer verhardt. Dit kabinet zet mensen tegen elkaar op. Mijn fractie vindt het schokkend dat alle spelers hiervan wegkijken omdat de energietransitie heilig is. Die moet koste wat het kost worden doorgevoerd. Het wordt steeds meer duidelijk dat ook tolerantie in Nederland een grens heeft. Zes jaar geleden vertelde toenmalig minister Kamp van Economische Zaken in deze zaal dat in 2020 16% van het energieverbruik hernieuwbaar moest zijn. Mijn fractie vroeg toen al aan te geven op welke wijze dit doel globaal gehaald zou kunnen worden zonder extreme financiële gevolgen. In 2013 was 4,8% van het energieverbruik hernieuwbaar. Op dit moment, nadat werkelijk al miljarden aan subsidies zijn weggepompt, is 5,5% van het totale energieverbruik hernieuwbaar. Dat is 0,7% hoger. Daarbij moeten we weten dat SDE+ al vanaf 2011 van kracht is en dat daar op dit moment zo'n 6 miljard in verbrand wordt, op te hoesten door de belastingbetaler, in het bijzonder de gezinnen. Ik zou graag van de minister horen hoe het halen van de in deze wet genoemde klimaatdoelstellingen, deze luchtfietserij, mogelijk is zonder de Nederlandse gezinnen nog zwaarder te belasten dan nu al gebeurt.

De heer Reuten (SP):

Ik wil graag van de PVV-woordvoerder weten of hij de ontbossing mensenwerk acht. Ik neem aan van wel.

De heer Van Strien (PVV):

Sorry, of die ...?

De heer Reuten (SP):

De ontbossing.

De heer Van Strien (PVV):

Ja, en of ik die ...?

De heer Reuten (SP):

Of dat mensenwerk is. En dan wil ik hem hetzelfde vragen over de afname van de biodiversiteit. Acht hij dat ook mensenwerk? Dan komen we verder wel uit het probleem van het klimaat.

De heer Van Strien (PVV):

Ik heb het twijfelachtige genoegen om midden in een Natura 2000-gebied te wonen. De ontbossing zie ik dagelijks. Machines die in één dag 2 hectare volwassen bomen tegen de vlakte gooien om daar in het kader van verbreding van de biodiversiteit ruimte te maken. Maar dan vraag ik aan die vrachtwagenchauffeur die die bomen wegbrengt: waar ga je eigenlijk naartoe, wat gebeurt er met die bomen? Wat denkt u dat hij dan zegt? "Die worden tot zaagsel gemaakt, daar worden pellets van gemaakt."

Dat is mijn antwoord, voorzitter.

De heer Reuten (SP):

Oké, de ontbossing is mensenwerk. Is de afname van de biodiversiteit, de voorspelling dat 1 miljoen diersoorten binnenkort verdwijnen, geen mensenwerk? De volgende vraag is dan of de klimaatverstoring geen mensenwerk is.

De heer Van Strien (PVV):

Ik vind die vraag over de biodiversiteit eigenlijk buiten dit kader vallen, heel simpel. Maar ik wil er wel wat op zeggen. Natuurlijk zal de afname van de biodiversiteit mede door de invloed van de mens veroorzaakt zijn, zeker. Maar ontbossing is geen oplossing voor een verbreding van de biodiversiteit.

Voorzitter, ik ga verder.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Reuten.

De heer Reuten (SP):

Er zat nog een vraagje aan vast, namelijk of de klimaatverstoring dan geen mensenwerk is.

De heer Van Strien (PVV):

Of de klimaatverandering mensenwerk is? Het is buitengewoon twijfelachtig om daar met een "ja" of "nee" op te antwoorden. Ik ben daar in mijn verhaal ook niet zozeer op ingegaan, omdat ik het even in het midden wil laten of de huidige CO2-toename van 280 ppm naar 380 ppm in 200 jaar daadwerkelijk mensenwerk is. In de tussentijd zijn er heel wat vulkanen uitgebarsten, kan ik u vertellen. Maar het idee dat je het CO2-getal in de lucht als Nederland omlaag kunt brengen met 1.000 miljard aan investeringen, is werkelijk te bizar voor woorden.

Ik ga verder, voorzitter. Ik zou graag van de minister horen of de in deze wet genoemde klimaatdoelstelling mogelijk is zonder de Nederlandse gezinnen nog zwaarder te belasten dan nu gebeurt. Met deze vraag staat de PVV niet alleen. Ook de Raad van State geeft aan dat er geen inzicht is in de kosten van de klimaatdoelstellingen. Het enige dat duidelijk is, is dat er onwaarschijnlijk veel geld voor nodig is en dat het niet kostenefficiënt wordt aangewend. De blunders met geheime rekenmodellen om vermeende voordelen van de elektrische auto's te berekenen en de politiek in de achterkamertjes, waar de zogenaamde klimaattafeltjes stonden — de verslagen daarvan zijn overigens nog steeds niet openbaar, ondanks een in deze Kamer aangenomen PVV-motie daarover — en waaruit deskundigen op het gebied van kernenergie of thoriumcentrales sowieso nadrukkelijk geweerd zijn, tonen allemaal aan dat deze regering de regie totaal kwijt is, of beter gezegd, nooit gehad heeft.

Voorzitter, ik rond af. Geloof niet de klimaatdrammers van de VVD. Geloof niet de bedriegers van de VVD. De gevolgen van de Klimaatwet zijn niet te overzien. Er is maar één manier om ervoor te zorgen dat de energierekening niet omhooggaat, dat u gewoon in uw benzineauto kunt blijven rijden, dat u vlees kunt blijven eten, dat u geen peperdure warmtepomp hoeft aan te schaffen en dat u zo lang kunt douchen als u zelf wilt, en dat is door een eind te maken aan alle groene gekte, alle klimaatgekte. Deze vreselijke Klimaatwet moet zo snel mogelijk door de shredder.

De voorzitter:

Meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Ik had de indruk dat de heer Van Strien enigszins kritisch is op deze wet. Dat ben ik ook, dat is een winstwaarschuwing. Maar ik had een vraag. Ik begreep dat de heer Van Strien het woord "afpersing" gebruikte. Mijn vraag is of ik dat goed gehoord heb en of de heer Van Strien inderdaad vindt dat er aan afpersing gedaan wordt door deze wet.

De heer Van Strien (PVV):

Ja, dat woord heb ik gebruikt en dat vind ik wel treffend in dit verband. Als je kijkt naar voorstellen in enkele provincies waarvan ik het weet, zie je dat mensen gedwongen worden om maatregelen te nemen die ze niet kunnen betalen en dat vervolgens aangegeven wordt "nou, dan verkoop je toch de grond onder je huis". Dat vind ik een vorm van afpersing. Ik kan er geen ander woord voor bedenken.

De heer Schalk (SGP):

Afpersing is onderdeel van het Wetboek van Strafrecht, zoals de heer Van Strien ongetwijfeld weet: artikel 317. Mijn vraag is of hij aangifte gaat doen als deze wet wordt aangenomen en tegen wie dan. Tegen de regering of tegen degenen die de wet hebben ingediend?

De heer Van Strien (PVV):

Ik denk dat dat op lokaal niveau een hele goede kans zou kunnen maken. Als je op deze manier wordt gedwongen om de grond onder je huis te verkopen doordat je verplicht bent om bizarre maatregelen te nemen, denk ik dat dat een heel goede kans maakt voor de rechter.

De voorzitter:

De heer Schalk, tot slot op dit punt.

De heer Schalk (SGP):

Ja, tot slot, mevrouw de voorzitter. Ik kan me voorstellen dat mensen bepaalde maatregelen bizar vinden en als bizar ervaren, maar als wij dat hier in de Kamer afpersing noemen, moeten wij ons goed realiseren dat dit consequenties kan hebben voor een aangifte of iets dergelijks.

De heer Van Strien (PVV):

Ja, lijkt me prima.

Mevrouw Fiers (PvdA):

Ik hoor de heer Van Strien zeggen dat het klimaat rondom het klimaatdebat verhardt en dat partijen tegen elkaar worden opgezet. Ik vraag een reflectie van de heer Van Strien op zijn eigen rol daarin. Ik hoor hem hier regelmatig spreken over "bedriegers" en "leugenaars". Dus ik hoor graag een reflectie van u op uw eigen rol in het tegen elkaar opzetten van mensen in dit debat.

De heer Van Strien (PVV):

Ik dacht niet dat wij daar een rol in hebben.

Mevrouw Fiers (PvdA):

Nou, dat is hoe wij elkaar hier te woord staan. Wij zijn het misschien niet met elkaar op alle punten eens — daar zullen wij vandaag nog veel over debatteren — maar het gaat over de manier waarop wij elkaar aanspreken.

De voorzitter:

Mag het dan wel via de voorzitter?

Mevrouw Fiers (PvdA):

Ja, natuurlijk, dat mag zeker via de voorzitter. Zo werkt het, ik zou het bijna vergeten. Dit gaat nu met sterke woorden gepaard en ik vind het net iets te gemakkelijk als u zegt: daar hebben wij geen aandeel in.

De heer Van Strien (PVV):

Ik heb daar verder niets op te zeggen

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Strien. Ik geef het woord aan de heer Pijlman.

De heer Pijlman (D66):

Dank u wel, voorzitter. Een iets andere toon.

Voorzitter. Klimaatverandering is van alle tijden. De aarde kent perioden van opwarming en afkoeling die soms ingrijpende veranderingen voor landen, de natuur en bewoners met zich mee brengen. En toch is het nu anders. Sinds de industriële revolutie is de aarde wereldwijd al meer dan 1° opgewarmd, in Nederland 1,7°, en de snelheid van de opwarming is ongekend. Dat is nieuw.

Wetenschappers hebben het verband aangetoond tussen de CO2-uitstoot en de opwarming van de aarde. Sinds de industriële revolutie is de concentratie van CO2 met 50% toegenomen. Dat geeft wereldwijd problemen waarbij vooral de heftigheid van zowel warmte, koude, droogte maar ook zeespiegelstijging opvallend zijn. Om de gevolgen van de opwarming te beperken, concentreren we ons op de vermindering van de CO2-uitstoot. In Nederland wordt 50% van de CO2-uitstoot veroorzaakt door de industriële productie en de opwekking van energie, en 20% door verkeer en vervoer. Landbouw, veeteelt en verwarming zijn verantwoordelijk voor de rest. We zullen dus op meerdere terreinen actief moeten zijn om de schade te beperken en ons te houden aan de klimaatdoelstellingen van het VN-verdrag van Parijs dat wij in 2015 tekenden.

Vorig jaar verscheen het VN Intergovernmental Panel on Climate Change-rapport dat nog eens haarfijn de wereld voorrekende waar we nu staan. Een paar weken geleden verscheen het VN-rapport over de afname van biodiversiteit. Wat moeten we nu doen om de opwarming van de aarde tot 1,5° te beperken? Dat is de internationale opgave. Let wel, ook bij 1,5° opwarming zijn de gevolgen, zeker voor de minder ontwikkelde landen, ingrijpend maar is de schade wereldwijd nog op te vangen. Daarboven wordt de situatie op veel plekken op de aarde met een steeds maar stijgende wereldbevolking problematisch. Het goede nieuws van het IPPC-rapport is dat 1,5° nog steeds haalbaar is. Het slechte nieuws is dat er nu wel heel hard ingegrepen moet worden in vrijwel alle landen die Parijs ondertekenden om de doelstellingen te halen. Op dit moment is er wereldwijd 2200 gigaton CO2 uitgestoten. Om de opwarming tot 1,5° te beperken, mag in de toekomst niet meer dan 570 gigaton worden uitgestoten. Zonder maatregelen komen we daar al in 2035 aan.

De Parijse doelstellingen gaan in 2030 uit van een vermindering van 45% CO2 uitstoot ten opzichte van het niveau van 2010. Daarna zal er ieder jaar 5% vermindering gevraagd worden totdat het totale doel in 2050 is gehaald. Het mitigeren van de uitstoot heeft veel voordelen die weinig worden genoemd. Het beperkt de kosten die met klimaatverandering gepaard gaan. Nu al menen de Verenigde Naties dat met klimaatadaptatiebeleid wereldwijd duizenden miljarden dollars gemoeid zullen zijn. Om dat te beperken gaan ook hier de kosten voor de baten uit. Ik heb het niet alleen over de economische gevolgen van klimaatverandering; de humanitaire gevolgen en de gevolgen voor de biodiversiteit zijn veel ingrijpender.

Voorzitter. D66 wil vanuit onze sociaalliberale beginselen streven naar een harmonieuze samenleving die rekening houdt toekomstige generaties. De aarde is niet van ons en is geen gebruiksartikel. In de discussies over klimaat en milieu dient niet het behoud maar de aantasting van het milieu beargumenteerd te worden. Die omkering van denken: dat is de echte uitdaging waar we voor staan!

Ons land is een deltaland; 60% van ons land is extreem gevoelig voor overstromingen. Buitenlanders verbazen zich, wanneer ze ons land binnenkomen, erover dat Schiphol 4 meter onder de zeespiegel ligt. Het is de enige grote luchthaven ter wereld die zo laag ligt. Onze steden, onze landbouwgronden, onze polders en industriegebieden, ze bevinden zich grotendeels onder zeespiegelniveau. Eeuwen zijn we bezig met ons te beveiligen tegen het wassende water. Klimaatverandering betekent voor ons land een extra uitdaging. Maar door de eeuwen heen hebben Nederlanders van bedreigingen ook kansen weten te maken. Ons watermanagement is een exportproduct en ook in de toekomst kan de wereld er nog veel aan hebben.

Ook als het om de energietransitie gaat, hebben we een geschiedenis. Van hout naar turf, van turf naar steenkool, van steenkool naar gas en nu van gas naar duurzaam. Zo zal dat gaan. In het verleden konden we dat en wisten wij er ook kansen aan te verbinden. Dat ging overigens ook vroeger niet zonder slag of stoot. De transitie naar gas leverde heel veel protesten op; je kunt het je bijna niet meer voorstellen. De discussies gingen toen over: "de baten gaan naar de Staat en de kosten dan?" Gemeentes moesten bijvoorbeeld kookcursussen organiseren, want het was toch een omschakeling. Je kunt je dat nu niet meer voorstellen, maar iedere verandering die ingrijpend is voor de persoonlijke levenssfeer, roept ook weerstand op. En dat is nu zeker ook zo.

Burgers zien de noodzaak van wat er moet gebeuren wel degelijk en zij willen ook meewerken aan de energietransitie. Echte klimaatontkenners zijn er meer in de politiek dan onder de burgerij. Maar zelfs als je op politieke gronden meent dat het wel zo'n vaart niet zal lopen, zou je alleen al op grond van het prudentiebeginsel maatregelen moeten nemen. Burgers willen meedoen aan deze transitie, maar ze willen ook duidelijkheid over wat er in hun situatie nu gaat veranderen, wat ze zelf kunnen doen. We zijn allemaal ook burgers, en we willen zelf ook inzicht in de kosten en de verdeling van kosten, en een tijdpad.

De noodzakelijke energietransitie kan innovaties en daarmee ook heel veel werk op leveren. Andere landen, zoals Denemarken, zijn ons wat dat betreft allang voorgegaan. De geschiedenis mag tot inspiratie dienen, de geschiedenis herhaalt zich echter nooit.

Anders dan bij vorige energietransities kunnen wij het nu niet alleen. Nederland kan de opwarming van de aarde niet tegenhouden. We zijn ook hier, in een globaliserende wereld of economie, afhankelijk van anderen. En ieder land moet hard werken om de doelstellingen van Parijs te halen. Voor sommigen is dat reden om maar helemaal niets meer te doen en daarmee wereldwijd af te stevenen op een catastrofe.

Voor ons, D66, is het reden om gemaakte afspraken na te komen, klimaatbeleid te voeren en de energietransitie nu echt aan te pakken. Want laten we wel eerlijk zijn, tot dusver hebben we vooral gepraat over klimaatbeleid en de energietransitie. Er is nog heel weinig gebeurd. We praten, we overleggen, we discussiëren, maar waar is het beleid dat uitgevoerd wordt?

Het is nu bijna vijf jaar na Parijs en Nederland is bepaald geen voorloper als het om duurzame energie gaat. Op dit moment, 21 mei 2019, wekken we volgens de site www.energie-opwekken.nl, die voor de Sociaal-Economische Raad ontwikkeld is en waar je op ieder moment van de dag kunt zien hoeveel duurzame energie wij opwekken, 5,3% duurzame energie op: zon, wind, biogassen, kernenergie, alles meegerekend. Dat is nu niet direct een cijfer om trots op te zijn. Op papier lijken we vaak voorlopers te zijn, maar in werkelijkheid lopen we ver achter op andere Europese landen. Dat zou onze eer te na moeten zijn.

Mijn eerste vraag is een vraag aan het kabinet. Welke voorstellen kunnen wij dit kalenderjaar van u verwachten om de doelstellingen die ook in deze wet worden gepresenteerd te halen? We hebben nu lang genoeg gewacht en lang genoeg overlegd. Het mooie van de Parijsakkoorden is immers dat niet alles tegelijkertijd hoeft. We hebben de tijd, we hebben nog dertig jaar, maar die moeten we wel benutten.

De heer Van Strien (PVV):

Er is ten minste één punt waarop de heer Pijlman en ik het over eens zijn. Dat is dat percentage dat hij zojuist noemde van wat er aan zogenaamd duurzame energie wordt opgewekt op dit moment. Hij noemde 5,3, ik noemde 5,5. Ik zat zelfs nog iets hoger, maar dat zal wel binnen de foutenmarge liggen. Maar er zijn natuurlijk andere landen, zoals Zweden, die een makkie hebben. Die zetten gewoon een schoepenrad onder een waterval en klaar is Kees. Elektriciteit is vrijwel gratis: witte steenkool, zoals dat genoemd wordt. Dat kunnen wij nooit aan, maar wij kunnen wel kernenergie aan. Waarom komt D66 niet met dat idee? Als je nou praat over besparing op CO2-uitstoot, dan is er eigenlijk maar één echt alternatief voor de elektriciteitsopwekking en dat is kernenergie. Waarom komt u daar niet mee?

De heer Pijlman (D66):

Ik ben nog helemaal niet aan de maatregelen toe, maar laat ik in de eerste plaats constateren dat u er ook niet mee zult komen. Volgens u is de hele discussie onzin, laat staan dat u dan miljarden en nog eens miljarden in kernenergie wilt investeren, terwijl u ook weet dat als je dat op dit moment zou doen — kijk naar de voorbeelden in Engeland, waar nu gebouwd wordt aan een hele grote centrale — het dan tussen de tien à vijftien jaar duurt voordat we operationeel zijn. Dus dan ben je alweer een heel groot deel van de tijd die je hebt kwijt. Er is heel veel makkelijker energiewinst te halen dan miljarden te investeren in projecten. Ik kan me niet voorstellen dat u daarvóór zou zijn na uw betoog zonet.

De heer Van Strien (PVV):

Ik ben het met de heer Pijlman eens dat het opstarten van extra kernenergie tijd kost, maar die twintig jaar, begrijp ik, zijn nou echt cruciaal, want als we niet vóór die twintig jaar de nodige miljarden verslindende maatregelen genomen hebben, dan vergaat de wereld. Dat kan toch niet waar zijn, als je ziet hoe ons omringende landen het doen? Als je ziet hoe in Duitsland bruinkool het grootste deel van de elektriciteitsopwekking uitmaakt. De grootste bruinkoolproducent ter wereld, die tot 2045 doorgaat. Dan kan toch die twintig jaar voor kernenergie niet uitmaken?

De heer Pijlman (D66):

Overigens laat u even in het midden dat Duitsland van de bruinkool af wil en dat Duitsland tot dusver ook heel wat investeringen heeft gedaan, maar ook besloten heeft dat kernenergie niet de oplossing is. Nederland is die weg ook gegaan. Die discussie over kernenergie zal vast beginnen, maar voor de middellange termijn is het zéker geen oplossing.

De heer Van Strien (PVV):

Ik constateer dat de meest voor de hand liggende oplossing om CO2 daadwerkelijk te verminderen voor D66 niet een optie is.

De heer Pijlman (D66):

Dat is dan weer een constatering, maar u trekt vaker conclusies die ik onnavolgbaar vind.

Voorzitter. De Nederlandsche Bank berekende dat de kosten van de energietransitie betaalbaar en haalbaar zijn, mits we de tijd nemen. De klimaatdoelstellingen vragen om een precies, transparant en doeltreffend beleid en dat hebben we tot dusver wel gemist.

We hebben nu daadkracht nodig, naast eerlijke informatie over het hoe, het waarom en de kosten van de energietransitie. En het was in dat verband een behoorlijke blunder van het kabinet, vorig najaar te beweren dat de energierekening beperkt zou stijgen. Want criticasters van het kabinet kregen gelijk. Zij wezen erop dat de energietransitie burgers op kosten jaagt en dat de bedrijven van een CO2-heffing gevrijwaard worden. Dat laatste wil het kabinet nu verhelpen. Wanneer kunnen we die voorstellen tegemoetzien? En het eerste zal volgend jaar worden verholpen, zegt het kabinet. Op welke wijze, vragen wij.

Voorzitter, een aantal landen gingen ons voor wat betreft de Klimaatwet. Het Verenigd Koninkrijk werkt al sinds 2008 met een dergelijke wet, Mexico volgde in 2012, Finland, Frankrijk en Denemarken in 2015. De ervaringen zijn tot dusver positief. De wet in het Verenigd Koninkrijk lijkt model te hebben gestaan voor dit initiatiefvoorstel. D66 wil de initiatiefnemers, en zeker Jesse Klaver en Diederik Samsom, complimenteren met hun initiatief. Dat zij in staat zijn geweest hun voorstel zo te verbreden dat er gesproken kan worden van een Kamerbreed initiatief is daarbij zeker ook een compliment waard.

Het voorliggende voorstel gaat overigens, anders dan de wet in het Verenigd Koninkrijk, niet uit van een belangrijk onderdeel: de onafhankelijke Committee on Climate Change. Die commissie stelt daar het Carbonbudget vast en het kabinet kan daar alleen nog maar zéér beargumenteerd van afwijken. In Nederland blijft de rol bij het kabinet, dat zich zal laten adviseren door een klimaatcommissie. En ook het idee van een klimaatautoriteit hebben de initiatiefnemers losgelaten. Wij vragen hen om hun argumenten daarvoor nog eens te geven.

Het voorliggende wetsvoorstel stelt de doelen voor het klimaatbeleid en de mechanismes om die te bereiken vast. Daarmee moet het zekerheid bieden, ook voor de langere termijn, wat het ook voor investeerders makkelijker kan maken om vanuit dit kader in innovaties te investeren. De wet is voor ons dan ook een kaderwet die de hoofddoelen vastlegt, maar ook wel verder verdiept en uitgewerkt moet worden.

De systematiek lijkt helder. Doelstellingen, vertaald in een klimaatplan, artikel 4, dat voor vijf jaar wordt vastgesteld, vertaald in een klimaatbegroting, artikel 7, en een jaarverslag, artikel 12, dat laat zien wat de resultaten zijn. Dat jaarverslag wordt dan ieder jaar aan de beide Kamers der Staten-Generaal aangeboden en is weer onderdeel van het publieke debat. Het Planbureau voor de Leefomgeving volgt het proces en brengt iedere vijf jaar een wetenschappelijk rapport uit waarin de verwachte ontwikkeling van het klimaat en de broeikasemissies in Nederland worden beschreven voor een periode van ten minste vijftien jaar, zoals beschreven in artikel 11. Dát leidt dan weer tot een nieuw plan voor vijf jaar. Het PBL is daarmee een zeer belangrijke speler bij de evaluatie en de verantwoording van deze wet. Is het PBL voldoende geëquipeerd voor deze nieuwe taak, zo vragen wij de minister.

In artikel 6, lid 1, wordt verwoord dat de minister-president in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en gehoord beide Kamers der Staten-Generaal, het klimaatplan vaststelt. Kunnen de initiatiefnemers nog eens verduidelijken wat er wordt bedoeld met "gehoord beide Kamers der Staten-Generaal"? Kunnen de Staten-Generaal wijzigingen in het plan aanbrengen? Hoe kijken de initiatiefnemers daar tegenaan? Je legt een nieuwe doelstelling voor vijf jaar vast. Natuurlijk volgt daar ook weer wet- en regelgeving uit. Maar is het niet voor de hand liggend dat de Staten-Generaal zelf ook het klimaatplan vaststelt? Ik zou daar graag een reactie van de initiatiefnemers op willen — waarom hebt u voor deze lijn gekozen? — maar ook van het kabinet.

Voorzitter, het wetsvoorstel laat in het midden met welke middelen de doelstellingen moeten worden gehaald. De instrumenten, zoals de CO2-heffing, hadden ook genoemd kunnen worden. De initiatiefnemers laten dit aan het kabinet en gaan daarmee geschilpunten uit de weg. Is dat om de brede coalitie die deze wet heeft ingediend niet in gevaar te brengen, zouden wij graag willen weten, of zijn er echt inhoudelijke argumenten?

Voorzitter. De wet is in zijn doelstellingen ambitieus. De tussendoelen voor 2030 van Parijs zijn in artikel 3 hoger gesteld dan de doelen die wij eerder ondertekenden. De Raad van State is hier kritisch over. We lopen immers fors achter op de doelstellingen van het energieakkoord. Hoe realistisch is het dan om op papier de doelstellingen verder te verhogen? Kunnen de initiatiefnemers nog eens beargumenteren waarom zij hiervoor kiezen? Wij waarderen natuurlijk de ambitie, maar het realiseren van de ambities moet voorop staan. Wij willen ook graag een reactie van de minister op dit punt. Hoe ziet hij de realiteitszin van artikel 3? Ambitie is mooi, maar het halen van realistische doelstellingen heeft onze voorkeur. Dat motiveert ook de samenleving veel meer dan iedere keer maar achterstanden te moeten constateren.

Als we kijken naar de stand van het energieakkoord van 2013, dan zien we dat we opnieuw fors achterlopen op de doelstellingen. Soms lijken we op papier tegen elkaar op te bieden als het om doelstellingen en ambities gaat, maar is de praktijk erg weerbarstig. Kan de minister schetsen aan de hand van een zo concreet mogelijk overzicht wat er nu nodig is om deze doelstellingen in 2030 te halen? Nogmaals: bijna vijf jaar na Parijs is er in Nederland vooral op papier veel veranderd als het om de energietransitie gaat. Deze wet spoort het kabinet verder aan om op korte termijn het overleggen achter zich te laten en met haalbare plannen te komen en er een heldere taakverdeling en kostenverdeling aan toe te voegen.

Voorzitter. De doelstellingen geven de richting aan, maar de toelichting op artikel 4 maakt ook duidelijk dat die doelstellingen niet juridisch afdwingbaar zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Waarom, zo vragen wij de initiatiefnemers, is daarvoor gekozen? Dat vooral in combinatie met de hogere doelstellingen die niet juridisch afdwingbaar zijn.

Uiteraard zal de politiek uiteindelijk altijd een oordeel vellen wanneer de doelstellingen niet worden gehaald, maar verhoogde doelstellingen die juridisch niet afdwingbaar zijn, maken dat de wet een wat meer vrijblijvend karakter lijkt te krijgen. Dat zal zowel voor de initiatiefnemers als voor de D66-fractie niet de bedoeling zijn.

Voorzitter. Wij zien met veel belangstelling de antwoorden van de initiatiefnemers en de minister tegemoet. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Pijlman. Ik geef het woord aan de heer Ester.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. President Barack Obama zette de toon in zijn toespraak op de United Nations Climate Change Summit van 2014, waarin hij de wereld voorhield: "Als er één kwestie is die meer dan alle andere deze eeuw op dramatische wijze zal tekenen, dan is het de acute en groeiende dreiging van klimaatverandering." Mijn fractie herkent zich in dit visionaire beeld. Klimaatverandering door menselijk ingrijpen is een feit. Het in hoog tempo opstoken van onze fossiele brandstoffen, van olie, gas en steenkool, leidt tot sluipende en ingrijpende gevolgen. We moeten de uitstoot van broeikasgassen hoe dan ook verminderen. Onze ecologische voetafdruk moet minder, de veerkracht van de aarde is niet eindeloos. De helft van de uitstoot van broeikasgassen belandde de afgelopen drie decennia in de atmosfeer. En de komende drie decennia worden bepalend of we de klok kunnen terugdraaien.

De ChristenUniefractie is dan ook blij dat bijna 200 landen het akkoord van Parijs hebben getekend en zich verplichten nationale klimaatplannen te lanceren om de temperatuurstijging te begrenzen op maximaal 2°C en bij voorkeur onder de 1,5°C. Wij zijn minstens zo blij dat maar liefst acht politieke partijen in de Tweede Kamer elkaar gevonden hebben om deze internationale klimaatdoelstellingen wettelijk te borgen en het kader voor de klimaatplannen te verankeren in Nederlandse wetgeving. Mijn fractie heet de initiatiefnemers van harte welkom en complimenteert hen met dit belangrijke wetsvoorstel. Deze consensus weerspiegelt het gevoel van dringendheid waardoor mijn fractie zich aangesproken weet. We moeten weg van de vrijblijvendheid.

De vraag is natuurlijk wel of deze consensus op doelstellingenniveau spoort met de even noodzakelijke en broodnodige consensus op maatregelniveau. Dan is het beeld wel minder nobel en stemmig. We hebben nog steeds geen uitgewerkt klimaatakkoord. De temperatuur van de aarde stijgt, maar dat geldt ook voor het publieke en politieke debat erover. We zien een proces van toenemende verharding en onmin, van politieke botsingen en soms zelfs verkettering. Het lijkt alsof het klimaatdebat trekken vertoont van een kleine culturele oorlog, van een nieuwe klassenstrijd, met een heftigheid die het vinden van compromissen bemoeilijkt. Eerder vanochtend zagen we daar ook al een voorbeeld van.

Men kan natuurlijk tegenwerpen dat dit nu eenmaal de aard van het politieke strijdtoneel is en dat dit er gewoon bij hoort. Maar weinig verheffend is het soms wel. Dit proces van groeiende politieke polarisatie rond het klimaatthema maakt benieuwd naar hoe de initiatiefnemers zelf dit strijdtoneel van controverse en conflict ervaren. Is het een noodzakelijk kwaad of blokkeert het slagvaardig klimaatbeleid? Waar is verbinding mogelijk? Ik hoor het graag.

Maar misschien, voorzitter, moeten we nog wel een slag dieper graven. Klimaatverandering heeft ook te maken met onze dominante leefstijl en het consumentisme dat daarin de boventoon voert, met de grootschalige manier waarop we onze economie hebben ingericht en het beslag dat dit legt op onze natuurlijke hulpbronnen, met de manier waarop we landbouw en veeteelt bedrijven, met de manier waarop we ons verplaatsen en reizen, met de manier, kortom, waarop we produceren en consumeren. Vroeger of later raakt de klimaatdiscussie het debat over wat onze fundamentele economische, maatschappelijke en culturele waarden zijn. De vraag is dan ook — en ik leg hem graag aan de initiatiefnemers voor — of we het klimaatdebat op een louter technocratisch-instrumentalistische wijze kunnen voeren of dat we niet ontkomen aan een meer fundamentele bezinning op de relatie tussen klimaatbeleid en economische ordening, tussen klimaatbeleid, het goede leven en de goede samenleving. Belast deze ongemakkelijke vraag het klimaatdebat of is de vraag onontkoombaar?

De heer Van Strien (PVV):

De heer Ester zegt dat we ook onze leefstijl moeten veranderen, tenminste dat begrijp ik er ongeveer uit. In die hele klimaatdiscussie spelen onze koeien ook een rol, want zij mogen ook eigenlijk geen CO2 uitademen. Is het de heer Ester bekend dat de runderen die bijvoorbeeld in Zuid-Amerika op veel grotere vlaktes gehouden worden, veel meer CO2 uitstoten dan onze koeien? Onze koeien krijgen heel gedoseerd en technologisch beheerd voedsel toegediend, waardoor ze veel minder CO2 uitstoten dan in de rest van de wereld.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik vind de logica en de redeneertrant van de heer Van Strien prachtig, maar wel een beetje onnavolgbaar. Ik heb het over onze leefstijl. Maar we zijn nu plotseling aanbeland in Zuid-Amerika, bij de runderen aldaar. Het komt mij voor dat daar nog wat gedachtestapjes tussen zitten die mij niet helemaal raken.

De heer Van Strien (PVV):

Ik zal het even nader toelichten. In ieder geval staat onze landbouw evengoed op de tocht als het over deze Klimaatwet gaat. Onze landbouw, en dan met name onze veeteelt, staat echt op de tocht door deze Klimaatwet. U heeft het over leefstijl. Ik denk dat de landbouw daar een wezenlijk onderdeel van uitmaakt.

De heer Ester (ChristenUnie):

De heer Van Strien heeft gelijk. Alleen hij heeft niet goed geluisterd, want ik gaf juist het voorbeeld van de veeteelt en de landbouw als terreinen waar de nodige veranderingen moeten plaatsvinden. Gelukkig is dit kabinet daar ook volop mee bezig. Maar het was nou net een aardig onderdeel van mijn betoog tot nu toe.

De voorzitter:

Meneer Van Strien, tot slot.

De heer Van Strien (PVV):

Tot slot, voorzitter. Ik zeg dat onze landbouwers, onze boeren vooroplopen met het verminderen van CO2-uitstoot. Mijn boodschap is: blijf daarvan af; zorg dat die mensen hun werk gewoon goed kunnen doen.

De heer Ester (ChristenUnie):

We moeten daar niet van afblijven. Onze landbouw is zeer innovatief. Ik denk dat de heer Van Strien daar ook op duidt. Onze landbouw is juist zeer innovatief als het gaat om duurzaamheid en het beklemtonen van duurzaamheid. Dat lijkt mij in het logische verlengde daarvan te liggen.

Voorzitter. Dan nu naar het wetsvoorstel zelf. De ChristenUniefractie steunt het idee om de mondiale klimaatdoelstellingen in nationale wetgeving te verankeren. Het borgt onze ambities en laat zien dat we het klimaatprobleem serieus nemen. Naar zijn aard is het klimaatvraagstuk een complex en gelaagd probleem waarvan de negatieve consequenties eerst op langere termijn zichtbaar worden en de inspanningen van individuele actoren om hun gedrag te veranderen in hun beleving weinig zoden aan de dijk zetten. Vaak is dit reden om niets te doen, om af te zien van ingrijpen, waardoor het probleem juist verergert. Deze handelingstheoretische overwegingen — om het eens deftig te zeggen — leiden tot volharding in verkeerd gedrag, waardoor uiteindelijk iedereen slechter af is. Dit vormt de kern van de "tragedy of the commons", zoals de memorie van toelichting ook scherp uiteenzet. Het boeiende van dit wetsvoorstel is dat het deze collectieve psychologie doorbreekt doordat politieke partijen de samenwerking zoeken. Juist samenwerking kantelt de desastreuze calculus die kenmerkend is voor het ontstaan van de klimaattragedie.

Wat minstens zo boeiend is, is dat het wetsvoorstel concrete, operationele langetermijndoelstellingen vastlegt om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren, voor 2030 en 2050, en voor dit laatste jaar de slag wil maken naar een CO2-neutrale elektriciteitsproductie. Het is gemeengoed, ook in deze Kamer, om te klagen over het gebrek aan langetermijnbeleid in politiek en overheidshandelen, maar dit wetsvoorstel doorbreekt deze politieke lethargie, doorbreekt de dominantie van het kortetermijndenken. En dat is winst. Pure winst.

Mijn fractie heeft in de schriftelijke voorbereiding een groot aantal vragen gesteld. Dank aan de initiatiefnemers voor de beantwoording ervan. Mijn fractie kan zich goed vinden in de voorgestelde beleidscyclus, van klimaat- en energieverkenning, klimaatplan, klimaatbegroting en voortgangsrapportages. Het formuleren van een hard doel voor 2050 en een streefdoel voor 2030, kunnen wij navoelen: het schept flexibiliteit op de kortere termijn met behoud van zekerheid voor de lange termijn. Mijn fractie is verheugd dat de Raad van State een structurele en gezaghebbende rol is toebedeeld in de beleidscyclus rond klimaatbeleid. Wel hebben wij behoefte aan een nadere uitwerking door de initiatiefnemers en minister van de rol van ons parlement in deze beleidscyclus. Kunt u daar nog eens op reflecteren?

Voorzitter. Het bestrijden van klimaatverandering kost geld. Veel geld zelfs. We hebben het over planbureauschattingen van de nationale kosten tussen de 1,6 miljard en 1,9 miljard per jaar in de komende twintig jaar, veel geld dus. Toch valt dat nuchter beschouwd wel mee. Het zijn bedragen die minder dan 2% bedragen van de overheidsuitgaven aan zorg of sociale zekerheid en minder dan een derde van onze jaarlijkse nationale rentelasten. Dat is, al met al, macro-economisch te doen. De aarde, de schepping, moet ons ook wat waard zijn. Ik bagatelliseer niets, maar vind dat we de financiële proporties van de klimaataanpak op de juiste manier moeten weergeven. In de klimatologische boekhouding gaat het niet alleen om uitgaven maar ook om opbrengsten: minder temperatuurstijging, minder vervuiling, meer hernieuwbare energiebronnen en meer energiebesparing. Het leidt ook tot meer innovatie en meer werkgelegenheid. Bovendien: als we nu op onze handen blijven zitten, schuiven we de rekening door naar later, naar volgende generaties.

Zou het niet goed zijn voor de kwaliteit van het maatschappelijk debat, zo vraag ik via de voorzitter de initiatiefnemers en de minister, indien we het uitgaven- en opbrengstenverhaal van klimaatbestrijding veel evenwichtiger voor het voetlicht brengen en markanter communiceren? Haalt dat het debat niet uit de sfeer van algehele tobberigheid? Ik weet dat het wetsvoorstel als kaderwet bewust geen financiële paragraaf bevat, maar zou de redenering zoals ik die nu ontvouw, niet een mindset kunnen kweken die wat meer ontspannen en optimistisch aankijkt tegen de klimaatopgaven waar we voor staan?

De rekening van klimaatbeleid, voorzitter, mag dan macro-economisch te doen zijn, dat betekent niet dat er micro-economisch geen zorgen zijn. Iedereen moet zijn steentje bijdragen: overheid, consumenten en bedrijven. Maar we moeten er wel voor zorgen dat de rekening eerlijk gedeeld wordt. Ook hier geldt het adagium dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Of meer toepasselijk: dat de grootste veroorzakers van uitstoot van broeikasgassen, ook het zwaarst worden aangeslagen. Voor de geloofwaardigheid van het klimaatbeleid moet dit principe leidend zijn. Dat raakt ook de kern van de discussie over de CO2-belasting, het raakt ook de ophef over de Teslasubsidie, het raakt ook het debat over de vliegbelasting. Graag hoor ik de ideeën van de initiatiefnemers en de minister over de toepassing van dit principe van verdelende rechtvaardigheid in het klimaatbeleid. Hebben we hier niet een nieuwe ethiek van klimaatbeleid nodig?

Het kabinet kondigde snel na de doorrekening van het CPB van de inkomenseffecten van het ontwerpklimaatakkoord extra maatregelen aan. We verwachten die komende maand. Kan de minister aangeven wat de inzet daarbij van het kabinet is en welke verdelingsethiek daarbij door het kabinet gehanteerd wordt?

Deze Klimaatwet, zo veel is wel duidelijk, staat of valt met het meenemen van de Nederlandse bevolking en onze bedrijven in de strijd tegen klimaatverandering. De sterke polarisatie duidt misschien ook een beetje op een valse start. Dat impliceert dat we het verhaal op orde moeten hebben en de geboekte resultaten moeten delen. Het verhaal en de resultaten moeten overtuigen. Het duizelt de burger ook wat als het gaat om de relatie tussen klimaatakkoord, Klimaatwet, klimaatplan, energietransitie en energieakkoord. Dat behoeft uitleg en duiding. Deze complexe materie vereist, kortom, een stevig en doorlopend communicatietraject. Graag hoort mijn fractie wat hier de gedachten en concrete plannen zijn.

De ondertekenaars van het Akkoord van Parijs verplichten zich tot het opstellen en uitvoeren van nationale klimaatplannen. Dat betekent dat een kleine 200 landen aan de slag gaan, ieder op hun eigen manier. Mijn fractie vindt het van groot belang dat landen van elkaar leren. Hoe geef je beleidsinstrumenten succesvol vorm? Hoe bevorder en beprijs je gewenst gedrag? Welke kansrijke energiebesparingstechnologieën liggen in het verschiet? Welke veelbelovende energie-innovaties dienen zich aan? Hoe faseer je de invoering van klimaatmaatregelen? Dat zijn fundamentele vragen. Hoe kunnen we arrangeren dat landen optimaal van elkaar leren als er nationale beleidskeuzes tussen klimaatmaatregelen moeten worden gemaakt? Kunnen we op een intelligente manier samenwerken en inhoudelijk kennis delen? Ik ben benieuwd of de initiatiefnemers en zeker ook de minister daar ideeën over hebben.

Deze Klimaatwet zet een concrete stip op de horizon en verankert de procedurele normen om de emissies van broeikasgassen terug te brengen in wetgeving. In de jaren tussen nu en 2050 moet het allemaal gebeuren: stapsgewijs en onomkeerbaar. Een reductie van broeikasgassen tot een niveau dat 95% lager ligt in 2050 dan in 1990 en een streefreductie van 49% in 2030. De Klimaatwet is daarmee wegbereider van een van de meest ambitieuze en verreikende naoorlogse beleidsinterventies. We moeten niet vergeten om helder te monitoren en te evalueren wat de succes- en faalfactoren zijn van dit unieke beleidstraject en de maatschappelijke innovatie die het behoeft. Kan de minister de ChristenUnie-fractie een dergelijke procesevaluatie toezeggen?

Voorzitter, ik sluit af. De ChristenUnie-fractie steunt deze Klimaatwet volmondig. In onze woorden gaat het om het gaaf houden van Gods schepping, om de aarde die we in bruikleen hebben. Wij voelen ons daar verantwoordelijk voor, ook met het oog op komende generaties. Terug naar president Obama waar ik mijn bijdrage mee begon. Hij zegt het zo, ik citeer wederom: "Op een dag zullen onze kinderen — en de kinderen van onze kinderen — ons in de ogen kijken en vragen of we alles op alles hebben gezet toen we de kans hadden om klimaatverandering aan te pakken en hen een schonere, veiliger en meer stabiele wereld achter te laten." Dat, voorzitter, is de ultieme vraag. Niets meer, en niets minder.

Ik zie uit naar de antwoorden van de initiatiefnemers en de minister op de vragen van mijn fractie.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Ik geef het woord aan de heer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Is het realistisch om te veronderstellen dat Nederland in 2030 van het gas af is? Het antwoord lijkt mij nee. Valt te verwachten dat in Amsterdam in 2030 geen auto's meer rijden, anders dan dure elektrische bolides? Echte Amsterdammers zouden op deze vraag antwoorden: wat een kapsones heb die! Of meent iemand serieus dat het klimaat kan veranderen door in Nederland een klimaatwet aan te nemen? Een nuchtere Nederlander zal dan zeggen: vergeet het maar!

Iemand als Paul Scheffer waarschuwt ons: doemdenken gaat ten koste van de democratie. Precies dat zien we gebeuren bij de klimaattafels, waar we vandaag overigens niet over spreken, maar waar klimaatdoelen werden bedacht zonder dat de democratisch gekozen volksvertegenwoordiging aan die tafels zat. De Nederlandse bevolking ziet dat ook. Dat bleek bij de laatste verkiezingen, die wel aangeduid zijn als klimaatverkiezingen.

Mevrouw de voorzitter. Deze opmerkingen maak ik niet om het probleem te bagatelliseren. Natuurlijk maken we ons zorgen over het klimaat op aarde. De heer Pijlman zei het zojuist heel precies: de aarde is niet van ons. Inderdaad, de aarde is des Heeren, zo staat in Psalm 24. Ofwel de aarde is van God, de Schepper van hemel en aarde. Voor de SGP geldt de Bijbelse opdracht om rentmeester te zijn over Gods goede schepping, in al zijn facetten uitgevoerd moet worden. Maar rentmeesterschap heeft naar mijn mening twee kanten: goede zorg en goede huishouding. Oftewel, de opdracht om te bouwen en te bewaren geldt voluit, maar ook de zorg of datgene wat we bedenken haalbaar is.

Vanuit dat spanningsveld wil de SGP kijken naar de wet die voorligt. Dat doen we natuurlijk vanuit de drie majeure uitgangspunten van ons werk in deze Kamer: rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. De Klimaatwet van de heer Klaver cum suis, waarvoor complimenten aan de indieners, biedt daartoe voluit de mogelijkheid via drie kernwoorden waarop de SGP-inbreng zich concentreert, namelijk: betrouwbaar, betaalbaar en haalbaar. "Betrouwbaar" beschouw ik daarbij als equivalent voor rechtmatigheid, "betaalbaar" gaat over de uitvoerbaarheid en "haalbaar" is onderdeel van de handhaafbaarheid.

"Betrouwbaar" of "rechtmatig" dus als eerste overweging. Wat wil deze wet precies? De initiatiefnemers hebben in de schriftelijke beantwoording een belangrijk statement gemaakt, en ik citeer: "De initiatiefnemers hebben in de toelichting duidelijk aan willen geven wat de strekking en werking van de doelen in het wetsvoorstel zijn. Deze doelen zijn bedoeld als politieke doelen voor het beleid van het kabinet. Het is uiteindelijk aan het parlement om het kabinet te houden aan deze doelen." Dit citaat legt precies het probleem bloot dat deze initiatiefwet veroorzaakt, want de initiatiefnemers hebben de politieke doelen van het kabinet, aangevuld met eigen doelen, in een wet geperst. Maar daar is een wet niet voor bedoeld. Ik citeer uit de onvolprezen Van der Pot, pagina 652: "De wet is het centrale instrument waarmee het gedrag van burgers gereguleerd wordt en het bestuur binnen zekere perken gehouden wordt." Welnu, het is dan ook begrijpelijk dat er wetten of regels voor alle burgers gaan gelden, of voor bepaalde bevolkingsgroepen; denk aan verkeersdeelnemers, aan consumenten, aan banken, aan financiële instellingen et cetera.

Maar deze wet geeft een doelopdracht aan de regering, en wel aan een regering die steeds opnieuw wordt gevormd na opeenvolgende verkiezingen en die dus ook in wisselende samenstellingen gehouden wordt aan deze wet. De politieke ruimte om tot kabinetsvorming te komen wordt door deze wet dan ook nadrukkelijk ingeperkt. De SGP is van mening dat dergelijke politieke doelen, waarbij in de uitvoering sprake is van grote onzekerheden en van grote afhankelijkheden van de internationale inzet van tal van andere partijen, niet zomaar in wetgeving thuishoren. Daarom de volgende vragen, met name aan de regering. Hoe waardeert de minister namens de regering deze analyse? Deelt de minister de mening van de SGP dat dergelijke politieke doelen thuishoren in bijvoorbeeld de Nationale Omgevingsvisie, en niet expliciet in wetgeving?

Mevrouw de voorzitter, ik heb het nog steeds over betrouwbaarheid en rechtmatigheid van deze wet. Immers, als we in de wet een te bereiken doel en jaartal plaatsen, wat betekent dat dan wetstechnisch gezien? Stel dat het doel gehaald wordt. Vervalt dan de wet automatisch? Of moet de regering zich op dat moment van die wet ontdoen? En stel dat het niet gehaald wordt. Komt er dan een initiatiefwetsvoorstel, bijvoorbeeld van een coalitiepartij, waarmee de haalbaarheidsdatum moet worden uitgesteld? Of kunnen we een nieuw fenomeen verwachten, namelijk een debat, niet over de brexit of de nexit, maar over de klimaatexit? En wat betekenen deze doelen zoals opgenomen in het wetsvoorstel voor decentrale overheden? Is de veronderstelling juist dat zij hier niet aan gebonden kunnen worden?

Een laatste aspect van de betrouwbaarheid gaat over de burgers. Een steeds groter deel van de bevolking geeft duidelijk aan dat doorgeschoten klimaatmaatregelen niet gewenst zijn. Dat werd pijnlijk zichtbaar bij de laatste verkiezingen. Daarom is het juist van belang om de burger serieus te nemen, mee te krijgen, om draagvlak te creëren voor het te voeren beleid. Dat gaat niet gebeuren met onhaalbare maatregelen in een wet die het onmogelijke vraagt voor 2050. Dat geldt temeer als die onhaalbare wetten ook nog eens onbetaalbaar blijken te zijn.

De heer Binnema (GroenLinks):

De heer Schalk verwijst nu voor de tweede keer naar de verkiezingen die onlangs gehouden zijn. Die gingen inderdaad over het klimaat en hebben ook voor mijn partij een buitengewoon positief resultaat opgeleverd. Dat interpreten wij in ieder geval als duidelijke steun voor klimaatmaatregelen.

Mijn vraag gaat over het volgende. U zegt: er is een groeiende groep van mensen die bezwaren hebben tegen klimaatmaatregelen. Ik ken u als iemand die zich baseert op cijfers en feiten en zijn uitspraken weet te onderbouwen. Ik was dus eigenlijk benieuwd op basis van welk onderzoek u constateert dat er sprake zou zijn van een toename van het aantal mensen dat sceptisch is of niet achter deze klimaatmaatregelen zou staan.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel voor de vraag, zeg ik tegen u via de voorzitter. Ook ik heb geconstateerd dat uw partij goede winst heeft geboekt in de laatste verkiezingen, dus u heeft ongetwijfeld gelijk. Volgens mij heeft u vier of vijf zetels winst geboekt in deze Kamer. Maar er is ook een andere partij, die hier nog niet vertegenwoordigd is en die ik dus niet te hulp kan roepen, die in diezelfde verkiezingen twaalf of dertien zetels in deze Kamer heeft gekregen. Die heeft juist heel nadrukkelijk gespeculeerd op dit soort onderwerpen, de klimaatdoelen. Het enige empirische bewijs dat ik eigenlijk kan aanvoeren, als u daarnaar zou vragen, is dat uw partij inderdaad vier zetels heeft gewonnen — overigens hebben andere partijen die hier ook aan tafel zitten, bij elkaar misschien wel hetzelfde verloren, zo niet meer — maar dat een partij die zomaar binnenkomt en daar in ieder geval heel veel aandacht aan besteed heeft, wel heel erg veel heeft gewonnen. Ik denk dat we met elkaar terug kunnen kijken op verkiezingen en een campagne die met name ook over dit soort onderwerpen gingen. Daar baseer ik dus mijn analyse op.

Mevrouw de voorzitter. Met mijn laatste opmerkingen over de onbetaalbaarheid kwam ik ook bij het tweede punt, namelijk de betaalbaarheid, onder de term "uitvoerbaarheid". Het is frappant dat de indieners hebben aangegeven geen indicatie te kunnen geven van de kosten van hun initiatiefwetsvoorstel. In de schriftelijke beantwoording laten de indieners het erbij dat het kabinet het ontwerpklimaatakkoord laat doorrekenen, een doorrekening die trouwens niet verder gaat dan 2030. Dat is toch wel merkwaardig. Het is immers gebruikelijk dat een deugdelijke dekking gegeven wordt voor elk wetsvoorstel. Waarom is dat bij een majeure operatie als deze niet van toepassing? Ik stel deze vraag eigenlijk aan alle indieners. Hoe reageert u als individuele volksvertegenwoordiger, als parlementariër op de vraag waarom u komt met een wet waarvan de kosten onoverzichtelijk zijn en de haalbaarheid nog een grote vraag is, en waarbij u geen begin van een deugdelijke dekking biedt? Mag een parlement de bevolking in een dergelijk ongewis avontuur storten?

En wat is de mening van de regering over het feit dat hier in de Eerste Kamer een wet dreigt te worden aangenomen die enorme kosten met zich meebrengt, maar waarbij de indieners geen spoor van financiële deugdelijkheid willen laten zien? Dat betekent toch eenvoudigweg dat de regering voor een onmogelijke opdracht komt te staan? Is de minister van EZK bereid om vandaag deze vraag aan de minister van Financiën voor te leggen, dan wel namens de minister van Financiën te antwoorden? Het kabinet spreekt uiteraard met één mond, dus dat zal ongetwijfeld goed komen.

Overigens weten we dat er in het nog niet vastgestelde klimaatakkoord zo'n 600 maatregelen zijn opgenomen. Inmiddels is bekend dat er doorrekeningen zijn van een stuk of 130 van die maatregelen. Daaruit komt een eerste beeld naar voren van de kosten. Maar hoe staat het met die ander 470 aanbevelingen van het klimaatakkoord? Kan de minister hierop ingaan? Onlangs heb ik hem tijdens een overleg over het Nationaal Hervormingsprogramma 2019 een vraag gesteld over macro-economische onevenwichtigheid. De minister maakte zich daar minder zorgen over. Maar mijn fractie maakt zich juist veel meer zorgen, vooral over de periode na 2030 tot 2050, omdat dan alle maatregelen aan de orde komen die niet zo gemakkelijk te behalen zijn.

De voorzitter:

Meneer Reuten, u bent weer weg? Of wilde u interrumperen? Het hoeft niet hoor. Als u weer gaat zitten vind ik dat ook prima.

De heer Reuten (SP):

Ik interrumpeer; dank u. In de Grondwet staan ook een aantal zaken genoemd waarvoor de regering zorg dient te dragen, bijvoorbeeld zorg voor de spreiding van welvaart, zorg voor het milieu, enzovoorts. Die zijn weliswaar niet specifiek gekwantificeerd, maar daar staat ook geen dekking bij. Kunt u dat vergelijken met wat u zojuist gezegd heeft over de doelstellingen uit het wetsvoorstel?

De heer Schalk (SGP):

Dat is een mooie vraag. De Grondwet geeft aan hoe we ons hebben te gedragen, te houden. Daar komen een heleboel onderwerpen in voor en de twee die u zojuist noemt ongetwijfeld ook. Ik weet het grondwetsartikel zo niet uit mijn hoofd; dat zult u mij niet euvel duiden. Maar het grote verschil bij deze wet is dat er in de wet een percentage wordt genoemd en dat is iets anders dan zorg hebben voor verdeling, goed omgaan met milieu of schepping en dergelijke. Daar ben ik het natuurlijk volledig mee eens. Mijn probleem ligt niet zozeer bij de intenties van de indieners. Ik ben er vast van overtuigd dat die zeer goed zijn, dat zij het goede zoeken, ook voor het klimaat en het milieu. Maar wij zitten hier niet om tegen hen te zeggen "wat heeft u goede intenties", wij zitten hier voor de rechtmatigheid, de rechtsstatelijkheid en de staatsrechtelijke keuzes rondom wetgeving. Ik kan mij niet zo goed voorstellen dat wij andere wetten hebben waar we dit soort percentages in stoppen.

Laat ik een ander voorbeeld geven. Wij hebben bijvoorbeeld een NAVO-verdrag waarin wij afgesproken hebben dat 2% van het bruto nationaal product besteed moet worden aan onze defensie. Daar zitten wij op dit moment zo'n 8 miljard onder. Vinden wij, net als bij deze wet, dat wij die NAVO-afspraak in een wet moeten stoppen? Dat doen we daar ook niet, terwijl dat nog even gaat over iets anders dan het klimaat, namelijk onze directe veiligheid. Ik hoop dat ik de heer Reuten duidelijk heb gemaakt dat ik geen probleem heb met de intenties, maar dat ik het voertuig, namelijk de wet, geen juist voertuig vind. Het zou heel interessant zijn om zo meteen van de indieners te horen wat ze van die 2% bruto nationaal product vinden; zijn we ook een beetje met de Algemene Beschouwingen bezig. Maar het hoeft niet per se hoor, mevrouw de voorzitter.

Ik ga door. Ik had aangegeven dat mijn fractie zich zorgen maakt, vooral over de periode tot 2050 omdat dan de maatregelen aan de orde komen die niet zo makkelijk te behalen zijn. Kijk bijvoorbeeld naar de gebouwde omgeving. De oudere huizen worden richting 2030 nog ongemoeid gelaten, maar daarna komen ze wel aan de beurt, met alle kosten van dien. Kan de minister ook op deze vraag reflecteren?

Mevrouw de voorzitter, daarmee kom ik op het derde punt van aandacht: de haalbaarheid als onderdeel van de handhaafbaarheid. Ik noemde al dat er signalen zijn dat de makkelijkst te bereiken doelen tot 2030 worden uitgevoerd, zoals het er nu naar uitziet. We moeten het nog afwachten; het klimaatakkoord hebben we hier nog steeds niet liggen. Daarmee is wellicht die 49% haalbaar, maar vervolgens komen de moeilijke opgaven, waardoor de haalbaarheid sterk onder druk komt te staan. Klopt deze constatering, zo vraag ik aan de indieners en aan de regering. Ik noem dit niet om angst te zaaien, maar om realistisch te kijken naar een wetsvoorstel dat ons serieus in de problemen kan brengen. Immers, een recent voorbeeld is Urgenda. Daar wordt de regering door de rechter gedwongen om te leveren. Welnu, dat risico bestaat ook als in een wet wordt vastgelegd welke doelen expliciet moeten worden gehaald. Ziet de minister dit als een risico? Hoe denkt de regering hierop in te spelen, mocht deze Kamer de Klimaatwet aanvaarden?

Mevrouw de voorzitter, ik sluit af met een citaat van senator Ganzevoort dat hij gisteren uitsprak bij de behandeling van de Wet arbeidsmarkt in balans. Hij zei toen: "Sympathieke voorstellen die averechts uitwerken of niet kunnen worden gehandhaafd of gerealiseerd, zouden we niet de status van wet moeten geven." Ik ben het niet altijd met collega Ganzevoort eens, maar deze keer wel.

Ik ben benieuwd naar de antwoorden. Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Reuten.

De heer Reuten (SP):

Ik wil graag nog even terugkomen op mijn vorige interruptie over de middelen. Het verdrag van Parijs is ter ratificatie voorgelegd aan deze Kamer. Uw fractie heeft ook voorgestemd. Toch?

De heer Schalk (SGP):

Ik dacht het niet, maar dat weet ik niet zeker.

De heer Reuten (SP):

Hoe dan ook. Vindt de woordvoerder van de SGP dat dat verdrag ook niet afgesloten had mogen worden? Daar staan ook kwantitatieve doelstellingen in en daar zijn ook niet de middelen bij geleverd. Vindt u dat dat verdrag niet afgesloten had mogen worden door de regering?

De heer Schalk (SGP):

Ik zie dat verdrag van Parijs eigenlijk als net zoiets als het verdrag tussen de NAVO-staten. Daar is ook een norm in afgesproken. Dat is een streven voor de lidstaten. Bij het verdrag van Parijs zijn het niet de lidstaten maar ongeveer 200 staten die zich aan het verdrag hebben verbonden en daar keihard aan werken. De intenties ervan is het probleem niet, heb ik zojuist al gezegd. Maar het in de wet stoppen van een ondergrens of een bovengrens lijkt mij problematisch. Dat heb ik zojuist ook gezegd.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Reuten (SP):

Maar dat leidt tot niet meer dan een implementatie van internationale afspraken. Ik zie u graag nog even ingaan op de parallel tussen die twee die er al dan niet is.

De heer Schalk (SGP):

Ik dacht dat ik dat uitvoerig had gedaan. Ik wil wel proberen het te blijven herhalen. Ik zie dat onze huidige regering de klimaatdoelen van Parijs in haar regeerakkoord ruimte heeft gegeven en recht heeft gedaan. Met andere woorden, dat gebeurt. Dat verdrag van Parijs probeert men ook in Nederland, probeert de regering van Nederland, uit te voeren. Daar heb ik ook niets op tegen, heb ik gezegd. Mijn probleem is: houd het zuiver, rechtsstatelijk en zorg ervoor dat je de regering en toekomstige kabinetten niet in de problemen brengt door een onmogelijke norm in een wet te plaatsen.

De heer Binnema (GroenLinks):

Dank aan de heer Schalk voor de complimenten aan de heer Ganzevoort; die zal ik overbrengen. Ik denk wel dat het oordeel van GroenLinks over deze wet en het woord "sympathiek" dat ermee te maken heeft, net iets anders zal zijn dan u het hier uitgesproken heeft. Dat geldt overigens ook voor de wet die gisteren is behandeld. Ik heb het nog even opgezocht. Alleen de PVV heeft tegen de ratificatie van het Parijsakkoord gestemd; de SGP was destijds voor. Meneer Schalk, u zei in het begin van uw betoog: we vinden een betrouwbare overheid van belang. U zegt nu: deze wet lijkt ons niet de beste manier om dat klimaatakkoord invulling te geven; het regeerakkoord geeft trouwens al aan het Parijsakkoord te ondersteunen en deze regering neemt maatregelen. Ik zou me, vanuit het perspectief van een betrouwbare overheid, ook kunnen voorstellen dat burgers, bedrijven en anderen willen weten wat er na deze regeerperiode gebeurt en dat de doelstellingen niet voor niets tussen nu en 2050 zijn vastgelegd. Ik zou benieuwd zijn naar uw reflectie daarop.

De heer Schalk (SGP):

Laat ik beginnen met die sympathieke voorstellen. Het wetsvoorstel arbeidsmarkt in balans had net zo veel sympathie in deze Kamer. We vonden dat de minister keihard aan het werk is om in ieder geval te zoeken naar balans. Vandaag is dat ook zo. Er komen hier een stuk of zeven indieners — acht hoor ik net, maar dat doet er niet toe — die uitstekende intenties hebben. Ik heb sympathie voor hun zoektocht naar hoe we het klimaat in Nederland kunnen verbeteren. Ik ben hier als senator geroepen om te kijken naar de wetgeving en of we dat op de goede manier doen. Door op deze wijze normen in de wet op te nemen, dus door te zeggen "49% in 2030 en in 2050 moet het helemaal naar nul", maak je het de regering vrijwel onmogelijk om te reflecteren op allerlei situaties die zich kunnen voordoen waar we nu nog niet eens weet van hebben. Neem bijvoorbeeld een economische crisis. Wij weten dat het een soort wetmatigheid is: om de tien jaar duiken wij dieper naar beneden dan ooit, lijkt het wel. Moet je op zo'n moment een regering houden aan misschien wel heel kostbare doelen? Ik weet het niet en ik kan het niet weten, want de indieners weigeren om een indicatie van de kosten te geven. We krijgen dus een wet voorgesteld waarin normen zijn opgenomen, maar dit initiatiefwetsvoorstel voldoet niet aan de normale deugdelijkheidseisen die aan een wet mogen worden gesteld. Dan moet je als Eerste Kamer ook zeggen: kom eerst maar met die berekeningen. Dan kun je bekijken of het werkelijk kan of niet.

De voorzitter:

De heer Plezier.

De heer Pijlman (D66):

U noemt mij constant meneer Plezier. Dan vind ik eigenlijk wel leuk.

De voorzitter:

Het doet mij plezier om u te zien. Dat is het natuurlijk.

De heer Pijlman (D66):

Dank u wel.

De heer Schalk (SGP):

Het is wederzijds, voorzitter.

De heer Pijlman (D66):

Ik ben bijna even helemaal van mijn à propos. Meneer Schalk had het over de crisis. Dan moet je toch ook handelen en dan zouden deze doelstellingen misschien wel uit beeld kunnen raken. Als je het pand wilt bewaren dat je is toevertrouwd, crisis of niet, dan is die doelstelling er wel. U begon met wat voor u een fundamentele opgave is. Daar zou ik u aan willen herinneren. Bovendien doen we in de wet- en regelgeving wel vaker wat hier gebeurt, namelijk een lange termijn vertalen in regelgeving. Denk eraan hoe wij omgaan met het financieringstekort. Daarover hebben wij allemaal afspraken gemaakt waardoor daar hoogtes in worden aangebracht. Dat is langetermijndenken en dat doen wij ook als er een ernstige crisis is. Je zou dan misschien geneigd zijn om daarvan af te wijken, maar dan is het toch heel goed dat er een wet is die zegt: stop, er is hier een hoger belang. Dat is hier ook zo. Ik denk dat dat de waarde en de kracht van deze wet is. Misschien kunt u daar nog eens op reflecteren.

De heer Schalk (SGP):

Juist het voorbeeld dat de heer Plezier, oftewel de heer Pijlman ...

De voorzitter:

Voor mij is het iedere keer weer ...

De heer Schalk (SGP):

We hebben er plezier in, mevrouw de voorzitter. Het voorbeeld dat de heer Pijlman noemt, is een correct voorbeeld, maar de kracht van dat voorbeeld is nu juist dat daar wel boter bij de vis wordt gedaan. Dan weten wij wat het kost, maar dat weten wij hier niet.

De voorzitter:

De heer Pijlman.

De heer Pijlman (D66):

Mevrouw de voorzitter. We kennen de doorberekeningen van De Nederlandsche Bank en we weten dat het heel erg haalbaar is als wij dat gestaag doen. Daar is net ook door de heer Ester op gewezen. Eerlijk gezegd zie ik die bezwaren niet.

De heer Schalk (SGP):

Ik kan er niet zo veel aan doen dat u ze niet ziet, maar nog even over die haalbaarheid. Ook die kan onder druk komen te staan. Wij weten van de crisis van 2008 tot en met 2014 dat het in sommige jaren onder druk stond. Dan komt de regering naar de Kamer met een begroting die bijvoorbeeld daar een probleem laat zien. Dat wordt besproken in de Kamer en dan wordt het opgelost. Hier krijgen wij alleen maar te maken met een doelstelling zonder een financieel deugdelijke dekking. Daar waarschuwt mijn fractie voor, mevrouw de voorzitter.

Ik dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Ik geef het woord aan de heer Nagel.

De heer Nagel (50PLUS):

Voorzitter. 50PLUS wil zijn bijdrage beginnen met een compliment aan de initiatiefnemers van de wet die de wereldwijde opwarming en verandering van klimaat van deze aarde moet beperken. De initiatiefnemers zijn een soort reddingsbrigade en dat geeft ons de plicht goed toe te zien of deze reddingsbrigade voldoende mogelijkheden en middelen heeft om zijn missie te kunnen uitvoeren, om te voorkomen dat hij kopje onder gaat.

50PLUS onderschrijft de ideologische doelstelling, niet alleen voor de huidige generatie maar juist ook voor de kinderen, kleinkinderen en volgende generaties. Niet voor niets staat in ons verkiezingsprogramma: "Door het terugdringen van de CO2-uitstoot en andere milieumaatregelen waakt 50PLUS over de leefbaarheid van de volgende generaties." Daarmee neemt 50PLUS principieel stelling die ons doet onderscheiden van partijen als Forum voor Democratie en de PVV. Daarom zullen de indieners en de regering onze bedenkingen die er tegelijkertijd zijn en die gefundeerd zijn, serieus moeten nemen.

Het voorliggende wetsvoorstel doet ons denken aan een aantal leden van een woongroep die de opdracht geven voor een toekomstig woonverblijf. Exact is aangegeven hoeveel woon-, slaap- en badkamers er nodig zijn, het aantal keukens en logeerkamers is vastgelegd, de terrassen zijn genummerd en de vierkante meters groen ontbreken evenmin. De jaren waarop de eerste laag en de completering met de bovenlaag gereed moeten zijn, liggen vast — ook al mag de eerste oplevering wel wat later als de einddatum maar gehaald wordt. Maar wat niet is vastgelegd: de kosten, hoe die gefinancierd moeten worden en hoe die lasten over de deelnemers verdeeld moeten worden.

50PLUS maakt zich zorgen over het realiteitsgehalte van de klimaatambities. Zijn de initiatiefnemers het met 50PLUS eens dat onverbiddelijke voorwaarden zijn dat er draagvlak moet zijn bij de bewoners van Nederland net als betaalbaarheid voor iedereen met een evenredige bijdrage naar draagkracht? Kan de minister deze stelling eveneens onderschrijven?

Dan de zekerheid. Er wordt een beeld gecreëerd dat door het aannemen van deze wet, gegarandeerd wordt dat de doelstellingen in 2050 gehaald worden. Uiteraard hoopt 50PLUS dat dit zal gebeuren, maar de eerlijkheid tegenover de burgers gebiedt te zeggen dat het desondanks erg onzeker is. Er is geen kostenplaatje, er is geen lastenplaatje voor de burger en er kunnen economische tegenslagen zijn de komende jaren die tot een andere rangschikking in de financiële begrotingen leiden. We zullen mede afhankelijk zijn van wat de landen om ons heen en elders in de wereld doen, en dat maakt een garantie in een wet over wat er over ruim 30 jaar bereikt moet zijn, nogal relatief — om het zacht uit te drukken.

Dit jaar moet er een eerste plan neergelegd worden dat vervolgens elke vijf jaar geactualiseerd wordt. We weten dat alle acht partijen die deze Klimaatwet indienen, absoluut niet eensgezind zijn over de wijze waarop de doelen bereikt moeten worden. Hoe om te gaan, naast de financiële problemen, met de onaangenaamheden voor de burgers zoals verandering in levensstijl, hinder in de bouw, openliggende wegen, geluidsoverlast van waterpompen, enzovoort. Wat te doen als de burgers dit onredelijk gaan vinden? Stel u voor dat de komende jaren verkiezingen waarbij het klimaat een grote rol speelt, uitwijzen dat bijstellingen noodzakelijk zijn om het draagvlak onder de inwoners niet te verspelen? Wat te verwachten van de vijfjaarlijkse discussies over de gevolgen voor de economie, de werkgelegenheid en de inkomenspositie van met name de lagere inkomens? Wat te doen als dit banen gaat kosten of bedrijven de grens over gaan omdat daar andere wetgeving telt? Zou dat niet minstens zo gevoelig kunnen liggen als de dividendbelasting waarvoor deze regering bijna alles over had?

De indieners van het wetsvoorstel schrijven zelf in de memorie van antwoord dat het nu nog onzeker is welke maatregelen de komende 30 jaar worden getroffen om de doelen te bereiken en dat maatschappelijke en technologische ontwikkeling moet uitwijzen welke maatregelen het meest geschikt zijn. Die beoordeling wordt overgelaten aan het kabinet. Wat gebeurt er als het internationale tempo geen gelijke tred houdt met de Nederlandse voortvarendheid? De indieners van de Klimaatwet stellen in de memorie van antwoord van 12 maart 2019 dat ze van mening zijn dat rekening moet worden gehouden met de ontwikkelingen op mondiale en Europese schaal. Kunnen zij toelichten wat dit betekent? Het rekening houden met de internationale ontwikkelingen? Kan dit ook de doelstellingen in 2050 onzeker maken?

In de politiek dient realiteitszin met hoofdletters geschreven te worden anders zullen er vele verkiezingsavonden volgen waarop verliezende leiders van traditionele partijen opnieuw beduusd maar wel breedsprakig zullen zijn over de kloof tussen de kiezers en Den Haag. De directeur van het Economisch Instituut voor de Bouw, Taco van Hoek, zelf twintig jaar rekenmeester bij het CPB, zei het treffend: "met alleen ideologie kom je er niet". Je kunt het niet in beton gieten. Hij waarschuwde ervoor dat niet één generatie gaat ombuigen wat meerdere generaties hebben veroorzaakt. In dit verband hebben wij nog twee vragen aan de regering. Bij het verdwijnen van de fossiele brandstoffen zullen zeer hoge belastinginkomsten verdwijnen. Heeft de regering al enig inzicht over hoeveel miljard we bij benadering praten en kan de regering een richting aangeven hoe deze belastingderving gecompenseerd moet worden?

Wij willen graag van de indieners en regering weten of zij de opvatting delen dat voor mensen met een laag inkomen de lastenstijgingen zwaarder tellen. Dat geldt trouwens ook voor de bedrijven. In dat verband vragen wij extra aandacht voor de ouderen. De omschakeling op andere energiebronnen met bijbehorende apparatuur moet door hen in een kortere periode worden opgebracht en afgeschreven. Zij hebben de afgelopen jaren een grote achterstand opgelopen omdat de pensioenen de afgelopen tien jaar niet zijn geïndexeerd en zelfs gekort zijn. Nieuwe kortingen lijken op korte termijn aanstaande en van indexatie zal de komende jaren al helemaal geen sprake zijn. Lastenverzwaringen die voortvloeien uit de uitwerking van deze Klimaatwet zullen hen onevenredig treffen en deze opeenstapeling van koopkrachtverlies is voor de groep ouderen onacceptabel. Kunnen de initiatiefnemers voor één keer de vluchtroute vermijden van "wij gaan niet over de uitwerking", maar aangeven dat zij compensatiemaatregelen voor deze groep noodzakelijk vinden? Is de minister bereid dit standpunt in het kabinet te verdedigen?

Ook willen wij een antwoord van de minister op het gegeven dat bij de pensioenen door de regering wordt uitgegaan van een rekenrente van circa 1,5% maar dat volgens de berekening van het PBL uitgegaan wordt bij de klimaatberekeningen van een discontovoet van 3%. Dat is volstrekt oneerlijk. Ik heb nog eens opgezocht wat de betekenis is van de discontovoet in de voor iedereen duidelijke begrippenlijst van de Algemene Rekenkamer. Daarin staat: de discontovoet is een factor die ervoor moet zorgen dat reeksen met jaarlijkse kosten van diverse projectvarianten vergelijkbaar worden gemaakt. Dat is toch niet voor tweeërlei uitleg vatbaar? Kan de minister uitleggen waarom dit voor de burger onbegrijpelijke meten met twee maten gebeurt, en kan de minister becijferen wat het financieel kan schelen als niet van 3% maar ook van 1,5% wordt uitgegaan? Graag een zo concreet mogelijk bedrag.

Tot slot herhalen wij dat voor 50PLUS absolute voorwaarden zijn het draagvlak bij de inwoners van Nederland en de betaalbaarheid voor iedereen. Daarom herhaalt 50PLUS zijn oproep aan de indieners en minister: toon begrip en ga in gesprek met de mensen die er moeite mee hebben, die bang zijn voor de praktische en financiële gevolgen, en zorg er voor dat in de praktijk deze mensen zich niet bedrogen gaan voelen. Graag uw reactie.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nagel.

Ik zeg even tegen degenen die achter de regeringstafel zitten dat de akoestiek in deze zaal heel goed is. Dus ik hoor u spreken, ook al probeert u te fluisteren, en dat is ook voor de anderen misschien een beetje lastig. Dus misschien kunt u dat beperken.

Ik geef het woord aan mevrouw Fiers.

Mevrouw Fiers (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Alles ligt op loopafstand als je er de tijd voor neemt.

Ik hoor een telefoon: alle telefoons uit.

Dit is een quote van Steven Wright die ogenschijnlijk een verre bestemming dichterbij brengt door met een duidelijk kompas in de hand stap voor stap op weg te gaan.

Voorzitter. Laat ik beginnen met de complimenten aan de initiatiefnemers en hun ondersteuners. Uiteraard geldt dit ook voor een van de oorspronkelijke initiatiefnemers, Diederik Samsom. De initiatiefnemers verdienen dit compliment volgens de fractie van de PvdA omdat ze de basis leggen voor een politiek verbond voor de lange termijn over de grenzen heen van de coalitie en de oppositie. Zij zorgen dat dit brede draagvlak ook continuïteit geeft over regeerperiodes heen.

Deze langetermijnaanpak sluit aan bij de beleidsbrief van oktober 2016 van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. De WRR pleit in deze beleidsbrief voor een wettelijke verankering van een doelstelling voor 2050, en stelt hierbij:

"Daarmee bindt de politiek zichzelf aan een doel dat verder reikt dan de regeerperiode van een kabinet. Dat zendt een duidelijk signaal uit over de koers op de lange termijn, maar legt nu niet vast met behulp van welke technologie de emissiereductie wordt gerealiseerd. Er blijft dus ruimte voor tussentijdse technologie en andere beleidsdiscussies aan voortschrijdend inzicht en veranderende omstandigheden. Zo kunnen wettelijke verankering, politieke zelfbinding samengaan met aanpassingsvermogen."

Het is een lang, maar wel een passend citaat. En dat is precies wat deze wet wel en niet doet. De hoofdlijn van de wet is eigenlijk best simpel. Met deze Klimaatwet leggen we de klimaatafspraken van Parijs vast in een wet — het debat ging er net ook al even over — met een tussendoelstelling in 2030 en een einddoel in 2050. En niet onbelangrijk: deze wet borgt een vast proces van beleidsvorming en democratische controle. Hiermee wordt de basis gelegd voor een voorspelbaar en afrekenbaar klimaatbeleid.

Het wetsvoorstel in zichzelf is geen oplossing voor het klimaatvraagstuk. De wet geeft, zoals ook geadviseerd door de WRR, niet aan hoe het einddoel moet worden gehaald. Het is op dit moment nog onzeker welke maatregelen in de komende dertig jaar getroffen gaan worden om de doelen te halen. Zeker is wel dat het een megaoperatie gaat worden die niet te onderschatten is. Dat geeft terecht zorgen bij mensen en bedrijven in ons land. Wat gaat er wanneer gebeuren? En wat moet ik doen? En vooral: wat gaat het kosten? Zo meer hierover.

Maar dertig jaar is ook een hele lange periode. Met de kennis van nu dertig jaar vooruitkijken, is daarom ook onmogelijk. Dit maakt de concrete uitvoering onvermijdelijk onzeker. We weten immers nog niet welke maatregelen getroffen gaan worden om de doelstelling uit de wet te gaan halen. We kunnen ter vergelijking wel dertig jaar terugkijken. En dan wordt duidelijk hoeveel er in dertig jaar verandert. Denk alleen maar eens aan de impact van de komst van computers en mobiele telefoons in ons dagelijks leven. De veranderingen de afgelopen dertig jaar waren enorm. Er kan en zal de komende dertig jaar op weg naar 2050 ook veel veranderen, maar dat is geen reden om achterover te leunen en af te wachten, want Nederland behoort bij de hekkensluiters op klimaatgebied in Europa.

We moeten dus direct uit de startblokken, maar niet overhaast. Gestaag vooruit, als een diesel, alhoewel dat in dit debat natuurlijk een volstrekt foute vergelijking is. Stap voor stap op weg naar het tussendoel en het einddoel. Zoals ook De Nederlandsche Bank aangeeft: een geleidelijke transitie is beter betaalbaar dan een schoksgewijze implementatie van klimaatbeleid.

Professor Katrien Termeer houdt zich bezig met de bestuurskundige kant van weerbarstige maatschappelijke vraagstukken. Jarenlang onderzoek leerde haar dat veranderingen vaak niet groots en meeslepend tot stand komen, maar in kleine betekenisvolle stapjes. "Small wins" noemt ze dat. Die kleine overwinningen zijn ook goed van toepassing op het klimaatvraagstuk.

Overigens heb ik soms de indruk dat veel mensen en bedrijven, gelukkig ook veel jongeren in het land, al veel verder zijn met die kleine overwinningen dan wij hier in Den Haag. Het klimaatdenken zit bij veel mensen al aardig tussen de oren.

Recent nog een voorbeeld uit mijn eigen buurtje. Een overbuurman liet een offerte maken voor het isoleren van zijn huis. Hij vroeg in de buurtapp: wie doet er mee, want als we het allemaal samen doen wordt het ook goedkoper? We blijven toch een beetje Nederlanders. En binnen 24 uur had iedereen in de buurt gezegd: wij doen mee. Terugverdientijd van de investering: vier jaar. Gewoon een klein voorbeeld op een heel mooi pleintje in Eindhoven.

De klimaattransitie vraagt veel van ons gezamenlijk innovatief en lerend vermogen. Veel van de concrete uitvoering is nog onduidelijk. Het wetsvoorstel bevat enkele specifieke taken voor het Planbureau voor de Leefomgeving als wetenschappelijk adviesbureau voor het kabinet op het gebied van klimaat. Maar uiteraard is kennis en lerend vermogen van velen nodig om deze opgave tot een goed einde te brengen. Kennisinstellingen, bedrijven, inwoners, jong en oud. Hoe halen we het beste uit ons kennisintensieve land? Hebben de initiatiefnemers hierover nagedacht? Zo ja, graag een reflectie daarop. En ook de vraag aan de minister of hij kennisontwikkeling expliciet onderdeel gaat maken van het eerste klimaatplan. Zo ja, hoe dan? Graag horen we van hem zijn eerste visie. Bij leren hoort ook experimenteren. Daarom de vraag aan de minister hoe hij dit onderdeel wil maken van zijn klimaatnota.

Voorzitter. Zoals gezegd, het doel ligt nog ver weg. We gaan aan de slag met kleine stappen, met de huidige kennis, de huidige stand van de techniek en de bekende rol van de overheid en de huidige wetgeving. Deze zijn ontwikkeld om de problemen van het verleden op te lossen. Evident is dat deze de komende 30 jaar ook door zullen ontwikkelen, of dat er mogelijke systeemwijzigingen nodig zijn. Voor ons als Staten-Generaal ligt er dus een voortdurende vraag of de vigerende wetgeving belemmeringen veroorzaakt bij het effectueren van deze Klimaatwet. De leden van mijn fractie voorzien thans op een drietal wettelijke stelsels mogelijke problemen.

Ten eerste de mededingingswetgeving. De overheid heeft een zorgplicht voor de burger als consument. Daarin voorziet de mededingingswetgeving. Echter, de klimaatverandering vraagt ook van de overheid andere zorg. Dan gaat het om de bescherming van de burger en de toekomstige generatie met de zorg voor droge voeten en voldoende voedsel. Het is niet ondenkbaar dat de twee belangen elkaar gaan bijten. En hoe worden die belangen dan gewogen? Vindt de minister dat de Europese regelgeving op het gebied van mededinging in dit licht mogelijk aangepast moet worden en is de minister bereid om hier in Europa voor te pleiten?

Ten tweede staatssteun. De energietransitie zal gepaard gaan met veel innovaties, waarbij investeringen op praktijkschaal mogelijk te risicovol zijn. De regelgeving voor staatssteun bepaalt hier de ruimte. Voorziet de minister dat de Europese regelgeving voor staatssteun, gegeven het publieke belang van de energietransitie, moet worden aangepast? Ook hier de vraag aan de minister of hij bereid is om hier in Europa voor te pleiten. En wat is de opvatting van de initiatiefnemers hierover?

Tot slot van deze drie. De regionale overheden krijgen een belangrijke rol bij de uitvoering van de klimaatmaatregelen, dicht bij burgers in hun wijk of dorp. Dit vraagt ook om regelruimte voor de andere overheden. Zijn zij voldoende toegerust waar het gaat om regelgeving? Heeft de minister overwogen om landelijke regelgeving te decentraliseren en, zo ja, op welke domeinen?

Voorzitter. Het einddoel is na vandaag duidelijk, de weg er naartoe nog niet. Dit vraagt iets van ons allemaal, dames en heren politici. Om de uitvoering van deze wet tot een succes te maken, is het belangrijk dat de Staten-Generaal, zoals de Raad van State het verwoordt, "haar verantwoordelijkheid neemt bij de uitvoering van dit beleid".

Mijn fractie constateert dat het klimaat van het klimaatdebat, het klimaatklimaat zeg maar, verhardt, in de politiek en in de samenleving. Het is volgens ons belangrijk om de tegenstellingen te overbruggen en samen te werken, coalitie en oppositie. Dat is geen eenvoudige klus in een omgeving waar het uitvergroten van verschillen een dagelijkse bezigheid is. Toch staan hier vandaag zeven eensgezinde initiatiefnemers, maar er zijn ook grote politieke tegenstellingen, dat moge helder zijn. Het vergt moed en leiderschap om de komende jaren die tegenstellingen te blijven overbruggen, ook als de maatregelen pijn gaan doen. Hierbij past volgens de Raad van State "geen vrijblijvende houding van de Staten-Generaal". De initiatiefnemers geven in de toelichting aan dit te onderschrijven. Wij vragen de indieners dan ook toe te lichten hoe zij dit nemen van verantwoordelijkheid de komende jaren voor zich zien. Betreft dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid? Gaat dit vanzelf of vraagt dit om nadere afspraken? Hebben de initiatiefnemers hierover gesproken? Is bijvoorbeeld overwogen om een parlementaire begeleidingscommissie of een rapporteur aan te stellen namens het parlement, met als speciale focus de eigen rol van het parlement bij het invullen van de hoe-vraag de komende jaren?

Voorzitter. We gaan de komende jaren hier in de Eerste Kamer nog heel vaak over het klimaat spreken. Voor de fractie van de PvdA zullen bij de beoordeling van de wetten die hier voor zullen liggen drie zaken centraal staan.

Ten eerste: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Omdat de concrete maatregelen nog niet bekend zijn, is het moeilijk om de totale kosten vast te stellen. Desondanks is er wel iets over te zeggen. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft een doorberekening gemaakt en stelt dat de nationale kosten van het voorgestelde beleid bijna 2 miljard euro in 2030 bedragen. Deze kosten voor het doel in 2050 zijn in eerdere studies van het PBL begroot op 2% van het bruto nationaal product. Dit geeft enig beeld van de kosten en dat is veel geld, maar in 30 jaar geen onmogelijke opgave.

Overigens goed om even expliciet stil te staan bij de kosten van het niet-nemen van maatregelen. Want onze totale ruimtelijke ontwikkelingen komen op hun kop te staan bij 5 meter stijging van de zeespiegel en de neerslag die voorspeld is. Er ligt ruim 3.000 kilometer aan zee- en rivierdijken in Nederland. Alleen zeedijken verhogen kost vermoedelijk al honderden miljarden. Om onze waterveiligheid bij een stijgende zeespiegel op orde te houden en Nederland bewoonbaar te houden, hebben we jaarlijks een veelvoud aan investeringen nodig. De initiatiefnemers hebben in het wetsvoorstel geen criteria opgenomen om te bepalen of een bepaalde invulling van het klimaatbeleid betaalbaar is en op welke wijze de kosten verdeeld moeten worden.

In de wet wordt het kabinet bij de opeenvolgende klimaatplannen gevraagd om inzichtelijk te maken wat de gevolgen zijn voor de financiële positie van huishoudens en bedrijven, waarbij specifiek aandacht wordt gevraagd voor het mkb. Voor de PvdA is dit het prangende punt de komende jaren. Is er sprake van een eerlijke en rechtvaardige verdeling van de lusten en de lasten? Hier gaan wij de wet- en regelgeving aan toetsen. De vraag aan de minister is of hij al een inkijkje kan geven in de wijze waarop hij invulling denkt te geven aan die eerlijke verdeling van de lasten en lusten in het eerste klimaatplan.

Voorzitter. Een tweede punt ...

De heer Schalk (SGP):

Goed punt van die betaalbaarheid en van de sterkste schouders die het meeste moeten dragen. Ik hoor mevrouw Fiers ook spreken over de kleine stapjes die eigenlijk gemaakt moeten worden, klimaatplannen. Bedoelt ze eigenlijk niet, net als ik, te zeggen: deze Klimaatwet is een beetje prematuur? Laten we eerst eens met een aantal plannen komen, laten zien wat het gaat kosten en dan een normaal pad lopen, zoals we dat gewend zijn bij wetgeving.

Mevrouw Fiers (PvdA):

Misschien vraagt deze omstandigheid wel geen normaal pad. Ik denk dat het juist heel erg goed is, zoals ook de WRR adviseert, om het langetermijndoel vast te leggen in een wet en dat niet helemaal dicht te timmeren, want er gaat nog zoveel de komende 30 jaar veranderen. Dus we zullen stapsgewijs op weg moeten naar dat doel. Maar ik denk dat het echt een prestatie van formaat is dat je over de coalitie en de oppositie heen en over regeerperiodes een duidelijk doel durft te stellen. Dus die vertaling van dat klimaatakkoord van Parijs in een wet is volgens mij een hele goeie eerste stap.

De heer Schalk (SGP):

Ik begrijp de redenering. Anderzijds heeft ook mevrouw Fiers aangegeven dat er zo meteen bij allerlei doelenklimaatdoelen die wellicht in het klimaatakkoord komen grote verschillen zijn, zelfs achter de tafel achter mij. Met andere woorden, dat zal allemaal politiek bevochten moet worden. Ondertussen hebben we een open rekening gelegd en dat past niet helemaal bij de deugdelijkheid.

Mevrouw Fiers (PvdA):

Nee, maar de open rekening ligt er natuurlijk ook als we niets doen, want er moeten ook kosten gemaakt worden bij het niet nemen van maatregelen. Het is volgens mij heel goed om het doel te stellen en om vervolgens te zeggen dat we er stap voor stap naar op weg gaan. U kent ons en onze standpunten. Dit zal betekenen dat voor de wetgeving die hier voorbij komt — ik refereer maar even aan de energierekening die we hier vorig jaar in december hebben besproken — steeds de toetssteen zal zijn dat de lusten en de lasten eerlijk worden verdeeld.

De heer Schalk (SGP):

Nog een laatste punt, mevrouw de voorzitter. Het is, denk ik, niet helemaal reëel om te zeggen: deze wet of helemaal niets doen. Daar zit namelijk zo verschrikkelijk veel tussen. Als je deze wet niet zou steunen, zegt dat niet dat we dus niets doen aan het klimaat, maar dan geef je bijvoorbeeld aan de indieners mee: houd deze wet aan totdat we weten wat er in het klimaatakkoord staat. Dan weten we tenminste welke kosten we te verwachten hebben. En dan kun je op grond daarvan een besluit nemen. Maar het is niet zo dat, als deze wet zou worden weggestemd of ingehouden, we dan niets zouden moeten doen. Dat heeft ook mijn fractie natuurlijk niet willen betogen.

Mevrouw Fiers (PvdA):

Maar ik denk niet dat wij, op het moment dat het eerste klimaatplan er ligt, al in staat zijn om de kosten tot achter de komma door te rekenen. De komende 30 jaar gaat er nog veel veranderen. Er zullen allerlei technologische innovaties komen, waardoor het, denk ik, ook onbegonnen werk is om te zeggen: laten we daar maar op wachten. Dan wachten we op alles. Dus ik denk dat het heel goed is om het einddoel te stellen. Dat richt ons allemaal de komende jaren.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik heb met veel aandacht geluisterd naar het betoog tot nu toe. Het gaat nu helemaal over de kosten; dat is ook heel begrijpelijk. Ik heb in mijn verhaal ook duidelijk proberen te maken dat een balans twee kanten heeft: niet alleen de kosten maar ook de opbrengsten van klimaatbeleid. Ik gaf een aantal voorbeelden daarvan. Zou ik u mogen uitnodigen om daar eens heel kort op te reflecteren, om dat verhaal veel beter in balans te krijgen? Want ik zie ook nu dat het onze discussie een beetje gaat belasten als we ons macro-economisch en micro-economisch op die kosten focussen — hoe belangrijk het ook is — zonder dat we daarbij het verhaal van de opbrengsten betrekken.

Mevrouw Fiers (PvdA):

Dat ben ik u helemaal met u eens.

De voorzitter:

Ik vraag u om via de voorzitter te spreken.

Mevrouw Fiers (PvdA):

Sorry, voorzitter. De focus in zo'n debat ligt natuurlijk toch op waar de spannende punten liggen. Maar ik ben het volledig met u eens dat een aantal maatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van het isoleren van woningen, ontzettend veel wooncomfort met zich mee gaat brengen en dat er op termijn minder kosten zijn als het gaat om de energie. Het gaat om investeren en daar op termijn een lagere rekening aan overhouden. Daar zijn inmiddels hele goede voorbeelden van. Ik sprak net over ons kennisintensieve land. Op het moment dat wij met z'n allen gefocust op dat doel gaan werken, is er ontzettend veel kracht, innovatiekracht, om daar ook een nieuwe economische motor mee te maken. Dat hebben we ook bewezen als het gaat om ons waterbeleid, de aanpak van het water. Voor een deel is dat ook gebaseerd op onze ligging. Ik ben ervan overtuigd dat kennisland Nederland daar ook in de wereld veel mee kan verdienen. Dus ik ben het met u eens: laten we bij die klimaatplannen niet alleen kijken naar de doemscenario's van wat het gaat kosten, maar laten we ook heel goed kijken naar wat het ons kan opleveren.

Voorzitter. Ik ga door met het tweede punt. Ik had er drie, dus we zijn bijna aan het einde. Om deze opgave te realiseren is het van belang dat iedereen mee kan doen en gaat doen. In artikel 5 van de Klimaatwet is geregeld dat het klimaatplan wordt voorbereid met een zienswijzeprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht. Hiermee is formeel geborgd dat iedereen die zich betrokken voelt bij het klimaatbeleid, kan worden betrokken bij de opstelling van dat klimaatplan. Op zich is dat natuurlijk prima, maar het is wel heel erg minimaal voor een Klimaatwet en een klimaatplan die intensieve participatie uit de hele samenleving vragen. Kunnen de initiatiefnemers en de minister aangeven hoe zij een brede participatie van de hele samenleving voor zich zien en wat daarvoor hun inziens nodig is? Welke rol zien zij voor het kabinet en voor zichzelf weggelegd?

Daarnaast wordt in artikel 8 van de wet geregeld dat de minister van Economische Zaken en Klimaat ook overleg moet voeren met relevante partijen die het klimaatbeleid aangaan. Die relevante partijen zijn dus ook partijen die een nadrukkelijk eigenbelang hebben. Dit vraagt volgens de leden van de PvdA-fractie om transparantie. Het is een grote maatschappelijke opgave van en voor ons allemaal. Het is daarom belangrijk transparant te maken wie welke belangen inbrengt en hoe die gewogen worden. Daarom vraag ik de minister of hij dit met ons eens is. Hoe wil hij die transparantie inhoud geven bij de hele klimaatbeleidscyclus?

Voorzitter. Ten derde de werkgelegenheid. De energietransitie zal een groot effect hebben op de werkgelegenheid. In sommige sectoren gaat er werkgelegenheid verloren en in andere sectoren komen er banen bij. Het Planbureau voor de Leefomgeving bracht samen met het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt de kritische en kansrijke sectoren in beeld. Ook schreef de SER in 2018 het lezenswaardige rapport Energietransitie en Werkgelegenheid. Samengevat, een succesvolle transitie vraagt om investeringen in mensen. Het is volgens de SER van belang dat werkgevers en werknemers tijdig overleggen om van-werk-naar-werktrajecten te realiseren. Werknemers en werkgevers moeten samen initiatieven nemen en nadenken over loopbaanadviezen, opleidingsbudgetten en begeleiding van werk naar werk. Het is dus een grote uitdaging voor het onderwijs om de komende jaren vakmensen op te leiden. Met zo'n grote nationale opgave is er echter ook werk aan de winkel voor het Rijk. Dat is niet iets wat de werkgevers en werknemers in de verschillende sectoren alleen kunnen oplossen. Vandaar de vraag aan de minister: kan hij ons vertellen wat hij op dit moment onderneemt of gaat ondernemen op weg naar het eerste klimaatplan om mensen van werk naar werk te helpen en om voldoende jonge vakmensen op te leiden? Hoe denkt hij het uitgangspunt van een leven lang leren tot realiteit te verheffen?

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. De Klimaatwet legt het einddoel van het klimaatbeleid in 2050 vast, maar over het hoe is er nog veel onduidelijk. Het is na vandaag van belang dat we met het kompas in de hand stap voor stap op weg gaan. Dan ligt het einddoel op loopafstand. De leden van de PvdA-fractie zien met belangstelling uit naar de antwoorden van de initiatiefnemers en de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Fiers. Ik geef het woord aan de heer Binnema.

De heer Binnema (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Wat GroenLinks betreft mogen we vandaag met recht van een historisch moment spreken. De Klimaatwet legt als doel voor het klimaatbeleid van Nederland vast dat in 2050 de emissie van broeikasgassen in Nederland is teruggebracht naar een niveau dat 95% onder dat van 1990 ligt. Vergeleken met coalitieakkoorden, verkiezingsprogramma's, convenanten en maatschappelijke afspraken en dergelijke biedt deze Klimaatwet een veel solidere basis en een perspectief voorbij verkiezingen en regeerperiodes. GroenLinks is blij dat deze wet er is — de eerste versie daarvan dateert al van de herfst van 2016 — en dat we deze, na een goede voorbereiding, nog in de huidige zittingstermijn kunnen behandelen. Complimenten aan de initiatiefnemers voor het indienen van deze wet en voor de vlotte en adequate schriftelijke beantwoording. Dat laatste geldt uiteraard ook voor de regering.

De Klimaatwet heet voluit Voorstel van wet — en dan komt er een hele lange rij namen, van wie het grootste gedeelte hier aan tafel zit — houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken. Ik noem deze uitgebreide titel met opzet, omdat deze goed aangeeft wat de wet wel is en wat hij niet is, wat de wet wel beoogt en niet beoogt, wat de wet wel voorschrijft en wat de wet niet voorschrijft. Dat is in het huidige politieke klimaat, waarin bewust of onbewust "Klimaatwet" en "klimaatakkoord" door elkaar worden gehaald, waarin spookbedragen de ronde doen over hoeveel de Klimaatwet wel niet zou kosten en welke maatregelen allemaal onvermijdelijk zouden zijn, wat ons betreft geen overbodige luxe. Ik wil dan ook mijn bijdrage van vandaag verbinden aan de kernwoorden van deze wet en daarin de opvattingen van mijn fractie over de wet verwerken, alsook vragen aan zowel de initiatiefnemers als de regering.

Een kader. Dit is de charmante helderheid en eenvoud van het wetsvoorstel dat voorligt. Het gaat om een nader in te vullen kader waarin wordt vastgesteld dat er klimaatbeleid wordt gevoerd, niet welk klimaatbeleid dat is. Als het maar bijdraagt aan CO2-neutrale elektriciteitsproductie en min 95% broeikasgassen in 2050, met een streven naar 49% in 2030. Voor het beperken van klimaatverandering en de opwarming van de aarde zijn geen concrete cijfers opgenomen. Tegelijkertijd maken de helderheid en eenvoud het wetsvoorstel mogelijk ook kwetsbaar: het roept namelijk bij alle tussenstappen en maatregelen die worden genomen telkens de vraag op of we nog op koers zijn voor het doel van 2050. En op die vraag is maar ten dele een feitelijk, wetenschappelijk antwoord te geven. Zoals de initiatiefnemers terecht stellen in relatie tot het Planbureau voor de Leefomgeving en de Raad van State en hun beider rol: "De meerwaarde van wettelijke doelen is mede afhankelijk van een tijdige, gezaghebbende en openbare signalering dat de realisatie van de doelstellingen in gevaar komt." Maar zelfs waar die signalering er is, blijft er telkens een politieke weging en een politiek oordeel van de politieke meerderheid van dat moment.

Om die reden is het klimaatplan in onze ogen de cruciale schakel in dit wetsvoorstel. Immers, het klimaatplan geeft aan hoe het kabinet de beoogde doelstellingen uit artikel 2 wil gaan behalen. Of, nog preciezer, wat er nodig is om aan het einde van de looptijd van dat betreffende klimaatplan vast te stellen dat er zodanige vooruitgang is geboekt dat in de dan nog resterende jaren het doel van 2050 haalbaar blijft. Om op actuele ontwikkelingen en nieuwe inzichten in te kunnen spelen, wordt het klimaatplan ten minste eens per vijf jaar door het kabinet vastgesteld. Iedere twee jaar wordt in lijn met EU-afspraken over het Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan over de voortgang gerapporteerd. Artikel 4, lid 2 zegt dan ook niet voor niets: als deze rapportage daartoe aanleiding geeft in het licht van de doelstellingen van deze wet, worden maatregelen genomen.

Onomkeerbaar. Het klimaatplan bevat een aantal beschouwingen, zoals over de stand van de klimaatwetenschap, technologische ontwikkelingen en de Europese en internationale context. Maar daarnaast bevat het klimaatplan concrete maatregelen voor de doelstellingen van de wet en om het aandeel hernieuwbare energie te vergroten. Er staat "stimuleren" maar ik lees het toch maar als "vergroten". Met andere woorden: het klimaatplan is een visiedocument en uitvoeringsprogramma ineen. Met name dat tweede deel, het uitvoeringsprogramma pleit voor een grotere rol van de Kamers en de mogelijkheid om maatregelen te amenderen om het kabinet tot meer en snelle actie aan te sporen. Bij het "er worden maatregelen genomen" blijft in het midden wie dat precies doet en wie daartoe gaat aansporen. Oftewel, de redenering van de initiatiefnemers dat het zeer onwaarschijnlijk is dat een kabinet een klimaatplan zou vaststellen tegen de wens van de meerderheid van de Kamer en dat de Kamer moties kan indien om bij te sturen, lijkt ons aan de magere kant. Vaststelling van het klimaatplan door de beide Kamers, als cruciale schakel tussen ambities en uitvoering, lijkt ons dan ook verstandig. Graag een reactie hierop van de initiatiefnemers.

Onze vragen over de onomkeerbaarheid hebben ook betrekking op het mogelijke politieke vaarwater waarin de klimaat- en energieverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving terecht zou kunnen komen. Immers, deze verkenning brengt niet alleen in beeld wat er feitelijk is gebeurd aan emissies van broeikasgassen, maar er wordt ook aangegeven welke ontwikkelingen en maatregelen op die emissies invloed hebben gehad. De klimaatnota geeft vervolgens aan hoe de uitkomsten van de verkenning worden vertaald in aanpassingen van het klimaatplan. Maar wat gebeurt er nu als de verkenning laat zien dat de emissies zijn toegenomen of stabiel gebleven en dit aan maatregelen van het kabinet is te wijten of het ontbreken van zulke maatregelen? Dit geldt te meer omdat er voor de periode tot 2030 een inspannings- en geen resultaatsverplichting is geformuleerd. Zoals de initiatiefnemers aangeven: vanwege de onzekerheden op de korte termijn voorziet het wetsvoorstel in meer afwegingsruimte voor het kabinet om onder omstandigheden af te wijken van het doelbereik in 2030. Zoals gesteld kan hiervan sprake zijn als, ondanks een reële inspanning, het doel niet haalbaar blijkt. Maar wie stelt vast of het doel niet haalbaar blijkt en of er een reële inspanning is gedaan?

Stapsgewijs. De urgentie van klimaatbeleid is groot. We zien dat het nadrukkelijk aanwezige draagvlak voor klimaatbeleid kwetsbaar is, niet het minst door de weinig overtuigende manier waarop de Nederlandse overheid in de afgelopen jaren met het klimaatvraagstuk is omgegaan en de weigering om de urgentie van de aanpak van klimaatverandering onder ogen te zien. Hoe langer getalmd en getreuzeld, des te ingrijpender worden de maatregelen die alsnog genomen moeten worden in grote haast en onder grote druk. Dat laat de ervaring met Urgenda wel zien. GroenLinks staat achter een stapsgewijze aanpak, maar dringt wel aan op snelheid en doorpakken. Daarbij vinden wij het buitengewoon verstandig dat de gevolgen van het klimaatbeleid voor de financiële positie van huishoudens, bedrijven en overheden en ook het tot stand komen van wat genoemd wordt een eerlijke transitie vast onderdeel zijn van het klimaatplan. Van doorslaggevend belang bij de beoordeling van het klimaatbeleid in de komende jaren vinden wij, naast het behalen van de gestelde doelen, met name een eerlijke verdeling van de lasten, tussen burgers onderling en tussen burgers en bedrijfsleven. Een punt dat wij bij de Financiële Beschouwingen, de Algemene Politieke Beschouwingen, het Belastingplan en de opslag van duurzame energie meer dan genoeg hebben gemaakt, denk ik. Zo is het ook goed dat de klimaatnota aandacht geeft aan de financiële gevolgen voor huishoudens, ondernemingen en overheden van significante ontwikkelingen in het klimaatbeleid die afwijken van hetgeen in het klimaatplan oorspronkelijk werd verwacht. Wel vinden we — en dat heeft vooral te maken met de timing van de klimaatnota die in oktober verschijnt — het onduidelijk hoe nu precies de verbinding wordt gelegd met de meer algemene discussie die wij jaarlijks voeren over koopkracht en inkomensontwikkeling voor verschillende groepen in de samenleving. Graag een reactie hierop van de initiatiefnemers.

Om het draagvlak voor klimaatbeleid te behouden en te versterken, is betrokkenheid van de samenleving essentieel. De Partij van de Arbeid wees daar ook al op. Bij alle stappen die tussen nu en 2050 gezet moeten worden, kunnen we niet zonder al die initiatieven van lokale energiecoöperaties, scholen, bedrijven, instellingen en uiteraard ook bevlogen individuen die elk op hun eigen manier, op hun eigen plek, een bijdrage leveren. GroenLinks vindt in dat opzicht hoofdstuk 4 van de wet over participatie een gemiste kans. Er wordt verwezen naar overleg over de uitvoering van de wet en het behalen van de doelstelling met vooral de andere overheden en de al genoemde overige relevante partijen. Dit klinkt toch als participatie in de klassieke, formele zin en is weinig uitnodigend en wervend. Ik zou de initiatiefnemers dan ook willen uitdagen iets meer te zeggen over hoe zij de participatie van anderen dan de bestuurlijke usual suspects voor zich zien en hoe de energie en dynamiek die wij rondom klimaatverandering in de samenleving zien, beter kan worden benut.

Nederlandse emissies terugdringen. Bewust is gekozen voor klimaatbeleid dat zich beperkt tot Nederland. Terecht wijzen de initiatiefnemers er wel op dat in het klimaatplan uiteraard ook aandacht wordt besteed aan Europese en internationale ontwikkelingen, omdat klimaatverandering zich nu eenmaal weinig van landsgrenzen aantrekt. Tegelijkertijd maakt het ons nieuwsgierig of de manier waarop deze klimaatwet is ingericht, op een vergelijkbare manier ook elders wordt gedaan. Andere landen met een nationale klimaatwet zijn: het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Finland, Frankrijk, Noorwegen, Zweden en Mexico. Mijn vraag aan de initiatiefnemers en de regering is wat deze landen van onze Klimaatwet kunnen leren en uiteraard andersom. Wat kunnen wij van die andere landen leren, afhankelijk van hoe ver zij zijn in het ontwikkelen van hun nationale wetgeving?

Overigens is het niet meer dan terecht dat we de lat in Nederland hoog leggen. We bevinden ons om in voetbaltermen te spreken laag in het rechterrijtje als het gaat om het percentage hernieuwbare energie. Het is maar zeer de vraag of we het toch al bescheiden doel van 14% in 2023 gaan halen. Kijken we naar het doel van deze wet aangaande broeikasgassen: in 2018 bedroeg de uitstoot 189,5 miljard CO2-equivalenten, 14% minder dan in 1990. Dat is een kleine stap beter dan in 2017. Toen was het min 13%. De daling van de uitstoot van de afgelopen jaren is met name aan vermindering van uitstoot van CO2 uit steenkoolcentrales en de veeteelt te danken. 14% is nog erg ver weg van de beoogde 25% lagere uitstoot in 2020. Om nog maar te zwijgen over de doelen voor 2030. Wat zijn naar het oordeel van zowel de initiatiefnemers als de regering de belangrijkste maatregelen om het tempo van de overgang naar hernieuwbare energie en de reductie van broeikasuitstoot te verhogen en hoe gaat de Klimaatwet hierin naar hun oordeel een impuls geven?

Verandering van het klimaat en wereldwijde opwarming van de aarde beperken. De Klimaatwet is ambitieus, maar tegelijkertijd is duidelijk dat de inspanningen die Nederland op basis van de doelstellingen van deze wet gaat leveren, er vooral voor zorgen dat het wat minder uit de hand gaat lopen dan wanneer we helemaal niets zouden doen. Klimaatverandering wordt niet gestopt of gekeerd, maar beperkt. Idem voor de opwarming van de aarde: de temperatuur gaat stijgen, maar we stellen alles in het werk om zo dicht mogelijk bij de 1,5°C te blijven, en hopelijk zelfs iets daaronder.

Dat doet wat GroenLinks betreft echter niets af aan het grote belang van deze wet en het besef van een historisch moment waarmee ik deze bijdrage begon. Het is mooi om te zien dat dit initiatief vanuit het parlement, aanvankelijk van twee partijen, in de loop van de tijd een buitengewoon breed gedragen wetsvoorstel is geworden. Wat ons betreft is het als het om klimaatverandering gaat tijd voor actie. Maar eerst zijn we uiteraard zeer benieuwd naar de beantwoording door zowel de initiatiefnemers als de regering.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Binnema. Ik geef het woord aan de heer Reuten.

De heer Reuten (SP):

Dank u wel, voorzitter. Namens de SP-fractie feliciteer ik de initiatiefnemers met hun prestatie dit wetsvoorstel tot in deze Kamer te hebben gebracht. Ik dank hen voor de beantwoording van de Kamervragen in de memorie van antwoord en de nota naar aanleiding van het verslag.

Voorzitter, na een korte inleiding bespreek ik vier onderwerpen: ten eerste de doelstellingen van het wetsvoorstel, ten tweede het klimaatplan, ten derde de realisering van de klimaatdoelen en ten vierde een vooruitblik op de constellatie van wereldlanden in klimaatperspectief. Ik sluit af met een beknopte samenvatting.

Voorzitter. Dit wetsvoorstel zet voor Nederland een beleidskader uit dat verandering van het klimaat moet beperken. Het zet een stip op de horizon, zoals de initiatiefnemers het noemen. Met hun fracties vertegenwoordigen zij 78% van de Tweede Kamer. Daarmee is het daar breed gedragen, maar lijkt het ook de tekenen van een compromis te tonen. Afgaande op het voorlopig verslag en het eindverslag van deze Kamer is een beperkt aantal fracties uit de gelederen van de initiatiefnemers voluit enthousiast over dit wetsvoorstel. Het meest enthousiast is de minister van EZK in zijn appreciatie van 30 november 2018 namens het kabinet, waarin hij concludeert dat — ik citeer — het voorliggende wetsvoorstel een ondersteuning is van het klimaatbeleid van het kabinet en voldoende ruimte aan het kabinet laat, in het bijzonder ook bij de opstelling van het klimaatplan.

Voorzitter. Mijn eerste onderwerp betreft de doelstellingen uit het wetsvoorstel, neergelegd in artikel 2. Het voorstel legt klimaatdoelen vast voor 2050 en minder hard voor 2030. In wezen is dit het enige inhoudelijke aspect van het wetsvoorstel. De initiatiefnemers erkennen dit in de memorie van antwoord en de minister van EZK erkent dit in de genoemde brief. Deze doelen wijken nauwelijks af van het verdrag van Parijs, waarvan de ratificatie voluit gesteund werd door mijn fractie. In dat licht steunt de SP-fractie het inhoudelijke aspect van het voorliggende wetsvoorstel, zij het dat wij de voorkeur aan hogere Nederlandse ambities geven, mede in het licht van het feit dat Nederland onder de 217 wereldlanden qua bbp-omvang de 17de economie is en qua bbp per hoofd de 13de. Omdat deze posities mede gestoeld zijn op het Nederlandse koloniale verleden, brengen deze een bijzondere verantwoordelijkheid met zich mee. Maar het betere is voor ons niet de vijand van het goede.

Hiermee heb ik het inhoudelijk belangrijkste over het wetsvoorstel gezegd, en zoals aangegeven steunt mijn fractie dit aspect. Niettemin memoreer ik dat de internationale lucht- en zeevaart buiten het Parijse verdrag en de wetsvoorsteldoelstellingen vallen, terwijl het hier om zwaarwegende klimaatontwrichting en ook overige milieuontwrichting gaat.

Voorzitter, ik kom bij mijn tweede onderwerp: het procedurele aspect van het wetsvoorstel, dat de rest ervan beslaat. Het voorstel legt procedures vast om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dat is zinnig. Die procedures zijn vastgelegd in de hoofdstukken 2 tot 4.

Ik begin met een opmerking over het klimaatplan uit hoofdstuk 2 en daaruit artikel 3, lid 2. Dit betreft zeven onderdelen die dit plan moet omvatten. De eerste zes gaan over fysieke aspecten van de te nemen klimaatmaatregelen. Het zevende, onderdeel g, betreft de maatschappelijke gevolgen van de maatregelen, waaronder "het tot stand komen van een eerlijke en betaalbare transitie". Op onze schriftelijke vragen daarover blijkt uit de memorie van antwoord en de nota naar aanleiding van het verslag dat de initiatiefnemers onderling van mening verschillen over de betekenis van de term "eerlijk". Mijn fractie constateert slechts dat hier de komende decennia een politieke angel van het klimaatdebat ligt. In welke mate zullen de klimaatlasten gedragen worden navenant het inkomen? Voor mijn fractie zal dit een kernpunt zijn in de komende jaren.

De procedurele hoofdstukken 3 en 4 hebben zonder meer onze instemming. En afgezien van één detail kan mijn fractie zich ook vinden in de al genoemde procedures van het klimaatplan. Dat schiet dus op!

Het prangende detail waar ik op doel betreft hoofdstuk 2, artikel 5, en wel één zinsnede uit de leden 1 en 5 daarvan. De initiatiefnemers hebben ervoor gekozen om voor het klimaatplan geen goedkeuring door het parlement te vergen, maar om het te doen vaststellen door de minister van EZK c.q. de regering en niet door regering en Staten-Generaal gezamenlijk. Zij motiveren dit door de stellingname dat het klimaatplan slechts beleid van het kabinet betreft en dat het daarom geen formele wet vergt. Maar niets in de Nederlandse constellatie verbiedt dat een niet-wetsdocument ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het parlement. Het gaat dus om een keuze van de initiatiefnemers. En voorts is het niet verboden om beleidsvoornemens, zoals een klimaatplan, de vorm te geven van een formele wet — zo zijn ook begrotingswetten beleidsvoornemens. Het gaat dus om een keuze van de initiatiefnemers. Ik vraag hen straks te bevestigen dat zij, in plaats van hun voorliggende keuze, in beginsel ook hadden kunnen kiezen voor een van de genoemde alternatieven, zonder dat dit de doelstellingen van het wetsvoorstel in de weg staat.

Voorzitter. Waarom is de vaststelling van het klimaatplan door regering én parlement zo belangrijk? Wel, het is te voorzien dat de klimaatplannen uit de komende 30 jaar langdurig verstrekkende gevolgen gaan hebben voor de maatschappij. De initiatiefnemers noemen die zelfs "onomkeerbaar". Maar de initiatiefnemers achten parlementaire goedkeuring van het klimaatplan niet zo'n punt omdat de kabinetsplannen bijgestuurd kunnen worden door moties en in het uiterste geval door het opzeggen van het vertrouwen in een minister of een kabinet. Maar zeker het laatste betekent doorgaans het einde van een regeringscoalitie. Waarom, zo vraag ik de initiatiefnemers, kiezen zij voor de gecompliceerde weg als de eenvoudige weg van goedkeuring door het parlement voor de hand ligt? Die eenvoudige weg ligt geheel in lijn van het Nederlandse parlementaire stelsel.

Voorzitter, ik wacht de antwoorden van de initiatiefnemers op dit punt af en zo nodig dien ik in tweede termijn over dit onderwerp een motie in.

De heer Ester (ChristenUnie):

Dit is een cruciaal onderdeel van het betoog van de heer Reuten, denk ik. Misschien kan hij toch iets meer de voor- en nadelen van beide procedures schetsen. De controlerende taak van het parlement blijft natuurlijk volledig overeind. Dat hebben de initiatiefnemers ook geschetst in hun antwoord op de vragen van de heer Reuten hierover. Maar kan hij iets meer body geven aan zijn eigen invalshoek door kort de voor- en nadelen op een rijtje te zetten, zodat voor ons als toehoorders wat meer gaat leven wat nou de implicaties zijn? Als de rol van het parlement in het geding is, en dat vindt de heer Reuten kennelijk, dan is dat geen klein bier.

De heer Reuten (SP):

Nee. Ik heb daarover gezegd wat ik daarover te zeggen heb. Ten eerste ligt het in lijn van het Nederlandse parlementaire stelsel, met name daar het om een zwaarwegende kwestie gaat. De jaarlijkse begrotingsvoorstellen worden ook ter goedkeuring aan het parlement voorgelegd. Dan is het uiterste middel het naar huis sturen van een kabinet, maar dat is geen klein bier. Een regeringscoalitie zal niet snel dat middel hanteren. Daardoor brengt het geheel een verzwakking van de positie van het parlement met zich mee.

De heer Ester (ChristenUnie):

Nog een laatste vraag daaraan toegevoegd. Ik ben vooral op zoek naar een positieve duiding van het verhaal. Waar het om gaat is: wordt het klimaatbeleid nu ook beter als we kiezen voor de variant die u hier aan de orde stelt? Daar zou het om moeten gaan. Hoe beoordeelt u dat?

De heer Reuten (SP):

De positieve duiding is dat het om iets zwaarwegends gaat wat maximaal gedragen zal moeten worden door de maatschappij, vertegenwoordigd door het parlement. Daarom moet de prioriteit bij het parlement liggen.

De heer Pijlman (D66):

Ik heb net als u min of meer dezelfde vraag gesteld, dus waarom de initiatiefnemers voor deze procedure hebben gekozen. Maar we kennen in Nederland geen materieel wetsbegrip. Deze procedure op zich is dus heel juist. De vertegenwoordigende lichamen kunnen ook bij wetsvoorstellen die uit het klimaatplan volgen hun invloed laten gelden. Ik vraag om toelichting. Als het gaat zoals u graag ziet, betekent dat dan dat de hele procedure, inclusief advies van de Raad van State, moet worden gevolgd?

De heer Reuten (SP):

Nee, dat laat ik in het midden. Ik heb aangegeven dat niets in de Nederlandse constellatie verbiedt dat een niet-wetsvoorstel ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het parlement. Daarmee is het eigenlijk klaar. Je kunt ook voor de andere weg kiezen, dus voor een wet. Dan moet je inderdaad de gehele gebruikelijke procedure volgen.

Voorzitter, ik kom bij mijn derde onderwerp: de realisering van de doelen uit het wetsvoorstel en de feitelijke materiële prioritering ervan in regeringsdoelen. Zoals de initiatiefnemers onderkennen, garanderen de zojuist besproken procedures niet dat de doelstellingen inderdaad gehaald worden, helaas. In mijn woorden bieden ze toekomstige regeringen alle ruimte om de doelstellingen of de effectuering ervan geheel of gedeeltelijk terzijde te stellen. En net zoals bij het verdrag van Parijs uit 2015 staan er geen sancties op het niet-effectueren van de gestelde doelen, helaas.

In de eerste nota van wijziging schrijven de initiatiefnemers: "Als de doelen van het regeringsbeleid veranderen, zal dat tot uitdrukking moeten worden gebracht door een wijziging van de wet." Bedoeld is het eventueel tot wet verheven onderhavige wetsvoorstel. De SP-fractie betwist dat de tekst van het wetsvoorstel hiertoe noopt indien het huidige of een toekomstig kabinet stelt dat het de klimaatdoelen uit het wetsvoorstel geheel onderschrijft, maar dat die, gezien andere regeringsdoelstellingen en/of maatschappelijke problemen, geen prioriteit hebben. Dit is een leemte in het wetsvoorstel. In het bijzonder de grondwetsartikelen 18, lid 1, en 20, lid 1, waarnaar de SP-fractie in het eindverslag verwees, bieden de regering ampel ruimte om bijvoorbeeld spreiding van welvaart en/of het bevorderen van werkgelegenheid weliswaar niet formeel doch wel materieel te prioriteren boven de klimaatdoelen uit het wetsvoorstel, en wel zonder dat dit een wijziging vergt van het eventueel tot wet verheven onderhavige voorstel.

Contra de bedoelingen van de initiatiefnemers, die mijn fractie onderschrijft, heeft de huidige of een toekomstige regering dus ampel ruimte om de doelstellingen uit het wetsvoorstel formeel te accorderen doch materieel achter te stellen bij andere regeringsdoelstellingen. Ik vraag de initiatiefnemers of zij dit kunnen bevestigen en, zo nee, hoe zij de argumenten van de SP-fractie weerleggen. Voorts, en ook daarop wezen wij in het eindverslag, geeft de in het klimaatplan vereiste beschouwing ex artikel 3, lid 2g, weliswaar geen criteria of restricties aangaande het beleid gericht op de klimaatdoelstellingen — zie artikel 3, lid 1 — maar lijkt deze ampel ruimte te geven om die te vatten in termen van restricties.

Ten slotte over dit onderwerp. Indien het klimaatplan zou worden vastgesteld door regering en parlement gezamenlijk, zoals uiteengezet bij mijn voorgaande onderwerp, dan kan een regering zich, afhankelijk van de samenstelling van een parlement, niet beperken tot een minimalistisch klimaatplan. Graag hoor ik van de initiatiefnemers of zij dit onderschrijven en, zo nee, waarom niet.

Voorzitter, ik kom bij mijn vierde en laatste onderwerp: een vooruitblik. Ik ben weldra negen jaar lid van deze Kamer en bij de uitoefening van deze belangrijke en eervolle politieke functie heb ik steeds tevens mijn inzichten uit wetenschappelijk economisch onderzoek betrokken. Ik wil dat bij dit wetsvoorstel niet nalaten. Voor wat ik in een vijftal minuten schets, maak ik gebruik van enkele resultaten uit mijn recente boek The unity of the capitalist economy and state. Als ik het goed zie, zal al over vijftien tot twintig jaar de constellatie van wereldlanden nogal verschillend zijn ten opzichte van de huidige, en wel door de combinatie van enerzijds wereldwijde klimaatmaatregelen en anderzijds internationale kapitaalstromen gericht op de internationale migratie van productie. Beide zullen gepaard gaan met een internationale en mogelijk ook nationale herverdeling van inkomen. Klimaatmaatregelen zijn niet kosteloos en zullen de komende decennia binnen nationale staten mogelijk inkomensverdelingsgevolgen hebben. In Nederland zien wij thans al de eerste schermutselingen daarover.

Internationaal gezien kunnen de qua bbp per hoofd arme landen terecht claimen dat de rijke landen historisch en thans de grootste veroorzakers van de klimaatontwrichting zijn en dat de laatste relatief de grootste oplossingsbijdrage moeten leveren. Dan heeft de klimaatontwrichting tevens internationale inkomensherverdelingsgevolgen en, mijns inziens, terecht. Daar speelt een ander internationaal herverdelingsproces doorheen, namelijk de internationale migratie van productie door multinationale bedrijven via internationale kapitaalstromen. Tot 1980 waren die op wereldschaal vrijwel verwaarloosbaar. Deze resulteert voor de thans qua bbp per hoofd rijke landen, waaronder Nederland, in toenemende mate in neerwaartse druk op de lonen. Daardoor ontstaat neerwaartse druk op de loongerelateerde belastingen — het overgrote deel van de belastingen is loongerelateerd — en daardoor neerwaartse druk op de socialezekerheidsvoorzieningen. De omgekeerde opwaartse beweging geldt de thans qua bbp per hoofd midden- en laaginkomenlanden en dat is goed voor die landen. China leverde een kwantitatief omvangrijke voorbode van de gevolgen van dit proces.

Tegelijkertijd komt door deze internationale inkomensherverdeling de legitimatie van de staat in de thans hooginkomenlanden in toenemende mate onder druk te staan. Dat is thans al te zien in partijpolitieke bewegingen en in gelehesjesachtig activisme. Onder druk van de genoemde legitimatieproblemen voor de per hoofd hooginkomenlanden dreigt dat zij opnieuw restricties gaan leggen op de internationale productiemigratie, zoals veelal voor 1980, ten koste van de midden- en laaginkomenlanden. Dan is te voorzien dat de laatste grotendeels zullen gaan passen op klimaatgebied.

Ten slotte lijkt de klimaatontwrichting moeilijk te stuiten zonder een forse afname van de internationale handel en de groei daarvan.

De heer Schalk (SGP):

Ik ben onder de indruk van het wetenschappelijke betoog van de heer Reuten. Het brengt me wel tot de volgende vraag. Voordat hij met het wetenschappelijk deel begon, had hij het over de Grondwet, de artikelen 20 en 21. Het betoog dat hij zojuist hield, laat zien hoe belangrijk het is om de welvaart te spreiden. Heeft de fractie van de SP ook een duiding van welk artikel dan voorgaat, 20 of 21? U heeft ze allebei genoemd en daar zit gewoon spanning op.

De heer Reuten (SP):

Die grondwetsartikelen zijn nevengeschikt. Daar ligt juist het probleem. Een van de grondwetsartikelen gaat over milieu. In die grondwetsartikelen staat dat de regering de zorg heeft voor de genoemde onderwerpen, maar de mate waarin de regering dat doet, ligt in wezen open. Omgekeerd kan de regering als het gaat om de doelstellingen van het voorliggende wetsvoorstel, wel met een beroep op de Grondwet zeggen: wij zijn gehouden dit en dit prioriteit te geven boven de klimaatdoelen. Dat is in het kort het punt waar het om draait.

De heer Schalk (SGP):

Dat is een mooie uitleg. Dit betekent dat er dus een botsing van die grondrechten kan zijn. U hebt in een interruptie op mijn betoog op beide artikelen gewezen en ik ben natuurlijk onmiddellijk gaan zoeken wat er in staat. Inderdaad, kort samengevat: zorg voor welvaart in artikel 20, en zorg voor leefomgeving en milieu in artikel 21. Die kunnen met elkaar botsen.

De heer Reuten (SP):

Dat kunnen ze nu al doen.

De heer Schalk (SGP):

Dat doen ze nu al misschien. Dan gaat de regering op basis daarvan keuzes maken die wellicht contrair zijn aan het wetsvoorstel dat hier ligt?

De heer Reuten (SP):

Ja.

De heer Schalk (SGP):

Oké.

De heer Reuten (SP):

Daar ligt naar het oordeel van mijn fractie een leemte in het wetsvoorstel.

Ik was gebleven bij een derde punt in mijn beschouwing over de komende jaren. De klimaatontwrichting lijkt moeilijk te stuiten zonder een forse afname van de internationale handel en de groei daarvan. Het transport van die internationale handel veroorzaakt 30% van de wereldwijde CO2-transportuitstoot en meer dan 7% van de totale wereldwijde uitstoot. Volgens OECD-projecties zou dit stijgen tot het viervoudige in 2050, maar het lucht- en zeevaartonderdeel daarvan valt buiten het verdrag van Parijs en de doelstellingen van het wetsvoorstel. Substantiële internationale handelsreductie vergt een aanzienlijke herstructurering van nationale productiestructuren. In welke mate die effect heeft op de nationale en internationale inkomensverdeling is niet of nauwelijks te kwantificeren, maar omdat internationale handel vooral ten gunste komt van de hooginkomenlanden zal het effect daar waarschijnlijk het grootst zijn in de komende jaren.

Voorzitter. Dit is in het kort het spanningsveld voor de komende vijftien tot twintig jaar. Ik rond nu af met een korte samenvatting van de eerste drie onderwerpen.

De doelstellingen uit het wetsvoorstel vormen een belangrijk maatschappelijk signaal en mijn fractie onderschrijft deze doelstellingen, al hadden ze stringenter mogen zijn.

De heer Van Strien (PVV):

Ik constateer dat de heer Reuten het op het punt van de gevolgen van deze Klimaatwet in hoge mate met ons eens is, zij het ...

De heer Reuten (SP):

Nee.

De heer Van Strien (PVV):

Ik heb de heer Reuten net horen zeggen dat er dramatische gevolgen zijn voor de wereldinkomensverdeling en dat die voor een groot deel ten koste gaan van de rijkere landen.

De heer Reuten (SP):

Ik heb die niet dramatisch genoemd.

De heer Van Strien (PVV):

O.

De voorzitter:

Kunnen wij de discussie ordentelijk voeren? Meneer Van Strien, u heeft een interruptie en als u klaar bent met uw tekst, komt u. meneer Reuten. En via de voorzitter.

De heer Reuten (SP):

Ja, ja.

De heer Van Strien (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Mijn vraag is hoe hij dat gaat uitleggen aan de Nederlandse bevolking. Denkt de heer Reuten dat het wordt gepikt wanneer als gevolg van deze Klimaatwet dramatische, dat zijn dan mijn woorden, dus laten we zeggen "forse" verschuivingen in inkomensverhoudingen ontstaan binnen de Nederlandse bevolking?

De heer Reuten (SP):

Ik heb weleens de indruk, meneer Van Strien, dat de PVV-fractie weinig met jonge mensen praat. Als je met jonge mensen praat, dat zie je ook af en toe bij acties op straat ... Die mensen hebben een leven voor zich en die zien die klimaatontwrichting op zich afkomen. Wij hebben bepaalde signalen daarvan slechts meegemaakt afgelopen zomer, maar er gaan nog vele van dergelijke zomers komen. Ja, ik denk dat het tegengaan van de klimaatontwrichting vooral bij jonge mensen zeker gedragen zal worden. Ik twijfel daar niet aan, maar misschien gaat de heer Van Strien met de verkeerde mensen om.

De voorzitter:

Meneer Van Strien, nog één interruptie op dit gebied en dan moeten we deze discussie beëindigen.

De heer Van Strien (PVV):

Dat zou best kunnen, meneer Reuten. Ik constateer dat het adagium voor de SP is: après nous, le déluge.

De heer Reuten (SP):

U zegt wat ik u had kunnen voorhouden. Ik bedoel: de heer Van Strien.

De voorzitter:

Zet u uw betoog voort, meneer Reuten.

De heer Reuten (SP):

Ja, ik was aan het afronden en ik weet niet waar ik gebleven was.

De voorzitter:

De zin die begint met "de doelstellingen uit het wetsvoorstel"?

De heer Reuten (SP):

Ja. De doelstellingen uit het wetsvoorstel vormen een belangrijk maatschappelijk signaal dat mijn fractie onderschrijft, al hadden ze stringenter mogen zijn. Het wetsvoorstel legt ook procedures vast om die doelstellingen te bereiken. Mijn fractie onderschrijft het beginsel van dergelijke procedures. Echter, omdat te voorzien is dat de klimaatplannen in de komende dertig jaar langdurig verstrekkende gevolgen gaan hebben voor de maatschappij, is mijn fractie van oordeel dat het veruit de voorkeur heeft om het klimaatplan te doen vaststellen door regering en parlement gezamenlijk. Dit zou in de lijn liggen van het Nederlandse parlementaire stelsel. Dit zou het voor de huidige of een toekomstige regering ook lastig maken om de klimaatdoelstellingen materieel achter te stellen bij andere regeringsdoelstellingen.

Voorzitter. Daarmee sluit ik af. Ik zie uit naar de commentaren van de initiatiefnemers en in het bijzonder zie ik uit naar hun antwoorden op onze vier vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Reuten. Ik adviseer iedereen ook het notenapparaat zoals bekend van de heer Reuten weer tot zich te nemen, want daar staan heel veel gegevens in. Dank u wel.

Ik geef het woord aan mevrouw Klip.

Mevrouw Klip-Martin (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik kies namens mijn fractie een iets andere insteek dan de vorige spreker, en ik begin met drie uitspraken uit de hoek van de wetenschap en het bedrijfsleven. Ik begin met Robbert Dijkgraaf, theoretisch natuurkundige en sinds 2012 directeur van het Institute for Advanced Study in Princeton. Hij zei enige tijd geleden dat het voeren van een klimaatdiscussie net zoiets is als discussiëren over de zwaartekracht.

Een tweede uitspraak. Een groep klimatologen uit Zwitserland en Engeland presenteerde in april van dit jaar een onderzoek naar aanleiding van de extreme hitteperiode in 2018. Voor het eerst werd een weergebeurtenis geheel aan klimaatverandering toegeschreven. Meestal concluderen meteorologen, geconfronteerd met een extreme hittegolf of regenperiode, dat de kans daarop door de opwarming van het klimaat groter is geworden, maar dat die ook nog zou kunnen vallen onder de normale variaties in het weer. Als het echter gaat om een periode van uitzonderlijke warmte, zoals vorig jaar van mei tot en met juli in niet minder dan zeventien landen over in totaal 5,2 miljoen vierkante kilometer, waar mensen wonen of landbouw bedrijven, is die statistische uitweg niet meer begaanbaar. Wetenschappelijk is dat een interessante mijlpaal, maatschappelijk is het verontrustend. Er vielen vorig jaar doden in Canada. De plaatselijke elektriciteitsvoorziening in Californië bezweek — dat gebeurt natuurlijk wel vaker — en er waren bosbranden in Scandinavië. Bij zulke grootschaligheid kunnen landen elkaar bijvoorbeeld niet meer helpen bij problemen in de voedselvoorziening.

En dan mijn derde geciteerde uitspraak. Die komt uit de Volkskrant van 9 mei jongstleden. Daar sprak Oxfordeconoom Thom Wetzer over kantelpunten in de economie en de samenleving; kantelpunten die kunnen bijdragen aan gewenste ontwikkelingen. Een kleine interventie op het juiste moment kan vliegwieleffecten in gang zetten die tot grote veranderingen kunnen leiden. Zo kunnen de juiste prikkels ook de gewenste verduurzaming in een stroomversnelling brengen. Hij ziet dat bijna gebeuren bij het aanschaffen en aanleggen van zonnepanelen. In Science beschrijven hij en zijn collega's de rol die grote beleggers bij het een handje helpen van dit soort tipping points zouden kunnen spelen.

Zoals gezegd, mevrouw de voorzitter, zomaar drie uitspraken, maar over deze punten gaat het voorliggende wetsvoorstel helemaal niet. Het gaat ook niet over het sluiten van kolencentrales, over de vraag of het verstoken van houtpellets wel CO2-neutraal is of over de dreiging van het verdwijnen van ongelofelijke hoeveelheden dieren en planten. Dit voorstel gaat zelfs niet over wel of niet een CO2-heffing, hoewel al die ontwikkelingen natuurlijk wel de directe aanleiding van dit wetsvoorstel zijn. Dit wetsvoorstel — en velen zeiden dat al voor mij — gaat niet over wat we gaan doen, maar over hoe we dat gaan organiseren. Het biedt een kader voor de ontwikkeling van klimaatbeleid als uitwerking van de afspraken uit Parijs, niet het inhoudelijke klimaatbeleid als zodanig.

Mevrouw de voorzitter. Het klimaat verandert sneller dan verwacht en gehoopt. Of, zoals onze nationale weerman Gerrit Hiemstra het verwoordde, het klimaat wacht niet op ons. Dat is een gegeven, en daarbij is er een aantoonbare relatie — hoewel niet iedereen in deze zaal het daar geloof ik mee eens, maar onze fractie onderschrijft die stelling — tussen de stijging van het CO2-gehalte in de lucht en de temperatuurstijging. Het huidige kabinet heeft uitgesproken een grote verantwoordelijkheid op dit punt voor de toekomst te voelen, en vindt daarbij ook een aantal oppositiepartijen aan zijn zijde. Ook de door de regering hierbij geformuleerde doelstellingen kunnen op een breed draagvlak in de Tweede Kamer rekenen; doelstellingen bedoeld om te voldoen aan de afspraken van Parijs: het beperken van de opwarming van de aarde, bij voorkeur tot maximaal 1,5°, ondertekend in december 2015 door een kleine 200 landen. We kunnen het allemaal inmiddels wel dromen.

Dit initiatiefvoorstel formuleert de CO2-reductiedoelstelling van 95% voor 2050 en naast dit hoofddoel noemt dit wetsvoorstel als streefdoelen 49% emissiereductie in 2030 en een 100% CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050. Tegelijkertijd legt deze wet het kader met procedures vast voor de ontwikkeling, effectmeting en wijze van verantwoording van het beleid dat moet leiden tot het behalen van die doelstellingen. Over het klimaatplan, de klimaatnota en het Europees verplichte integrale nationale energie- en klimaatplan zal de afdeling Advies van de Raad van State op regelmatige basis kritisch adviseren. De regering zal goed gemotiveerd moeten aangeven aan het parlement wat zij met deze adviezen heeft gedaan.

Ik kom tot mijn eerste vraag, mevrouw de voorzitter. Anderen stelden die vraag in andere formuleringen. Maar onze vraag luidt: kunnen zowel de regering alsook de initiatiefnemers de beoogde rol van het parlement nog eens goed toelichten?

De leden van de VVD-fractie hebben sympathie voor dit initiatiefwetsvoorstel en wij hebben daarbij begrip voor de afgelegde zoektocht naar een balans tussen enerzijds flexibiliteit met het oog op de ontwikkeling van innovatieve nieuwe technieken en anderzijds stabiliteit en voorspelbaarheid in het kllimaatbeleid. Ook waarderen de leden van mijn fractie de gekozen formuleringen waarbij de in het wetsvoorstel opgenomen doelstellingen geen extern afdwingbare normen zijn. Bovendien hebben zij grote waardering voor de initiatiefnemers wat betreft hun vasthoudendheid, hun bereidheid naar elkaar te luisteren en, ondanks verschillen in politieke inzichten, toch tot een gezamenlijk initiatiefwetsvoorstel te komen.

Toch zijn er in de VVD-fractie ook kritische geluiden te beluisteren. Die kwamen al tot uiting in onze bijdrage aan het voorlopig verslag en het nader voorlopig verslag. Een aantal daarvan formuleer ik hier graag nog een keer, onder dankzegging overigens voor de uitgebreide beantwoording van onze vragen in de eerste en tweede ronde. Punt van aandacht bij de leden van mijn fractie blijft dat het hier gaat om een kaderwet met spelregels en procedures. Uitgangspunt van deze Kamer is immers vaak dat de regering zo veel mogelijk materiële normen vastlegt in formele wetgeving. Je zou hier bijvoorbeeld aan tussendoelen hebben kunnen denken. Kunnen de initiatiefnemers ook hier in deze zaal nog eens duidelijk toelichten waarom voor deze vorm van wetgeving is gekozen?

Deze wet is niet doelmatig zonder aanvullende wetgeving. Immers, het realiseren van het beleid zal moeten plaatsvinden door de inzet van instrumenten die buiten de reikwijdte van dit wetsvoorstel vallen, zoals wettelijke normeringen, fiscale maatregelen, akkoorden en subsidies. De initiatiefnemers spreken meerdere keren over afrekenbaar beleid. Hoe zien zij die afrekenbaarheid voor zich?

Mevrouw de voorzitter. Heeft de regering bij het achterblijven van het halen van de doelstellingen andere dan wettelijke mogelijkheden om scherpere normen af te dwingen bij betreffende bedrijven, overheden of particulieren bedrijven? En zo ja, waar denkt de regering dan aan?

De leden van de VVD-fractie schaarden zich bij hun eerdere vragen achter het advies van de Raad van State om aan het klimaatplan ook een wetgevingsagenda toe te voegen. Wij zijn verheugd in de nadere memorie van antwoord te lezen dat de initiatiefnemers zich kunnen vinden in het opnemen van voorziene wetgeving om de klimaatdoelen te halen in het klimaatplan. Vanzelfsprekend gaat het hierbij niet om een complete en limitatieve wetgevingsagenda voor de komende tienjaar. Dat zou ook de gewenste flexibiliteit te veel beknotten.

Mevrouw de voorzitter. De VVD-fractie stelde al twee keer eerder vragen over die zogeheten stip op de horizon en de investeringszekerheid die deze stip moet bieden. In zijn appreciatie van het initiatiefwetsvoorstel van november 2018 benadrukt het kabinet dat de jaarlijkse klimaat- en energieverkenning niet moet leiden tot het jaarlijks bijstellen van indicatieve opgaves die sectoren in het kader van een vermoedelijk toekomstig klimaatakkoord hebben gekregen, of het substantieel bijstellen van maatregelen. Omdat dit, aldus het kabinet, van groot belang is voor de stabiliteit van het klimaatbeleid en de investeringszekerheid voor huishoudens en bedrijven. Wij onderschrijven deze opstelling volledig, maar ziet de regering nog andere mogelijkheden om dit noodzakelijke gevoel van zekerheid bij beleggers te versterken?

Mevrouw de voorzitter. De leden van de VVD-fractie wachten de beantwoording van zowel het kabinet als de initiatiefnemers met belangstelling af.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Klip. Ik kijk naar de klok. Ik schors de beraadslaging en de vergadering voor de lunchpauze.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.35 uur tot 13.35 uur geschorst.

Naar boven