2 Buitenlandse Zaken en Defensie (begrotingen)

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2011 (32500-V);

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2011 (32500-X);

  • - de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie d.d. 6 september 2010 inzake de inzet van de regering in de discussies over het NAVO Strategisch Concept;

  • - de artikel 100-brief van de ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie, van Veiligheid en Justitie en van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 7 januari 2011 inzake een geïntegreerde politietrainingsmissie in Afghanistan (27925, nr. 415);

  • - de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie, van Veiligheid en Justitie en van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 27 januari 2011 inzake aanvullende uitwerkingen van de artikel 100-brief van 7 januari 2011.

Devoorzitter:

Ik heet de minister van Defensie en de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom in de Eerste Kamer.

Het woord is aan de heer Van Driel.

De beraadslaging wordt geopend.

De heerVan Driel (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Vandaag zullen wij een debat voeren over het nieuwe strategisch concept van de NAVO, maar u zult het mij niet euvel duiden dat ik ook thema's aanroer die in het strategisch concept wat minder aan de orde komen.

Wat het strategisch concept betreft, zijn er in feite op een paar punten wijzigingen die interessant zijn. In het algemeen zijn de wijzigingen ons inziens relatief beperkt. Gezien het aantal nieuwe landen dat zich bij de NAVO heeft aangesloten sinds het vorig strategisch concept is geschreven, is dat toch wel een beetje opmerkelijk.

Ik wil allereerst even ingaan op wat niet gewijzigd is: het strategisch concept verwerpt de NAVO als politieagent van de wereld. Op dat punt kent de NAVO in ieder geval haar beperkingen. Dat is terecht, omdat de gedachte van een mondiale veiligheidsorganisatie naar onze mening niet in het strategisch concept hoort. We moeten zeer terughoudend zijn bij het aanvaarden van taken buiten het verdragsgebied. Niet alleen omdat we dat niet kunnen financieren, maar vooral ook omdat we om politieke redenen niet overal ons NAVO-stempel op moeten willen drukken.

Wat we ook niet moeten willen, is meer, meer ,meer. Dan doel ik op meer leden, meer missies, meer taken. In dit kader zij nog eens gezegd dat wij geen behoefte hebben aan uitbreiding van de NAVO met Oekraïne en Georgië. De snelle groei van de NAVO in de afgelopen periode heeft geleid tot minder consensus. Dat is logisch, gezien de verschillende historische achtergronden van de nieuwe toetreders. Zowel onderling als in vergelijking met de nieuwe landen zijn er grote verschillen. Maar we hebben juist meer consensus nodig, dus minder nieuwe landen en meer consensus. Bovendien kosten meer taken en meer missies meer geld, terwijl alle landen juist minder te besteden hebben.

Kortom, de kern van het vorige strategisch concept is globaal gehandhaafd: de NAVO is een defensieve alliantie met beperkte taken, die alleen de grote risico's bestrijdt. Tevens hoort tot die kern een geloofwaardige invulling van artikel 5, waarin staat dat een aanval op een van de leden, een aanval is op alle leden en dat de leden verplicht zijn om de aangevallen partij bij te staan.

Een wijziging betreft het feit dat artikel 4, het consultatieartikel, prominenter naar voren is gehaald. Het is een goede zaak dat de NAVO een brede politieke dialoog over onderwerpen die de veiligheid van de lidstaten direct bedreigen, bevordert. In die zin is artikel 4 ook bijna even belangrijk geworden als artikel 5. Deze opwaardering vinden wij positief. De landen kunnen dan elkaar consulteren over piraterij, digitale aanvallen, het veiligstellen van energietoevoer en voedselvoorraden en het behandelen van schurkenstaten, om maar een paar voorbeelden te noemen. Die consultaties kunnen leiden tot verdere acties, maar dat hoeven uiteraard niet altijd militaire acties te zijn.

Een tweede wijziging is dat we meer dan voorheen de relatie met Rusland openhouden en ook verder proberen uit te bouwen. Mijn partij is blij met dit accent. Wij begrijpen wel dat nieuwe NAVO-landen dit met huiver aanschouwen, maar wij moeten op alle mogelijke manieren de dialoog met onze buur op gang houden. Wij moeten enerzijds de nieuwe lidstaten ervan overtuigen dat wij, indien nodig, bereid zijn tot een gezamenlijk optreden in het kader van artikel 5, en anderzijds de dialoog met Rusland maximaal benutten. Die dialoog kan bijdragen aan het herstel van wederzijds vertrouwen, praktische samenwerking en een gezamenlijke aanpak van terrorisme en piraterij. Over de dialoog met Rusland gesproken: zal er ooit een Europees veiligheidsverdrag komen en, zo ja, met welke elementen? Kan de minister daar nader op ingaan? De verhouding met Rusland moet verbeteren, terwijl het raketschild opgebouwd wordt of overeind blijft. De vraag is ook of de oude NAVO-landen hetzelfde enthousiasme voor dit schild aan de dag leggen als sommige nieuwe. Wat is de positie van de ministers hierin?

Het is ons inziens wel een gemiste kans dat de relatie met economisch sterk opkomende landen als bijvoorbeeld China en India niet een beschrijvende plaats in het strategisch concept heeft gekregen. Rond piraterij voor de Somalische kust werken we als NAVO al samen met China, maar ook op het gebied van digitale aanvallen en voedsel- en energiezekerheid is samenwerking voorstelbaar. Welke opvattingen hebben de ministers hierover?

Een derde wijziging betreft de rol van kernwapens. In het vorige strategisch concept werd veel meer nadruk gelegd op kernwapens als een noodzakelijk integraal onderdeel van de strategie. Nu worden kernwapens meer gezien als een noodzakelijk kwaad. Het verband tussen de veiligheid in Europa en de aanwezigheid van tactische kernwapens hier is losgelaten. De nadruk ligt nu vooral op nucleaire afschrikking. Dat is zeker een stap vooruit, omdat de rol van kernwapens bij een eventueel militair conflict als uitzonderlijk wordt beschouwd.

De vraag is of de NAVO op dit laatste punt ver genoeg gaat. De AIV zegt dat het strategisch concept nog een stap verder zou kunnen gaan door de afschrikkingsstrategie van de NAVO te beperken tot het weerhouden van andere kernwapenstaten om hun nucleaire strijdmiddelen in te zetten tegen lidstaten van het bondgenootschap of daarmee te dreigen. Een dergelijke beperking zou een versterking inhouden van het internationale streven om de rol van kernwapens terug te dringen. Dat spreekt ons aan. Wat is de opvatting van de ministers hierover? Wat is de opvatting over dit op zich nog bescheiden standpunt van de AIV? Of zien zij mogelijkheden om nog een stapje verder te gaan?

Het spreekt vanzelf dat wij het START-verdrag dat eind vorig jaar is gesloten, toejuichen. Maar voor de tactische kernwapens, die in de oude strategie een gevechtsfunctie hebben, is nog een lange weg te gaan. Het is interessant hierbij op te merken dat zowel door de republikeinen in de Senaat in de VS als in de Russische Doema aangedrongen is op verdere onderhandelingen over het terugdringen van die tactische kernwapens. Wij zouden van ons grondgebied alle kernwapens willen zien verdwijnen, en uiteraard niet alleen van ons grondgebied. Wij moeten ons veel meer inspannen om de tactische kernwapens uit Europa te verwijderen. Zijn de ministers tot die inspanning bereid? Ook de strategische arsenalen van Frankrijk en Engeland dienen betrokken te worden bij de onderhandeling over de reductie van kernwapens. Wat is het oordeel van de ministers daarover en welke stappen zijn zij bereid te nemen om kernwapens terug te dringen? Delen zij het perspectief van president Obama dat deze wapens moeten worden afgeschaft? Wij zouden graag, ook gezien de breed gedragen opvattingen in de VS en Rusland, een meer proactieve rol van de bewindslieden bespeuren als het gaat om het terugdringen van kernwapens. Zijn zij bereid om proactief op te treden? In 2012 is de voorgenomen review van de afschrikkingsstrategie afgerond. Dan zouden de ministers hier invulling aan kunnen geven.

Het moet mij overigens van het hart dat wij ten aanzien van kernwapens soms ietwat hypocriet zijn. Wij veroordelen de aanwezigheid in India en Pakistan, maar wij vergoelijken de aanwezigheid in Israël, dat nog steeds weigert zich aan het Non-proliferatieverdrag te binden. Waarom gebeurt dat eigenlijk? Kunnen de ministers zich voorstellen dat andere landen menen dat hier van een dubbele moraal sprake is?

Als we toch over wapens praten in NAVO-verband, dan wil ik op verzoek van mijn collega Haubrich nog iets zeggen over clustermunitie. Kan de minister van Buitenlandse Zaken hier uiteenzetten hoe hij de toezegging gaat waarmaken om zich actief in te zetten voor het laten tekenen door andere NAVO-landen van het verdrag betreffende deze clustermunitie? Kan hij bijvoorbeeld aan het eind van het jaar ons een brief sturen met een overzicht van de inspanningen die hij op dit punt heeft gepleegd en de resultaten daarvan?

Voorzitter. Een van de punten die aandacht krijgt in het strategisch concept, is het accent dat gelegd wordt op het verkrijgen van meer draagvlak bij de bevolking voor de NAVO. Nu zijn militaire organisaties zelden populair, maar in een democratie is draagvlak wel elementair. Ziet de minister van Defensie kansen en mogelijkheden om iets te doen aan het verwerven van meer draagvlak?

Een punt van kritiek is dat de NAVO een kostbare, weinig efficiënte organisatie is. Er is veel staf. Het begrip "waterhoofd" komt al snel in je op. Nu weet ik wel dat zo'n organisatie ook een opleidingsinstituut is en dat veel contact tussen de verdragslanden goed is, maar het is de vraag of we die bovenmatige bestaffing nog wel willen en kunnen betalen. Ik hoor gaarne de opvatting van de minister van Defensie.

Dat brengt mij op een aantal kwesties van financiële aard. Alle landen bezuinigen de komende jaren fors op hun defensie-inspanningen. De vraag is, nu alle uitgaven zo onder druk staan, of er niet meer draagvlak is om binnen de NAVO te komen tot common funding van operaties. Het is toch te gek voor woorden dat wie meedoet met een gezamenlijke actie, ook betaalt en dat het land dat zich onttrekt, ook geen kosten maakt. Dat zou in een echt bondgenootschap toch niet moeten kunnen! Is dit niet het moment om de common funding van gezamenlijk optreden te regelen? Deze common funding zou ook de opmaat kunnen zijn voor meer interoperabiliteit en meer flexibiliteit. Het belang hiervan kan nauwelijks genoeg worden onderstreept. Immers, hoe kun je intensief samenwerken als bijvoorbeeld de communicatiemiddelen niet op elkaar zijn afgestemd? En als common funding hieraan bijdraagt, snijdt het mes aan twee kanten. Hoe denkt de minister van Defensie hierover en welke stappen is hij bereid en in staat te nemen?

Is dit ook niet het moment om over te gaan tot een meer gezamenlijke aanschaf van materieel? Ik weet wel dat dit laatste met de NH90-helikopter niet goed is gegaan, maar dat kan toch niet het argument zijn om niet veel meer gezamenlijk te doen. Het kan wellicht wel tot 20% in de kosten schelen en dan gaat het toch om aanzienlijke bedragen. Er is ons inziens veel meer politieke druk nodig op dit punt. Welke belemmeringen ziet de minister en hoe zou hij deze kunnen wegnemen? Welke initiatieven is deze minister van Defensie op dit punt van plan te nemen? Zou hij ons een lijst van acties kunnen voorleggen en over een tot twee jaar kunnen rapporteren over de resultaten? Ook een gezamenlijke aanschaf leidt tot meer interoperabiliteit. Dan zou in de toekomst met meer landen intensiever kunnen worden samengewerkt dan nu met de landmacht en de marine van Duitsland en België en de marine van het Verenigd Koninkrijk.

Is dit niet het moment om in NAVO-verband tot veel meer specialisatie over te gaan? Is het niet tijd voor een initiatief van de minister van Defensie tot een voorstel om tot een "coalition of the willing" te komen van landen die, ook door bezuinigingen aangespoord, tot specialisatie willen komen? Dan bedoel ik echt een ingrijpende specialisatie die pijn doet, maar die in het geheel de kwaliteit van de afzonderlijke onderdelen doet toenemen. Landen worden dan afhankelijker van elkaar, maar zijn gezamenlijk veel sterker. Het is ons inziens tijd voor zo'n nieuwe aanpak in NAVO-verband – veel ingrijpender dan de laatste tien, twintig jaar – om te specialiseren en tot een ingrijpende taakverdeling te komen. Ik hoor graag de opvattingen van de minister van Defensie hierover. Ik hoor ook graag een antwoord op de vraag of hij initiatieven wil en kan nemen.

In het verlengde hiervan: dit Kabinet bezuinigt 600 mln. op defensie terwijl er nog een rekening aan achterstallig onderhoud van 200 mln. openstaat en er ten minste voor 200 mln. aan nieuwe wensen zijn. Dat is opgeteld 1 mld. Dat leidt tot de vraag, wat we de komende jaren wel en niet gaan doen. De minister heeft aan de overzijde toegezegd de komende weken met een visie daarop te komen, maar wellicht kan hij hier alvast een tipje van de sluier oplichten. Wat gaan we nieuw doen, wat blijven we doen en wat gaan we niet meer doen? Op een bedrag van 7,5 mld. met veel vaste kosten moet de minister keuzes maken. Welke gaat hij maken? Welke punten zijn nieuw en welke neemt hij van zijn voorganger over? En wat zal de NAVO merken van onze bezuinigingen? Is er een relatie met het strategisch concept en, zo ja, welke?

Als we over het strategisch concept van de NAVO spreken, kunnen we niet voorbijgaan aan de vraag of er ook een Europese benadering van de NAVO is en wat de rol is van de EU. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat Nederland niet zo veel ziet in een heel actieve rol van de EU met betrekking tot veiligheidsvraagstukken naast de NAVO. Ik kan mij in ieder geval niet aan de indruk onttrekken dat de Nederlandse minister van Defensie daar niet hard aan trekt. Wellicht verleent hij passief steun en is hij er niet op tegen, maar hij neemt niet het voortouw; speelt geen actieve rol. Dat betreurt mijn partij en wij willen hem graag aansporen tot het spelen van een meer actieve rol op dat punt in de EU. Het Verdrag van Lissabon heeft op het gebied van buitenlandse betrekkingen, inclusief defensievraagstukken, tot veranderingen geleid. Er is nu een actieve Europese buitenlandse politiek in ontwikkeling, met bijbehorende bemensing, al is de rol daarvan nog bescheiden. De EU is een organisatie die bij de civiele opbouw een belangrijke rol kan spelen en vaak al speelt, eigenlijk bij twee van de drie D's in de 3D-benadering, maar die rol kan nog beter worden benut. Ook op het terrein van de politie, bij training, opbouw en begeleiding, bij misdaadbestrijding, inclusief corruptie, en ordehandhaving kan de EU een veel nadrukkelijker rol op zich nemen.

In dat kader wil mijn fractie nog eens benadrukken dat de NAVO een veel te belangrijke rol speelt bij de vorming en training van politie in Afghanistan. Dat kan te maken hebben met het feit dat er in dat land volgens veel deskundigen geen politie bestaat in onze betekenis van het woord. Overigens zijn er inmiddels 134.000 politieagenten in Afghanistan. Dat is verhoudingsgewijs 40% meer politie dan in Nederland en het was ons niet opgevallen dat daar zo veel meer verkeersovertredingen en winkeldiefstallen zijn.

Ik wil het debat in de Tweede Kamer hier niet overdoen. Maar ook volgens mijn fractie in dit huis, lag, na jaren waarin Nederland in Afghanistan een zware missie heeft verricht, een nieuwe missie met een paramilitair karakter niet voor de hand. Internationaal verantwoordelijkheid dragen kan alleen als dat verantwoord is, met name naar diegenen die een missie moeten uitvoeren. Deze mogen nooit met een mission impossible worden belast. Een analfabeet kun je wel in zestien weken leren schieten, maar niet in zestien weken ook nog leren lezen en schrijven en succesvol lesgeven in de bescherming van mensenrechten. Dat is echt boven de boomgrens van het Afghaanse leven en dat kun je alleen in Den Haag verzinnen.

Voorzitter. Heeft mijn fractie goed begrepen dat er een contract wordt gesloten tussen de Nederlandse regering en de overheid in de provincie Kunduz over de inzet van agenten? Als dat het geval is, komt het ongetwijfeld op papier te staan. Vooruitlopend daarop zouden wij graag enige contouren geschetst willen zien. Ook krijgen wij graag de verzekering dat wij dat papieren contract te zien krijgen.

Is er in de ogen van de ministers ook een militaire rol in de EU weggelegd en, zo ja, welke? Er is een European Defence Agency, maar wat stelt die in de ogen van de ministers nu precies voor en wat willen de ministers hiermee. Het is in onze ogen onvermijdelijk dat er een permanent militair comité is in EU-verband. Zien de ministers dit ook zo? En als het er moet zijn, moet dat dan opgebouwd worden of moet er gebruikgemaakt worden van datgene wat in NAVO-verband is opgebouwd?

Er is een European Battlegroup van ongeveer 2000 man, maar volgens ons heeft die zelfs nooit geoefend. Dus wat stelt die eigenlijk voor en vooral: zou die niet iets voor moeten stellen? Er is een NRF een Response Force, maar heeft die ooit feitelijk geoefend? Geloven de ministers in een Europese benadering van veiligheidsvraagstukken of vinden zij dat eigenlijk allemaal relatief onbelangrijk en denken zij vooral trans-Atlantisch.

Voorzitter. Er ligt een aantal uitdagingen voor de ministers. Die uitdagingen liggen niet zozeer in het strategisch concept; die liggen vooral in een veel beter met de beperkte middelen omgaan via common funding, burden sharing en taakverdeling en specialisatie:

  • - in het spelen van een veel actievere rol in EU verband;

  • - in het verder terugdringen van kernwapens, niet alleen in Nederland maar ook in Europa, waarbij we onder de Amerikaanse atoomparaplu blijven en

  • - in het zoeken van draagvlak voor de NAVO en het strategisch concept.

Die uitdagingen liggen tenslotte ook in het neerleggen van nieuwe opvattingen over wat met substantiële bezuinigingsdoelstellingen in Nederland kan worden waargemaakt. Komen er, om een voorbeeld te noemen, nieuw "drones"? Wat blijven we doen en wat gaan we niet meer doen? De verkenningen van de vorige minister van Defensie dragen wellicht bouwstenen aan, maar gezien de omvang van het bedrag dat deze minister moet bezuinigen, zal hij met nieuwe ideeën moeten komen om een geloofwaardige en slagvaardige defensiemacht op te bouwen.

De heerRussell (CDA):

Mijnheer de voorzitter. De straten vol met demonstranten in Egypte maken grote indruk. Dictators in Arabische landen die tientallen jaren met ijzeren hand geregeerd hebben, vallen van hun sokkel. Ze zijn niet langer bestand tegen de roep om meer democratie, vrijheid en minder corruptie, om beter bestuur dat perspectieven biedt voor de bevolking. In Tunis, in Alexandrië en in Caïro wordt geschiedenis geschreven. Hoe de toekomst van het Midden-Oosten eruitziet, is nu nog moeilijk te voorspellen. Hopelijk kunnen de Egyptenaren en Tunesiërs over enige tijd naar de stembus om hun eigen toekomst te bepalen. Maar het kan ook anders aflopen. In dat geval kunnen de tanks die nu op het Tahirplein staan, gericht worden op Tel Aviv.

De veiligheidssituatie in de wereld laat zich niet eenvoudig voorspellen, zo bleek ook uit de studie die het vorige kabinet heeft verricht naar de toekomst van Defensie, de Verkenningen. Nederland zal bij zijn veiligheids- en defensiebeleid rekening moeten houden met fundamentele onzekerheid in een wereld die er niet stabieler op wordt. Wel zeker is dat we het hier beter hebben dan aan de overzijde van de Middellandse Zee. Nog nooit in haar geschiedenis heeft Europa zo veel welvaart en veiligheid gekend. Dat is niet in de laatste plaats te danken aan de NAVO. Het trans-Atlantische bondgenootschap, dat vorig jaar zijn zestigste verjaardag vierde, heeft zijn bestaansrecht meer dan eens bewezen. Het heeft de Koude Oorlog gewonnen en de Balkan gestabiliseerd. Nog steeds willen nieuwe landen toetreden tot dit baken van stabiliteit. En dan niet om de veiligheid alleen, maar ook om de waarden waar de NAVO voor staat: vrijheid, democratie, mensenrechten en de vrije markteconomie. Het zijn waarden die ons veel welvaart hebben gebracht, maar die tegelijkertijd kwetsbaar zijn.

De ontwikkelingen in de Arabische wereld maken duidelijk dat deze waarden niet overal gelden. Onze welvaart en onze manier van leven zijn niet vanzelfsprekend. Ze vergen onderhoud. En robuuste verdediging, als het erop aankomt. De NAVO blijft daarvoor onontbeerlijk. Het zorg dragen voor de collectieve verdediging, de kerntaak van het bondgenootschap, vindt plaats in een veranderende wereld. Tegen bijvoorbeeld de terroristen van de Taliban en Al Qaida die een jihad tegen het Westen voeren. Tegen piraten die handelsschepen bij Somalië aanvallen en die voor veel onrust onder Nederlandse reders en bemanningen zorgen.

De heerKoffeman (PvdD):

Ik hoor de heer Russell zeggen dat onze welvaart niet vanzelfsprekend is. Ik ben het met hem eens. Maar bedoelt hij daar ook mee dat onze welvaart niet houdbaar is en dat veel van de onrust aan de andere kant van de zee veroorzaakt wordt door de wijze waarop wij onze welvaart verkregen hebben? Is hij het met mij eens dat we niet met de NAVO onze welvaart moeten verdedigen, maar dat we op een andere manier met grondstoffen en met welvaart om zouden moeten gaan?

De heerRussell (CDA):

Dat bedoelde ik daar niet mee.

De heerKoffeman (PvdD):

Maar dat is dus ook uw opvatting niet. Ganzen zullen voor kerst ook zeggen dat zij het nooit beter hebben gehad. Op dit moment zijn er 25 landen in de wereld waar voedselrellen dreigen vanwege stijgende graanprijzen. Dat heeft veel te maken met ons beleid hier in Nederland. Dan kun je toch niet alleen maar naar de NAVO wijzen en zeggen: wij gaan verdedigen wat wij hebben? We zouden toch in internationaal verband moeten bekijken waar de problemen vandaan komen en of onze welvaart houdbaar is?

De heerRussell (CDA):

Ja, uiteraard. Ik denk dat we daar geen discussie over hebben. Het is een integrale benadering. Aangezien we het vandaag over de NAVO hebben, wil ik me daarop concentreren.

Voorzitter. Ik was aan het opsommen waar wij de problemen zien. Tegen zogenoemde "rogue states" die streven naar kernwapens en met hun raketten Europa kunnen bereiken. Of tegen cyberaanvallen, die de economie kunnen ontwrichten.

Door dit soort nieuwe dreigingen was het strategisch concept van de NAVO aan herziening toe. Het vorige dateerde uit 1999, twee jaar vóór de aanslagen van 9/11. Het moge duidelijk zijn dat de wereld sindsdien veranderd is en daarmee ook de rol van de NAVO. Zo voert het bondgenootschap sinds 2003 het commando over de internationale troepenmacht ISAF in Afghanistan. Het is daarom een goede zaak dat er november vorig jaar op de Top in Lissabon een nieuw strategisch concept vastgesteld is. Een kort en krachtig document dat staat voor een flexibele en toekomstgerichte NAVO, die zich richt op drie kerntaken: 1. collectieve verdediging, 2. crisisbeheersing en 3. coöperatieve veiligheid. De CDA-fractie deelt de tevredenheid van de regering over het bereikte resultaat. Het is verheugend dat er aan de wensen van Nederland is tegemoet gekomen, zoals: 1. het belang van partnerschappen, 2. een constructieve en evenwichtige tekst over samenwerking met Rusland, 3. inachtneming van het internationale recht en 4. het belang van civiel-militaire samenwerking in het kader van 3D, Diplomacy, Defence en Development.

Ook krijgt een betrekkelijk nieuw fenomeen als de cyberwarfare terecht aandacht. De CDA-fractie in de Tweede Kamer heeft er bij monde van het lid Knops bij de behandeling van de vorige twee defensiebegrotingen al aandacht voor gevraagd. Hij heeft daarover een motie ingediend. Kan de minister van Defensie aangeven hoe Nederland en de NAVO aan dit belangrijke onderwerp invulling geven? In hoeverre werkt Nederland samen met andere NAVO-landen? In hoeverre kiest het kabinet ook voor een interdepartementale aanpak? Voorkomen moet worden, zo vindt de CDA-fractie, dat straks alle 28 lidstaten los van elkaar aan een eigen cybersecurity gaan werken. Dat vereist bundeling van krachten, zoals bij het raketschild. Worden naast defensieve capaciteiten ook offensieve capaciteiten overwogen? De vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken is ook hoe cyberwarfare zich verhoudt tot artikel 5 van het NAVO-verdrag? Dat heeft zoals bekend, vooralsnog, betrekking op een "gewapende aanval". Maar blijft dat zo, na een digitaal "Pearl Harbor"? Zo'n scenario is zeker niet denkbeeldig.

Hoe het zij, de NAVO is met dit nieuwe strategisch concept voorbereid op toekomstige veiligheidsuitdagingen. Hoe belangrijk de politieke eensgezindheid van "Lissabon" ook is, het is niet genoeg. Minstens zo belangrijk is het vermogen om daadwerkelijk invulling aan de ambities te geven. De voormalige secretaris-generaal Lord Robertson stelde niet zonder reden dat de toekomst van de NAVO afhangt van "capaciteiten, capaciteiten en nog eens capaciteiten". Helaas gaat het wat dat betreft bepaald niet de goede kant uit. De economische crisis heeft zowel in Europa als in Noord-Amerika grote gaten in de rijksfinanciën geslagen en zet de defensie-uitgaven sterk onder druk. Zo sterk, dat de NAVO-lidstaten in twee jaar tijd voor een bedrag van maar liefst 45 mld. bezuinigd hebben op defensie. Dat is evenveel als het totale defensiebudget van een groot Europees land als Duitsland. Het gevolg is dat de trans-Atlantische kloof nog groter wordt, zowel in dollars en euro's die aan defensie worden uitgegeven, als in termen van operationeel vermogen en interoperabiliteit. Vormden de Amerikaanse defensie-uitgaven tien jaar geleden nog minder dan de helft van die van het totaal van de NAVO, nu is dit gestegen tot bijna 75%. Hoe beoordeelt de regering deze scheefgroei? Wat kan het gevolg op lange termijn zijn als de scheefgroei zo blijft? Wat gaat de Nederlandse regering hieraan doen? Hoe ziet de regering de toekomst van de NAVO met dit gegeven? Moet de Europese pijler van de NAVO niet versterkt worden?

Mijnheer de voorzitter. Deze trend baart de CDA-fractie zorgen. Daarbij realiseren we ons maar al te zeer dat Nederland onderdeel uitmaakt van het Europese probleem. Ik kom hier later in mijn inbreng op terug. De wereld wordt er in elk geval niet veiliger door! Europa dreigt namelijk niet alleen op de VS ver achter te lopen; opkomende reuzen als China en India hebben in de afgelopen tien jaar hun defensie-uitgaven verdrievoudigd respectievelijk verzesvoudigd. Secretaris-generaal Rasmussen zegt terecht dat er tektonische platen aan het verschuiven zijn. Politieke, economische en militaire macht verplaatst zich naar het Oosten. De bekende Amerikaanse schrijver Robert Kaplan beschrijft in zijn recent verschenen boek "Moesson" hoezeer de regio rondom de Indische Oceaan bepalend zal worden voor de wereldgeschiedenis. Volgens Kaplan zal dit strategische en demografische brandpunt de spil worden van de wereldgeschiedenis, waarbij grote Westerse belangen op het spel staan, zoals energievoorzieningszekerheid. Deelt de regering deze analyse? Zo ja, welke gevolgen zal dit hebben voor het Nederlandse buitenlandbeleid?

Daar komt bij dat veel opkomende landen niet democratisch zijn, maar in meer of mindere mate autocratisch en over nationalistische sentimenten en aspiraties beschikken, die Europa in de twintigste eeuw gelukkig achter zich gelaten heeft. Denk aan landen als Rusland en China of aan Iran, dat voor zichzelf een rol als regionale grootmacht weggelegd ziet. Of het Venezuela van Hugo Chavez, dat openlijk aanspraak maakt op een deel van ons Koninkrijk, Aruba, Bonaire en Curaçao, en dat herhaaldelijk dreigende taal uitslaat. Economische groei en toenemende interdependentie leiden niet per se tot meer stabiliteit. Integendeel. Een multipolaire wereld leidt historisch gezien tot instabiliteit, evenals de overgang van een unipolaire wereld daar naartoe. Hoe ziet de regering dit?

Voorzitter, natuurlijk moet de NAVO niet overal politieagent willen spelen. Maar, zoals secretaris-generaal Rasmussen stelde: Europe simply cannot afford to get out of the security business. Onder het motto van "never waste a good crisis" is verbreding en verdieping van Europese defensiesamenwerking dringend noodzakelijk. Omdat alle landen kampen met krimpende budgetten is er nu een momentum voor. Wat de CDA-fractie betreft zijn er geen heilige huisjes meer! Maar meer Defensie per euro. Ook taakspecialisatie is daarbij geen taboe. De CDA-fractie heeft dit onderwerp in vorige debatten al indringend aan de orde gesteld. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn het Kanaal al overgestoken door hopelijk te komen tot een uniek samenwerkingsverband. Dat was tien jaar geleden en zelfs vijf jaar geleden niet denkbaar. Goed voorbeeld doet goed volgen! Welke kansen ziet de minister van Defensie voor Nederland? Wat de CDA-fractie betreft zijn ze er, en ligt intensivering van de samenwerking met buurlanden als Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk voor de hand. De initiatieven tussen landen lijken zich vooral bilateraal af te tekenen, en niet bottom-up. Daar is op zich niets mis mee. Hoe ziet de minister dit? Welke rol ziet de regering voor de NAVO weggelegd om verdere defensie-integratie binnen Europa te bevorderen?

Dat brengt me bij het Nederlandse defensiebeleid. Nederland beschikt over een professionele krijgsmacht die internationale waardering oogst. Al vanaf 1991 is defensie bezig met transformatie van een Koude Oorlog dienstplichtigenleger naar een moderne, expeditionair inzetbare krijgsmacht. Met succes. Als een van de weinige Europese landen waren we in staat om een complexe operatie van het kaliber Uruzgan uit te voeren. De vraag is echter of dat in de toekomst nog mogelijk blijft. Al tijdens de operatie bleek dat het budget tekortschoot. Defensie kampte met slijtageslag en een beperkt voortzettingsvermogen. Ambities en de daarvoor beschikbare middelen waren in onbalans.

Vandaar ook de Verkenningen, die het exploitatietekort blootlegden. Defensie wordt nu, als gevolg van de economische crisis, echter ook nog eens geconfronteerd met forse bezuinigingen ter grootte van een bedrag dat oploopt naar 635 mln. per jaar. Daarnaast zijn er tegenvallers op de begroting, vooral door oplopende kosten. Klopt het dat het gaat om een bedrag dat in totaal oploopt tot 1 mld. per jaar? Dat hakt er fors in. Dat blijkt ook wel uit de eerste schatting die de minister maakte van het aantal banen dat op de tocht staat: 10.000. Dan hebben we het echt over pijn die in de hele organisatie gevoeld gaat worden. Is de minister bereid de personele reducties met voorrang te zoeken in de bureaucratie en de staven? Daarbij heeft de CDA-fractie een- en andermaal haar waardering uitgesproken voor wat onze militairen in de afgelopen jaren gedaan en bereikt hebben. Dat zijn echte professionals en daardoor vallen die forse bezuinigingen ook zo moeilijk, ook ons politici.

De CDA-fractie wacht met belangstelling de beleidsbrief af in maart, waarin de visie op de toekomst van de krijgsmacht gepresenteerd wordt. Het moge duidelijk zijn dat de veiligheidssituatie in de wereld wat ons betreft een veelzijdig inzetbare krijgsmacht vereist, zoals omschreven in de Verkenningen en het regeerakkoord: een soort Zwitsers zakmes, dat in staat is verschillende taken te vervullen, van stabilisatiemissies tot interventies, van de verdediging van het bondgenootschappelijke grondgebied tot de strijd tegen het terrorisme en het tegengaan van piraterij. Ook het ambitieniveau gaat echter op de pijnbank, maakte de minister enige tijd geleden al duidelijk. Dat roept de vraag op in hoeverre de ambitie zoals verwoord in het regeerakkoord om een veelzijdig inzetbare krijgsmacht in stand te houden, nog houdbaar is. Graag een inhoudelijke reactie van de minister.

De CDA-fractie heeft een vraag over de "rode lijn" die de minister getrokken heeft: tot hier en niet verder, in relatie tot bijvoorbeeld taakspecialisatie. De kritische ondergrens is in Nederland bereikt, zo stelt de minister. Bezuinigingen op defensie ter grootte van ruim 1,5 mld., zoals de PvdA wil, zijn volstrekt onverantwoord, zo interpreteren wij dat. In dat geval dreigt de financiële crisis om te slaan in een veiligheidscrisis. Dan is de prijs die we met z'n allen betalen nog veel groter. Is dit wat de minister van Defensie bedoelde?

Dat neemt niet weg dat forse ingrepen onvermijdelijk zijn. Dat brengt ons terug bij de NAVO. In het kader van de discussie over het strategisch concept stelde de regering terecht al hoezeer de NAVO in het bijzonder toegevoegde waarde kan hebben bij de opbouw van defensiesectoren in de programma's voor Security Sector Reform in falende staten. Hetzelfde geldt voor het trainen en opleiden van politie en gendarmerie. Dat is precies wat de NAVO nu doet in het kader van de transitiestrategie voor Afghanistan. Zulke initiatieven kunnen op meer instabiele plekken in de wereld ontplooid worden. Het draagt bij aan de zelfredzaamheid van fragiele staten of regionale organisaties zoals de Afrikaanse Unie. Dat draagt er weer aan bij dat de NAVO niet zelf voortdurend politieagent hoeft te spelen, zoals in het Midden-Oosten of Afrika. De NAVO is immers geen globocop. Kan de regering zeggen hoe zij dit ziet? Al was het maar vanwege de kosten, die in verafgelegen gebieden in moeilijke geografische en klimatologische omstandigheden, hoog zijn. In een land als Tsjaad maar liefst drie maal hoger dan op de Balkan! Is de minister bereid om bij het formuleren van het nieuwe ambitieniveau de mogelijkheid te betrekken van een verhoging van de Nederlandse inspanningen op het gebied van Security Sector Reform? En zo ja, hoe dan? En zo niet, waarom niet?

Voorzitter. Ik eindig mijn inbreng met de politietrainingsmissie in Kunduz, waartoe de regering onlangs besloten heeft. Een missie die niet alleen past in het strategisch concept van de NAVO, maar ook in de nieuwe strategie voor Afghanistan die op de Top in Lissabon is vastgesteld. Alle lidstaten zegden daar een bijdrage toe om er invulling aan te geven. Behalve Nederland, op dat moment. Als diplomatieke respons kreeg onze premier naar verluid geen privé-onderhoud met Obama en kreeg Nederland alleen spreektijd tussen de niet-NAVO-leden Kazachstan en Mongolië. Is dit juist? Zo ja, dan is dat een status die ons land niet past. Daarvoor is de verantwoordelijkheid die Nederland – als zestiende economie en negende exportnatie ter wereld – te nemen heeft voor vrede en veiligheid in de wereld, te groot. Gelukkig hebben we Afghanistan en daarmee de NAVO nog niet achter ons gelaten! Kan de regering een reactie geven op het gevaar dat als Nederland niet naar vermogen internationaal meedoet, Nederland dan zoals hierboven beschreven verder geïsoleerd raakt?

De heerVliegenthart (SP):

Voorzitter. Meer dan twee decennia na de val van de Muur en de daarop volgende ineenstorting van de geafficheerde communistische regimes in Oost-Europa, de Sovjet-Unie en delen van Azië zoekt de NAVO nog steeds naar een plek in de nieuwe veiligheidsarchitectuur. Wat gedurende de Koude Oorlog helder leek: de NAVO was er "to keep the Americans in, the Russians out and the Germans down", veranderde spoorslags met het verdwijnen van oude vijanden. De wereld is de afgelopen twintig jaar ontegenzeggelijk complexer geworden en de vraag waartoe de NAVO op aarde is, lastiger te beantwoorden.

In twintig jaar is de routekaart van de internationale politiek verschoten van de triomf van het liberalisme, het einde van de geschiedenis en de New World Order van president Bush senior via de etnische conflicten in de Balkan naar The Clash of Civilisations en het "neoconservative moment" waarvan we op dit moment de naweeën beleven. Kosovo en Afghanistan vormen de bekendste voorbeelden van een NAVO die tastenderwijs op zoek is naar een nieuwe missie, met alle gevolgen van dien, vooral voor de bevolking in de landen die geconfronteerd worden met de zoektocht van de NAVO.

Hoe kijkt de regering terug op de afgelopen twintig jaar? Hoe beoordeelt zij nu de Kosovo-oorlog uit 1999? Deelt zij de inschatting van de Nederlandse filosoof Hans Achterhuis dat deze oorlog de geschiedenis in is gegaan als de oorlog van de goede bedoelingen, maar de kwade uitwerking? Wat hebben we hiervan geleerd? En wat leren wij van de conclusies die Dick Marty in opdracht van de Raad van Europa trok over het Kosovaarse regime, dat tot in haar vezels met de georganiseerde criminaliteit verbonden is, tot de handel in organen aan toe. En dat met medeweten van internationale inlichtingendiensten.

Hoe kijkt de regering aan tegen de rol van de NAVO in de oorlog in Afghanistan? Ik weet dat de vorige minister van Defensie het woord "oorlog" niet in de mond wilde nemen. Hoe ziet deze minister van Defensie dat? Is hij het eens met Angela Merkel die over een oorlogssituatie in Kunduz sprak? De NAVO voert nu al bijna tien jaar strijd tegen een vijand die verwaarloosbaar leek toen de strijd, kort na 11 september 2001, in Afghanistan begon. Namens deze Kamer maak ik deel uit van de parlementaire assemblee van de alliantie. Ik weet nog dat men sprak van maximaal 2000 talibanstrijders die zich in Afghanistan zouden bevinden. Hoeveel zijn dat er nu volgens de regering?

Ik meen mij ook nog te herinneren dat de discussie aanvankelijk ging over een oorlog die niet te verliezen was, maar die langzaam maar zeker verworden is tot de lakmoestest van de alliantie. Tijdens de zittingen van de parlementaire assemblee heb ik meerdere malen gehoord dat het voortbestaan van de NAVO in Afghanistan op het spel staat. Dat is een straffe bewering, eerder ingegeven door hopeloosheid dan door doordachtheid. Zij is wel tekenend voor de situatie waarin het machtigste bondgenootschap ter aarde zich op dit moment bevindt. Als er een tijd is om na te denken over of en hoe dit bondgenootschap een rol in oorlog en vrede kan spelen, dan is het nu wel. Het is dan ook goed dat we dit vandaag doen. Voor alles is een tijd, zegt Prediker. Er is een tijd van oorlog voeren en er is een tijd van vrede. Ik hoop dat we vandaag vast kunnen stellen welk uur het volgens deze regering op dit moment is.

Het was begin jaren negentig voor de NAVO, in de woorden van de Amerikaanse senator Richard Lugar, "out of area or out of business". Om haar bestaansrecht – in het bijzonder voor de Verenigde Staten – te rechtvaardigen, moest de NAVO van een defensief bondgenootschap getransformeerd worden in een organisatie die overal ter wereld kon ingrijpen om de mensenrechten, de internationale rechtsorde en de geopolitieke verhoudingen, de dominantie van het Westen voorop, te waarborgen. In 1999 werd deze strategie in het toenmalige strategisch concept vastgelegd. Hoe kijkt de regering aan tegen de resultaten die onder dit strategisch concept zijn bereikt? Deelt zij de inschatting van mijn fractie dat de wereld het afgelopen decennium niet veiliger is geworden en dat de internationale rechtsorde op tal van plekken is geschonden, soms door de inzet van NAVO-bondgenoten? Deelt deze regering de conclusies van de commissie-Davids over het ontbreken van een adequaat volkenrechtelijk mandaat bij de inval in Irak? En, zo vraag ik mijn collega-senatoren, zou het niet goed zijn als de senaat het werk afmaakte waarmee zij is begonnen, op zijn minst door nog eens te debatteren over de uitkomsten van het rapport van de commissie-Davids, dat toch vooral door ons optreden geschreven is? Buiten deze zaal verwijt men ons dat de hele discussie meer ging om politieke spelletjes dan om waarheidsvinding. Is het voor een Kamer van Heroverdenking niet gepast om daar een antwoord op te vinden? Wie immers niet uit het verleden wil leren, maakt grote kans, in de toekomst met dezelfde fouten te worden geconfronteerd.

Voorzitter. Mijn fractie wil vandaag niet alleen terugblikken, maar ook vooruitblikken. Het nieuwe strategisch concept is een product van anderhalf jaar lange discussies. Mijn partij heeft daar haar steentje aan bijgedragen door in de Parlementaire Assemblee van de NAVO ervoor te pleiten dat nationale parlementen bij het besluitvormingsproces betrokken zouden worden en door in deze Kamer een symposium te organiseren over de toekomst van de NAVO. Dat is goed, want de internationale rechtsorde, die wij grondwettelijk verplicht zijn te bevorderen, is een politieke discussie waard. Uit deze discussies, die vooraf gingen aan het strategisch concept dat nu voorligt, wil ik vandaag drie punten naar voren halen. Ik ben blij dat die drie punten op zijn minst ook zijn genoemd door collega Van Driel en indirect door collega Russell. Er zit dus enige lijn in de verschillende betogen. Dat is wel prettig voor de discussie die wij later hierover zullen voeren. De drie punten zijn de discussie over tactische kernwapens in Europa, de relatie van de NAVO met andere landen in deze wereld en de verhoudingen tussen de NAVO en de Europese Unie. Aan deze punten wordt ook in het nieuwe strategisch concept gerefereerd, al zijn ze nog lang niet uitgekristalliseerd.

Ik begin met het vraagstuk tactische kernwapens in Europa. In het kader van het strategisch concept is hierover in veel landen gediscussieerd, sterker nog, als wij de media mogen geloven, zijn er in tal van landen bendes opgericht die uit onverwachte hoek pleiten voor een kernwapenvrij Europa. Ik noem de Amerikaanse Bende van Vier: Kissinger, Schultz, Perry en Nunn. Ik noem de Britse Bende van Vier: Hurd, Rifkind, Owen en Robertson. Ik noem de Italiaanse Bende van Vijf, bestaande uit D'Alema, Fini, La Malfa, Parisi en Calogero. Ik noem de Duitse Bende van Vier: Schmidt, Von Weizsäcker, Bahr en Genscher. Ik noem de Poolse Bende van Drie: Kwasniewski, Mazowiecki en Walesa, de Noorse Bende van Vijf: Nordli, Brundtland, Willoch, Bondevik en Stoltenberg, de Franse Bende van Vier: Juppé, Norlain, Richard en Rocard en, dichter bij huis, de Belgische Bende van Vier: Claes, Verhofstadt, De Haene en Michel. Nederland is niet achtergebleven; wij hebben een eigen Bende van Vier, bestaande uit Lubbers, Van der Stoel, Korthals Altes en wijlen Van Mierlo. Zij allen vinden dat NAVO-kernwapens in Europa geen toekomst meer hebben. Is deze regering het met hen eens? En heeft de liberaal Rosenthal dezelfde opvattingen als de Duitse liberaal Westerwelle, beiden minister van Buitenlandse Zaken? Westerwelle vindt dat de kernwapens uit Europa retour kunnen naar de Verenigde Staten. Het nieuwe strategisch concept biedt hier ook kansen toe. Als ik dat concept goed gelezen heb, zijn de tactische kernwapens in Europa niet langer van vitaal belang voor de veiligheid van het bondgenootschap. Dat was in de strategische concepten van 1991 en 1999 anders. Klopt deze conclusie, zo vraag ik de regering? Welke kansen ziet de regering op dit vlak en wat gaat ze er concreet aan doen?

In de Tweede Kamer is vorig jaar de motie-Azough/Van Velzen aangenomen, middels welke de regering wordt opgedragen, luid en duidelijk aan te geven dat Nederland niet langer een kernwapentaak wenst uit te voeren. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? Wil deze minister ons vandaag vertellen wat hij concreet op dit terrein gaat doen?

Dit brengt mij op het onderwerp dat u ongetwijfeld zal interesseren: de relatie tussen de NAVO en Rusland. Zoals ik al zei, heeft de SP niet al te lang geleden een symposium over de toekomst van de NAVO gehouden. De huidige minister van Buitenlandse Zaken was daar bij mijn weten in zijn vorige hoedanigheid ook bij. Hij kent dus het pleidooi van de Russische voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken van de Doema, Konstantin Kosachev, dat het van het grootste belang is dat de NAVO-lidstaten Rusland niet langer als de belangrijkste vijand zien, maar als een potentiële bondgenoot in het creëren van een veilig Europa. Ik weet dat Rusland vooral in het voormalige Oostblok als een bedreiging wordt ervaren. Daar zijn historisch gezien ook goede redenen voor. Omgekeerd zien veel Russen de NAVO als een vijandige organisatie. Kosachev wees onder andere op de oorlog in Kosovo en de toenadering van de NAVO tot Georgië en de Oekraïne. Ik ben blij met de woorden van de heer Van Driel, want de Partij van de Arbeid heeft wel eens een ander geluid laten horen over de toetreding van Oekraïne tot de NAVO. "Naar het Russische publiek toe kan ik helaas weinig pro-NAVO-argumenten noemen", stelde Kosachev toen. "Deze vijandbeelden staan een constructieve samenwerking in de weg en beide zijden zouden er werk van moeten maken, deze actief tegen te gaan. Alleen zo kan er een begin worden gemaakt met een gemeenschappelijk denken over hoe vrede en veiligheid in het Europa van na de Koude Oorlog vorm zouden kunnen krijgen", aldus Kosachev. Deelt de regering de inschatting van Kosachev? En, zo ja, wat gaat zij concreet doen om daar werk van te maken? Kosachev refereerde ook aan het plan van de Russische president Medvedev om nieuwe Europese veiligheidsafspraken te maken. De tijd daarvoor dringt; de mogelijkheden zijn er op dit moment, juist omdat er zowel in Rusland als in de Verenigde Staten presidenten aan de macht zijn die aangegeven hebben, werk te willen maken van ontwapening en toenadering te willen zoeken tot oude vijanden. Als zij echter geen resultaten kunnen bereiken, is de kans groot dat in de toekomst de geschiedenis een andere wending neemt en politici voortbrengt die daartoe veel minder geneigd zullen zijn. "Wer zu spät kommt, den bestraft das Leben", zei Gorbatsjov in de jaren tachtig. Ook vandaag heeft deze wijsheid haar relevantie. Ook hier geldt: voor iedere actie is een uur. En volgens mijn fractie zou dit het uur van ontwapening en toenadering moeten zijn. Deelt de regering deze opvatting? En, zo ja, wat gaat ze concreet doen?

In het verlengde hiervan: wat vindt de regering van het door Medvedev gelanceerde plan voor een nieuwe Europese veiligheidsarchitectuur? Geldt ook hier niet dat we het ijzer moeten smeden als het heet is? Waarom wordt er door de NAVO dan tot nu toe zo afhoudend gedaan? Ziet deze regering ook de urgentie van het maken van afspraken om Europa veiliger te maken? Wat betekent volgens Nederland in dit opzicht de zin uit het strategisch concept "we will actively seek cooperation on missile defence with Russia and other Euro-Atlantic partners"? Welke concrete afspraken kunnen we verwachten? Ziet Nederland daar nog een rol voor zichzelf in weggelegd?

Dit brengt mij bij mijn derde en laatste punt: de relatie tussen de NAVO en de Europese Unie. Deze is altijd al met de nodige spanningen omgeven, ondanks de mooie woorden die er vaak over worden gesproken. In dit opzicht sluit ik mij helemaal aan bij wat collega Van Driel zojuist zei. Dat laatste is ook het geval in het nieuwe strategisch concept. De Europese Unie is "a unique and essential partner for NATO" en: "NATO and the EU can and should play complementary and mutually reinforcing roles in supporting international peace and security". Dat klinkt mooi, maar vraagt toch vooral om uitleg. Hoe is de taakverdeling nu volgens de NAVO en onze regering? Wordt volgens die taakverdeling het hogere geweldsspectrum door de NAVO gedaan en zorgt de EU daarin voor "peace keeping"? Op dit moment zijn volgens mij 22 van de 27 EU-lidstaten ook lid van de NAVO. Dat vraagt om een serieuze overdenking van die relatie. Wil de regering in haar antwoord eens de contouren schetsen van hoe zij die relatie ziet?

Sinds de ratificatie van het Verdrag van Lissabon heeft de Europese Unie ook een solidariteitsclausule. Deze clausule levert ons land in de toekomst wellicht nieuwe verplichtingen op, hoewel de vorige regering dit een verwaarloosbaar detail leek te vinden. Hoe ziet de huidige regering de verhouding tussen het Verdrag van Lissabon en het nieuwe strategisch concept? En het mag hypothetisch klinken, maar welke solidariteitsclausule heeft nu voorrang? Is er een hiërarchie tussen beide organisaties? President Sarkozy ziet in het Verdrag van Lissabon mogelijkheden om ook militair een stap vooruit te zetten. De vetorechten waarmee het Europese buitenlandbeleid was omkleed, vervielen met het Verdrag van Lissabon. Daarmee is de facto de oude pijlerstructuur ingrijpend veranderd. In het nieuwe strategisch concept van de NAVO vinden we daarover niets terug. Hoe verhoudt zich het concept nu met de defensiestrategie uit het Verdrag van Lissabon? Wat is bijvoorbeeld de noodzaak van het onderhouden van battle groups in EU-verband wanneer de NAVO al rapid response forces heeft? En hoe wordt de aanschaf van materieel en levering van personeel gecoördineerd? Zitten er doublures in beide verdragen? Hoe waardeert de regering dit?

Ik sluit af. De oude NAVO heeft zichzelf overleefd. Of de nieuwe NAVO levensvatbaar is, is nog niet bekend. Wel staat voor ons vast dat een NAVO waarvan niet duidelijk is hoe ze zich verhoudt tot andere belangrijke landen en organisaties in deze wereld een bedreiging kan vormen voor de internationale rechtsorde. Daarom is het belangrijk dat duidelijk wordt hoe de NAVO zich tot bijvoorbeeld de Verenigde Naties en het internationaal recht zal verhouden. Daarover wordt nauwelijks met een woord gerept in het nieuwe strategisch concept. Nederland, en daarmee het Nederlandse parlement, heeft de grondwettelijke taak om de internationale rechtsorde te versterken. Het zal de uitvoering van het nieuwe strategisch concept dan ook moeten toetsen aan de vraag of de nieuwe NAVO bijdraagt aan een veiligere wereld waarin niet het recht van de sterkste geldt, maar de wetten van het internationaal recht. Als de NAVO dat niet kan, moet de NAVO naar het museum, want dan blijft formele oppermacht feitelijke onmacht met alle levensgevaarlijke gevolgen van dien. Alleen als de NAVO in staat is, zich fundamenteel te transformeren van Westers bondgenootschap tot onderdeel van een wereldwijde veiligheidsarchitectuur heeft de NAVO toekomst. In dat opzicht ben ik het erg eens met de vragen die de heer Koffeman via zijn collega Russell stelde. Zo'n mondiale veiligheidsarchitectuur zou als doel moeten hebben, oorlog te voorkomen, vrede te bewaken en mensen te beschermen.

Voor iedere politiek is een uur. Ik ben benieuwd hoe laat de ministers vandaag denken dat het is en kijk uit naar de reactie van de regering.

De heerRussell (CDA):

Voorzitter. Ik kom even terug op de verhouding tussen de NAVO en de Europese Unie. Het ligt natuurlijk iets ingewikkelder. Is de heer Vliegenthart het daarmee eens? Turkije is lid van de NAVO en Cyprus van de EU. De heer Vliegenthart vraagt deze regering, in haar antwoord contouren te schetsen. Dat bracht mij op het volgende idee en vraag aan hem. Is het niet een idee om gezamenlijk aan de regering te vragen, deze vraag bijvoorbeeld aan de Adviesraad Internationale Vraagstukken voor te leggen en om die raad te vragen om dergelijke contouren en toekomstmogelijkheden eens uit te werken met inachtneming van alle problemen wat dat betreft? Voelt hij daar ook voor? Zo niet, dan krijgen wij hier in het antwoord enkele contouren geschetst. Ik vind dit daarvoor een te belangrijk onderwerp, zeker vanwege alle huidige bezuinigingen, zoals ik in mijn inbreng zei, waardoor er allianties moeten worden gezocht.

De heerVliegenthart (SP):

Voorzitter. Ik ben het volledig met de heer Russell eens. Ik ben het ook erg met hem eens dat we dit moeten voorleggen aan de AIV. Deze Kamer neemt dan alleen wel de verplichting op zich om daarop terug te blijven komen en om er nog eens over te debatteren. Dat geldt volgens mij ook voor het onderwerp van de commissie-Davids. Als deze Kamer iets begint, moet zij dat uitvoeren. Ik ben er erg voor, de AIV een rapport te laten schrijven, dus zal een eventueel verzoek van de heer Russell zeker steunen, maar wij hebben er niets aan als we daarna niet de verantwoordelijkheid nemen om er nog eens goed met elkaar over te spreken.

De heerRussell (CDA):

De heer Vliegenthart brengt daar toch geen koppeling in aan, hè? Zo ja, dan trek ik mijn voorstel gaarne in. Het moet gewoon een opdracht aan de AIV zijn. Daarna is het misschien zeer nuttig om daar nog eens met de ministers over te discussiëren. Ik kom zo meteen met een voorstel.

De heerKuiper (ChristenUnie):

Ik heb waardering voor de hoogstaande beschouwing die we hebben gehoord, vooral als het dan ook nog eens gaat over een uur voor vrede en een uur voor oorlog. Daar worden we in deze Kamer trouwens flink aan herinnerd, want aan de ene wand hangt het schilderij over de vrede en aan de andere wand dat over de oorlog. Wij zitten daar precies tussenin. Aan het eind bleef de heer Vliegenthart wel een beetje vaag. Hij zei namelijk dat de NAVO alleen maar toekomst had als het zich kan transformeren – vervolgens kwam er iets heel abstracts – in een wereld van vrede en veiligheidsarchitectuur. De NAVO is natuurlijk het belangrijkste bondgenootschap. Het is natuurlijk al ingewikkeld genoeg om zo'n belangrijk bondgenootschap op de kaart te houden. Wat wil de heer Vliegenthart nu eigenlijk? Moet alles oplossen in iets anders? Kan de heer Vliegenthart iets concreter worden?

De heerVliegenthart (SP):

Ja, hoor. Wij hebben de NAVO niet om de NAVO in leven te houden. Vaak geldt voor internationale instituties wel dat ze op een gegeven moment een zelfstandig leven gaan leiden en dat het doel ervan wordt, ze te laten overleven. Nee, de vraag die wij moeten stellen is wat de NAVO kan bijdragen om deze wereld veiliger en welvarender te maken. Die vraag kan alleen beantwoord worden wanneer we de NAVO niet in haar isolement zien, maar helder in kaart brengen wat haar relatie is tot andere grote landen in deze wereld zoals China, India en Australië en tot andere internationale instellingen, zoals de Verenigde Naties. Alleen dan kunnen we de vraag beantwoorden of de NAVO een bijdrage aan internationale vrede en veiligheid levert of niet. Zolang we dat niet doen, blijven we navelstaren en komen we op eigen gebied niet vooruit. Ik geef u graag mee dat ik denk dat de NAVO zich inderdaad zal moeten transformeren in een organisatie die verder kijkt dan naar alleen haar bondgenoten en die bredere doelstellingen heeft dan alleen de oorlog de Afghanistan. De NAVO moet veranderen in een organisatie die structureel nadenkt over hoe we de welvaart in onze wereld eerlijk en rechtvaardig kunnen verdelen en hoe de relatie met andere organisaties in andere delen van de wereld – ik denk aan de Shanghai-groep, aan de Verenigde Naties – vorm moet worden gegeven. Zolang de NAVO dat niet doet, blijft ze navelstaren. Dan komen wij geen stap verder.

De heerVan Kappen (VVD):

Voorzitter. Het was hoog tijd voor een nieuw strategisch concept, want het vorige concept dateert alweer uit 1999 en de wereld is inmiddels ingrijpend veranderd. Je hoeft niet eens de krant regelmatig te lezen om het duizelingwekkende tempo van de verandering te ervaren. Immers, ook onze directe leefomgeving verandert in hoog tempo. De meesten van ons hebben tegenwoordig wel een "smartphone" op zak. Ik durf ook te wedden dat tijdens mijn betoog een aantal van u even de mail checkt, misschien wel een twitterberichtje verstuurt of een rekening betaalt. Met een SIM-kaart kunnen we tegenwoordig immers met de snelheid van het licht met iedereen communiceren. Via internet, Google en Wikipedia hebben we toegang tot megavolumes aan informatie. Bovendien zijn de verste uithoeken van de wereld slechts een twintigtal vlieguren van ons verwijderd.

De wereld is door al deze ontwikkelingen wel heel erg klein geworden. Onze directe leefomgeving wordt vrijwel zonder enige vertraging beïnvloed door wat er in de rest van de wereld gebeurt. We kunnen ons dus niet meer verschansen achter de dijken; schuilen kan niet meer. De vraag is waar al deze veranderingen toe leiden. Wat staat ons, onze kinderen en kleinkinderen te wachten?

Om antwoord te vinden op deze vraag is het meer dan ooit noodzakelijk om de blik naar buiten te richten. De verdichting van het wereldsysteem en de voortgang van de techniek hebben ons zonder twijfel veel goeds gebracht, maar heeft ook geleid tot vergaande individualisering, sociale en culturele fragmentatie, verspreiding van de kennis om massavernietigingswapens te maken, verzwakking van de natiestaat en een verlies aan gezag en effectiviteit van onze internationale instituties. Dat deze drijvende krachten de strategische omgeving blijvend veranderen staat vast, maar wat de verandering precies inhoudt is onzeker; de complexiteit van al deze variabelen is simpelweg te groot om in een model te kunnen vangen. Bovendien zal de onzekerheid de komende jaren worden aangejaagd door een combinatie van internationale uitdagingen zoals de groeiende wereldbevolking, de toenemende schaarste aan grondstoffen, klimaatverandering, de opkomst van nieuwe grootmachten zoals India en China en de gelijktijdige afname van de macht van de Verenigde Staten en Europa. Verschuivingen van macht gaan echter per definitie gepaard met instabiliteit en een verhoogd risico voor economische, politieke en militaire conflicten. Wij zitten momenteel midden in een dergelijke periode van instabiliteit en schuivende coulissen. De huidige economische crisis is een symptoom van deze onzekere tijden evenals de volkswoede die de Arabische wereld op dit moment overspoelt.

Gedreven door zorg over de tekenen van instabiliteit van het wereldsysteem, zijn er over de hele wereld studies verricht om te achterhalen wat de toekomst ons zal brengen. Het probleem is echter dat het onmogelijk is om de toekomst te voorspellen. Het voorbereiden op datgene wat niet te voorspellen valt, is desalniettemin de ultieme strategische en intellectuele uitdaging van onze tijd. Het doel van een dergelijke exercitie is dan ook niet zo zeer om de toekomst te voorspellen, als wel om althans een deel van de ontwikkelingen te voorzien en om dus wat minder vaak "spijt" te hebben.

Onze eigen studie De Verkenningen en de NAVO-studie Multiple Futures zijn pogingen om deze uitdaging aan te gaan. Opvallend is dat de omgevingsanalyse in veel van deze studies vrijwel eenduidig is. De meeste studies, inclusief De Verkenningen en Multiple Futures, voorzien een hoogst onzekere toekomst waarin sprake is van een Composite Threat, een samengestelde dreiging, dus een onvoorspelbare mix van nauw met elkaar verstrengelde militaire en niet-militaire bedreigingen van onze vitale belangen. Toekomstige tegenstanders zullen bovendien niet alleen maar bestaan uit staten, maar evenzeer uit niet-statelijke actoren, de zogenaamde NSA's. Voor iedereen beschikbare technologie zal zowel staten als NSA's in staat stellen om onze vitale belangen te schaden op een wijze die we ons nu nog niet eens kunnen voorstellen. Het gevaar van zowel intra- als interstatelijke conflicten is allerminst geweken. Ook in de toekomst zullen er falende staten zijn, met als gevolg bloedige conflicten en het daarmee gepaard gaande gevaar dat een hele regio wordt gedestabiliseerd. Ook in de toekomst bestaat het reële gevaar van conflicten tussen staten of machtsblokken op de geopolitieke breuklijnen, waar invloedssferen tegen elkaar aan schuren. Bovendien zijn die geopolitieke breuklijnen aan het verschuiven door de opkomst van nieuwe machtige spelers zoals India, China en Brazilië. Het nieuwe strategisch concept is gebaseerd op de analyse van de verandering van de strategische omgeving. Voor de NAVO is dit de studie Multiple Futures. De vraag is of het concept logisch aansluit op de omgevingsanalyse. Een analyse is immers een op logica gebaseerd proces. Zodra echter politiek en geld als variabelen worden ingevoerd, is de logica soms ver te zoeken. Het valt bovendien niet mee om met 28 landen consensus te bereiken over de routekaart voor de toekomst van de alliantie. Met dat in het achterhoofd, voorzitter, valt het resultaat ons niet tegen.

De belangrijkste elementen uit de omgevingsanalyse zijn terug te vinden in het strategisch concept. De trans-Atlantische link wordt nadrukkelijk herbevestigd. De VVD-fractie vindt dat belangrijk, omdat alleen een bundeling van krachten van Europa en de Verenigde Staten voldoende kritische massa oplevert om de uitdagingen van de toekomst met enige kans op succes aan te kunnen gaan. Immers, de omgevingsanalyse toont aan dat strategische onafhankelijkheid van de Verenigde Staten voor Europa voorlopig niet is weggelegd.

In bredere zin is het belangrijk dat het concept een aanvaardbare balans heeft gevonden tussen enerzijds de noodzaak tot herbevestiging van de plicht tot collectieve zelfverdediging, belichaamd in artikel 5 van het NAVO-verdrag, en anderzijds de noodzaak om in staat en bereid te zijn om ook buiten het Euro-Atlantische verdragsgebied te kunnen ingrijpen. Artikel 5, populair vaak samengevat als "een aanval op één is een aanval op allen", is vooral van belang voor de nieuwe Oost-Europese NAVO-landen. De angst voor dominantie door Rusland is in deze landen diepgeworteld en artikel 5 is voor deze landen één van de belangrijkste redenen voor hun lidmaatschap van de NAVO.

Uit de omgevingsanalyse blijkt echter ook dat de verdichting van het wereldsysteem meebrengt dat bedreigingen van de vitale belangen van de alliantie zich in toenemende mate ver buiten het verdragsgebied kunnen voordoen. Dit onderstreept de noodzaak om in staat en bereid te zijn om ook op grote strategische afstand te kunnen ingrijpen. Interessant is ook dat het strategisch concept, behalve een herbevestiging van artikel 5, tevens het belang van artikel 4 onder de aandacht brengt. Andere sprekers hebben daarop ook gewezen. Artikel 4 biedt de mogelijkheid aan de lidstaten om alle zaken die in brede zin betrekking hebben op territoriale integriteit, politieke onafhankelijkheid en veiligheid, op te voeren voor consultatie met de andere lidstaten. Het is een kapstokartikel dat voor Nederland interessant kan zijn als er zich een dreiging ontwikkelt tegen de Caribische delen van ons Koninkrijk, die wel onderdeel zijn van het Koninkrijk maar, door hun ligging buiten het verdragsgebied, niet vallen onder de werking van artikel 5. Is de regering dat met mijn fractie eens? Ik hoor graag de visie van de regering op dit punt.

In het concept wordt ook de noodzaak onderkend om de volkeren van de alliantie te beschermen tegen cyberaanvallen. De desastreuze gevolgen van een succesvolle cyberaanval op onze financiële systemen en onze energie- en transportsystemen zijn in onze van technologieafhankelijke samenleving niet te overzien. Met het strategisch concept wordt echter geen antwoord gegeven op de vraag of een cyberaanval een aanval is in de zin van artikel 5. Ook is de lijn tussen een criminele cyberaanval en een militaire cyberaanval erg dun. Hoe ga je daarmee om? Deze vraag geldt voor de NAVO als geheel, maar evenzeer op nationaal niveau. Wat is eigenlijk het Nederlandse standpunt? Ik hoor graag een antwoord van de regering op deze vraag.

Cyberaanvallen, maar ook de inzet van massavernietigingswapens in combinatie met rakettechnologie bieden zowel NSA's als kleine en middelgrote landen de mogelijkheid tot asymmetrisch optreden. De technologie is beschikbaar, het is goedkoop en de daders zijn moeilijk op te sporen. Naar verwachting zal de proliferatie van massavernietigingswapens in de komende tien jaar voornamelijk plaatsvinden in de meest instabiele gebieden van de wereld. Ditzelfde geldt voor de verspreiding van rakettechnologie. In het concept wordt daarom terecht de nadruk gelegd op de noodzaak om de volkeren van de alliantie beter te beschermen tegen raketaanvallen met massavernietigingswapens en de daaraan gekoppelde noodzaak om vooralsnog een geloofwaardige nucleaire afschrikking te handhaven. Overigens heeft dit laatste punt tot veel discussie geleid. De afkeer van nucleaire wapens bij de volkeren van de alliantie is, terecht, groot. Enerzijds staat in het concept dat de NAVO zich zal blijven inspannen voor een wereld zonder nucleaire wapens en anderzijds onderkent de NAVO dat, gezien de omgevingsanalyse, een geloofwaardige nucleaire afschrikking vooralsnog onderdeel blijft van het strategisch concept. De VVD-fractie realiseert zich dat dit een gevoelig punt is en blijft, maar is van mening dat hiermee de juiste balans is gevonden tussen het bezetten van de morele hoge grond en de platte harde realiteit die blijkt uit de omgevingsanalyse. Nucleaire wapens zijn immers het asymmetrische wapen bij uitstek in de handen van zowel terroristische organisaties, NSA's, als zogenaamde "schurkenstaten". Het goedkeuren van het strategisch concept houdt overigens in dat Nederland de noodzaak van nucleaire afschrikking onderschrijft en dus bereid is om zowel de politieke en militaire, als de morele last die dit meebrengt, te delen met zijn bondgenoten en de consequenties daarvan ten volle te aanvaarden. Dat ziet mijn fractie toch goed? Of heeft de regering hierop een andere visie?

Een ander opvallend punt in het concept is dat de NAVO de aard van de samengestelde dreiging onderkent en dat er dus een comprehensive approach, een soort 3D-benadering, nodig is om een dergelijke dreiging het hoofd te kunnen bieden.

De heerVliegenthart (SP):

Voorzitter. Ik kom graag even terug op de nucleaire taken van de NAVO. Concreet hoor ik graag van de VVD-fractie hoe zij op dit moment de tactische kernwapens in Europa waardeert binnen het afschrikwekkende effect dat de NAVO zou moeten hebben. Zou een aantal onderzeeboten niet meer dan voldoende zijn om de kernwapentaak uit te voeren? Hebben die tactische kernwapens in Europa een added value?

De heerVan Kappen (VVD):

Dat is een interessante vraag waarover wij natuurlijk ook hebben nagedacht. De vraag is of er voldoende compensatie is voor de slagkracht die tactische kernwapens bieden. Tactische kernwapens zijn ontwikkeld tijdens de Koude Oorlog omdat wij numeriek en qua slagkracht ver in de minderheid waren in vergelijking met de Sovjet-Unie. Om dat te compenseren, is het tactische kernwapen geïntroduceerd. De vraag is nu of binnen de huidige constellatie, met de huidige Defensie-inspanningen in Europa en binnen de NAVO, er voldoende conventionele slagkracht over is om eventueel NSA's, criminele organisaties of landen het hoofd te kunnen bieden. Die vraag is de sleutel tot het besluit of je tactische kernwapens in Europa wilt houden of niet.

De heerVliegenthart (SP):

Hoe waardeert de VVD-fractie de vraag die de heer Van Kappen nu stelt? Welk antwoord zou hij daarop zelf geven? Verder kunnen die tactische kernwapens ook een bedreiging vormen, juist voor terroristen en andere kwaadwillenden. Zolang ze er liggen, kunnen ze misbruikt worden. Zit er geen intrinsiek gevaar in het vasthouden van de tactische kernwapens in Europa, in de zin van de kans dat zij misbruikt worden of er een aanslag op gepleegd wordt?

De heerVan Kappen (VVD):

Dat is waar. Tactische kernwapens die ergens in opslag liggen, moeten beveiligd worden. Geen enkele beveiliging is voor 100% dus er is altijd een theoretisch gevaar dat die wapens in handen vallen van allerlei actoren die je dat niet gunt. Over het algemeen zijn die kernwapens zodanig opgeslagen dat zij niet panklaar uit de schuur kunnen worden gereden en kunnen worden ingezet. Mijn persoonlijke mening, maar ik heb die niet gecheckt met de VVD-fractie, is dat het aantal tactische kernwapens in Europa aanzienlijk kan worden verminderd. Afhankelijk van de Defensie-inspanningen in Europa en de beschikbaarheid van voldoende conventionele slagkracht om het hoofd te bieden aan een eventuele aanval met tactische kernwapens kunnen wij bepalen of de laatste tactische kernwapens uit Europa verdwijnen.

De heerVliegenthart (SP):

Ik ben blij met dit antwoord. Daaruit blijkt dat wij nog niet klaar zijn met de discussie over de tactische kernwapens in Europa. Die moeten wij wellicht vandaag nog wat verder voeren met het kabinet. Ik ben het met de heer Van Kappen eens dat wij in ieder geval kunnen beginnen met het reduceren van het aantal tactische kernwapens. Dat zou al een stap zijn in de goede richting. Wie weet komen wij dan nog zo ver dat wij ze op een gegeven moment allemaal kunnen wegdoen.

De heerVan Kappen (VVD):

Ik zeg daar wel bij, mijnheer Vliegenthart, dat de deterrence, de afschrikking, van kernwapens vooralsnog onderdeel blijft uitmaken van het strategisch concept. Mijn fractie is het daarmee volledig eens. Daarbij geldt dat deterrence alleen maar werkt als er capaciteit is en de politieke wil om deze in te zetten. Anders is er geen deterrence.

De heerVan Driel (PvdA):

Voorzitter. Ook ik ben blij met het antwoord van de VVD-fractie. Ik wil het echter wat preciezer stellen. Zegt de heer Van Kappen eigenlijk dat als wij onze Defensie-inspanningen zouden verhogen, wij geen tactische kernwapens nodig zouden hebben? Als dat het geval is, zouden wij dan onze inspanningen moeten verdubbelen? Wanneer is er voldoende conventionele slagkracht?

De heerVan Kappen (VVD):

Ik begrijp de vraag en die is ook heel logisch, maar ik ben in mijn eentje geen ministerie van Defensie. Dat is een punt dat echt moet worden uitgezocht. Het hangt samen met de inspanningen die andere bondgenoten plegen en met de uitvoering van het strategisch concept. Als er in Europa voldoende conventionele slagkracht overblijft om deze afschuwelijke wapens te kunnen missen, dan moeten ze natuurlijk onmiddellijk de poort uit worden gestuurd. Ik ben echter realist genoeg om te weten dat als dat niet zo is, onder ogen moet worden gezien dat er een zeker arsenaal aan tactische kernwapens in Europa moet blijven. Ik geef dus geen antwoord op de vraag van de heer Van Driel. Ik kan die vraag niet beantwoorden omdat dat moet worden uitgezocht.

De heerVan Driel (PvdA):

Ik probeer het nog één keer. U zegt dus: als wij meer conventionele wapens hebben dan kan het aantal tactische kernwapens worden teruggebracht. U moet daarbij toch een beeld hebben van wanneer dat moment bereikt wordt? U kunt dat anders toch niet zomaar zeggen? Het is anders toch een beetje vrijblijvend? U kunt wel zeggen dat zelfs een verdubbeling onvoldoende is. Waar ligt de grens? Ik benadruk overigens dat ik u beschouw als uitermate deskundig op een aantal militaire terreinen. U draagt daarvan meer kennis dan het gemiddelde Kamerlid hier.

De heerVan Kappen (VVD):

Het probleem is dat u probeert om een heel scherpe lijn te trekken terwijl er in dit soort discussies een vaag gebied bestaat, een soort schemergebied, een grijze zone. De plaats in die zone is onder meer afhankelijk van de interpretatie van feiten. Persoonlijk, geredeneerd vanuit mijn militaire achtergrond, denk ik dat wij op dit moment in Europa voldoende slagkracht hebben om tactische kernwapens te kunnen afschaffen. Ik ben daarvan echter niet helemaal zeker. Daarvoor zou je zaken echt eens goed op een rijtje moeten zetten en dat kan ik niet in mijn eentje. Dat moet echt gebeuren door de mensen bij het ministerie van Defensie en Buitenlandse Zaken. Naar mijn inschatting op dit moment, maar dat is een strikt persoonlijke, hebben wij voldoende slagkracht in Europa om het zonder tactische kernwapens te kunnen doen. Ik ben daarvan echter niet helemaal zeker. Dat is het meest eerlijke antwoord dat ik u kan geven.

De heerKoffeman (PvdD):

Voorzitter. Ik heb veel waardering voor de bijdrage van collega Van Kappen. Ik begrijp heel goed dat hierover nagedacht en onderhandeld moet worden; je kunt niet hier op een achternamiddag bedenken hoeveel conventionele kracht er nodig is om alle tactische kernwapens af te schaffen. Begrijp ik uit de woorden van de heer Van Kappen dat hij ervan overtuigd is dat de conventionele slagkracht zodanig is dat er in ieder geval ingezet kan worden op vermindering van tactische kernwapens in Europa?

De heerVan Kappen (VVD):

Daarvan ben ik overtuigd.

Devoorzitter:

De heer Van Kappen vervolgt zijn betoog.

De heerVan Kappen (VVD):

Voorzitter. Ik zei al dat een ander opvallend punt in het concept is dat de NAVO de aard van de samengestelde dreiging onderkent en dat er dus een comprehensive approach, een soort 3D-benadering, nodig is om een dergelijke dreiging het hoofd te kunnen bieden. De NAVO erkent dat de alliantie alleen de politieke en militaire dimensie van een samengestelde dreiging kan afdekken en niet de financiële, economische, sociale en culturele dimensies. In het concept staat dan ook dat het noodzakelijk is om strategische partners te vinden die wel beschikken over de noodzakelijke niet-militaire machtsmiddelen. De meest voor de hand liggende partners zijn de EU en de VN, maar er wordt nadrukkelijk ruimte gelaten om wereldwijd ook met andere landen en organisaties een strategisch partnerschap aan te gaan.

Het punt van nauwere samenwerking met de EU hebben wij vorig jaar al een keer opgebracht tijdens het beleidsdebat over de 3D-benadering. Minister Verhagen heeft toen toegezegd dat Nederland zich zou inspannen om de betonnen muren tussen de NAVO en de EU te slechten. Kan de regering aangeven wat er sinds die toezegging van de minister concreet door Nederland is gedaan om dit probleem te helpen oplossen? Opvallend is verder dat Rusland nadrukkelijk wordt genoemd als strategische partner bij het opzetten van een raketverdedigingssysteem, de verdediging tegen terrorisme en het tegengaan van drugssmokkel en piraterij. Dit is een erkenning van het feit dat Rusland ook in de toekomst een belangrijke factor zal blijven in de veiligheidsvergelijking van de NAVO. Het omgekeerde is overigens evenzeer waar.

In het concept wordt ook verwezen naar de noodzaak om te blijven streven naar het vergroten van de efficiency van de alliantie door een continu proces, gericht op het stroomlijnen van structuren en procedures. Naar onze mening is dat terecht, want de militaire structuur van de NAVO is verouderd en topzwaar. Om politieke redenen was het tot nu toe nagenoeg onmogelijk om te wieden in de structuur van de organisatie. Het sluiten van een hoofdkwartier in een land heeft immers gevolgen voor de werkgelegenheid en de status van een land. Nu zal er dus eindelijk een efficiencyslag worden gemaakt. In dit verband vernemen wij graag het standpunt van de regering over het eventueel sluiten van het NAVO-hoofdkwartier in Brunssum, want ook dit hoofdkwartier komt voor op allerlei lijstjes van hoofdkwartieren die in aanmerking komen voor sluiting.

Een belangrijk punt dat niet wordt genoemd in het concept is dat voor het betalen van de additionele kosten die de inzet van eenheden met zich meebrengt, wordt uitgegaan van het principe "the costs lie where they fall". Met andere woorden: de lidstaten betalen zelf de kosten voor de inzet van hun eenheden. In deze tijden van diffuse en indirecte dreigingen op grote strategische afstand, moedigt dit uitgangspunt freeridersgedrag aan. Helaas is het zo dat sommige landen zich van hun verplichting afmaken door met een paar stafofficieren bij te dragen, terwijl andere lidstaten een kostbare bijdrage leveren door operationele eenheden ter beschikking te stellen. Het wordt dan ook hoog tijd dat de NAVO, in navolging van de praktijk bij de VN, overgaat tot het instellen van een "crisis response budget" waar alle lidstaten naar draagkracht aan bijdragen en waaruit de additionele kosten van inzet van eenheden voor crisisbeheersingsoperaties wordt betaald. Wat is de visie van de regering op het thans geldende uitgangspunt van the costs lie where they fall? Wat vindt de regering van het idee om een NAVO crisis response budget op te zetten voor crisisbeheersingsoperaties?

Voorzitter. Zoals al eerder opgemerkt, zijn wij al met al niet ontevreden over het nieuwe strategisch concept. Het concept sluit immers goed aan bij de analyse van de snel veranderende strategische omgeving. Een bijkomend voordeel is dat het nieuwe concept slechts elf pagina's telt en minder tijdsgebonden is dan het lijvige vorige concept.

Voorzitter. In het laatste deel van mijn betoog wil ik aandacht besteden aan de vraag of het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid aansluit bij het NAVO strategisch concept. Daar zijn wij gezien de megabezuiniging op Defensie veel minder gerust op. Defensie staat immers voor de meest ingrijpende bezuinigingsexercitie in haar moderne geschiedenis. Allereerst is het belangrijk om te onderkennen dat het doorzetten van de vrije val van het Defensiebudget niet wordt gerechtvaardigd door de omgevingsanalyse, integendeel. Uit de omgevingsanalyse blijkt dat de onzekere toekomst vraagt om een breed inzetbare krijgsmacht. De huidige krijgsmacht vormt een minimale basis daarvoor en er zijn juist nieuwe investeringen nodig om de krijgsmacht aan te passen aan het diffuse dreigingsbeeld dat de toekomst biedt. De keuze van de regering voor het profiel van de veelzijdig inzetbare krijgsmacht, zoals beschreven in het rapport De Verkenningen, is dan ook de juiste. Dat de regering vanwege de economische crisis kiest voor de min-optie van dit profiel, is te rechtvaardigen; de VVD-fractie realiseert zich maar al te goed dat ook Defensie een bijdrage zal moeten leveren aan de noodzakelijke bezuinigingen in deze krappe tijden.

De min-optie van het gekozen profiel, "veelzijdig inzetbaar", komt echter uit op een bezuiniging van 400 mln. ten opzichte van de nuloptie, dus ten opzichte van de Defensiebegroting 2009, de kosten van het in stand houden van de huidige krijgsmacht. Verdergaande bezuinigingen op Defensie zijn bij de keuze van dit profiel niet mogelijk. Als men meer wil bezuinigen, dan moet men kiezen voor een ander, minder ambitieus profiel. Dat heeft de VVD-fractie niet bedacht, maar dat staat in De Verkenningen waar meer dan 1000 mensen aan hebben gewerkt. Desondanks is in het regeerakkoord nog een extra bezuiniging op Defensie ingeboekt van 235 mln. De totale bezuiniging komt dus officieel uit op 635 mln. in het jaar 2018. De werkelijke bezuiniging komt echter uit op meer dan 1 mld. Wij hebben een sterk vermoeden dat dit komt omdat Defensie heeft verzuimd om de nuloptie afdoende te corrigeren voor de al bestaande structurele financiële problematiek bij Defensie. Om een zuiver beeld te krijgen, had men niet moeten uitgaan van de nuloptie, maar van de gecorrigeerde nuloptie. Ik hoor graag van de minister van Defensie of dit vermoeden juist is.

De vraag is wat er nu gaat gebeuren. Wordt de keus uit het regeerakkoord voor een breed inzetbare krijgsmacht teruggedraaid en wordt er gekozen voor een ander, minder ambitieus, krijgsmachtprofiel? Wij hebben deze vragen al gesteld tijdens de algemene politieke beschouwingen, evenals de vragen over hoe de interne financiële problematiek bij Defensie zo uit de hand heeft kunnen lopen en wie daarvoor de verantwoording neemt. Wij hebben toen eigenlijk geen goede antwoorden gekregen op deze vragen. Wij gaan echter de vragen die wij hierover hebben gesteld tijdens de algemene politieke beschouwingen niet herhalen. Soms is een onduidelijk antwoord, of helemaal geen antwoord, veelzeggend genoeg. Laat dit dan gezegd zijn.

In het verlengde hiervan vindt de VVD-fractie het belangrijk dat deze gelegenheid wordt gebruikt om de topstructuur en het besturingssysteem van Defensie nog eens kritisch tegen het licht te houden. Een deel van de eerder aangehaalde problematiek bij Defensie kan immers worden herleid tot onvoldoende inzicht in en beheersing van de Defensie-uitgaven. In de afgelopen jaren zijn er drastische reorganisaties doorgevoerd. Beleid en uitvoering zijn daarbij gescheiden en schijnbaar gelijksoortige activiteiten binnen de afzonderlijke krijgsmachtdelen – verwerving, onderhoud, et cetera – zijn bijeengevoegd. De verwachte efficiencywinsten zijn echter uitgebleven. Dit is ook niet verwonderlijk; onderhoud aan schepen verschilt bijvoorbeeld wezenlijk van vliegtuigonderhoud.

Belangrijker nog is de constatering dat de commandanten van de operationele commando's, ofwel opco's, weliswaar verantwoordelijk zijn voor de operationele output, maar onvoldoende inzicht en bevoegdheid hebben om de gehele keten van processen die tot de output leiden, aan te sturen en waar nodig prioriteiten te stellen. Er zijn gewoon te veel coördinatievlakken en te weinig regiemogelijkheden voor de opco's. De centralisatie is naar onze mening te ver doorgeschoten. De activiteiten, bevoegdheden en middelen van de opco's moeten weer in balans worden gebracht met de taken en verantwoordelijkheden. De structuur met integraal ketenbeheer en integraal verantwoordelijke en bevoegde commandanten moet weer worden hersteld en de positie van de CDS moet worden versterkt. Is de minister van Defensie het met ons eens dat, gezien het feit dat de interne problematiek bij Defensie in de afgelopen jaren zo uit de hand is gelopen, de topstructuur van Defensie kritisch tegen het licht moet worden gehouden?

Voorzitter, terug naar de bezuinigingsoperatie zelf. Minister Hillen staat naar ons idee voor een onmogelijke taak. Het spreekwoordelijke "vet" is immers al lang uit de krijgsmacht verdwenen. Uit een recent rapport van McKinsey, met als titel Lessons from around the world, waarin de 33 belangrijkste krijgsmachten in de wereld worden vergeleken, blijkt dat Nederland als nummer drie uit de bus komt als het gaat om efficiency; er valt dus niet zo gek veel meer te halen. Er zal dus wederom operationele capaciteit moeten worden afgestoten. Dit brengt het reële gevaar met zich dat er onherstelbare schade wordt toegebracht aan de structuur van de krijgsmacht. Wij zullen in dit stadium minister Hillen niet vragen hoe hij zijn opdracht gaat invullen. Je moet een broedende kip niet storen. In maart zal minister Hillen naar buiten treden met gedetailleerde plannen en die zullen wij dan beoordelen. Pas dan kunnen wij gerichte vragen stellen en beoordelen in hoeverre het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid aansluit bij het strategisch concept van de NAVO.

Laten we het dus voor dit debat maar wat breder trekken. Indien het budgetmes uitsluitend wordt gehanteerd vanuit het kortetermijnperspectief, om de bezuinigingstaakstelling te halen, bestaat het risico dat een krijgsmacht resteert die nog maar voor een beperkt aantal missies geschikt is. De omgevingsanalyse geeft aan dat een dergelijke beperkt inzetbare krijgsmacht niet voldoende effectief en relevant is. Ook een korte blik op het brede scala van missies dat in de afgelopen twee decennia is uitgevoerd, bevestigt dit beeld. Om de schade te beperken, is het belangrijk dat er geen capaciteiten worden afgestoten die zodanig kennis- en/of kapitaalsintensief zijn dat, als de nood aan de man komt, het jaren duurt voordat een dergelijke capaciteit weer is opgebouwd. Verlies van capaciteit betekent ook vaak expertiseverlies dat kapitalen heeft gekost om op te bouwen. Ook in De Verkenningen wordt gewezen op dit gevaar en wordt het belang onderstreept van het toepassen van het no-regretprincipe bij het invullen van de bezuinigingen.

De heerKoffeman (PvdD):

Voorzitter. De bezuiniging op Defensie levert daar nijpende problemen op. Tegelijkertijd investeren wij 0,5 mld. in een missie in Afghanistan waar wij al 3,5 mld. in geïnvesteerd hebben in het verleden. Militaire deskundigen zeggen bovendien dat het bedrag van 0,5 mld. een ernstige onderschatting is van de werkelijke kosten van de missie. Ik stel de heer Van Kappen hierover graag twee vragen. Is hij van mening dat de regering in elk geval de Nederlanders die uitgezonden worden naar Kunduz moet garanderen dat hun baan bij terugkomst nog bestaat? Vindt hij verder dat, gelet op de drastische bezuinigingen, deelname aan missies zoals naar Kunduz heroverwogen moeten worden?

De heerVan Kappen (VVD):

Dat zijn een aantal vragen ineen. Ik zal proberen om daarop zo kort mogelijk antwoord te geven. Ik ben een groot voorstander van de missie naar Afghanistan, om een aantal redenen. Ten eerste zit er een morele kant aan; wij hebben daar het bed opgeschud en dan moet je niet weglopen als het nog niet af is. Ten tweede behoort het conflict in Afghanistan tot een van de gevaarlijkste conflicten op dit moment in de wereld vanwege het uitstralingsgevaar naar Pakistan, een fragiele staat die over atoomwapens beschikt. Als die staat in elkaar klapt, dan storten onmiddellijk de omringende landen – Iran, India – zich op het lijk van Pakistan. India is ook een nucleaire mogendheid. Voordat je het weet, zit je met een groot regionaal conflict waaraan niemand zich nog kan onttrekken. Om die reden ben ik voorstander van een bijdrage naar draagkracht aan die missie.

Het derde aspect is dat wij te maken hebben met bondgenoten. We zitten daarmee in een bootje en dat verkeert in zwaar weer; misschien zinkt het of misschien halen we de kust, dus het is pompen of verzuipen. Als je halverwege overboord stapt en je zegt: ik doe even niet meer mee, dan heb je een probleem en dat krijg je een keer terug. Zoals de heer Russell al heeft gezegd, hebben we op dit moment een groot probleem, maar we zijn ook nog steeds de zestiende economie van de 192 landen in de wereld en de negende exportnatie in de wereld. Sprekend over sterke schouders en zware lasten, ben ik het er volledig mee eens dat wij een bijdrage leveren in Afghanistan.

Waar het geld vandaan moet komen? Niet uit de Defensiebegroting. Dat geld is er namelijk niet. Het gaat om additionele kosten, dus er zijn daarvoor extra middelen vrijgemaakt uit het HGIS-fonds, de Homogene Groep Internationale Samenwerking. Blijkbaar heeft men buiten Defensie dat geld ervoor over gehad. Er zijn ook mensen die vinden dat dit geld gebruikt kan worden om de bezuinigingen op Defensie terug te draaien. We hebben de defensieorganisatie echter niet voor niets. We hebben een Grondwet. De defensieorganisatie wordt ingezet voor het Nederlands belang, handhaven van de internationale rechtsorde. Die afweging is gemaakt. De Tweede Kamer heeft daar uitvoerig over gediscussieerd. Ik was daar overigens best blij mee. Die afweging is gemaakt en de missie wordt gestuurd. Ik ben daar een groot voorstander van.

De garantie dat de mensen die terugkomen uit Afghanistan straks hun baan nog hebben, spreekt mij vanuit mijn gevoel enorm aan, maar ik zie ook dat minister Hillen een gigantisch probleem heeft. Als je van een Defensiebegroting van nog geen 8 mld., waarvan de helft vastligt in pensioenen, wachtgelden en salarissen, 1 mld. afhaalt, dan ontkom je er niet aan om diep in het personeelsbestand te snijden. Ik wil niet nu tevoren de mensen die naar Afghanistan gaan die garantie geven en de anderen die hier misschien ook heel nuttig werk doen, niet. Ik waag mij niet aan het aanbrengen van een dergelijke discriminatie in het personeelsbestand. Dat laat ik echt over aan de minister van Defensie en aan de opco's, die dat zullen moeten uitzoeken. Er zit een onrechtvaardige component in. Er zullen mensen naar Afghanistan gaan, daar hun uiterste best doen en bij terugkomst onder het sociaal beleidskader vallen, omdat ze behoren tot de 10.000 man die over de muur gezet wordt. Ik vind dat ook onrechtvaardig. Ik vind het echter te ver gaan en ik vind het ook onrealistisch om aan de minister van Defensie te vragen om te garanderen dat dit niet gebeurt. Dat zal ik dan ook niet doen.

De heerKoffeman (PvdD):

U zegt eigenlijk dat er over twee verschillende budgetten wordt gesproken, maar die raken elkaar op het moment dat mensen naar Afghanistan gaan om daar hun leven te wagen voor ... Oké, je kunt verschillende opvattingen hebben over de vraag waarvoor zij dat doen. Bij terugkomst kunnen zij te horen krijgen dat hun baan is opgeheven. Dat is een beetje hetzelfde effect als de opmerking bij de terugkeer van Russische astronauten naar Rusland, dat er heel veel is veranderd en dat dit toch niet waar kan zijn. In die zin denk ik dat het niet alleen aan de minister is, maar ook aan de partijen die het kabinet steunen om mee te denken over de vraag waarop wordt bezuinigd. Als je je mensen niet meer kunt betalen, zelfs niet de mensen die recent nog hun leven hebben gewaagd, dan kan toch bijvoorbeeld ook de aanschaf van JSF's ter discussie worden gesteld?

De heerVan Kappen (VVD):

U gaat nu wel met erg grote stappen door het defensiebudget heen. Uw pleidooi voor het personeel spreekt mij bijzonder aan. Als u het vervolg van mijn betoog hoort, dan zult u horen dat dit mij ook erg ter harte gaat, maar om nu heel grof te zeggen dat door minder JSF's aan te schaffen meer personeel in dienst gehouden kan worden, is mij ook wat te wild. Personeel heb je uiteindelijk nodig om wapensystemen te kunnen bedienen en de organisatie in stand te houden. Dat moet in balans zijn.

Voorzitter. Ik stelde dat wij, om de schade te beperken, moeten oppassen dat wij geen capaciteit overboord gooien terwijl de opbouw daarvan later ontzettend veel geld kost, het zogenaamde no-regretprincipe. Wanneer dat echt onontkoombaar is, dan dien je in ieder geval een minimale kritische massa in stand te houden, die als kwalitatieve regeneratiekern kan dienen om snel weer, zo nodig, significante capaciteit te kunnen opbouwen.

Voorzitter. Even terzijde. Tijdens de algemene politieke beschouwingen heeft de minister-president ons toegezegd dat hij het no-regretprincipe onderschrijft als belangrijk criterium bij het beoordelen van de bezuinigingsplannen op de defensieorganisatie. Wij zullen hem daaraan houden.

Bij afweging van middelen moet verder worden gekozen voor handhaving van die capaciteiten die door veelzijdigheid en multifunctionaliteit worden gekenmerkt en geschikt zijn voor expeditionaire missies zoals mariniers, commando's en luchtmobiele eenheden. Voorts dienen specifieke en hoogwaardige capaciteiten te worden gekoesterd die door hun specialisme, technologie en hoge kwaliteit, zowel nationaal als bondgenootschappelijk een grote toegevoegde waarde vertegenwoordigen.

Ik rond af. Goed werkgeverschap is essentieel tijdens deze ingrijpende bezuinigingsronde. Het wordt een onzekere en turbulente tijd voor het defensiepersoneel dat sinds het begin van de jaren negentig geconfronteerd is met een niet aflatende stroom aan bezuinigingen en nu dus weer met een bezuiniging van 1 mld. Volgens uitspraken van minister Hillen zullen 10.000 arbeidsplaatsen verloren gaan en velen zullen hun functie zien veranderen, juist in een fase waarin al een forse wissel op het personeel is getrokken door vorige bezuinigingsrondes en de niet aflatende uitzenddruk.

De VVD-fractie vraagt de regering om even stil te staan bij het onweerlegbare feit dat uiteindelijk de personele component de belangrijkste beperking is van ons ambitieniveau. De effectiviteit van onze defensieorganisatie is afhankelijk van goed, loyaal en gemotiveerd personeel met een hoge morele standaard. Het zal gezien de demografische ontwikkelingen steeds moeilijker worden om goede, loyale en gemotiveerde mensen aan te trekken en te behouden. Waar handhaving van kwaliteit richtsnoer is, dienen de arbeidsvoorwaarden aantrekkelijk te blijven. Een nieuw cao-akkoord waarin erkenning van deze situatie besloten ligt, mag dan ook niet te lang op zich laten wachten.

Wij hebben overigens begrepen dat er op dit moment door één van de vele werkgroepen gekeken wordt naar een vergaande versobering van de arbeidsvoorwaarden, waaronder begrepen het sociaal beleidskader bij ontslag. Het gerucht doet de ronde dat de ontslagen pas dan zullen worden doorgevoerd als het sociaal beleidskader is versoberd. Dat lijkt ons niet bepaald een maatregel die het moreel en de motivatie van het defensiepersoneel ten goede komt. Graag antwoord van de minister van Defensie op de vraag of dit waar is en, zo ja, of hij onze zorgen deelt over de effecten op de personeelsvoorziening van defensie in de toekomst.

Laten we verder even stilstaan bij het feit dat tot de dag van vandaag de loyaliteit aan de wettige regering diep is verankerd in de bedrijfscultuur van onze krijgsmacht. Zonder geloof en vertrouwen in regering en parlement kan een militair zijn soms gevaarlijke werk niet doen.

Toen Michiel Adriaanszoon de Ruyter door de Staten van Holland werd gevraagd om met een door bezuinigingen zwaar verwaarloosde en krakkemikkige vloot zee te kiezen om de strijd aan te binden met een overmachtige vijand, sprak hij de gedenkwaardige woorden: "De Heeren hebben mij niet te verzoeken doch te gebieden en al wierd mij bevolen om 's lands vlag op één enkel schip te voeren, ik zou daarmee ter zee gaan en daar de Heeren Staaten hunne vlag betrouwen zou ik mijn leven wagen."

Dat adagium geldt niet alleen voor de marine, maar voor de gehele krijgsmacht. Laten we als regering en parlement zuinig zijn op het personeel van de krijgsmacht en ons goed realiseren dat loyaliteit wederkerig hoort te zijn.

MevrouwBöhler (GroenLinks):

Voorzitter. De afgelopen decennia zijn de mondiale machtsverhoudingen fundamenteel veranderd, niet in de laatste plaats door de val van de Muur in 1989. Voor dit debat dienen zich dan ook twee kernvragen aan. De eerste luidt: welke rol kan de NAVO spelen na het einde van de Koude Oorlog, en in de context van de veranderde mondiale verhoudingen? De tweede vraagt luidt: biedt het nieuwe strategisch concept van 19 november 2010 een adequaat antwoord op de veranderingen die in hoog tempo plaats hebben gevonden en nog steeds plaatsvinden? Ik wil deze vragen met de regering bespreken aan de hand van vijf onderwerpen: het nieuwe veiligheidsbegrip, de kerntaken van de NAVO conform artikel 5, de betekenis van artikel 4, de verhouding tussen de NAVO en de EU en ten slotte het vraagstuk non-proliferatie.

Om te beginnen: het nieuwe veiligheidsbegrip. Evenals de machtsverhoudingen is ook de veiligheidscontext waarin de NAVO moet opereren de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Aan de ene kant is dat positief, want de bedreiging van de territoriale integriteit en onafhankelijkheid van de lidstaten is na 1989 sterk afgenomen. Aan de andere kant echter zijn er veel zogenaamd "nieuwe" veiligheidsvraagstukken zoals de verspreiding van terrorisme en de mogelijkheid van digitale aanvallen, de schaarste van grondstoffen, nieuwe en oude interstatelijke conflicten en problemen met fragiele staten. De vraag is dus of er in het strategisch concept op adequate wijze rekening wordt gehouden met deze veranderde veiligheidscontext. Is het nieuwe strategisch concept bijvoorbeeld flexibel genoeg op in te spelen op nieuwe, thans nog onbekende problemen?

Een ander aspect van de nieuwe veiligheidscontext is human security. Met andere woorden: het gaat niet meer alleen om de veiligheid van staten- of bondgenoten, maar ook en vooral om de veiligheid van mensen. In het rapport van de AIV is dit aspect van veiligheid terecht sterk benadrukt.

Door mijn collega aan de overzijde van het Binnenhof zijn hierover reeds vragen gesteld aan de minister van Defensie, maar de antwoorden hebben ons niet tevredengesteld. Derhalve nogmaals de expliciete vraag hoe de regering aankijkt tegen het aspect van human security als onderdeel van het veiligheidsbegrip en welke consequenties dit heeft voor de taakinvulling van de NAVO.

De laatste vraag ten aanzien van de invulling van het begrip "veiligheid" betreft de verhouding tussen veiligheid en ontwikkeling. Veiligheid en ontwikkeling zijn immers communicerende vaten: zonder veiligheid geen evenwichtige ontwikkeling, en omgekeerd ook: zonder ontwikkeling geen duurzame veiligheid in de betreffende landen. Hiervoor is samenwerking tussen de NAVO en andere internationale organisaties, maar ook samenwerking met ngo's onontbeerlijk. Ik weet dat de Nederlandse regering altijd al een voorstander is geweest van de zogeheten comprehensive approach, met name in fragiele staten en regio's, waarbij naast militaire veiligheid ook wordt ingezet op diplomatie en ontwikkelingssamenwerking.

Deze comprehensive approach is ook terug te vinden in het onderdeel crisismanagement van het strategisch concept, nr. 21. Maar ik vraag mij af of hierdoor voldoende is gewaarborgd dat de comprehensive approach al in een vroeg stadium van interventieplanning, namelijk al bij het voornemen om militaire middelen in te zetten, als het ware wordt "meegenomen" in de planning. Afghanistan en Irak hebben ons wat dat betreft nog eens met de neus op de feiten gedrukt. Wij hebben gezien dat over de inzet van andere dan militaire middelen niet pas mag worden nagedacht nadat de militaire interventie is begonnen of, erger nog, pas als deze is afgesloten. Is de regering het eens met de stelling dat reeds voor de inzet van militaire middelen moet worden nagedacht over de comprehensive approach? En hoe kan dit in de toekomst in NAVO-verband worden zeker gesteld?

Mijn tweede onderwerp betreft de kerntaken volgens artikel 5. Zoals wij hebben gezien, leiden de nieuwe veiligheidsvraagstukken tot een verbreding van het begrip "veiligheid", waardoor de toepassing van artikel 5 niet langer evident is. Hierbij speelt ten eerste de kwestie van mondiale toepassing een rol. Wij zijn wij met de regering van mening dat de NAVO niet de rol van global cop op zich kan en mag nemen, maar anderzijds is er feitelijk wel sprake van een transitie van collectieve verdediging naar collectieve veiligheid. En er zijn grote verschillen tussen de bondgenoten over de mondiale rol van de NAVO, de out of area-operaties, zoals dat heet. Graag hoor ik de visie van de regering op de inzet van de NAVO out of area. Moet de nadruk blijven liggen op verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied of moet deze opschuiven naar een meer preventieve aanpak van veiligheidsrisico's ver van het eigen grondgebied? Is de regering, net als die van Duitsland, van oordeel dat bij de mogelijke inzet van NAVO-militairen buiten het verdragsgebied, dus out of area, altijd een overtuigende relatie met de verdediging van het eigen grondgebied moet worden aangetoond? Daarnaast verzoek ik de regering in dit verband ook in te gaan op het spanningsveld tussen mogelijke NAVO-operaties buiten het verdragsgebied en de beperktheid van de middelen, force planning. Andere sprekers hebben daar ook al op gewezen.

De tweede vraag met betrekking tot de reikwijdte van artikel 5 betreft de aard van de dreiging. Ik heb al gesproken over nieuwe veiligheidsrisico's zoals terrorisme, piraterij en cyberattacks, en ik ga ervan uit dat de regering instemt met de stelling dat de bestrijding van deze moderne veiligheidsrisico's zoals terrorisme en piraterij in beginsel niet tot de kerntaken van de NAVO behoort. Desondanks is er het strategisch concept ruim aandacht besteed aan onder andere terrorisme en cyberattacks omdat de inzet van de NAVO onder bepaalde omstandigheden ook in die gevallen aan de orde kan zijn. Ik heb hier een aantal vragen over.

In het rapport van de AIV wordt er terecht op gewezen dat de bondgenootschappelijke solidariteit wel van toepassing werd verklaard op de VS na 9/11, maar dat artikel 5 niet werd ingeroepen na Madrid en Londen. De reikwijdte van artikel 5 werd opnieuw onderwerp van discussie na de digitale aanvallen op Estland in juli 2007. Wat is de visie van de regering hierop? Vindt zij het bijvoorbeeld terecht dat artikel 5 van toepassing werd verklaard op 9/11 en niet op Madrid en Londen? Graag hoor ik van de regering voorts een nadere toelichting op de inzet van de NAVO in het kader van bijvoorbeeld terrorismebestrijding in het algemeen.

Ten slotte op dit punt. Ik heb er al op gewezen dat bij dit alles de militaire force planning een belangrijke rol speelt. Het lijkt erop dat de NAVO eerder meer taken krijgt dan minder. Er moeten dus keuzes worden gemaakt. Kan de regering in dit verband ingaan op de vraag hoe zich dit verhoudt tot de bezuinigingen op het defensiebudget? Is de Nederlandse krijgsmacht ook na deze bezuinigingen in staat zijn aandeel aan de NAVO-taken op zich te nemen? Welke knelpunten ziet de regering? En hoe kunnen deze worden opgelost?

Mijn derde onderwerp betreft artikel 4, net als artikel 5 een belangrijke basis voor de werkwijze van de NAVO. In het verleden werd echter herhaaldelijk vastgesteld dat de NAVO als politiek raamwerk een minder stevig fundament heeft dan de NAVO als raamwerk voor militaire samenwerking. Is deze problematiek volgens de regering opgelost door het nieuwe strategisch concept? Anders gezegd: biedt het concept voldoende mogelijkheden voor een moderne en adequate invulling van artikel 4?

Hier komt nog bij dat de NAVO-bondgenoten uiteenlopende belangen hebben. Dit zullen zij waarschijnlijk ook altijd hebben, terwijl deze belangen de strategie van de NAVO mede bepalen. Zo wordt de NAVO-inzet in Afghanistan ons inziens thans nog voor een groot deel bepaald door het belang van de VS. Daarom ligt de focus van de ISAF-operatie bij de terroristenjacht en de Amerikaanse exit strategy in plaats van bij het creëren van vrede en veiligheid voor de Afghaanse bevolking. Ik hoor graag hoe de regering aankijkt tegen de NAVO-strategie in Afghanistan.

Over besluitvorming en strategiebepaling binnen de NAVO het volgende. Naar de mening van mijn fractie zou de NAVO moeten worden omgevormd tot een meer democratische en meer open organisatie. Zo moet er bijvoorbeeld een duidelijke politieke leiding over de militaire structuren komen. Bovendien mogen grote landen hun traditionele machtspolitiek niet ongehinderd kunnen doordrukken. Het is voor ons van groot belang dat het besluitvormingsproces transparant is. Democratische controle hoort in handen te zijn van de nationale parlementen. Hoe denkt de regering over deze hervormingen van de NAVO-structuur? Is de regering het eens met de uitgangspunten die ik zojuist heb geformuleerd?

De moeilijkheden om tot een gezamenlijke strategie te komen, is inherent aan organisaties die beslissingen moeten nemen op basis van consensus. De NAVO is hier geen uitzondering. Hoe meer spelers, hoe moeilijker het bereiken van een gezamenlijk standpunt. Hoe kijkt de regering aan tegen het consensusmodel van de NAVO? Is dit in de huidige tijd eigenlijk nog adequaat? Ik vraag dit met name ook met het oog op de uitbreiding van de NAVO in de afgelopen jaren, want we hebben al bij de uitbreiding van de Europese Unie gezien dat uitbreiding en consensus niet altijd even goed samengaan.

Deze laatste opmerking brengt mij bij mijn vierde punt, namelijk het verband en de verhouding tussen NAVO en Europese Unie. Het is evident dat ook hier afstemming noodzakelijk is. Bij deze afstemming speelt een aantal problemen. Ten eerste is er het probleem dat er geen formele afspraken en structuren zijn om de besluitvorming in de NAVO-Raad en de Raad voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van de EU goed op elkaar af te stemmen. Er is weliswaar in 2003 de zogenaamde "Berlijn-plus"-overeenkomst gesloten, die afspraken bevat over consultaties en ook een veiligheidsovereenkomst voor de uitwisseling van informatie, het zogenaamde security agreement. Maar "Berlijn-plus" is vooral gericht op de militaire aspecten van samenwerking. Voor samenwerking tussen een civiele missie van de EU en een militaire NAVO-operatie in hetzelfde gebied, bijvoorbeeld Kosovo en Afghanistan, bestaat geen vast kader. Hoe is de visie van de regering op dit tekort aan afstemmingsmechanismen tussen NAVO en EU?

Bij de verhouding tussen NAVO en EU hebben we in Europese context te maken met staten die weliswaar lid zijn van de NAVO, maar niet van de EU en omgekeerd. Dit leidt dikwijls tot afstemmingsproblemen in Europees verband. Ik denk bijvoorbeeld aan het conflict tussen Cyprus en Turkije. In het interruptiedebatje tussen collega Vliegenthart en collega Russell is dat ook al even aan de orde geweest. Is de regering met ons van oordeel dat dit soort conflicten de verhouding tussen NAVO en EU kunnen bemoeilijken? En: is de regering van mening dat het strategisch concept voldoende handvatten biedt voor de oplossing van deze en soortgelijke problemen?

Het derde punt dat ik aan de orde wil stellen is de verhouding tussen de NAVO en het nieuwe Europese veiligheids- en defensiebeleid. Ik roep in herinnering dat het laatste strategisch concept uit 1999 eigenlijk al was achterhaald op het punt van de relatie tussen de NAVO en de EU nog voordat het werd vastgesteld. Dit had met name te maken met het nieuwe veiligheids- en defensiebeleid van de EU. Hoe ziet de regering de verhouding tussen het EVDB, het veiligheidsbeleid, in Europa en de NAVO nu en in de toekomst? Zou de versterking van het Europees defensiebeleid volgens de regering ook kunnen betekenen dat de NAVO in de toekomst wel eens obsoleet zou kunnen worden?

Last but not least kom ik op mijn laatste onderwerp, non-proliferatie. Het standpunt van mijn fractie hierover is helder. Nederland moet zich inzetten voor nucleaire ontwapening, ook binnen de NAVO. GroenLinks is voorts tegenstander van de kernwapentaak van de NAVO. Dat zal allemaal geen verrassing zijn.

Tijdens de onderhandelingen over het strategisch concept heeft de Nederlandse regering bij herhaling te kennen gegeven dat "non-proliferatie, ontwapening en wapenbeheersing een prominente rol moeten krijgen in het strategisch concept". De regering heeft gesteld dat "een op collectieve veiligheid gerichte organisatie als de NAVO zich tevens zal moeten richten op nucleaire en conventionele wapenbeheersing en ontwapening, met als uiteindelijk doel 'een wereld zonder nucleaire wapens'".

Wij onderschrijven dit standpunt van de regering van harte. In het strategisch concept komt de wens tot ontwapening ook duidelijk tot uitdrukking, maar tegelijkertijd wordt vastgehouden aan kernwapens als noodzakelijk afschrikkingsmiddel. Wel wordt in het nieuwe strategisch concept het verband tussen veiligheid in Europa en de aanwezigheid van tactische nucleaire wapens losgelaten. Dat is een wezenlijke verbetering, maar dat laat onverlet dat wij nog een lange weg hebben te gaan.

In de Tweede Kamer is de motie-Van Velzen/Azough aangenomen. Wij zijn blij dat deze motie is aangenomen, want voor het eerst heeft de meerderheid van de Tweede Kamer zich uitgesproken voor verwijdering van de Amerikaanse kernwapens uit Nederland en de vier andere Europese NAVO-lidstaten. Wij horen graag van de regering of zij, naast en na de interventie van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Verhagen in Tallinn in april vorig jaar, onomwonden aan de Amerikaanse regering overgebracht dat Nederland niet langer hecht aan de aanwezigheid van Amerikaanse kernwapens in Europa, en hun terugtrekking wenselijk acht? Zo de regering dat nog niet heeft gedaan, kan zij toezeggen dat zij dit alsnog zal doen? Welke mogelijkheden biedt de defence and deterrence review om verder te werken aan non-proliferatie? Welke rol ziet de regering hierbij voor Nederland weggelegd?

Tot slot. Ik besef dat bij non-proliferatie de verhouding met Rusland een belangrijke rol speelt. Zie ik het juist dat de regering meent dat het aantal kernwapens allereerst via bilaterale onderhandelingen tussen de Verenigde Staten en Rusland moet worden verminderd? Is het voorts juist dat de regering hierbij de eis van wederzijdse ontwapening stelt? Of is de regering met haar Duitse collega's van oordeel dat wederzijdse ontwapening geen noodzakelijke vereiste meer is?

Voorzitter. Ik wacht de antwoorden van de regering met veel belangstelling af en ik zie uit naar een vruchtbare discussie.

De heerKuiper (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. Een debat over het strategisch concept van de NAVO is een debat over de toekomst van onze krijgsmacht, over een zich ontwikkelend trans-Atlantisch bondgenootschap en over wereldwijde militaire samenwerking. De vraag hoe onze wereld zich zal ontwikkelen en welke plaats ons land, Europa en de Verenigde Staten daarin zullen innemen is levensgroot aanwezig en de beantwoording daarvan is met veel onzekerheden omgeven. Terecht wordt er voortdurend gerept over de onzekerheid en onvoorspelbaarheid van de globale orde. De "regime changes" in het Midden-Oosten zijn daarvan het meest recente voorbeeld. Wie had die enkele maanden geleden verwacht en welke geopolitieke verschuivingen kunnen zich in het Midden-Oosten voordoen? Ligt hier niet een bijzondere taak voor ons buitenlandse beleid, vooral omdat het een regio betreft die zo ongeveer de achtertuin vormt van Europa? Volgens Jaap de Hoop Scheffer, voormalig secretaris-generaal van de NAVO, moet Europa zich politiek ontfermen over de Middellandse Zeeregio. Vindt onze regering dat ook?

Bronnen van onzekerheid en onvoorspelbaarheid zijn verschuivende verhoudingen tussen opkomende mogendheden in de wereld. De wereld van de militaire blokken is vervangen door een wereld van knooppunten, netwerken en machtscentra, waarbij het ook nog zo is dat de sterkste economische mogendheden – ik denk aan de BRIC-Ianden – niet altijd de sterkste militaire machten zijn. Brazilië en, als ik het goed zie, India zijn minder geïnteresseerd in militaire machtsopbouw dan Rusland en China. Voor China geldt dat het wel de eigen handelsbelangen overal ter wereld wil beschermen en daar ook een steeds groter belang bij heeft, maar niet in een wapenwedloop met de Verenigde Staten terecht wil komen. Niettemin investeert China ook in het eigen leger. Graag zou ik een taxatie horen van onze minister van Buitenlandse Zaken van de militaire ontwikkeling van China. Ik koppel hier de vraag aan die zo-even speelde in het debatje met collega Vliegenthart. Als de NAVO samenwerking zoekt met andere machtsblokken, mogendheden of samenwerkingsverbanden is het de vraag welke strategische concepten daar leven en of die wel aansluiten op die van de NAVO. Dat is een zeer wezenlijke vraag voor de nieuwe veiligheidsarchitectuur.

De principieel onzekere en onvoorspelbare wereld leidt nog altijd tot de uitbraak van conflicten in landen waar goed bestuur ontbreekt en tot het bezit van militaire macht in landen die onder zware interen politieke druk staan, zoals Pakistan. Het is daarom te begrijpen dat in het nieuwe strategisch concept van de NAVO veel nadruk wordt gelegd op het vermogen om "out of area" te werken, bij te dragen aan vredesbewaring en staatkundige ondersteuning. Het nieuwe NAVO-concept legt een accent op civiel-militaire activiteiten. In het meest recente regeerakkoord keert dit accent terug en onlangs is een besluit genomen over deelname aan een politietrainingsmissie in Kunduz. De NAVO wil zich nadrukkelijk inzetten om stabiliteit te brengen in postconflictsituaties. Dit zal niet zomaar overal out of area gebeuren. Het zal in die gebieden gebeuren waar de NAVO een strategisch belang ziet in stabiliteit en vrede. Het zou goed zijn, aan te geven waar ook onze bewindslieden precies aan denken als de NAVO "out of area" gaat. Het gaat dan om de concrete invulling van het strategisch concept. Waar komt het dan op neer?

In dit debat wil ik het begrip "jus post bellum" inbrengen; het recht dat moet gelden in postconflictsituaties. Ik kan mijn vragen hierover hier heel goed kwijt omdat onze minister van Buitenlandse Zaken zelf ook een juridische achtergrond heeft en zich zal interesseren voor vragen van oorlogsrecht. Of vergis ik mij nu? Jus post bellum is een nieuw concept dat nu een aantal jaren in ontwikkeling is. Er worden juridisch-wetenschappelijke discussies gevoerd over het recht dat moet gelden in postconflictsituaties. Daarbij gaat het om een faire vredesregeling, om reparaties en herstel van de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen, verzoening zo men wil. Het gaat om de opbouw van een rechtsstaat met alles wat daarvoor nodig is. Na jus ad bellum, jus in bello is nu het concept jus post bellum interessant. Het zou een continuum moeten zijn. Als je nadenkt over ingrijpen, moet je eigenlijk al weten voor welke ordening je vervolgens verantwoordelijk bent. De vraag is hoe je met het oog daarop wilt opereren. Ik noem dit om dit van belang is bij het nadenken over het NAVO-concept dat sterk is gericht op civiel-militaire activiteiten en de opbouw van samenlevingen waar het recht gekend wordt en zijn loop kan krijgen.

In mijn bijdrage ga ik achtereenvolgens in op het strategisch concept van de NAVO, het jus post bellum en tot slot stel ik enkele vragen over onze krijgsmacht.

Het is van belang dat de NAVO gekomen is tot de formulering van een nieuw strategisch concept, het zesde sinds haar oprichting. Dat dit tamelijk geruisloos is gegaan, is alleen maar goed, want zo'n concept moet consensus uitdrukken. Het moet voor bondgenoten duidelijk zijn wat hen te doen staat. Onze fracties zijn dankbaar voor wat het trans-Atlantisch bondgenootschap heeft gebracht aan vrede en veiligheid in ons werelddeel. Wij hechten sterk aan dit bondgenootschap en menen dat Nederland hierin een betrouwbare partner dient te zijn die zijn bijdrage levert.

De regering heeft steeds aangedrongen op nauwe samenwerking met de Europese Unie. In het nieuwe concept worden daar ook woorden aan gewijd. Graag zou ik een appreciatie van de regering horen op dit punt. Artikel 32 van het strategisch concept spreekt uit dat de NAVO een "sterkere en meer capabele Europese defensie" verwelkomt. Vanuit NAVO-perspectief moet die er komen. Onze fracties zijn altijd buitengewoon terughoudend geweest over de opbouw van een Europees leger. Er is al heel veel samenwerking tussen Europese nationale legers. Hoe dienen we deze passage te lezen? Hoe verhoudt Europese militaire capaciteitsopbouw zich met die van de NAVO? Wat willen wij daar eigenlijk mee?

Direct in het verlengde hiervan ligt de vraag hoe de ontwikkeling van onze eigen krijgsmacht zal zijn in het licht van dit strategisch concept. Komen we onze verplichtingen na, wat zijn de verwachtingen op dit punt en hoe denkt het kabinet bij aankomende bezuinigingen toch een krijgsmacht te behouden die past bij een volwaardige NAVO-bondgenoot? Niet voor niets wordt gesproken over "burden sharing". Iedereen heeft zijn bijdrage te leveren. Ik sluit mij aan bij de vraag van de VVD-fractie of in de toekomst andere wegen gevonden kunnen worden voor de bijdrage aan de capaciteit van de NAVO.

Dan een vraag over samenwerking met internationale instituties. Moet de relatie tussen de NAVO en de VN niet nauwkeuriger worden omschreven? Er wordt maar weinig gesproken over het juridische raamwerk voor gebruik van geweld. Wij hebben wel discussies gehad over het volkenrechtelijk mandaat. Het strategisch concept gaat daar verder niet over. Graag een reactie van de regering op dit punt. Het strategisch concept moet toch voorzien in iets meer juridische legitimatie voor optreden met geweld?

Vervolgens wil ik een reactie van de regering uitlokken over jus post bellum. Het lijkt ons van belang om dit concept bij ons buitenlandse beleid te betrekken. Veel conflicten in de wereld hebben niet meer het karakter van een conventionele oorlog. Er is soms sprake van een voortgaand smeulen van conflictstof zonder dat dit altijd leidt tot militaire oplossingen of interventies. Ook kan het zo zijn dat staten na militaire interventie op weg geholpen moeten worden in een proces van democratisering, verzoening en de opbouw van een rechtsstaat. Afghanistan is het voorbeeld dat ons voor ogen staat. Er wordt tegenwoordig wel gesproken over een jus post bellum dat regels en uitgangspunten zou moeten bevatten voor de situatie na een gewapend conflict. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over verzoening en de bevordering van rechtsstatelijke verhoudingen, om het hanteren van mensenrechten en het bevorderen van goed bestuur. Zonder dit concept te willen idealiseren, kan het functioneren, ook als rechtvaardiging van militaire aanwezigheid van bijvoorbeeld de NAVO in Afghanistan. De discussie over jus post bellum heeft ook betrekking op een bijdrage aan een politiemissie in Kunduz. Onze fracties zien dit inderdaad als een bijdrage aan de opbouw van rechtsstatelijkheid in Afghanistan, al weten we ook hoe moeizaam dit kan zijn. Daarom is het temeer van belang stevig vast te houden aan resultaten die met een jus post bellum in kaart worden gebracht. Voor ons weegt zwaar dat de vervolging van christenen in Afghanistan stopt. Bij het overwegen moet dat een punt zijn. Twee christenen zijn vastgezet vanwege geloofsovergang van de islam naar het christendom en worden met een doodvonnis bedreigt. Het is van het grootste belang dat onze regering hiertegen optreedt. Wij kunnen geen politiemissies uitzenden in het kader van de opbouw van de rechtsstaat, terwijl er zulke dingen gebeuren. Gewetensvrijheid en godsdienstvrijheid moeten in de kern liggen van onze beleving van democratische vrijheden. Graag zou ik van de minister van Buitenlandse Zaken willen horen hoe hij aankijkt tegen deze kwestie. Maar natuurlijk gaat het mij om het bredere debat over jus post bellum en de opbouw van een rechtsstatelijk kader.

Tot slot enkele vragen over onze krijgsmacht in aansluiting op de vragen van collega's op dit punt. Brengt het strategisch concept wijzigingen aan in keuzes die we moeten maken met betrekking tot onze krijgsmacht? Betekent dit een andere inzetbaarheid, keuzes voor versterking van bepaalde krijgsmachtonderdelen, specialisatie? Hoe staat het met de personele en materiële gereedheid van de krijgsmacht na Uruzgan?

Er wordt bezuinigd op de krijgsmacht en ook wij maken ons zorgen over de omvang en het effect ervan. Ik ga ervan uit dat dit niet betekent dat we onze bondgenootschappelijke verplichtingen in NAVO-verband niet nakomen. Wil de minister van Defensie aangeven hoe hij de bezuinigingen ziet in het licht van onze bondgenootschappelijke verplichtingen? Ik sluit mij geheel aan bij de zorgen die al eerder door de VVD-fractie op dit punt zijn geuit.

De heerKoffeman (PvdD):

Voorzitter. Soms lijkt het alsof de NAVO het commando in Nederland heeft overgenomen. En wanneer de NAVO er bovendien in slaagt, dat te doen met steun van GroenLinks, moet ik vaststellen dat de NAVO anno 2011 in elk geval over uitstekende verkoopkwaliteiten beschikt. Stelt u zich voor, voorzitter, dat er iemand bij u op de stoep staat van een cursusinstituut dat aanbiedt om een willekeurig iemand die niet kan lezen of schrijven in 6 weken op te leiden tot politieagent. U zegt, dat geloof ik niet, zullen we daar 18 weken van maken? En u bent zo verguld met het feit dat uw wensen gehonoreerd zijn, dat u vergeet dat u eigenlijk aan de deur niet koopt en dat u colporteurs van cursusinstituten met onmogelijke diplomagaranties niet vertrouwt. Zo laat zich het kabinetsbesluit van CDA en VVD met GroenLinks en D66 als gedoogpartners zich het beste samenvatten. Waar de PVV er niet voor voelde om als buitenboordmotor van het minderheidskabinet deze missie aan een meerderheid te helpen, schoof GroenLinks aan na een staaltje achterkamertjespolitiek dat ook ik van die partij niet gewend ben. Een paramilitaire missie naar een land waar we wat mijn fractie betreft niets te zoeken hebben, tegen de zin van een overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking en tegen de zin van de achterbannen van de politieke partijen die de missie steunden. Meer vertrouwen hebben in de verborgen agenda van de NAVO dan in de overwegingen van je achterban, dat maakt het interessant eens wat beter te kijken naar de mogelijke beweegredenen van de NAVO.

Er zijn andere landen waar de mensenrechten meer in gevaar zijn dan in Afghanistan of waar de voedselvoorziening meer gevaar loopt. Kennelijk hadden we nog iets anders te zoeken in Afghanistan dan mensenrechten of humanitaire hulp. De NAVO is geen ngo, maar een militaire organisatie die na de koude oorlog op zoek is naar een vijand, om haar eigen bestaansrecht te kunnen bewijzen. De NAVO heeft bezigheden gezocht op de Balkan en Nederland daarbij betrokken en we mogen dat geen onverdeeld succes noemen; niet ten tijde van de missie en niet voor wat betreft de naweeën van de missie. De Kosovo-oorlog heeft bewerkstelligd dat er een schurkenstaat bij is gekomen waar niemand trots op hoeft te zijn. De NAVO zelf linkt de Kosovaarse premier aan de maffia, dat is toch geen toonbeeld van stabiliteit zou men zeggen.

De NAVO bracht Nederlandse militairen naar Irak in het kader van de NTM-I missie en ook daarvan moeten we zeggen dat de stabiliteit in Irak verder weg lijkt dan voor de inval van de Amerikanen het geval leek te zijn. We hebben dus geen beste ervaringen met de NAVO-missies die het weggevallen vijandbeeld van het Warschau Pact tegenover de NAVO moesten compenseren. De Kunduzmissie zou en moest doorgaan, zelfs als er onmogelijke beloftes voor moesten worden afgelegd, zelfs als een 18-weekse opleiding van analfabeten tot politieagent voor een bedrag van € 500.000 per agent grote vragen oproept evenals het meesturen van vier F-16's met deze "civiele opleidingsmissie". Men gaat uit van 0,5 mld. van een begroting die zwaar onder druk staat en waarvan militaire deskundigen voorspellen dat de uitgaven nog veel hoger zullen worden.

"De kosten voor de politietrainingsmissie in Afghanistan zijn volstrekt niet onderbouwd en zullen vrijwel zeker hoger uitpakken dan de nu geraamde 467,8 mln." Ik citeer Eric Jan de Bakker, tot aan vorig jaar onderzoeker defensie-economie aan de Nederlandse Defensie Academie in Breda. Tot nu toe zijn alle militaire missies veel duurder uitgepakt dan begroot. Kan de minister helder aangeven of en, zo ja, hoe hij denkt te voorkomen dat ook de kosten voor de paramilitaire missie naar Kunduz de begrote uitgaven zullen overstijgen? Welke garanties kan hij op dat punt geven, met name aan zijn nieuwe steunpilaren GroenLinks en D66? Graag een helder antwoord op dat punt. We mogen niet vergeten dat inmiddels door Bakker samen met zijn collega Robert Beeres, universitair hoofddocent defence accounting control & economics van de Nederlandse Defensie Academie, becijferd is dat de kosten van de Nederlandse inzet bij eerdere missies in Afghanistan een bedrag van 3,5 mld. belopen. Kan de minister aangeven of dat bedrag juist is, hoeveel er begroot was en of hij met de kennis van nu vindt dat dat een gerechtvaardigde inspanning was in termen van internationaal recht en in termen van nationaal budgetbeslag? Ik zeg dat ook met het oog op de 10.000 Nederlandse militairen die nu ontslagen moeten worden uit bezuinigingsoverwegingen. Kan de minister garanderen dat Nederlandse militairen die naar Kunduz gaan met gevaar voor eigen leven, bij terugkomst nog zeker zullen zijn van hun baan? Acht hij het moreel verantwoord om mensen uit te zenden met het risico dat zij bij terugkeer hun baan niet zullen terugvinden?

Het doorgaan van de missie was en is belangrijk, zo heeft voormalig secretaris-generaal van de NAVO Jaap de Hoop Scheffer ons op radio 1 uitgelegd. Hij was ook buitengewoon openhartig over het belang van het doorgaan van de missie. Als we niet meedoen, zouden we ernstig in ons hemd staan tegenover onze Amerikaanse vrienden en zou dat onze kansen op internationale functies een heel stuk kleiner maken, niet alleen voor politieke benoemingen van Nederlanders in de VS of de VN, maar ook binnen Europa. En het zou weleens zo kunnen zijn dat als wij niet meer meedoen aan de oorlog in Afghanistan, dit andere deelnemers op een idee brengt. Canada zou al een beetje aan het twijfelen zijn en we weten inmiddels dat ook de discussie in Duitsland over deelname inmiddels hoog oploopt. Ik vond het van een ontwapenende eerlijkheid van Jaap de Hoop Scheffer; de man die weet wat je moet doen om secretaris-generaal van de NAVO te worden en die andere Nederlanders ook zo'n geweldig avontuur zou gunnen. Hij is begonnen als lid van D66, vervolgens overgestapt naar het CDA, daar via Kamerlid minister van Buitenlandse Zaken geworden en dan ook nog de secretaris-generaal van de NAVO. Politiek is een spannend vak met tal van ongedachte wendingen en mogelijkheden.

Terug naar de waarschuwingen van Jaap de Hoop Scheffer in het Radio 1-Journaal. De kans was aanwezig dat onze klapstoel bij de G20 weer ingeleverd moest worden en dat we straks helemaal niet meer serieus genomen worden door de bondgenoten. Als dat een reden was voor onze deelname zijn we van een koude kermis thuisgekomen. 3 en 4 november hoeven we niet naar Cannes, want we zijn voor de tweede achtereenvolgende keer niet uitgenodigd. Wie 0,5 mld. uittrekt met als belangrijke reden, serieus kandidaat te zijn voor uitnodigingen voor G20-bijeenkomsten, komt bedrogen uit, zo blijkt.

In termen van investeringen is de missie sowieso uiterst onzeker. Natuurlijk moeten onze gedachten in geval van menselijke slachtoffers in oorlogssituaties in de eerste plaats uitgaan naar de familieleden van die slachtoffers. Maar ik zou het moeilijk vinden om de familieleden van de 1000 politieagenten die het afgelopen jaar zijn omgekomen in Afghanistan uit te leggen met welk doel hun familieleden gestorven zijn. De killere, afstandelijke blik die nodig is bij het voeren van oorlogen – daar hoort nu eenmaal ook het begroten van aantallen bodybags bij – vertelt ons dat de vervangingswaarde van de 1000 agenten die jaarlijks omkomen in Afghanistan 500 mln. bedraagt. Met welk recht leiden we mensen op om met groot gevaar voor eigen leven te functioneren in een missie waarvan het nut onduidelijk is of ten minste zeer ter discussie staat? Het is zorgelijk dat waar een partij als de PVV de logica daarvan wel inziet, zich progressief noemende partijen dat niet kunnen inzien of wensen in te zien. Politieagenten in Afghanistan willen maar een ding, zo lezen wij vandaag in de Volkskrant en dat is vechten tegen de taliban. Zij willen geen verkeersboetes uitdelen of het verkeer regelen. Verandert deze nieuwe informatie de visie van de minister en van de NAVO op deze missie?

De Verenigde Staten zijn niet in Afghanistan om de mensenrechten daar te verdedigen, net zomin als de Sovjets daar om die reden waren. Afghanistan is en was vooral van politiek-strategisch belang en alle andere argumenten om daar met z'n allen heen te gaan zijn verzonnen, onoprecht en ongeloofwaardig. Zolang we nergens de ambitie horen om beschaving en democratie te brengen in landen als Tsjaad, Zimbabwe en Sudan, is er reden tot argwaan bij de goeie bedoelingen van de Afghanistan invasie.

Shams Arya, een vredesactivist uit Afghanistan, vertelt hoe zijn land al 30 jaar door oorlog vernietigd wordt en de bevolking in armoede leeft. De NAVO beweert dat ze zich inzet voor democratie en vrijheid, maar ze houdt een marionettenregime in stand van krijgsheren en oorlogsmisdadigers. De gewone Afghanen zitten tussen twee vuren. Aan de ene kant is er de VS/NAVO-bezettingsmacht en aan de andere kant de taliban. Zij zijn de vijand, maar verschillen amper van het regime dat door de VS en de NAVO wordt gesteund. Sterker nog, de taliban zijn groot geworden met hulp van de VS en Pakistan tijdens de Sovjetbezetting. Het is een onjuiste analyse dat de taliban een anti-imperialistische strijd voeren. Het gaat om reactionaire krachten die het ideale argument vormen voor de VS en hun bondgenoten om Afghanistan te bezetten.

Volgens Hilary Clinton moet het nucleaire arsenaal gehandhaafd worden zolang er nucleaire wapens bestaan. NAVO-secretaris-generaal Rasmussen heeft meermaals te verstaan gegeven dat de alliantie de nucleaire afschrikking moet behouden, ondanks het feit dat er geen geloofwaardige tegenstander voor de alliantie is en dat dit elders de verspreiding van kernwapens in de hand werkt. Dit is een duidelijke keuze voor het behoud van nucleaire ongelijkheid. Elke verandering in deze politiek met inbegrip van de nucleaire wapens in Europa moet gezamenlijk beslist worden. Dat betekent dat de betrokken landen in Europa er niet aan moeten denken, de kernwapens van hun grondgebied te verwijderen zonder instemming van de andere NAVO-lidstaten, en dus ook van de VS. Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie-Azough/Van Velzen die de regering opdraagt de bondgenoten helder duidelijk te maken dat Nederland niet langer kernwapentaken wenst uit te voeren? Kan de minister hierop een helder antwoord geven? Waarom is er nog steeds onduidelijkheid of en, zo ja, op welke locaties er kernwapens liggen opgeslagen in ons land? In dit verband wordt verwezen naar onderlinge NAVO-afspraken om die informatie niet met de bevolking en zelfs niet met haar volksvertegenwoordigers te delen. Hoe kan het parlement de NAVO controleren als dergelijke essentiële informatie welbewust wordt achtergehouden en zelfs niet op vertrouwelijke basis verstrekt kan worden. Waarom zouden we vooral mensenrechten en beschaving gaan exporteren waar de VS en hun bondgenoten dat van belang vinden en andere landen, die strategisch wat minder gunstig liggen gewoon in hun sop gaar laten koken?

En als het gaat om draagvlak onder de Afghaanse bevolking: uit de hoorzitting aan de overzijde van het Binnenhof is gebleken dat de Afghaanse bevolking geen vertrouwen heeft in de bestaande politiemacht. Sterker nog, hun behoeften liggen veel meer op het gebied van het opbouwen van het middenkader, educatie en versterking van de netwerken voor vrouwen ten behoeve van de emancipatiestrijd. Ook ngo's zoals Healthnet TPO bevestigen dat beeld voluit. Waarom volgen wij dan toch de NAVO die ons geen helder en controleerbaar beeld geeft op haar agenda en beweegredenen? Graag een reactie.

Het zal duidelijk moeten worden hoe de NAVO zich tot bijvoorbeeld de Verenigde Naties en het internationaal recht wil en zal verhouden. Daarover valt weinig te lezen in het nieuwe strategisch concept. Hoe kunnen we de internationale rechtsorde versterken zonder dat we de uitvoering van het nieuwe strategisch concept daaraan kunnen toetsen? Draagt de nieuwe NAVO bij aan een veiliger wereld waarin niet het recht van de sterkste geldt, maar de wetten van het internationaal recht opdat ook het belang van de zwaksten gewaarborgd zal zijn? Daarover zouden wij graag opheldering krijgen van de regering.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.40 uur tot 13.30 uur geschorst.

Naar boven