Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956) (31930).

De beraadslaging wordt hervat.

De heer Biermans (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van onze inbreng in eerste termijn en via hem bedank ik ook alle ambtenaren die al het werk verrichten.

De VVD-fractie ziet de successierechten en de schenkingsrechten als onrechtmatig en onrechtvaardig. Pardon, ik bedoel onrechtvaardig, niet onrechtmatig. Zo hoog zit het mij! Er is namelijk al belasting geheven over het inkomen, respectievelijk het vermogen. Vervolgens wordt nog eens belasting geheven bij de schenking of de erfenis. Dat is de reden dat de VVD staat voor het halveren van deze heffing en voor het op termijn afschaffen van de successierechten.

Ik begin met een aantal mindere punten uit dit wetsvoorstel. Ik noem ze nog maar eens even. Overigens heeft de staatssecretaris in de Tweede Kamer gezegd dat hij sympathie heeft voor bepaalde punten. Een aantal groepen is slechter af. De staatssecretaris heeft ze in zijn beantwoording nog een keer genoemd. Sommige voorstellen zijn niet zo acceptabel, want niet erg rechtvaardig. Zo worden de achterkleinkinderen niet gelijkgesteld aan de kleinkinderen. Het belang daarvan is 1 mln. Maar ja, budgettaire neutraliteit, het geld was er niet meer. Ik noem de ouders en de grootouders die niet in hetzelfde tarief kunnen zitten als de kinderen en de kleinkinderen. Het belang: 9 mln. Ook daarvoor: geen centen. Ik wijs op het niet handhaven van de vrijstelling voor gehandicapte kinderen. Het belang: 1 mln. Ook van tafel, kon niet: geen centen.

Het volgende punt betreft de opslag voor de afstammelingen in de tweede en verdere graad. De VVD-fractie van de Tweede Kamer heeft voorgesteld om er 60% van te maken in plaats van 80%. Helaas, voor deze 6 mln. waren ook geen centen. Ik noem het gelijkstellen van het partnerschap met het huwelijk, met het oog op de kinderen van de partners. Het belang daarvan: 5 mln. Geen centen. Als je naar de centen kijkt, kan dat mijns inziens nauwelijks een thema zijn. De staatssecretaris is er strak in geweest. Alle punten die ingebracht zijn, zijn van tafel verdwenen.

Een ander punt, dat minder in de persoonlijke sfeer zit, betreft de verhoging van de vrijstelling in de BOR tot 100%. Belang: 20 mln. Nee, nu zitten wij opgescheept met een regeling waar men in de praktijk in de toekomst behoorlijke problemen mee zal hebben.

Ik zei het al, de staatssecretaris heeft af en toe zijn sympathie uitgesproken. Dat vind ik op mijn beurt sympathiek, maar het heeft niet geleid tot een aanpassing van het wetsvoorstel.

Een ander punt dat de VVD-fractie niet zint, is het feit dat op sommige punten geen overgangsrecht getroffen is, met name op die punten waar materiële terugwerkende kracht aan de orde is. Ik ga niet herhalen waar ik op doel, dat zal wel duidelijk zijn naar aanleiding van de eerste termijn en de reactie hierop van de staatssecretaris.

In ieder geval positief is het feit dat de Belastingdienst zich coulant zal opstellen ten aanzien van de bewijslastverdeling ter zake van niet-begunstigden van een APV. Het verhaalsrecht van de ontvanger, dus het doorgrijpen door het APV naar een onderliggende vennootschap, waar het APV eigenlijk maar 5% belang in hoeft te hebben, blijft op tafel liggen en blijft in het wetsvoorstel staan. Dus mijn pleidooi om artikel 23a Invorderingswet te schrappen, haalt het zo te zien ook niet.

Genoeg ellende. Ik ga over tot wat positief is in het wetsvoorstel. Allereerst is dit het aanpakken van de trusts en de regeling van het APV. De woordvoerder van het CDA heeft al gezegd dat het veel te lang heeft geduurd en dat het veel eerder had moeten plaatsvinden. Daarmee ben ik het van harte eens. Ik ben blij dat deze staatssecretaris dit punt heeft opgepakt.

Ook heeft hij de constructies aangepakt inzake de fictiebepalingen. Dit is heel erg goed, mijn complimenten aan de staatssecretaris.

De staatssecretaris heeft de bedrijfsopvolgingsregeling vereenvoudigd. De verhouding tussen de inkomensbelasting en de vennootschapsbelasting is evenwichtiger geworden. Ik denk dat de regeling ook toegankelijker is geworden. Ook daarvoor chapeau, staatssecretaris! De VVD heeft overigens vaak gepleit voor deze punten en ook dat doet de VVD-fractie goed.

Een ander punt waarmee wij het erg eens zijn, is de verlaging van het hoogste tarief van 68% naar 40%. Ik heb uitgerekend dat dit een afschaffing is van relatief gezien 40%. De VVD gaat voor een afschaffing van 50%, dus het komt al aardig in de buurt, zij het dat het percentage van de staatssecretaris relatief is, terwijl de VVD afschaffing tot 50% in absolute zin voorstaat. Dat is dus nog niet helemaal bereikt.

De VVD-fractie is ook positief over de toezeggingen die de staatssecretaris heeft gedaan. Ik kan in dit besloten gezelschap rustig zeggen dat de staatssecretaris in zijn beantwoording zich constructief heeft opgesteld. Als hij een mogelijkheid voor een oplossing ziet, pakt hij die oplossing ook en draagt die hier aan. Wij bedanken hem daarvoor. Dat doe ik bij dezen ook bijvoorbeeld ten aanzien van de toezegging inzake de aftrek periodieke uitkering. Deze vervalt maar in een beperkt aantal gevallen, als de ANBI-status vervalt.

Ook positief is dat de staatssecretaris op nadere vragen die tot vandaag zijn binnengekomen en die waarschijnlijk ook na vandaag nog zullen binnenkomen, serieus antwoord zal geven alsof het nog deze zitting betreft. Feitelijk is dat niet zo, maar materieel ongetwijfeld wel. Maar goed, zo ken ik de staatssecretaris en eerlijk is eerlijk: het is natuurlijk ook in zijn belang en in dat van de Belastingdienst.

Tot slot. De VVD-fractie heeft alles afgewogen en zal voor dit wetsvoorstel stemmen.

De heer Reuten (SP):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording, zij het een uiterst sporadische, van vragen uit de eerste termijn. Ik wil beginnen met het prijzen van de VVD. De VVD is oprecht en spreekt en handelt naar gelang de eigen beginselen.

150 jaar geleden, bij de voorloper van de huidige Successiewet uit 1859, resulteerde de wijziging van de tariefstructuur nog in een belastingverhoging, namelijk met een in 1858 geschatte 700.000 gulden op een totaal van bijna 3 mln. gulden in 1857. Deze verhoging van de successie- en opvolgingsrechten met 23% werd ingezet om, ik citeer uit de algemene memorie van toelichting: "de belastingen op de eerste levensbehoeften uit de rij onzer belastingen te doen verdwijnen". De tijden zijn in meerdere opzichten veranderd. Hoe deze belastingverhoging de vermogens precies trof, heb ik niet kunnen nagaan, maar uit de tariefstelling maak ik op dat de hogere erfenissen in ieder geval niet minder werden getroffen dan de lagere. Mijn fractie zou tevreden zijn geweest als deze staatssecretaris, zoals indertijd minister Van Bosse, extra belastingopbrengsten had ingezet om de verbruiksbelasting op eerste levensbehoeften te verlagen.

De kern van het wetsvoorstel is enerzijds dat we een extra belastingopbrengst tegemoet kunnen zien door de opsporing van allerlei constructies die thans resulteren in belastingontduiking. Het gaat hier dus om mensen die eindelijk normaal belasting gaan betalen. Dit moet sowieso gebeuren en staat los van de rest van het voorstel. Deze opbrengst ligt overigens voornamelijk in de inkomstenbelasting. Dat is goed werk van de staatssecretaris en goed werk van zijn ambtenaren. Het voorstel heeft ook een andere zijde, namelijk de aanwending van deze extra belastingopbrengst.

In de eerste plaats is het onbegrijpelijk dat er aan de vooravond van een gigantische bezuinigingsoperatie überhaupt een belastingverlaging wordt ingesteld. In de tweede plaats, als er dan al een belastingverlaging moet komen, waarom dan juist bij de successiebelasting? Dit is de meest efficiënte en de meest rechtvaardige belasting, omdat het immers om het toevallen van vermogen gaat. Waarom is er niet gekozen voor verbruiksbelasting op eerste levensbehoeften, zoals minister Van Bosse dat deed? In de derde plaats, als het tegen onze zin dan toch de successiebelasting moet zijn, waarom is er dan gekozen voor een belastingverlaging die vooral ten gunste van de hoogste vermogens is? Waarom wordt een toch al scheve vermogensverdeling nog schever getrokken?

Het kabinet heeft iets uit te leggen aan de bevolking en de partijen die deze nóg krommere vermogensverdeling steunen, hebben hun stemmers iets uit te leggen. Met name de positie van de PvdA is opmerkelijk. Ook deze fractie hier lijkt voor een schevere inkomensverdeling te zullen stemmen. Daarmee positioneert de PvdA zich met het CDA en de ChristenUnie in het politieke spectrum als verdediger van degenen met een groot vermogen.

Ik heb gedaan wat ik kon ...

De heer Leijnse (PvdA):

Voorzitter.

De heer Reuten (SP):

... en wat ik moest doen ...

De heer Leijnse (PvdA):

Voorzitter, mag ik de heer Reuten een vraag stellen?

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Leijnse.

De heer Leijnse (PvdA):

Maakt de heer Reuten in zijn laatste zin nou dezelfde fout als hij in de vorige termijn al maakte? Hij spreekt over een schevere inkomensverdeling, maar hij bedoelt een schevere vermogensverdeling.

De heer Reuten (SP):

Sorry. Dank u voor de correctie. Ik bedoel inderdaad een schevere vermogensverdeling. Dank u wel.

De heer Leijnse (PvdA):

Is de heer Reuten het ook met mij eens dat dit niet een technische correctie is, maar dat de inkomensverdeling als gevolg van dit wetsvoorstel schever wordt in de andere richting, namelijk meer egalitair, omdat we 150 mln. extra belasting heffen op juist de hogere inkomens?

De heer Reuten (SP):

Nee, nee, nee, nee, nee! Het rechtrekken van belasting die gerechtvaardigd betaald moet worden, het rechtrekken van belastingontwijking moet gebeuren. Dat staat los van de belastingtarieven.

De heer Leijnse (PvdA):

Nee. Wil de heer Reuten ontkennen dat in het kader van dit wetsvoorstel 150 mln. extra inkomstenbelasting wordt geheven, met name bij de hogere inkomens?

De heer Reuten (SP):

Nee, dat ontken ik niet, maar dat is een gerechtvaardigde belastingheffing, overeenkomstig onze inkomstenbelastingtarieven.

De heer Leijnse (PvdA):

Dat bestrijd ik uiteraard niet.

De heer Reuten (SP):

Oké.

De heer Leijnse (PvdA):

Maar in de verdeling van de belastingopbrengsten worden de hogere inkomens dus zwaarder aangeslagen.

De heer Reuten (SP):

Nee, zij worden aangeslagen overeenkomstig onze belastingtarieven. Er wordt dus rechtgetrokken wat krom was, namelijk dat zij de belasting konden ontduiken.

De heer Leijnse (PvdA):

Ze betalen 150 mln. meer dan zij hiervoor betaalden.

De heer Reuten (SP):

Ze betalen de 150 mln. die zij moeten betalen, die zij behoren te betalen overeenkomstig de wet of overeenkomstig het herstel van de mazen in de wet.

Voorzitter. Ik was bezig af te sluiten. De heer Leijnse haalde mij uit mijn cadans, maar dat vind ik helemaal niet erg. Ik kom er wel weer in!

De afgelopen weken en ook vandaag heb ik gedaan wat ik kon doen en moest doen, namelijk de feiten naar voren brengen, zoals ik die zie. In mijn hart kan ik werkelijk niet begrijpen waarom PvdA, ChristenUnie en CDA een schevere vermogensverdeling aanvaarden. Dat spijt mij oprecht, maar ieder moet eigen keuzes maken.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Voorzitter. Er is eigenlijk niet zo heel veel meer waarop ik in deze tweede termijn nog terug wil komen, want wij waren het al vrij vergaand eens met de strekking van het wetsvoorstel. Onze voornaamste bezwaren lagen vooral bij de amendementen en daarop is de staatssecretaris maar heel ten dele aan te spreken. Hij heeft bovendien goed en ook nog eens zeer boeiend geantwoord. Mijn dank daarvoor. Ik heb nog een enkel ding.

Het mogelijke partnerschap met een mantelzorger zoals dat door een amendement is ingebracht, geldt toch alleen wanneer er al wel een notarieel contract is, ofwel in plaats daarvan, er sprake is van samenwonen gedurende vijf jaar? Dat klopt toch, of heb ik het mis? Hierop heb ik zojuist nog niet een echt antwoord gehoord en ik zou het wel graag willen weten.

Van de eenmalige vrijstelling van € 50.000 voor de eigen woning of de studiekosten was ik geen groot voorstander, omdat ik het gevoel heb dat er een enkel ding wordt uitgetrokken, terwijl andere zaken aan de kant worden geschoven. Ik ben vooral erg benieuwd hoe de studiekosten uiteindelijk in de uitvoeringsregeling terechtkomen, want dat heeft de staatssecretaris nog niet duidelijk gemaakt. Het lijkt mij nog een heel groot probleem. Hierbij heb ik overigens nog één vraag, want dat is mij ook nog niet helemaal duidelijk of dat heb ik nog niet duidelijk gehoord. Moet je nu € 50.000 in de eigen woning of de studiekosten zetten of kan er ook € 26.000 in de woning komen en € 24.000 in heel wat anders? Daar zit nog wat verschil tussen. Nu wij overigens waarschijnlijk toch de beslissing gaan nemen tot de extra vrijstelling van € 50.000, heb ik er ook geen bezwaar meer tegen om die besteding eventueel voor de aflossing van de hypotheekschuld te gebruiken. Dan maken wij de mogelijkheid iets ruimer. Omdat wij er van alle mogelijke bestedingen één uittrekken is elke verruiming die daarin zit, in wezen een verbetering.

Het APV. De staatssecretaris zegt geen dam op te willen werpen tegen legale, gemelde trusts, familiestichtingen in het buitenland. Dat lijkt mij een respectabel uitgangspunt. Desondanks kan het dan toch heel aantrekkelijk zijn om te doen. Wie een legale stichting transparant opzet, betaalt de Nederlandse ib en de erfbelasting of schenkbelasting. Wie zoiets even legaal maar niet transparant opzet omdat hij het doet in een land waar 10% winstbelasting wordt geheven, betaalt alleen die 10% winstbelasting en verder niets meer. Daar zit een zeer aanzienlijk verschil tussen. Dat wegstromen van geld is voor de schatkist een heel duidelijk verlies. De staatssecretaris gaat dit terecht heel goed in de gaten houden. Daar ben ik wel blij mee. Als er op deze manier toch te veel geld legaal wegvloeit, dan moeten de normen misschien wat worden opgetrokken.

De BOR. De staatssecretaris redeneert dat hij het ondernemingsvermogen nagenoeg wil vrijstellen, ook al is het alleen maar voor materiële ondernemingen en niet meer voor beleggingsvermogen, omdat het anders ten koste gaat van die bedrijven. Dat vind ik een begrijpelijke redenering, maar ik zie net als de heer Reuten evengoed de andere kant. Als twee erfenissen even groot zijn, dan wordt over de ene erfenis een hoog recht betaald, terwijl de andere hem gratis krijgt. De staatssecretaris zegt dan dat een erfenis of een schenking van een onderneming eigenlijk de waarde in het economisch verkeer is, de winsten die nog moeten worden gerealiseerd. Het lijkt alsof dat helemaal lucht is, maar dat is niet helemaal waar. Degene die de onderneming overneemt, moet ervoor zorgen dat hij die winsten gaat realiseren, maar hij krijgt daarvoor in de meeste gevallen een heel aanzienlijke materiële uitrusting mee. Dat is de concrete liquidatiewaarde, zo noem ik het maar. Dat krijgt hij dan toch mee. Met andere woorden: er wordt niet zomaar alleen lucht vrijgesteld, het is ook concreet bezit. In die zin is het vergelijkbaar met iedere andere erfenis. Dit is voor mij geen reden om tegen het wetsvoorstel te stemmen, want er zit zeer veel goeds in, maar ik ben hier toch niet helemaal gelukkig mee.

De heer Leijnse (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn heldere antwoorden in eerste termijn. Die waren geheel in lijn met de zeer heldere uiteenzettingen in de schriftelijke voorbereiding. Die was op zich weer in lijn met de kwaliteit die het departement doorgaans bij dit soort wetsvoorstellen levert. Ook daarvoor dank.

In een soort recensie van zijn eigen optreden kwam de staatssecretaris uit bij "zeer moedig". Het is altijd al een enigszins moeilijk moment als iemand dat over zichzelf zegt. Daarbij haalde hij oud-staatssecretarissen aan – hij noemde er zelfs een paar van onbesproken gedrag – die hem kennelijk die kwalificatie in de mond hadden gelegd. Ik kan die kwalificatie ook wel delen. Het aanpakken van rijke, machtige en van zeer veel goede belastingadviseurs voorziene personen is geen sinecure. Je krijgt dan veel over je heen. Om dat te doen, is inderdaad zeer moedig. Het is mooi en zeker te loven dat de staatssecretaris die moed heeft getoond, al zou hij zichzelf daar minder op moeten laten voorstaan. Moed moet men natuurlijk vervolgens ten goede aanwenden. Daar hebben wij het al eerder over gehad. Je zou die moed ook kunnen aanwenden om de belangen van de minder rijke, minder machtige en van minder eloquente adviseurs voorziene mensen te dienen. Daar zijn wij in dit wetsvoorstel nog niet helemaal uitgekomen, om het eens zacht te zeggen.

De aanpak van de afgezonderde particuliere vermogens is een voorbeeldige inzet. Ik begreep uit de beantwoording in eerste termijn dat de transparantie, het zichtbaar maken van de natuurlijke persoon achter de trustconstructie die het vermogen heeft ingebracht, een heel springend element in het geheel is, waardoor gerechte belastingheffing op dat vermogen mogelijk wordt. Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris met enige trots meldt dat er uit het buitenland belangstelling bestaat voor deze aanpak, omdat men daar misschien een mogelijkheid in ziet om zeer veel intransparante constructies die bedoeld zijn om de belastingheffing op een afstand te houden, te tackelen. In een interruptiedebatje noemde de heer Reuten dit een mijlpaal. Ik stel voor dat hij nog eens nadenkt over die kwalificatie. Als hij daarbij blijft, moet hij met mij van mening zijn dat dit een zeer belangrijk gegeven in dit wetsvoorstel is, waar wij wel positief over mogen oordelen.

Minder enthousiast was de heer Reuten over de verdeling van de effecten, net als ik. De staatssecretaris meldde in eerste termijn terecht dat er tijdens een eerdere gedachtewisseling in dit huis brede steun was voor de verlaging van het derdentarief. Er is ook bij een eerdere notitie die daarover is verschenen, nadruk gelegd op het derdentarief. Dat is het tarief voor de niet-verwanten en verre verwanten, om het preciezer te zeggen. Er was brede steun om dat eens aan te pakken. Ik zou hem zelfs willen volgen als hij suggereert dat er meer specifiek steun van een meerderheid van deze Kamer bestond voor de aanpak van het toptarief van 68%. Een meerderheid van de Eerste Kamer, waar ik zelf ook bij hoorde, vond dat die 68% een beetje te veel van het goede was en dat daar maar eens in moest worden gesneden.

Dat gezegd zijnde, gaat het in de uitvoering wel om de maatvoering. Er is nu wel erg veel nadruk komen te liggen niet alleen op het derdentarief als geheel, maar ook in het bijzonder op het toptarief daarin, dus het tarief van de grote verkrijgingen. Dat is zeer fors omlaag gegaan, waardoor de grootste revenuen van het wetsvoorstel terechtkomen bij de zeer omvangrijke verkrijgingen. Dat laat de verdeling, zoals de staatssecretaris die ook zelf heeft gepresenteerd, zien. De heer Reuten heeft daarover terecht opgemerkt dat dit de vermogensverdeling scheeftrekt. Dat is een onmiskenbaar feit. Daartegenover wordt de inkomensverdeling minder scheef doordat wij een aanzienlijke hoeveelheid meer belasting heffen bij mensen met hoge inkomens. Je kunt dat terecht vinden omdat het om belasting zou gaan die zij al hadden moeten betalen, maar het feit is dat wij een wetsvoorstel en een wetswijziging nodig hebben om die 150 mln. ook werkelijk op te halen. Dat is dus simpelweg een reële belastingverzwaring voor hoge inkomens. De inkomensverdeling wordt minder scheef, de vermogensverdeling wordt schever. Dat is per saldo een uitkomst waar de armen niet zo gek veel brood van kunnen kopen en de rijken ook niet overigens, want bij hen is het budgettair neutraal.

Aan de basis legt de staatssecretaris een terecht accent op de verhoging van de vrijstelling, waardoor 20.000 personen die nu in het schenkings- en erfrecht worden betrokken, daar vervolgens buiten gaan vallen. Dat is op zich winst, want daarbij gaat het om allemaal kleine verkrijgingen, waarvan het prima is dat die buiten de heffing gaan vallen. Men vergeet er echter bij te vermelden dat het tarief net boven de vrijstelling omhoog gaat van de huidige 5% of 8% naar 10%, waardoor er sprake is van een tariefverhoging die een belangrijk deel van het voordeel in die categorie tenietdoet. Dat is minder rooskleurig. Dat bedoel ik als ik zeg dat de moed die nodig is om te nemen van de rijken, misschien wat meer kan worden aangewend om te geven aan de armen.

De staatssecretaris heeft een evaluatie van de Successiewet aangekondigd vanaf 2012. Ik begreep dat de evaluatie begint in 2012. Dan wordt er gekeken wat de aanpak van het APV feitelijk oplevert en hoe wij misschien nog verder kunnen komen met die aanpak. Dat klinkt heel erg interessant omdat het een vrij unieke, nieuwe aanpak betreft. Ik dring erop aan om bij die evaluatie ook te kijken naar de verdelingseffecten in de sfeer van het schenkings- en erfrecht, en om te bezien of dat tot een nadere bijstelling zou kunnen leiden. Ik heb in mijn eerste termijn al duidelijk gezegd dat bij een toename van de opbrengsten van de aanpak van het APV, ook moet worden gedacht aan een aanwending in de sfeer van de laagste tarieven en vrijstellingen.

Over eenmalige schenkingsvrijstellingen heeft collega Esser een heel interessante denkpiste geopend. Hij stelde voor om de mogelijkheid om € 26.000 extra eenmalig te schenken aan kinderen beneden de 35 jaar bij de aankoop van een huis, uit te breiden naar de aflossing van een deel van een bestaande woningschuld voor personen beneden de 35 jaar. In zijn verweer legde de staatssecretaris, die daar overigens redelijk positief op reageerde, de nadruk erop dat dit iets heel anders zou zijn. De Tweede Kamer zou het aankopen van een huis hebben willen ondersteunen. Bij het aflossen van een deel van de bestaande woningschuld zou er sprake zijn van een andere situatie, want dan is dat huis al gekocht. Dat lijkt mij een beetje te eenvoudig. Dat is natuurlijk wel iets heel anders, maar tegelijkertijd is er een heel duidelijke parallel, zo niet een grote overeenkomst, in die zin dat die schenking wordt verleend om het aangaan van de woningschuld in ieder geval kleiner te maken, zodat men een kleinere woningschuld hoeft aan te gaan om te beginnen. Dan is het aflossen van een deel van de bestaande woningschuld eigenlijk een koekje van hetzelfde deeg. Er zijn dus ook grote overeenkomsten. Wij staan dan ook vrij positief tegenover het voorstel van collega Esser. Misschien is het een goed suggestie dat dit het komend jaar in de vorm van een afzonderlijk wetsvoorstel of verandering van een uitvoeringsregel nog eens deze kant op zou komen.

Ten slotte heb ik een opmerking over het partnerbegrip en de zorgplicht. Ik heb hier in eerste termijn een en ander over gezegd. De staatssecretaris introduceerde in zijn beantwoording twee begrippen in dat verband. Hij heeft gezegd: bij die zorgplicht, die overigens niet altijd een wederzijdse zorgplicht is, maar soms ook een eenzijdige, zie je dat, zeker als het een wederzijdse zorgplicht is, de opbouw van het vermogen in zekere zin plaatsvindt met medewerking van degene jegens wie de zorgplicht geldt. Er is dan sprake van gemeenschappelijke zorg die zich ook uitstrekt tot de opbouw van het vermogen. Als die ene partij later een bedrag erft, is eigenlijk geen sprake van verkrijging, maar van een deel eigen vermogen. Dat is een interessante invalshoek. Die zorg heeft dan ook betrekking op de gezamenlijke opbouw van vermogen. Dat loopt enigszins parallel aan de wijze waarop wij de pensioenrechten op dit moment behandelen in de fiscaliteit en in het erfrecht.

De staatssecretaris introduceerde ook een ander begrip: de zorgverwachting. Hij heeft daar heel snel iets over gezegd. Dat begrip heeft kennelijk betrekking op het feit dat je in wederzijdse zorgrelaties ook mag verwachten dat die zorg zich tot over de dood heen uitstrekt en dat de opbouw van die verwachting ook een zekere betekenis heeft voor de vraag of bij die vererving nu eigenlijk sprake is een verkrijging of dat daarmee een reële verwachting wordt ingelost. Het zou goed zijn als wij op een ander tijdstip nog eens meer ten principale van gedachten zouden kunnen wisselen over dit onderwerp. Ik voel een beetje dat de Tweede Kamer in haar amendering en in haar debat erg op een spoor is gaan rijden dat oorspronkelijk niet in het wetsvoorstel zat, namelijk dat die wederzijdse zorgverplichtingen toch een lading moeten hebben van de mate waarin je van een "verkrijging" spreekt als er van "erven" sprake is. Met die twee begrippen kom je enigszins in dat spoor. De vraag is waar dat toe gaat leiden. Daarover zouden wij eens wat meer ten principale van gedachten moeten wisselen.

Ik zie de antwoorden van de staatssecretaris graag tegemoet.

De heer Reuten (SP):

Ik ga even na of ik senator Leijnse goed begrijp. De heer Leijnse zegt: als wij kijken naar de inkomstenbelasting, is er een aantal zeer rijke mensen dat tot nu toe de belasting omzeild heeft, ofwel omdat er mazen in de wet zaten, ofwel anderszins. In ieder geval hebben die mensen geen belasting betaald overeenkomstig de intentie van de wet. Hij zegt: ik vind het zo geweldig dat jullie belasting gaan betalen die jullie moeten betalen, dat wij jullie aan de andere kant bij de erfbelasting een verlaging geven die net zo groot is als wat wij aan de andere kant hebben ingelopen. Dat is, begrijp ik, de redenering van de heer Leijnse.

De heer Leijnse (PvdA):

Ik moet toegeven dat de heer Reuten sterker is in zijn eigen teksten dan in de samenvatting van de mijne. Ik herken mij in het geheel niet in deze samenvatting. De crux van de zaak is de volgende. In het wetsvoorstel is een aantal wijzigingen aangebracht in de aanpak van het afgezonderd particulier vermogen. Die wijzigingen leiden ertoe dat de bezitters van dat afgezonderd particulier vermogen 150 mln. meer inkomensbelasting – dat gaat om box 2 of 3, maar ik vermoed dat dit voornamelijk om box 3 gaat – gaan betalen. Die vermogensbezitters zijn over het algemeen tamelijk rijke mensen, want het gaat om relatief flinke vermogens. Dat zijn dus in het gebied van de inkomstenbelasting extra belastinginkomsten aan de kant van de relatief hoge inkomens. Dat kun je niet ontkennen, lijkt mij.

De heer Reuten (SP):

Dat is toch de belasting die zij moeten betalen volgens de tarieven? Dat is toch de belasting die zij moeten betalen volgens de intentie van de wet? Dat is toch normaal?

De heer Leijnse (PvdA):

Als dat waar zou zijn, zouden wij de wet niet hebben hoeven te veranderen om die 150 mln. binnen te halen.

De heer Reuten (SP):

Nee, wij hebben de intentie van de wet, maar sommige mensen maken gebruik van de mazen in de wet en lopen dus naast de intentie van de wet. Daarom moeten wij de wet herstellen. Over de mensen die door die mazen gelopen zijn, zegt u dus: tof dat jullie nu moeten betalen; jullie krijgen het weer terug aan de andere kant.

De heer Leijnse (PvdA):

Dat hoort u mij niet zeggen.

De heer Reuten (SP):

Ongeveer wel. U hebt eerder in het debat gezegd: ik ben het met Reuten eens dat dit een ongelijkere vermogensverdeling tot gevolg heeft, maar aan de inkomstenbelastingenkant moeten zij weer betalen. Ik volg precies uw redenering.

De heer Leijnse (PvdA):

Mijnheer Reuten, nu moet u even bij de les blijven. Ik reageer op een opmerking van u die ziet op de "verscheving" van de vermogensverdeling. U wijst er terecht op dat de wijze waarop de tarieven nu worden veranderd, ertoe leidt dat er minder belasting wordt geheven bij hogere vermogens. Dat is wat u zegt. Ceteris paribus leidt dat tot een schevere vermogensverdeling. Daar geef ik u feitelijk volkomen gelijk in. Ik maak alleen de opmerking dat u voortdurend vergeet erbij te vertellen dat er in de inkomensverdeling als gevolg van de heffing van inkomstenbelasting – die niet voor niets inkomstenbelasting heet – 150 mln. extra wordt geheven bij de hogere inkomens. U moet dat gegeven er ook in betrekken. Dat is het enige wat ik zeg. Mijn appreciatie van die balans heb ik gegeven in mijn inbreng in eerste termijn.

De heer Reuten (SP):

Met u ben ik het geheel eens dat er in de inkomensverdeling een hogere belastingopbrengst komt.

De heer Leijnse (PvdA):

Kijk eens.

De heer Reuten (SP):

Daar ben ik het geheel mee eens. Ik zeg alleen dat het gaat om herstel van een ongerechtigheid.

De heer Leijnse (PvdA):

Het is heel goed mogelijk dat dit het geval is. Ik constateer alleen dat wij een wetswijziging nodig hebben om het zover te brengen en dat het in de huidige situatie nog niet zover is. Dat leidt dus tot een feitelijke extra belastingheffing van 150 mln. Ik zou zeggen: dat is prima, want dat betekent dat de hogere inkomens zwaarder belast worden in dat opzicht. Daar kunnen wij alleen maar voor zijn. Nogmaals, de totale appreciatie van die balans – die heb ik in eerste termijn ook al gegeven – is niet in alle opzichten positief, maar per saldo in het geheel wel. Ik leg u alleen voor dat u de andere aspecten van het wetsvoorstel wel degelijk ook bij uw verhaal over de scheefheid van de vermogensverdeling moet betrekken.

De heer De Boer (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor de beantwoording van de vragen. Hij is die ongeveer allemaal langsgegaan. Ik zal niet meer dank zeggen dan nu; het moet ook niet te gek worden natuurlijk.

De staatssecretaris heeft een aantal toezeggingen gedaan. Die zal ik gezien de tijd niet herhalen. De toezeggingen staan straks in de Handelingen. Die staan dus veilig.

Er is slechts één toezegging waar ik toch eventjes de vinger bij wil leggen. Dat betreft de toezegging inzake de defiscalisering van de inkomstenbelasting. De staatssecretaris heeft gezegd dat daar in begin 2010 een brief over komt. Hij wil vervolgens de benodigde wetswijziging meenemen in het Belastingplan 2011. Ik wijs de staatssecretaris erop dat wij hier al eerder een discussie hebben gehad over het meenemen in het Belastingplan van zaken die er wellicht niet in horen. Ik herinner mij nog de vliegtaks, waarover wij volgende week praten. De staatssecretaris heeft daar ook keurig een apart wetje van gemaakt. Ik verzoek de staatssecretaris om nu niet weer in de fout te gaan door zaken in het Belastingplan te stoppen die er eigenlijk niet in horen. Dat geef ik aan hem mee. Hij zal er ongetwijfeld in verstand en wijsheid mee omgaan.

Het volgende punt heb ik al een aantal keren benoemd. De staatssecretaris zegt dan misschien: u hebt dat al een paar keer gedaan; maar driemaal is scheepsrecht. Ik ga akkoord met de wijze waarop de staatssecretaris de zaken rondom de ANBI's heeft samengevat. Ik heb dit punt ook genoemd in het kader van kerkelijke organisaties. Ik citeer nogmaals wat in de memorie van antwoord staat. Ik constateer op voorhand dat hij in zijn antwoord eigenlijk hetzelfde heeft gezegd. Ik bevestig dat dus nu. Als de staatssecretaris het ermee eens is, zal hij er niets over zeggen, of zal hij zeggen: ja, het is waar. Het citaat is het volgende: bij kerkelijke en levensbeschouwelijke organisaties wordt van oudsher impliciet aangenomen, overigens bevestigd in de jurisprudentie, dat zij zich volledig richten op het algemeen belang. Dat is ook ons standpunt, maar ik hecht eraan om hier heel klip-en-klaar nogmaals te zeggen dat het ook helemaal vastligt dat de huidige jurisprudentie ook in deze gemoderniseerde wet gehandhaafd wordt.

Het laatste punt betreft de voorlichting. Misschien kan de staatssecretaris toch nog kort ingaan op onze vraag op welke wijze hij een ongetwijfeld transparante en duidelijke voorlichting aan de burger geeft. Dat lijkt mij voor de overheid een zaak die meer dan de moeite waard is, ook al doe je het misschien om extra werk te voorkomen. Dat is echter niet het belangrijkste, het belangrijkste is dat je voor de burger duidelijk moet zijn in de voorlichting.

Onze fracties zullen dit wetsvoorstel steunen.

De heer Essers (CDA):

Voorzitter. Ook ik dank de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor de zeer adequate beantwoording van de door ons gestelde vragen in eerste termijn. Die dank geldt overigens voor het gehele wetgevende proces rond dit wetsvoorstel in deze Kamer. Ofschoon de Kamer weinig tijd was gegund, zijn wij er met ons allen toch in geslaagd om dit historische wetsvoorstel te voorzien van een finale waarin nog vele nieuwe aspecten en inzichten aan bod zijn gekomen. Wat dat betreft hecht ik eraan en ben ik trots, voorzitter te mogen zijn van een commissie die in een zo korte tijd zo veel kwaliteit weet op te leveren. Ook al zijn wij het lang niet altijd eens, wij mogen wel trots zijn op dat wat deze commissie presteert. Wat de historie van het successierecht betreft baseer ik me op het onlangs uitgebrachte indrukwekkende boek over de geschiedenis van de Belastingdienst. Daaruit blijkt dat al in 1805 het eerste recht van successie werd geïntroduceerd. Vandaar dat ik vanaf 1805 ben begonnen.

Wat zijn nu de resultaten van dit debat? Als het stof van de schriftelijke behandeling en van de behandeling in eerste termijn is gaan liggen, wat zijn dan de concrete vruchten van dit debat? Wat de CDA-fractie betreft is dat de verduidelijking van de positie van culturele instellingen die thans de ANBI-status al hebben. Met de staatssecretaris hebben wij op dit terrein inderdaad een duidelijk akkoord bereikt. Veel verenigingen die in onzekerheid verkeerden omtrent hun positie, hebben nu die duidelijkheid wel gekregen. Daarvoor zijn wij dankbaar.

Veel fiscale discussies en wetsvoorstellen gaan over de vraag hoe ondernemingen kunnen worden gestimuleerd. Dat zal ook volgende week weer blijken als wij het belastingpakket gaan behandelen. Dat is ook terecht, want ondernemingen zijn immers de motoren van onze economie. Maar zonder de verenigingen waar wij het vandaag vooral over gehad hebben, de koren, de gildes, de schutterijen, de fanfares en harmonieën, zal onze samenleving kil en kleurloos zijn. Daarom is het goed dat tijdens dit debat zoveel zorg en aandacht aan het levende culturele erfgoed is besteed. Wij stellen ook de toezegging van de staatssecretaris op prijs, dat de uitvoering van de regeling periodiek zal worden geëvalueerd en dat er ook over zal worden gerapporteerd, en dat de Belastingdienst zoals gebruikelijk constructief en redelijk met de ANBI- en SBBI-regeling zal omgaan.

Belangrijk is ook de toezegging van de staatssecretaris over een overgangsregeling op maat voor periodieke giften aan ex-ANBI's. De voorwaarde dat er in dat geval geen contractuele mogelijkheid mag bestaan om de periodieke gift stop te zetten, is van belang omdat het naar verluidt pas sinds november 2008 expliciet is toegestaan om in de akte waarin deze schenking is vastgelegd, te bepalen dat bij verlies van de ANBI-status de gift kan worden stopgezet. Ook de andere voorwaarde, namelijk dat geen sprake mag zijn een periodieke gift aan een familiestichting, achten wij redelijk.

Verder heeft de staatssecretaris de bereidheid uitgesproken, een voorstel tot wetswijziging in te dienen om de verhoogde vrijstelling van schenkingen aan kinderen tussen 18 en 35 ten behoeve van de verwerving van een eigen woning uit te breiden naar schenkingen ter zake van de vervroegde aflossing van een eigenwoningschuld, mits daar een voldoende basis, een meerderheid, voor bestaat in deze Kamer. Hij heeft in de betogen van de heren Ten Hoeve en Leijnse kunnen horen dat aan hun kant in ieder geval die steun bestaat. Ik heb het mandaat, ook van de heer De Boer van de ChristenUnie, die weer namens de SGP sprak, om die steun ook namens hem uit te spreken. Dus samen met de CDA-fractie. Ik heb de andere partijen er niet expliciet naar gevraagd, maar in elk geval is er een grote meerderheid om dit voorstel inderdaad door te voeren. Dat leidt ertoe dat de hypothecaire schuldenlast zal afnemen. Het voordeel voor de schatkist is dan dat er belasting wordt gewonnen, omdat er minder hypotheekrente wordt afgetrokken. Mogelijk kan de staatssecretaris dan ook voorzien in de beroemde defiscalisering. Wij wachten wat dat betreft de aangekondigde brief af. Wij hopen ook dat dit gaat leiden tot wetsvoorstellen.

Wij hebben ten slotte goede nota genomen van alles wat vandaag is opgemerkt over de APV's, over de bedrijfsopvolgingsregeling, over het amendement over mantelzorg en de hardheid die kennelijk vastzit aan de toepassing van artikel 10. Lex dura sed lex. Wij spreken de hoop uit – en ik ben er eigenlijk ook wel vrij zeker van – dat wij niet meer 200 jaar hoeven te wachten voor de eerstkomende grondige herziening van de Successiewet. Als wij meer gaan nadenken over integratie van alle op draagkracht gebaseerde heffingen in één wet en als wij meer gaan nadenken over een economisch eigendomsbegrip, ben ik ervan overtuigd dat wij veel minder hoeven te zeggen "lex dura sed lex" en dat het een goed geïntegreerde inkomensbelastingheffing zou kunnen zijn.

Het spreekt voor zich dat wij voor dit wetsvoorstel zullen stemmen.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Dank aan deze Kamer voor de steun, voor de vragen en voor de snelle behandeling. Ook zeker dank voor de complimenten, heel terecht, aan het departement. De heer Leijnse sprak die specifiek uit, maar ook anderen hebben dat gedaan, ook over de wetgevingskwaliteit.

Ik moet inderdaad één ding tegenover de heer Leijnse rechtzetten. De passage over de moed was zeker niet bedoeld om mijzelf op de borst te slaan, maar was meer anekdotisch bedoeld. Sterker nog: er zijn momenten geweest – ik zal maar eerlijk zijn – dat ik juist dacht dat het eerder dom dan moedig was wat ik had gedaan, dat de moed mij in de schoenen zonk en dat ik mij afvroeg waar ik aan begonnen was als ik weer de krantenkoppen zag over dingen waarvan ik niet dacht dat ik ze voorgesteld had. Uiteindelijk bleek dat ook meestal niet zo te zijn. Maar ja, de rectificatie de volgende dag in de krant is dan op pagina 16 en zo. De opening is er dan al geweest en iedereen denkt dat het ook zo is. Maar daar zul je nu eenmaal een beetje mee moeten leven. Sterker nog: toen de wet in de Tweede Kamer nota bene al was aangenomen, vroegen nog heel veel mensen aan mij of de Successiewet nog doorging, want het lukte toch allemaal niet in de Tweede Kamer. Dan zei ik dat die was aangenomen, waarop de reactie was: o, maar de wijnaccijns was toch verhoogd? Dat was namelijk de kop in veel kranten. Er wordt 300 mln. verschoven in deze wet, waaronder 7 mln. na een amendement van de Kamer. Een van de koppen in een kwaliteitskrant was "kabinet verhoogt wijnaccijns", maar het was een amendement van de Kamer. Maar goed, met dat alles moet je leven. Dat doe ik ook. Dan is het soms tijd om in anekdotische vorm iets over mijn favoriete serie Yes, Minister te zeggen. Ik ben het echter helemaal met de heer Leijnse eens, want ik heb maar een miniem deel van het werk gedaan.

Het zijn de ambtenaren die massaal voor zo'n groot wetsvoorstel, terecht ook, op de tribune zitten, die al het werk hebben gedaan. Soms ook tot diep in de nacht en ook de ambtenaren van de Belastingdienst. Er is echt een prachtige samenwerking geweest tussen DGFZ, en ook de verdragentak toen dat speelde, en de Belastingdienst om tot dit wetsvoorstel te komen. Ik ga dan ook uit van een soepele invoering en een soepele aanpak van onder andere die APV's, omdat de Belastingdienst daar heel erg bij betrokken is geweest en nu ook in een technische briefing informatie heeft gegeven.

Transparantie in de trust is inderdaad een van de punten die in deze wet doorbreken. Ik ben op zichzelf ook heel belangstellend naar de uitwerking ervan. Het lijkt mij goed om er in 2012 verder bij stil te staan, zoals eerder is toegezegd.

De heer Leijnse spreekt mij erop aan dat het derdentarief fors omlaag is aan de bovenkant. Het begint nu op 30%, terwijl het oude tarief zelfs bij de kleinste verkrijging al begon op 41%. Het nieuwe toptarief ligt dus onder het oude entreetarief voor heel kleine verkrijgingen voor derden, onder wie neefjes en nichtjes. Een van de illustere leden van de Eerste Kamer, Hannie van Leeuwen, heeft dat hier vaak als een onrechtvaardigheid aangekaart. Dat deed zij overigens met brede steun, want het was niet alleen de CDA-fractie.

Ik kan mij goed voorstellen een nadere gedachtewisseling meer ten principale met de Kamer te zullen hebben over de zorgplicht.

Ik kom bij een aantal specifieke vragen. De heer Biermans vraagt: waarom niet één vrijstellingspercentage van 100. De 90% in het wetsvoorstel was genoeg om de problemen weg te nemen; dat heb ik met de familiebedrijven ook zo besproken. Het is geen 100% geworden, omdat het niet de bedoeling was om per se een belastingvrijdom te gunnen, maar om knelpunten in de praktijk op te lossen. Die 90% was in ieder geval voldoende voor de situaties die wij kenden in de praktijk. Het amendement luidt nu 100% voor kleine ondernemingen en 83% voor het merendeel. Bij ministeriële regeling zal ik er meer duidelijkheid over geven wat een objectieve onderneming is, zodat problemen zo veel mogelijk worden weggenomen. Dat heb ik al toegezegd. Ik zal bij de evaluatie meenemen of het amendement problemen oplevert ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van het kabinet.

De heer Ten Hoeve heeft een bevestiging gevraagd van het mantelzorgverhaal. Ja, ook bij gewoon vijf jaar samenwonen is er de partnervrijstelling conform de oude regeling. Mits er een compliment is. Of er is een compliment met een notariële akte. Ik kan bevestigen wat de heer Ten Hoeve vraagt.

Hij vraagt nog naar de 10% rondom het belaste APV. De inbrenger betaalt geen inkomstenbelasting in Nederland. De winstbelasting is voor de buitenlandse fiscus, ervan uitgaande dat het vehikel, wat het waarschijnlijk is, in het buitenland staat. Maar gaat het om een niet-transparant vehikel, dan is er wel heffing van schenk- en erfbelasting bij de schenking door een APV en bij het overlijden van de inbrenger. Stel dat blijkt dat die 10% constructiegevoelig is omdat een bepaalde jurisdictie ergens zich openstelt – die kennen wij overigens op dit moment nog niet – vanwege deze Nederlandse wetgeving en precies op 10% gaat zitten. Dat hebben wij in de vennootschapsbelasting gezien: een bepaald eiland in de mediterrane omgeving zat precies op 10% vennootschapsbelasting, waardoor ons artikel 10a in de Wet Vpb ineens constructiegevoelig bleek te zijn, de safeharborbepaling. In 2007 heb ik met een nota van wijziging bij het Belastingplan 2008 die safeharbourbepaling wat strakker gemaakt, zodat wij er geen last meer van hadden. Wij houden hier ook de vinger aan de pols en kijken of dat zich hier voordoet.

De heer Ten Hoeve heeft gevraagd naar de verhoogde vrijstelling van € 50.000. Kun je € 26.000 in de woning stoppen en € 24.000 ergens anders in hetzelfde jaar? Het antwoord is ja. Die € 24.000 blijft vrij besteedbaar en er komt een plus van € 26.000 in dat jaar die je alleen voor de eigen woning mag gebruiken onder de voorwaarden die in de wet staan. Dat stukje van € 24.000 blijft de normale eenmalige vrijstelling.

De heer Leijnse heeft het over de evaluatie gehad. Voor alle duidelijkheid, het gaat over het APV-regime. Ik zal nauwgezet de vinger aan de pols houden bij de ANBI's en de SBBI's en kijken of het goed gaat. Dat is iets anders dan een evaluatie. Wat de APV's betreft, zullen wij echt een specifieke evaluatie doen.

De heer Ten Hoeve had het over de BOR. Mijn antwoord sloeg inderdaad alleen op het meenemen van goodwill in de waardering. Dat is een probleem. Het is een reden om de vrijstelling te verhogen. De andere reden is het voorkomen van liquiditeitsproblemen.

De heer De Boer vraagt naar de voorlichting. Ik heb in mijn eerste termijn al heel globaal een aantal punten genoemd. Het gaat om persberichten, informatie op websites van het ministerie van Financiën en het eindejaarsbericht, dat in veel kranten nagenoeg geheel wordt overgenomen. Belangrijk zijn ook degenen die de mensen adviseren. Zeker als het om ingewikkeldere dingen gaat, is het belangrijker dat je het intermediaire kanaal pakt. In dit geval zijn dat niet alleen bijvoorbeeld de Beconmensen van de administratiekantoren, maar ook de fiscale adviseurs en zeker de KNB, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Wij zullen er nauwgezet op inzetten om voldoende informatie te geven.

Ik kom bij de kerkelijke organisaties. Ik heb in de memorie en de nadere memorie aangegeven, overigens iedere keer met een kleine toevoeging, dat het om kerkorganisaties gaat die nu al een ANBI-status hebben. Dat zijn naar ik meen de kerken waarop de heer De Boer doelt. Er zijn ook bepaalde kerkelijke organisaties waarvan de heer De Boer niet zal vinden dat het kerken zijn; de fiscus vindt dat ook niet altijd. Ik denk niet dat de heer De Boer een heel sterk pleidooi zal houden voor een ANBI-status voor bijvoorbeeld de Satanskerk. De kerkorganisaties die nu al een ANBI-status hebben – die hadden zij vaak via een koepelconvenant – zullen naar verwachting nagenoeg uitsluitend het algemeen nut dienen.

Complimenten aan de vaste commissie voor Financiën en de heer Essers als voorzitter daarvan. Uw Kamer heeft de vertraging ingehaald die wij in de Tweede Kamer hebben opgelopen. Niet alleen ik ben u daar heel dankbaar voor, maar ook heel veel mensen in het land. Ik heb in mijn eerste termijn al aangegeven dat ik veel brieven heb gekregen van mensen die bang waren dat zij volgend jaar zouden overlijden en dat hun erfgenamen dan nog steeds een hoger tarief zouden moeten betalen. Het is een heel bijzondere belasting, een bijzondere gebeurtenis, maar dit is wel het geval. Zij zullen heel blij zijn met deze spoedige behandeling in de Eerste Kamer. U hebt laten zien dat zorgvuldigheid en snelheid samen kunnen gaan. Kijk naar het verslag, twee keer zelfs, de memorie en de nadere memorie. Het zijn beide lijvige en ook kwalitatief omvangrijke en goede documenten geworden die echt een significante bijdrage aan de wetgevingsgeschiedenis hebben geleverd. Ik kan het nu met zekerheid zeggen: ik geloof echt dat wij er zijn, dat het wetsvoorstel klaar is om aangenomen te worden en dat de Belastingdienst de wet constructief en redelijk, om de woorden van de heer Essers te gebruiken, zal uitvoeren.

De heer Reuten (SP):

In de bijdrage in tweede termijn van senator Leijnse zat een punt waarvan ik dacht dat de staatssecretaris daarop zou ingaan. De heer Leijnse sprak over belastingomzeilende hoge inkomens en hoge vermogens. De implicatie van wat hij zei – daar maak ik mij zorgen over, en ik dacht de staatssecretaris ook – is: de domheid van de lage inkomens is dat ze de inkomstenbelasting betalen die ze behoren te betalen. Als ze die domheid niet hadden begaan, zouden ze nu volwaardig hebben meegedeeld in de verlaging van de erfbelasting. Wat vindt de staatssecretaris daarvan?

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb dat de heer Leijnse totaal niet horen zeggen, maar dat kan hij beter zelf zeggen.

De heer Reuten (SP):

De slimheid van de belastingomzeilende hoge inkomens was dat ze dat deden, en als beloning krijgen ze een vermindering van de successiebelasting. Ik keer dat om: kennelijk zijn de lage inkomens zo dom geweest om dat niet te doen. Anders hadden ze even volwaardig meegedeeld in de verlaging van de successiebelasting.

De heer Leijnse (PvdA):

Als de heer Reuten iets wat ik heb gezegd aan de staatssecretaris wil voorleggen, kan hij dan niet beter een paar minuten van zijn spreektijd aan mij afstaan, zodat ik het zelf kan verwoorden?

De heer Reuten (SP):

Ik reageer op wat u zegt.

De heer Leijnse (PvdA):

U vat mijn woorden volkomen verkeerd samen, en legt dat aan de staatssecretaris voor. Dat lijkt mij een onvruchtbaar debat, voorzitter.

De voorzitter:

Het staat ieder lid vrij om gedachten aan de staatssecretaris voor te leggen. Ik heb ook vandaag gezien dat de staatssecretaris mans genoeg om daarop te reageren.

Staatssecretaris De Jager:

Ik sta in de startblokken om de heer Reuten van repliek te dienen.

Ik heb de heer Leijnse horen zeggen dat in de inkomstenbelasting juist de hogere inkomens, in ieder geval als je kijkt naar de vermogensverdeling, meer gaan betalen. Als het gaat om een scheve verdeling, verwijs ik naar de lijstjes die ik op vragen van de heer Reuten over het Belastingplan heb geleverd. Dankzij hem kwamen we tot de bijna bizarre ontdekking dat het bovenste deciel 72% van de inkomsten- en loonbelasting betaalt. De hoogste 10% van het inkomensgebouw betaalt dus 72% van de loon- en inkomstenbelasting, exclusief premies volksverzekeringen. Grappig is dat ik het met de heer Leijnse eens ben dat die scheve verhouding – misschien niet de scheve verhouding waarop de heer Reuten doelt – nog wat groter dreigt te worden, door het feit dat we hiermee de hogere vermogens nog iets meer belasten. Verder wil ik het volgende echt recht zetten, om te voorkomen dat we straks met een verkeerd gevoel en met verkeerde feiten deze prachtige zaal verlaten, als dit wetsvoorstel hopelijk is aangenomen. De kleinere verkrijgingen betalen straks helemaal niets meer. De heer Reuten zegt dat de armen belasting betalen. Nee, het mooie van dit wetsvoorstel is dat waar nu nog 88.000 kinderen per jaar betalen, straks nog maar 66.000 kinderen per jaar successiebelasting betalen. Daar gaat dus gewoon een fors aantal vanaf. Het mooie is dat er straks, als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, per jaar nog maar 500 partners met de allerhoogste verkrijgingen in Nederland zijn die successiebelasting betalen. De rest betaalt het gewoon niet meer. Die hele onderkant waarover de heer Reuten het iedere keer heeft, betaalt dus geen successiebelasting, betaalt niks en minder dan niks kun je niet betalen.

De heer Reuten (SP):

Sinds die tarieven zijn ingesteld, is er behoorlijk wat inflatie geweest.

Staatssecretaris De Jager:

Maar de vrijstelling gaat nu met € 19.000 omhoog. Het is net niet een verdubbeling, maar het komt toch in de buurt daarvan. Dat is heel wat meer dan de inflatie, zeker die van nu.

De heer Reuten (SP):

Nee, u weet zelf ook wel dat er een drempel van € 23.000 in zit. Zoals u het zegt, zit het niet in elkaar.

Staatssecretaris De Jager:

De voetvrijstelling blijft. Het was inderdaad een aflopende drempelvrijstelling, die voor kinderen fors lager was dan de nieuwe voetvrijstelling, die altijd behouden blijft. Mijn motto is: kleine verkrijgingen gaan er hiermee op vooruit. Kleine verkrijgingen, dus voor kinderen tot € 19.000 per kind, gaan straks niets meer betalen, en verkrijgingen daar net boven blijven een voetvrijstelling houden, terwijl in het oude systeem de drempelvrijstelling lager werd naarmate de verkrijging groter werd. Aan de bovenkant wordt inderdaad geprofiteerd van lagere tarieven. Het is een prachtig systeem. Nogmaals dank voor de samenwerking met uw Kamer, voorzitter.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

De aanwezige leden van de fractie van SP wordt aantekening verleend dat zij geacht wensen te worden tegen het wetsvoorstel te hebben gestemd.

Sluiting 20.43 uur

Naar boven