Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet in verband met het schrappen van de beperking van de tarieven van de onroerendezaakbelastingen (31133).

De beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik dank de leden voor de snelle behandeling van het wetsvoorstel. Ik hecht daar groot belang aan. Het gaat immers om de uitwerking van een afspraak in het bestuursakkoord. Die moet als het kan op 1 januari van kracht worden. De afspraak is gemaakt in het kader van herstel van vertrouwen tussen Rijk en gemeenten. Alle woordvoerders hebben daarover gesproken. Het kleine wetsvoorstel legt met het schrappen van de maximering de basis voor goede verhoudingen tussen Rijk en gemeenten. De maximering van de ozb was de gemeenten en de VNG blijkbaar een doorn in het oog. De gemeenten beschouwen de belastingen als een belangrijke graadmeter voor het vertrouwen tussen kabinet en gemeenten. Ik zeg dit met name tegen de heer Schaap, die ik overigens feliciteer met zijn maidenspeech.

De belastingen zijn niet de enige graadmeter voor mij bij autonomie en beleidsvrijheid. Dit punt raakte de gemeenten echter diep. Voor mij is de zuiverheid in verantwoordelijkheden essentieel bij deze wet. De gemeentelijke autonomie moet echt wat betekenen. Dit punt is door alle woordvoerders naar voren gebracht. Als de gemeente besluit tot een extra voorziening, bijvoorbeeld een tweede zwembad, is dat een afweging binnen de gemeenteraad. Dat veronderstelt zowel verantwoordelijkheid voor de gemeente als verantwoording van die gemeente aan haar burgers, evenals een goed publiek debat in de gemeenteraad. De heer Schaap leek daaraan te twijfelen, maar het gaat om het democratische debat in de gemeenteraad en daarvoor moet het belastinggebied iets voorstellen. Gemeenten hechten hier blijkbaar veel waarde aan.

Het Rijk moet aan de individuele gemeenten ruimte laten, maar moet de eigen verantwoordelijkheid niet verzaken. Ik benadruk dat de verantwoordelijkheid voor het Rijk in dit geval de macrolastendruk betreft. Daarvoor zijn de afspraken gemaakt omtrent de macronorm, met het oog op de beheersing van de collectievelastendruk. De meeste leden van deze Kamer hebben hierover iets gezegd. Eigenlijk heeft niemand, behalve de heren Schaap en Holdijk, de essentie van het wetje, dit heel kleine wetje, aangepakt, maar allen hebben gesproken over de macroverantwoordelijkheid en de macronorm.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Voor mijn duidelijkheid: ik hoor de staatssecretaris spreken van een heel klein wetsvoorstelletje. Volgens mij is dit driedubbelop. Ik wil haar vragen om hiermee wat voorzichtiger te zijn. De VNG vindt dat de limitering eraf moet; die is haar een doorn in het oog. Verder heeft de Vereniging Eigen Huis driekwart miljoen mensen weten te mobiliseren voor het tegendeel; als handtekeningenophaler weet ik dat dit erg veel is. We moeten er dus voor oppassen om te zeggen dat het hier over bijna niks gaat.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Nee, dat zeg ik niet. Het gaat om een klein wetje...

De heer Kox (SP):

Een klein wetje met een grote impact dan maar?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ja, want ik vind de lokale autonomie en het eigen belastinggebied juist van groot belang. De VNG vindt die ook van groot belang, evenals alle gemeenten; zij hebben niet voor niets die circustent op het Malieveld neergezet. Dit is bijna het symbool geworden van de inperking van de lokale autonomie. Ik zeg dus niet dat het onbelangrijk is, maar wilde zeggen dat de Kamer eigenlijk alleen over de toelichting heeft gesproken en niet zozeer over het wetsvoorstel op zich; in de toelichting wordt immers de macronorm omschreven.

Voor mij is de essentie van het wetsvoorstel dus de afschaffing van de limitering. Dat impliceert ook de teruggave van autonomie waarover mevrouw Bemelmans sprak, die bovendien verwees naar Europa. Ik zie dit als een eerste stap op weg naar het herstel van het belastinggebied. De Kamer ging echter vooral in op de macronorm. Met nadruk zeg ik hier dat wij deze niet zien als een sanctiemiddel, maar als een invulling van de verantwoordelijkheid van het Rijk voor de macrolastendruk; zoals gezegd is het Rijk voor die collectievelastendruk verantwoordelijk. Het zal ieder jaar worden bekeken. Daarbij wordt terug- én vooruitgekeken.

Ik schets de stappen die wij hierbij voor ogen hebben. In het komende voorjaar, rond maart 2008, is er inzicht in de ontwikkeling van de macro-opbrengsten; een en ander wordt afgezet tegen de ontwikkelingen in 2007. De macronorm van 3,75% is inmiddels genoemd. Bij overschrijding zoeken wij naar oorzaken: welke beleidsmatige afwegingen hebben hierbij een rol gespeeld, kunnen die de overschrijding verklaren? Dit wordt geagendeerd in het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen met het VNG, om een bestuurlijke weging van de overschrijding te maken. Daarover zijn afspraken gemaakt en de VNG en 94% van de gemeenten in de ledenvergadering hadden daartegen geen bezwaar. In het bestuurlijk overleg wordt gesproken over de wijze waarop wij hiermee willen omgaan. Het kabinet beziet dan of er een correctie nodig is op de omvang van het Gemeentefonds. Een eventuele verwerking van de correctie kan in een circulaire aan de gemeenten en in de Gemeentefondsbegroting worden aangegeven. Het gaat hierbij dus niet om een automatisme. De heer Engels vroeg hoe dit is gerelateerd aan het normale overleg. Naar ons idee past dit heel goed in de afgesproken systematiek.

Tot zover mijn algemene opmerkingen. Ik zal nu de vragen van de sprekers behandelen.

De heer Engels (D66):

Voorzitter. Ik keek net nog even in mijn tekst en ik sprak nadrukkelijk niet over de macronorm als sanctie, maar over de figuur van de macronorm, waarin naar mijn mening toch een sanctie-element zit. De staatssecretaris heeft de procedure geschetst en die is voor mij helder. Zij heeft duidelijk gemaakt dat het kabinet ook zonder de instemming van de VNG kan overgaan tot de sanctie. Maar zo'n element is dus aanwezig en dat kleurt toch onze opvatting van de figuur van de macronorm, afgezet tegen het argument van een vergroot vertrouwen tussen Rijk en gemeenten.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Het is geen sanctie, maar kan wel als sanctie worden ervaren. Het is echt gebaseerd op het onderscheid in verantwoordelijkheid en de verdeling daarvan. De verantwoordelijkheid van het Rijk betreft hetgeen door mevrouw Bemelmans uitdrukkelijk in de discussie werd ingebracht en ook in de motie stond: de collectievelastendruk in de gaten houden. Daarvan is dit een onderdeel. In dat kader zijn de afspraken gemaakt en daarover bestaat ook geen misverstand. De gemeenten hebben de individuele verantwoordelijkheid om hun eigen belastingen te heffen en dat is ook de essentie van dit wetsvoorstel.

De heer Engels (D66):

Mag ik het dan zo begrijpen dat de VNG en de gemeenten zelf niet de neiging hebben om over een sanctie te spreken, maar dat zij als medeoverheid accepteren dat het Rijk op dit punt een specifieke verantwoordelijkheid draagt?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ja, zo zien zij het ook. Zij zien het als de verantwoordelijkheid van het Rijk om ervoor te zorgen dat de collectievelastendruk niet exorbitant wordt verhoogd. In de overleggen is eigenlijk ook nooit over sanctie gesproken. Van belang is dat men vond dat de limitering geen recht deed aan de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenteraden om keuzen en afwegingen te maken over extra zaken en allocatie, daarvoor de lasten te verhogen, daarover aan de burger in de betreffende gemeenten verantwoording af te leggen en daarop na vier jaar eventueel te worden afgerekend. Ik beschouw dit als een stap op weg naar het herstel van het belastinggebied.

Ik begrijp dat de heer Schaap, tegen de achtergrond van de afschaffing van de totale ozb, niet zo te spreken is over wat er is gebeurd. Wij verschillen hierover gewoon van mening. Het kabinet is wel een voorstander van de ozb en brengt de afwegingen terug bij de gemeenteraad, waar die ook horen. Met betrekking tot de macrolastendruk vroeg hij of er ook andere argumenten waren en of er knelpunten zijn ervaren bij de gehanteerde systematiek. Knelpunten werden bij de micronormering wel degelijk ervaren. In de Tweede Kamer ben ik daar uitgebreid op ingegaan, maar ik zal er hier ook een aantal noemen. De micronormering legt de tariefsverantwoordelijkheid voor de ozb ook bij het Rijk, en als afgeleide daarvan bij de provincies. Dat is in strijd met de eenduidige verantwoordelijkheidsverdeling. De invulling van de micronorm is bovendien in strijd met het sinds jaar en dag onomstreden principe in de financiële verhouding dat elke gemeente bij gelijk tarief een gelijk voorzieningenniveau zou moeten kunnen realiseren. Dit is het bekende rekentarief in het Gemeentefonds. De micronorm is echter gekoppeld aan het tarief dat op het moment van invoering in de gemeente gold. Gemeenten die een hoog tarief hadden, kunnen dat dus hoog houden. Gemeenten die destijds echter een laag tarief hadden, mogen dat slechts beperkt laten stijgen tot het rekentarief. Die gemeenten ervaren dat terecht als onrechtvaardig. Verder acht ik het in algemene zin niet de verantwoordelijkheid van het Rijk om een uitspraak te doen over het voorzieningenniveau en de tariefstelling in een individuele gemeente; dat hoort echt bij de verantwoordelijkheid van de lokale bestuurders.

Waarom baseer ik het vertrouwen in die gemeenten? De gemeenteraad is bij uitstek – als ik goed naar de voorzitter heb geluisterd, is de heer Schaap zelf gemeenteraadslid geweest – het forum waar het debat over het voorzieningenniveau moet worden gevoerd. Het college moet dat debat aangaan in het kader van een eventuele belastingmaatregel. De gemeenteraad kan ook het best beoordelen wat noodzakelijk is in een concrete situatie. Daarnaast ben ik echt van mening dat gemeenten in het algemeen zorgvuldig en niet lichtvaardig met deze afwegingen omgaan. Ik ken de gemeente van de heer Schaap een beetje en weet dat dit daar zo was. De tarievenlijstjes tonen dat ook aan; ik zie de oud-commissaris van de Koningin in Overijssel een beetje lachen aan de andere kant van de zaal. Als oud-bestuurder in de gemeente Hof van Twente weet ik dat er serieuze debatten over tariefstijgingen werden gevoerd. Er werd zeker niet lichtvaardig mee omgegaan. Sterker nog, er werd altijd gekeken naar het perspectief van bijvoorbeeld de provincie. De laatste cijfers van de Vereniging Eigen Huis – de heer Kox heeft deze al genoemd – steunen dit vertrouwen in de gemeenten. De gemiddelde ozb-aanslag stijgt met 3%, wat geenszins een grote stijging is. Het is dus alleszins redelijk om vertrouwen in de gemeenten te hebben. Gemeenteraadsleden en -bestuurders die er niet zorgvuldig mee omgaan, zullen daarop worden afgerekend bij de volgende verkiezingen, wat ook zo hoort. Gemeenten vinden het belangrijk dat wij als Rijk en regering geloof hechten aan de afwegingen op het gemeentelijk niveau en dat ook uitstralen.

De heer Schaap heeft ook gevraagd: waarom al die haast, is het wel gedegen wetgeving? In mijn ogen is het zeker gedegen wetgeving. Wat is afgesproken in het bestuursakkoord met de VNG, moeten wij proberen te realiseren, zeker als daaraan zo veel waarde wordt gehecht. In die zin ben ik blij dat de Tweede en Eerste Kamer meewerken aan een snelle behandeling van het wetsvoorstel, zodat het per 1 januari van kracht kan worden.

In het kader van de macronorm ben ik nog niet ingegaan op de trapsgewijze invulling. Er is gesproken over een "sanctie". Zoals gezegd, vind ik het geen sanctie. Als er wordt ingegrepen, dan kan dat inderdaad trapsgewijs plaatsvinden. Mevrouw Bemelmans had daarin gelijk. Dit sluit aan bij wat ik heb toegezegd aan de Tweede Kamer. In reactie op de aangehouden motie van mevrouw De Pater-van der Meer zal ik daarover nog een brief sturen. Daarin zal worden uitgelegd hoe wij dat voor ogen hebben.

Ik ben het niet eens met het beeld dat de VNG een belangenvereniging is die zich voegt in de verantwoordelijkheid van het Rijk. De collectievelastendruk is onze verantwoordelijkheid. De VNG doet daarin haar werk, maar dit is geheel in overeenstemming met wat gebruikelijk is in het overleg over de financiële verhouding zoals wij dat voeren met de VNG. De VNG heeft daarin haar eigen rol. Dit gebeurt op een transparantie wijze; wij zullen uitleggen wat er gebeurt.

Ik ben blij dat de heer Engels zo staat voor de lokale autonomie. Hij heeft gezegd dat die voor hem in relatie staat met de grote decentralisatie die zal moeten plaatsvinden. Wij werken daar hard aan. Hij gebruikte de term "taskforce", die ik niet meer mag toepassen. De Tweede Kamer is niet zo voor de Engelse aanduiding, zodat ik over "taakgroep" moet spreken. Bij de begrotingsbehandeling van vorige week heb ik beloofd dat wij dit zullen doen. Er wordt in ieder geval hard gewerkt om meer taken naar gemeenten en provincies te decentraliseren.

De heer Engels en mevrouw Bemelmans hebben gesproken over de uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied. Ik heb inderdaad aan de Tweede Kamer geschreven dat er geen nieuwe rapporten hoeven te worden geschreven omdat er al zo veel zijn. Eigenlijk moeten wij maar eens over die rapporten gaan spreken met de VNG. De uitkomsten daarvan zullen wij uiteraard melden aan de Eerste en Tweede Kamer.

De heer Engels heeft verwezen naar de commissie-Van Aartsen; het is mij niet ontgaan dat hij daarin ook een inbreng heeft geleverd. Een aantal zaken is in dit verband punt van discussie. Welk verschil in voorzieningencapaciteit tussen gemeenten is acceptabel? Hoe groot mag het effect van lokale voorkeuren op de koopkracht van inwoners zijn? Hoe belangrijk is het om de financiële positie onafhankelijk te laten zijn van conjunctuurinvloeden? Mevrouw Bemelmans heeft hier nadrukkelijk naar gevraagd. Ik ben blij dat zij met veel waardering sprak over het BFA-rapport in de richting van mijn voorganger en de ambtenaren. Ik ben van plan om dat rapport – waarin inderdaad de buffer- en allocatiefunctie zitten – als uitgangspunt te nemen voor de gesprekken met de VNG. Op basis van dat rapport zal ik uiteindelijk ook het gesprek met de Kamer aangaan. Volgens de planning gebeurt dit inderdaad in het voorjaar, hoewel maart wel erg snel is. Laten wij het voorjaar ietsje rekkelijker nemen.

De overheveling van de specifieke uitkeringen naar het Gemeentefonds zit niet in de taakgroep. Hiervoor is een eigenstandig traject ingezet waarover ik apart zal rapporteren aan de Eerste en Tweede Kamer. Het zal alleen lukken als beide Kamers durven los te laten. Dit heb ik nadrukkelijk tegen de Tweede Kamer gezegd. Er moeten dus niet allerlei nieuwe specifieke regelingen worden bedacht. Dat ligt niet altijd aan de woordvoerders voor Binnenlandse Zaken, maar vaak aan de vakwoordvoerders voor de verschillende hoofdstukken. Ik heb dat in de Tweede Kamer gevraagd en ik denk dat de heer Engels onze ambassadeur kan zijn en dat element wat nadrukkelijker onder de aandacht van de collegae kan brengen. Dit zeg ik met nadruk tot de CDA-fractie.

Op de macronorm ben ik ingegaan. De heer Engels heeft gevraagd of zelfcorrectie mogelijk is. Daarop ben ik in het algemene betoog over de macronorm nog niet zo nadrukkelijk ingegaan. Ja, dat is mogelijk. Men constateert dit in het bestuurlijk overleg en dan kan daarnaar worden gekeken. Als het niet slechter is voor burgers, mag er altijd worden gecorrigeerd. Er mag dus in de loop van het jaar zo worden gecorrigeerd dat een betere situatie voor burgers ontstaat. Er kan dus zelfcorrectie plaatsvinden. Verder bedank ik de heer Engels voor zijn complimenten voor hetgeen wij hebben geschreven over de rol van de Eerste Kamer. Ik was blij dat hij daarmee zo blij was.

De heer Engels (D66):

Mij stond voor de zelfcorrectie het volgende scenario voor ogen. De lastenstijging wordt groter. Dan is er het moment van het bestuurlijk overleg over de financiële verhouding en komt de optie ter tafel om de macronorm als maatregel in te zetten, vanwege de verantwoordelijkheid die het Rijk heeft. Dat begrijp ik nu heel goed. Vervolgens stelt de VNG voor dat zij richting gemeenten een offensief en een traject inzet om een zodanige ombuiging van de ozb-belasting te realiseren dat de stijging het volgende jaar en de jaren daarna weer van tafel is, met als doel te voorkomen dat er iets gebeurt met het Gemeentefonds. Hoe zou de regering, en mevrouw Bijleveld als eerstverantwoordelijke bewindsvrouw, reageren op een dergelijk aanbod?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Zoals ik het nu zie, zouden wij daarnaar in zo'n hypothetisch geval welwillend kijken en zouden wij de gemeenten de kans willen geven om te bezien of zo'n correctie mogelijk is, ook vanuit het idee dat het hun eigen verantwoordelijkheid is om daarover goed na te denken. Daarom heb ik dit aan het begin van mijn betoog zo nadrukkelijk geschetst, vanuit onze visie op de verantwoordelijkheidsverdeling. Daarin zijn wij verantwoordelijk voor de algemene collectievelastendruk en zij voor de individuele kant.

Ik ga over naar het betoog van mevrouw Bemelmans-Videc van de CDA-fractie. Ik ben blij met de steun die zij in algemene zin heeft gegeven en ook met het onderliggende idee en met het feit dat zij de twee kanten heeft genoemd, namelijk het belastinggebied – dit is een eerste stap om daarin niet in te grijpen – als buffer- en allocatiefunctie, maar zonder dat een verhoging van de collectievelastendruk plaatsvindt. Ik ben ook blij dat zij heeft gezegd dat wat er over lokale autonomie is geschreven in de geest is van het Handvest. Dat is ook zo. Gezien het belastinggebied dat voor Nederlandse gemeenten bestaat, is die autonomie relatief klein in vergelijking met andere Europese landen. Daarin heeft mevrouw Bemelmans-Videc gelijk. Hoe ik het nadenken over het gemeentelijke belastinggebied wil opzetten, heb ik net uitgelegd aan de heer Engels. Met het BFA-rapport als uitgangspunt, als referentiekader, zal ik nadenken over de fundamentele keuzen op die twee terreinen. Vervolgens zal ik daarover het gesprek met de Kamer voeren.

Wij richten ons inderdaad op het herstel van de gemeentelijke fiscale autonomie. Dat geeft vertrouwen. Mevrouw Bemelmans-Videc heeft gevraagd hoeveel ruimte of beleidsvrijheid ik zelf zie in het gemeentelijke belastinggebied, onafhankelijk van de decentralisatiediscussie. Ik ben van mening dat wij daarnaar ook onafhankelijk van de decentralisatiediscussie moeten kijken. Dat is in het verleden gedaan, zoals ook blijkt uit de voorliggende rapporten. Het is wel moeilijk om daarop nu al een antwoord te geven. Ik heb zojuist een aantal vragen opgeworpen waarover men zou kunnen nadenken. Wij zullen de bufferfunctie hanteren voor het opvangen van klappen, maar zullen ook de allocatiefunctie gebruiken. Wij zullen het BFA-rapport als uitgangspunt nemen. Daarbuiten heb ik hierover nog geen verdergaande opvattingen. Als mevrouw Bemelmans-Videc die wel heeft, hoor ik die graag. Ook tot de Tweede Kamer heb ik gezegd dat men over dit terrein kan meedenken. Wij zullen eerst het gesprek aangaan met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en vervolgens hiermee bij de Kamer terugkomen. Wat ik in algemene zin aan de heer Engels heb geantwoord, met daarbij een aantal van deze vragen, zeg ik ook tot mevrouw Bemelmans-Videc. Ik vind dat daarnaar inderdaad onafhankelijk van de decentralisatie moet worden gekeken.

Ik heb kennis genomen van de opvattingen van de heer Van Driel van de PvdA-fractie over het verlagen van de belasting op arbeid. Zijn stelling luidde destijds dat dit de voorkeur verdiende boven het verlagen van de ozb. Dat lag wellicht meer in lijn met het feit dat een macrolastenverlichting zou worden gegeven, maar het is nu eenmaal gegaan zoals het is gegaan. Feit is wel dat de wijze waarop dat is gebeurd, slecht was voor de verhoudingen tussen Rijk en gemeenten en dat deze stap terug naar de ozb zonder limitering als belangrijk wordt ervaren. Ik had tijdens zijn betoog even de indruk dat de heer Van Driel meende dat de Raad van State dit hele wetsvoorstel niet goed vond, maar dat is niet het geval. De Raad van State vond dit wetsvoorstel juist wel goed, maar niet de macronorm. De Raad vond die onnodig. Ik zie dat de heer Van Driel dit ook zo had begrepen.

Over de macronorm heb ik zojuist gesproken. De toepassing is geen automatisme. De VNG ervaart dit als onderdeel van de afspraken. Men vindt het het belangrijkst dat de autonomie van de gemeenten op dit punt wordt erkend. Ik streef ernaar om in het voorjaar met de Kamer over het belastinggebied te spreken.

De heer Kox van de SP-fractie heeft gesproken over die handtekeningenactie. Het is mij niet ontgaan dat de SP goed is in handtekeningenacties. Ik ben ook lid van de Vereniging Eigen Huis, maar ik heb mijn handtekening niet gezet. Die 750.000 brieven moet de heer Kox wel met een korreltje zout nemen, want de Vereniging Eigen Huis heeft één brief op internet gezet. Die kon men aanklikken en naar tien Kamerleden sturen. Dus één persoon is in dit geval verantwoordelijk voor tien brieven. Het zijn er dus 75.000. Dat is nog veel, zou de heer Kox kunnen zeggen, maar het nuanceert wel heel nadrukkelijk de actie. Dat wilde ik even rechtgezet hebben.

De Vereniging Eigen Huis reageerde in eerste instantie met een soort hypereactie, maar ik ben blij dat zij nu zelf heeft aangegeven dat geen sprake is van een ongebreidelde stijging. Ik heb al gezegd dat ik geloof in de lokale democratie, waarbinnen daarmee verantwoord wordt omgegaan. Ik heb kennis genomen van de opvatting van de heer Kox dat de ozb geen eerlijk systeem is, maar ze is wel wat er op belastinggebied nu bestaat. Ik heb geluisterd naar de kritiek vanuit de Eerste Kamer. Daarom zal ik kijken naar de mogelijkheid van differentiatie bij ingrijpen. Daarover heb ik in algemene zin iets gezegd tot mevrouw Bemelmans-Videc. Wat Eigen Huis naar voren heeft gebracht over die vijf gemeenten klopt ook niet helemaal. Daar wil ik nog wel even op wijzen. Ik heb het stuk niet bij de hand, maar alle vijf gemeenten waarvan er is gezegd dat daar beter niemand kon gaan wonen, zitten op een gemiddeld tarief voor Nederland. Ze hebben de tarief misschien procentueel verhoogd, maar ze zitten met uitzondering van één van de vijf niet op een hoog tarief. Het is dus goed als u daar nog wat specifieker naar kijkt, want er is wel enige nuance aan te brengen bij wat Eigen Huis naar voren heeft gebracht. Ik ga er niet vanuit dat wij ten aanzien van de gemeenten iets moeten doen, maar als dat toch moet vanuit de verantwoordelijkheid die wij als Rijk hebben voor de macrolastendruk, dan zal ik – dat heb ik beloofd aan de Tweede Kamer – rekening houden met wat er in de verschillende categorieën gemeenten gebeurt.

Dan kom ik op de vragen van de heer Holdijk van de SGP-fractie. Hij zegt niet tegen vertrouwen te zijn, maar het mag niet worden afgekocht. Dat is geenszins het geval. Wij kopen hier geen vertrouwen af, dat heb ik net ook in algemene zin gezegd. Deze maatregel van het vorige kabinet werd echt als een grote inbreuk op het vertrouwen gezien en op de autonomie van de gemeenten. Dat is door de grote meerderheid in de Kamer ook zo geschetst. Ik hecht aan die lokale autonomie en heb daar ook met de fractie van de ChristenUnie in de Tweede Kamer uitgebreid over gesproken, omdat zij ook erg hecht aan die lokale autonomie op dit punt en er een groot voorstander van is dat de afwegingen dicht bij de burgers worden gemaakt. Dit wetsvoorstel is een kleine stap terug op weg naar die lokale autonomie en niet meer dan dat. Ik hoop dat uw Kamer dat echt zo zou willen zien. Die kleine stap draagt echter wel heel erg veel bij aan betere verhoudingen in bestuurlijk Nederland.

Op de materiële betekenis van de sanctie en de vraag hoe ik die voor ogen heb, ben ik ingegaan in antwoord op de vragen van de andere sprekers die het daarover hadden. Ik hoop dat de heer Holdijk met name het punt van de lokale autonomie, waar de SGP-fractie ook altijd een groot voorstander van is geweest, zwaar zal laten wegen bij de beoordeling van dit wetsvoorstel. Dat was het, voorzitter.

De heer Schaap (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen en van het commentaar dat tot haar gekomen is. Ik zal op een paar zaken nog even ingaan, in de eerste plaats de positie van de VNG. De staatssecretaris zegt zeer te hechten aan goede afspraken met de VNG op basis van de vertrouwensrelatie die nu weer opgebouwd is. Uiteraard juich ik dat toe. Ik kom zelf ook uit de kring van de lagere overheden, de waterschappen. Daar komen wij elkaar uiteraard ook zo nu en dan tegen. De horizontale verhoudingen moeten natuurlijk goed zijn, daar kom je samen het verst mee.

Dat laat echter onverlet dat je de eigen bevoegdheden heel goed in de gaten moet houden. Ik heb wat vraagtekens bij de formulering die in ieder geval in de schriftelijke ronde gehanteerd is: de staatssecretaris verwacht dat de VNG zich actief bemoeit met de handhaving door de VNG-leden van de door haar ingestelde macronorm. Daarvan heb ik gezegd dat het naar corporatisme riekt. Het riekt ernaar, dat de VNG medeverantwoordelijk wordt gemaakt voor iets wat nu net de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van het Rijk is. Ik zit daar een beetje sceptisch tegenaan te kijken en vraag mij af of dat de goede kant uit gaat. Worden hier niet verantwoordelijkheden gemengd? De VNG wordt op deze manier medeverantwoordelijk voor eventuele correcties die er via het Gemeentefonds aan de gemeenten worden opgelegd. De staatssecretaris zegt dat het geen sanctie is, maar het is in ieder geval een rechttrekken op punten waar gemeenten, achteraf gezien, collectief te ver in zijn gegaan.

Ik heb voorts gevraagd waarom er zo'n haast bij is. Waarom moet deze wetswijziging nu worden doorgevoerd, terwijl er begin volgend jaar al een discussie aankomt over de gemeentelijke autonomie en het gemeentelijke belastingdomein? Ik denk dat er dan goed kan worden bestudeerd wat nu wel of niet goede belastingmogelijkheden zijn voor de gemeenten en dat in volle erkenning van de waarde van die decentrale autonomie. Had dit nu niet even kunnen wachten tot ook die discussie gevoerd zou zijn? Dan had de tariefnormering daarin meegenomen kunnen worden. Wat wij nu doen, loopt daar eigenlijk op vooruit en dat vind ik wat haastig. Dat geldt ook voor de verdere invulling van de macronorm. Ik zie daar toch een open eind in en ik krijg het gevoel dat dit snel moest, dat het nog even voor eind december rond moest komen, dan weten de gemeenten waar zij aan toe zijn. Dit is een lastige klus, die krijg je nooit in een wet rond, dus laat dan maar even liggen; wij komen er in gesprekken wel uit en u hoort nog van mij. Ik heb dat eerder onzorgvuldig genoemd en daar blijf ik eigenlijk wel bij.

Dan kom ik nog even op het decentrale bestuur. De VVD-fractie is sterk voor decentraal bestuur en de daarbij behorende autonomie. Leg de volle verantwoordelijkheid en de bevoegdheden bij dat lagere niveau. Nogmaals, ik kom zelf uit die kringen. Ik bedoel niet alleen de gemeenteraad, maar ook de waterschappen. Ik hoef hier geen getuigenis af te leggen van de mate waarin ik eraan hecht dat die besturen de volle ruimte krijgen. Ik weet misschien wel als geen ander – als ik het een beetje brutaal zo mag zeggen – hoe zorgvuldig er in die besturen wordt omgegaan met belastingen, met tarieven, heffingen en wat dies meer zij. Dat geldt vooral voor het eigen belastingdomein. Ik hoor hier in het Haagse circuit nog wel eens: ze doen maar wat daar op lager niveau, maar niets is minder waar. Je kunt dan ook rustig de verantwoordelijkheid leggen bij de lagere overheden, in dit geval de gemeenten. Laat ze gerust ook de verantwoording doen, want dat gebeurt echt wel.

Het bezwaar van de VVD-fractie tegen het loslaten van de tariefmaximering heeft te maken met het hele karakter van de ozb en van wat daarvan gebleven is. Als een gemeente tot verdergaande dienstverlening voor de burgers wil overgaan, dan vind ik dat een autonome bevoegdheid van die gemeente. Dat moet die gemeente vooral zelf afwegen, maar dan worden de gevolgen – voor zover het Gemeentefonds ontoereikend is – afgewenteld op een specifieke belastinggroep, en dat zijn de eigenaren van particuliere woningen en van panden. Daar ligt nu net ons bezwaar. De pijn gaat naar een kant en hier kunnen – dat gebeurt nu al – heel tragische gevolgen van worden gemeld. Daar ga ik nu niet dieper op in, want over die hele ozb komen wij volgend jaar waarschijnlijk toch wel weer te spreken in wijder verband. Bij de eenzijdige afwenteling op deze ene belastinggroep ligt voor ons de grote pijn. Dat is dan ook de reden waarom wij bezwaar hebben tegen dit wetsvoorstel.

De heer Van Driel (PvdA):

Ik volg uw betoog en kan mij daar in grote lijnen in vinden. Ik heb echter een vraag. U zegt: het komt dan alleen op de eigenaren neer. Waarom bent u dan akkoord gegaan met het afschaffen van het gebruikersdeel? Als u het gebruikersdeel gewoon gehandhaafd had, was het neergekomen op eigenaren en gebruikers, zoals wij dat wilden. Dus dat snap ik dan niet.

De heer Schaap (VVD):

Wij waren voorstander van het afschaffen van de ozb en, zoals ik het ook al in mijn betoog heb gezegd, wij moesten ons maar tevredenstellen met het overeind houden van dit eigenarendeel. Daar hoort echter bij de limitering van de tariefstijging. Daar is een zorgvuldig systeem voor opgebouwd en dat valt nu weg, dus nu ontstaat de pijn. Een hoger niveau van dienstverlening bij de gemeente is prima, alleen wordt dan de belastingpijn afgewenteld voor zover de middelen uit het Gemeentefonds niet toereikend zijn.

De heer Van Driel (PvdA):

Het wetsvoorstel was in uw ogen halfslachtig. Toen had u dit toch kunnen voorspellen?

De heer Schaap (VVD):

Dit laatste dus niet. Er was toen een duidelijke tariefmaximering ingebouwd. De zaak was dus gelimiteerd. En dat wordt nu losgelaten.

De heer Van Driel (PvdA):

U wist dat dit op termijn niet houdbaar zou zijn, dus er komt iets halfslachtigs, en ja, dan lijkt het...

De heer Schaap (VVD):

U had er rustig op kunnen rekenen dat wij, wanneer op dat moment de tariefvrijheid was meegenomen, ook tegen die halvering waren geweest.

De heer Engels (D66):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de uitvoerige en positieve wijze waarop zij is ingegaan op mijn inbreng namens de drie fracties. Een belangrijk element in mijn betoog was de aard en functie van de macronorm als instrument om rijksverantwoordelijkheid toe te passen op de collectievelastendruk. Mij is helder geworden dat in het onderlinge verkeer gemeenten en Rijk beide erkennen wat elkaars verantwoordelijkheden zijn. Het gebruiken van de term "sanctie" of "sanctie-element" wordt door geen van beide als maatgevend voor deze maatregel voorgesteld.

Ik vind het plezierig dat de staatssecretaris aangaf veel ruimte te willen geven aan het zelfcorrigerende en zelfreflecterende vermogen van de gemeenten in geval de collectievelastendruk zich minder zou ontwikkelen. In tegenstelling tot de heer Schaap vind ik dat dat wel recht doet aan de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenten, omdat zij daarmee laten zien dat zij weliswaar behoefte hebben aan fiscale en financiële autonomie, maar dat zij als medeoverheid het liefst zelf willen bewaken of dat op een verantwoorde manier gebeurt. Ik kon daar met de beste wil van de wereld niets corporatistisch in ontdekken, maar dat is een kwestie van smaak.

Ik ben blij dat de staatssecretaris aangeeft dat er ambitieus wordt ingezet op meer lokale autonomie en meer decentralisatie op basis van het bestuursakkoord, het coalitieakkoord en allerlei publicaties. Ik vind niet dat wij in alle opzichten moeten doen wat de Tweede Kamer wenst te doen, en de uitkomsten van het werk van de "taskforce" zullen hopelijk substantieel zijn. Ik handhaaf die term nu even nadrukkelijk. Ik hoop dat die "taskforce" leidt tot een overtuigende "performance", waar heel heldere en richtinggevende "targets" uit zullen komen. De drie fracties namens wie ik de grote eer had ook vandaag weer te mogen spreken, zullen het wetsvoorstel steunen.

De heer Van Driel (PvdA):

Voorzitter. Het was mij bekend dat de Raad van State zich vooral tegen de macronorm keerde. Ons belangrijkste bezwaar betrof ook die macronorm; wij zien er namelijk niet zoveel in. Wij accepteren hem als "part of the deal"; ik sluit mij maar even bij collega Engels aan. Ik ben blij dat de staatssecretaris heeft gezegd dat het geen sanctiemiddel is en dat in geval van overschrijding de staatssecretaris zal nagaan of die het jaar daarop of het tweede jaar daarop gecorrigeerd kan worden. De kern van ons betoog is dat wij hopen dat die macronorm nooit toegepast hoeft te worden. De term "afrekenen" klinkt zo maffia-achtig, die gebruik ik liever niet. Het is prima dat je elkaar erop aanspreekt; dat moet zeker gebeuren. Het is een mooi middel zolang wij hem niet hoeven toe te passen. Verder steunen wij uiteraard de staatssecretaris.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Ik heb bij wijze van interruptie al gezegd dat het wellicht een klein wetsvoorstel is, dat echter toch voor grote beroering heeft gezorgd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) vond dat het er moest komen om de vertrouwensbreuk te herstellen die is ontstaan door eerdere aantasting van de belastingautonomie van de gemeenten. Het zorgde voor grote beroering bij de Vereniging Eigen Huis, die juist vond dat het er niet moest komen, omdat zij een ongeremde groei van gemeentelijke belastingheffing verwachtte. Ik ben blij dat de staatssecretaris mij de truc van de Vereniging Eigen Huis heeft uitgelegd. Doordat je 750.000 keer een Kamerlid kan bereiken via 75.000 mensen, blijft het desalniettemin een goede truc, maar ook een indrukwekkend aantal. Naar de mening van mijn fractie hebben beide organisaties recht op respect voor hun zorgen, die in beide gevallen legitiem zijn, natuurlijk altijd binnen de eigen verantwoordelijkheid van de rijksoverheid en van de Eerste Kamer als medewetgever.

Het is goed dat wij aan de VNG duidelijk kunnen maken dat wij het inderdaad rustig aan zullen doen met die macronormen en dat wij vinden dat er voldoende belastingruimte voor gemeenten moet zijn om aan de gemeentelijke autonomie recht te doen. Wij kunnen de Vereniging Eigen Huis laten weten dat wij haar zorgen delen en dat gemeenten ook van de regering en van deze Kamer geen feest met de ozb mogen gaan vieren.

Ik meen dat de conclusie mag zijn dat de Vereniging Eigen Huis en de achter haar schuilgaande eigenaren van woningen meegedeeld kan worden dat de belastingontwikkeling gematigd is; 3% is te doen. Dat geeft de organisatie zelf ook toe. Tegen de VNG kunnen wij meedelen: ben er voorlopig op gerust, de gemeenten hebben voldoende belastingruimte dus wij hoeven vooralsnog geen beroep te doen op die macronorm. Daarbij moeten wij in de gaten blijven houden dat er nog altijd een begrotingstekort zit bij de gemeenten, dus ooit zal dat geld ergens vandaan moeten komen.

Mijn fractie zal dit wetsvoorstel steunen. Ik dank de staatssecretaris voor de nuancering die zij aanbracht voor de gemeenten Bladel, Uitgeest, Laarbeek, Westervoort en Liesveld. Afgezien van Liesveld zijn dit geen bovengemiddeld dure gemeenten. Ikzelf bied mijn excuses aan aan de gemeente Bladel, waar ik in mijn jeugdjaren zo vaak met mijn jeugdvrienden en -vriendinnen van de plaatselijke horeca gebruik mocht maken, dat ik eigenlijk elk onroerendezaaktarief in Bladel voor rechtvaardig houd. Dat moet ik hier even zeggen, anders krijg ik last als ik daar weer eens in het dorp kom.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter. Namens onze beide fracties wil ik mij in tweede termijn beperken tot het voorliggende wetsvoorstel. Er zijn hier belangrijke beschouwingen gehouden over het verdere traject, daar zal ik mij nu buiten houden.

Ik herhaal dat de lokale autonomie van gemeenten bij onze fracties hoog staat aangeschreven. Ik zou er zelf geen bezwaar tegen hebben als de ozb sterk zou stijgen, als er maar sprake is van communicerende vaten tussen de gemeenten en het Rijk wat de belastingheffing betreft.

Behalve in de stukken heb ik de staatssecretaris ook nu weer die directe koppeling horen leggen tussen de ozb en de lokale voorzieningen. Ik had in eerste termijn daar al vraagtekens bij geplaatst; ik vroeg mij af of dat de werkelijkheid wel altijd weergeeft. Ik zie ook wel eens ozb-verhogingen die andere doelen moeten dienen dan het op peil brengen van de lokale voorzieningen. Misschien kan de staatssecretaris daar nog even op ingaan.

De macronorm is geen sanctienorm. Wat onze fracties betreft is het manco in het wetsvoorstel dat er geen correctie meer mogelijk is van individuele gemeenten. Ik wil niet zeggen dat dat per se via dit instrument van die macronorm en wat daar verder aanhangt zou moeten plaatsvinden. De heer Schaap noemde in eerste termijn het alternatief van een repressief toezicht bij provincies. Dat zou ik mij goed kunnen voorstellen met het oog op individuele gemeenten.

Ter afsluiting merk ik op dat het mij, gezien de verhoudingen in deze Kamer, niet zo veel uit lijkt te maken of onze fracties nu voor of tegen dit wetsvoorstel zijn. Ik stel in ieder geval vast dat het enthousiasme in tweede termijn voor dit voorstel helaas niet is toegenomen. Ondanks het minimale enthousiasme, geven wij het voorstel het voordeel van de twijfel.

De heer Kox (SP):

Hiermee is mijn vraag eigenlijk al beantwoord, want ik was benieuwd naar de positie van de ChristenUnie, namens welke fractie de heer Holdijk ook sprak. Ik begrijp dat zijn fractie en die van de ChristenUnie het wetsvoorstel gaan steunen.

De heer Holdijk (SGP):

Dat hebt u goed begrepen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik zal de inbrengen van de sprekers in volgorde langslopen. Ik ben blij dat de heer Schaap het punt van de lokale autonomie nadrukkelijker naar voren heeft gebracht dan in zijn eerste termijn. Dat kon haast niet anders, gezien zijn verleden. Ik ben blij dat ik dat opnieuw heb gehoord, al wist ik het eigenlijk wel. Toch was het goed om dat in dit geval nog eens van de voorzitter te horen. Ik ben ook blij dat de heer Schaap nadrukkelijk de zorgvuldigheid in de afwegingen op lokaal niveau naar voren haalde. Toen ik dat zo hoorde, vroeg ik mij bijna af waarom hij het wetsvoorstel niet steunde. Ik weet dat de fractie van de VVD sowieso niet zo'n voorstander van de ozb is. De heer Schaap heeft er ook nog wel wat kanttekeningen bij geplaatst, maar toch hield ik voor mogelijk dat hij het wetsvoorstel zou steunen, luisterend naar het deel van zijn inbreng dat ik net noemde.

Ik ben het niet eens met wat de heer Schaap over de positie van de VNG heeft gezegd. Ik kan dat corporatisme in dit geval echt niet thuis brengen. De heer Engels heeft dit vóór mij ook al goed verwoord. Het gaat in dit geval gewoon over het normale verkeer in het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen. Men neemt ook niet de verantwoordelijkheid van het Rijk over; het Rijk blijft verantwoordelijk voor de macrolastendruk. Men heeft wel de kans daar in dit geval iets aan te doen, maar het Rijk is verantwoordelijk voor de collectievelastendruk in Nederland en daar is dit een onderdeel van. Ik realiseer mij best dat de gemeentelijke belastingen maar een klein onderdeel zijn van de collectievelastendruk, maar het is en blijft er wel onderdeel van. Ik ben het in ieder geval niet eens met wat de heer Schaap daarover heeft gezegd.

De heer Schaap heeft gevraagd of het niet bij de discussie over het gehele belastinggebied kan worden betrokken. Dat is zijn argumentatie. Dat kan niet, want wij hebben dit afgesproken. Men hecht eraan en dit is de basis van het vertrouwen. Het is een tweezijdige afspraak, waarbij wij hebben beloofd, ons in te spannen om dat inderdaad voor 1 januari aanstaande te regelen. Dat hebben wij ook gedaan. In die zin was ik blij dat de Kamer dit zo snel wilde behandelen. Ik vind dat wij ons moeten houden aan ons deel van de afspraak. Het gebruikersdeel of iets anders kan altijd weer bij de gehele discussie over het belastinggebied worden betrokken. Dat is wel wat anders. Dit is gewoon ons deel van de afspraak. Ik vind het zorgvuldig dat men zich aan zijn afspraken houdt.

De heer Engels sprak inderdaad namens drie fracties. Dat was ik vergeten te zeggen. Ik ben blij dat ik de aard en de functie van de macronorm in het debat heb kunnen verduidelijken. Ook ben ik blij dat de heer Engels het zelfcorrigerend vermogen goed weet te plaatsen in het normale bestuurlijk overleg over de financiële verhoudingen. Op het vlak van lokale autonomie en taskforces, om het toch nog maar even zo te zeggen, zijn wij best ambitieus. Ik hoop ook echt dat in beide groepen substantieel werk wordt geleverd, niet alleen in de gemeenten, maar ook in de provincies, en dat wij erin slagen om doelen af te spreken. Daarover ben ik het heel nadrukkelijk met u eens. Dan heb je ook iets om aan te toetsen, om mee op pad te gaan. Dat is dus zeker onze ambitie. Verder ben ik natuurlijk blij met de steun van de heer Engels.

Net als de heer Van Driel van de fractie van de PvdA hoop ik dat de macronorm nooit hoeft te worden toegepast. Dat is helder. Ik heb er ook vertrouwen in, zoals ik in eerste termijn heb gepoogd over te brengen. Deze afspraak hebben wij wel gemaakt. Zij is niet omstreden.

De heer Kox vindt het jammer dat ik de truc van de Vereniging Eigen Huis heb uitgelegd, maar ik weet dat de SP-fractie actief en goed is in het verzamelen van handtekeningen op allerlei terreinen. Ik ben het met hem eens dat 75.000 handtekeningen veel is. Mij lijkt het inderdaad terecht dat wij met respect naar beide kanten kijken en dat wij beide zorgen bestuderen. Het is terecht dat de heer Kox dit naar voren heeft gebracht. Ik ben blij dat de heer Kox zijn beeld van de vijf gemeenten heeft genuanceerd. Het is goed om dit in het goede perspectief te plaatsen. Dat vind ik zo jammer aan zo'n actie, want die brengt doorgaans weinig nuance aan in waar het om gaat. Mij lijkt het goed om soms te kijken naar wat er achter dingen zit. Sommige gemeenten hadden eerst veel reserves waarop zij teerden en hebben daarna pas van de gelegenheid gebruik gemaakt om de belastingen te verhogen, andere hebben gewoon hun woningbezit, waarvan de opbrengst niet zo hoog is, verhoogd. Dat heb ik ook in de Tweede Kamer uitgelegd. Er moet gekeken naar wat er achter dingen zit en hoe dit dan gemiddeld uitpakt. Ik ben blij dat de heer Kox dit zelf heeft gedaan.

De essentie van dit wetsvoorstel is juist dat er niet wordt gecorrigeerd op individuele gemeenten. Wij laten de lokale autonomie zijn gang gaan en laten de gemeenteraden hun werk doen. Ik heb kennis genomen van hoe de heer Holdijk hiernaar kijkt, maar ik ben niet voor een correctiemechanisme, of dit nu door de provincie of anderszins wordt toegepast op individuele gemeenten. Dat haalt namelijk de essentie van dit voorstel, dus dat men zelf afwegingen maakt, terwijl wij verantwoordelijk blijven voor de collectievelastendruk, weg. Daarom ben ik niet voor het voorstel van de heer Holdijk. Ik ben, alles afwegende, wel blij met zijn steun voor het voorliggende wetsvoorstel. Mij lijkt dat de gemeenten dit ook zijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik constateer dat de VVD-fractie stemming verlangt. Volgende week dinsdag zal dan ook over dit wetsvoorstel worden gestemd.

Inmiddels heeft mij een schriftelijk verzoek van minister Klink bereikt, die het wetsvoorstel met betrekking tot de Zorgverzekeringswet behandelt. Hij verzoekt om een kwartier extra voorbereidingstijd. Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en de vergadering een kwartier extra, tot 17.45 uur, te schorsen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 17.28 uur tot 17.45 uur geschorst.

Naar boven