Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Regels voor het gunnen van overheidsopdrachten door aanbestedende diensten en opdrachten door speciale-sectorbedrijven (Aanbestedingswet) (30501).

De beraadslaging wordt hervat.

Minister Van der Hoeven:

Mevrouw de voorzitter. Waarover gaat het vandaag? Gaat het over een draak van een wet, zoals de heer Reuten zei? Gaat het over een lege wet, zoals mevrouw Kneppers zei? Gaat het over een kreupele wet, zoals de heer Schouw zei? Of gaat het desondanks over iets dat voor het bedrijfsleven een belangrijke wet of een belangrijk onderwerp is, zoals de heer Van den Berg zei? Laat ik helder zijn. Het gaat ook over één ding niet. Het gaat niet over de concept-AMvB's. Daarover is wel een aantal opmerkingen gemaakt. Er is ook veel over gevraagd. Ik ga er dus ook iets over zeggen. Over de AMvB's komen wij natuurlijk op een later moment nog te spreken.

Laat ik beginnen te zeggen waarom aanbesteden nodig is en waarom vooral ook goed aanbesteden nodig is. Het gaat over 36 mld. aan opdrachten vanuit de gehele overheid en zo'n 13 mld. door het Rijk. Het kan zo'n 30% kostenbesparing opleveren. Dat is nogal wat. Door een transparante open marktbenadering kan vriendjespolitiek – iets waar wij in aanbestedingsland vaak tegen aanlopen – worden voorkomen. Het biedt ook kansen voor bedrijven. Bedrijven kunnen zich meten met vaste leveranciers. Dat geldt vooral voor bedrijven met een innovatief idee of een innovatieve wijze van produceren. Via Europees aanbesteden krijgen Nederlandse bedrijven ook de kans om zich te oriënteren en te concurreren met andere aanbieders op de buitenlandse markt. Er valt veel te verdienen. Het moet wel goed gebeuren. Om dat te bereiken is inderdaad niet alleen een aanpassing van de regels nodig, maar verdient ook het bevorderen van de professionaliteit van de aanbe­stedende diensten aandacht. Daarom zijn PIANOo en TenderNed in het leven geroepen, om op dit punt de aanbestedende diensten te kunnen adviseren en ondersteunen.

De heer Reuten (SP):

De minister zegt dat het gaat om 36 mld. vanuit de overheid en 13 mld...

Minister Van der Hoeven:

Door het Rijk.

De heer Reuten (SP):

Telt u dat bij elkaar op?

Minister Van der Hoeven:

Nee, waarvan 13 mld. door het Rijk.

De heer Reuten (SP):

Dan wil ik u toch het volgende vragen. Er is een EU-rapport uit 2004 dat uitkomt op 21,5% van het bbp. Zit dat rapport er helemaal naast? Het waren cijfers uit 2002.

Minister Van der Hoeven:

Ik weet niet welke cijfers u hebt. Ik ken uw stukken niet. Ik heb laten navragen om welk bedrag het gaat.

De heer Reuten (SP):

Het is een report on the functioning of the public procurement markets in the European Union, uitgebracht op 3 april 2004.

Minister Van der Hoeven:

Dat is prima, maar daar kan ik verder niets mee. U vroeg mij over welke bedragen het in Nederland gaat. Ik heb het laten narekenen voor dit moment. Wij praten dan over 36 mld. aan opdrachten door de gehele overheid. Maar dan heb ik het over de overheid. Ik weet niet wat in het rapport waaruit u citeert, allemaal bij elkaar is geteld. Ik weet niet of er semioverheden bij zitten, of er scholen bij zitten, of er zorginstellingen bij zitten of pensioenorganisaties en noem maar op.

De heer Reuten (SP):

U hebt het uitsluitend over de overheid en dan komt u op dat bedrag?

Minister Van der Hoeven:

Ja.

De heer Reuten (SP):

Ik heb een bedrag gehoord van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 25 mld.

Minister Van der Hoeven:

Dat kan wel zo zijn, maar daar kan ik niet op reageren. Ik heb alleen mijn eigen cijfers. Het is 36 mld. door de gehele overheid en van die 36 mld. zo'n 13 mld. door het Rijk. Als u dat rekensommetje van de VNG wilt volgen, komt u uit op 23 mld. bij de gemeenten. Het gaat in elk geval om groot geld. Laten wij dat met elkaar vaststellen.

De heer Reuten (SP):

Het gaat om groot geld. Wil de minister één van haar ambtenaren even naar het rapport laten kijken dat ik zojuist geciteerd heb?

Minister Van der Hoeven:

Ik wil dat best doen als wij het rapport hebben.

De heer Reuten (SP):

Met even googelen komt het meteen boven.

Minister Van der Hoeven:

Ik laat er meteen naar kijken. Als ik een antwoord kan geven, geef ik het. Als ik het niet kan geven, zeg ik ook dat ik het niet heb.

Mevrouw de voorzitter. Ik was bezig met een algemeen aanloopje. Ik zal ingaan op de onderwerpen die in het kader van de concept-AMvB naar voren zijn gebracht, het mkb, aanbesteden onder de drempel, integriteit, proportionaliteit, efficiëntere procedures en rechtsbescherming en naleving flankerend beleid. Daarna ga ik in op de structuur, de communicatie en de voorhang van de AMvB's en op de structuur van de wet en de delegatie­structuur. Op deze manier heb ik mijn betoog opgebouwd.

Misschien mag ik beginnen met het mkb. Wij willen dat het mkb en startende ondernemers een goede toegang tot overheidsopdrachten hebben en dat zij een kans hebben om de overheidsopdrachten in de wacht te slepen; dus geen onnodige belemmeringen als onnodig hoge eisen of lasten. Met het wetsvoorstel en de uitvoeringsregelgeving willen wij voorkomen dat aanbestedende diensten onnodig hoge eisen stellen aan ervaring en omzet, procedures efficiënter en minder administratief belastend maken en onnodig clusteren tegengaan. Wij willen verder voorkomen en verbieden dat strengere eisen worden gesteld aan combinaties, zodat mkb-bedrijven gemakkelijker samen kunnen inschrijven. De heer Reuten vroeg wat dat verbod op clusteren inhoudt. Hij weet net zo goed als ik dat schaalvergroting soms leidt tot best value for tax payers money, omdat je grote hoeveelheden tegen een lagere prijs kunt inkopen, met name als het gaat om bulkgoederen. Daardoor ontstaan opdrachten van grote omvang, maar kleine bedrijven zouden van die mogelijkheid geen gebruik kunnen maken.

Soms gebeurt het dat overheden onnodig opdrachten bij elkaar voegen tot één opdracht. Dat is onnodig clusteren, terwijl dat geen voordelen oplevert. Dat vind ik een serieus probleem. Ik vind dat opdrachten niet onnodig samen moeten worden gevoegd. Daardoor zou je namelijk het aantal potentiële opdrachtnemers te zeer beperken. Dat brengt weer het risico van marktverschraling met zich mee: de beste prijs-kwaliteitverhouding en innovatie worden niet meer nagestreefd. Daarom is onnodig clusteren ook voor de opdrachtgever niet gunstig.

De heer Reuten (SP):

Kan het voorkomen dat de ene afdeling van een gemeente andere boormachines moet gaan gebruiken dan een andere afdeling, omdat er boormachines van verschillende merken moeten worden aangeschaft? Voor die verschillende boormachines zou men dan op verschillende manieren onderhoud moeten plegen.

Minister Van der Hoeven:

Het is nog veel erger. Het kan voorkomen dat bij één organisatie, bij één departement of bij één gemeente een X aantal onderhoudscontracten zijn afgesloten en een X aantal aansluitcontracten voor ICT. Zoiets is niet efficiënt. Wat niet kan, is dingen bij elkaar voegen die eigenlijk niet bij elkaar horen.

De heer Reuten (SP):

Dat ben ik met u eens, maar is hetgeen wat ik aangaf, uitgesloten, dus dat je met een X aantal onderhoudscontracten komt te zitten, vanwege het feit dat je apparaten van verschillende merken hebt aangeschaft?

Minister Van der Hoeven:

Als je als aanbestedende dienst hebt toegestaan dat er X verschillende merken in je tent zijn, heb je natuurlijk ook te maken met verschillende onderhoudscontracten.

De heer Reuten (SP):

Maar dat is toch een gevolg van het feit dat je niet mag clusteren?

Minister Van der Hoeven:

Nee, dat onnodig clusteren is iets anders. Stel dat je voor de aanschaf van boormachines overgaat tot schaalvergroting. Dan heb je voor al die boormachines één onderhoudscontract en is er niets aan de hand. Echter, als je boormachines, andere machines en nog andere machines clustert en voor de aanschaf ervan één opdracht maakt, is er wel iets aan de hand. Met zo'n opdracht kom je namelijk alleen bij die bedrijven terecht die die drie verschillende apparaten kunnen leveren en de rest van de bedrijven sluit je uit van levering. Daarop doelde ik toen ik sprak over onnodig clusteren.

Voorzitter. De heer Reuten vroeg als eerste of het klopt dat Nederland qua mkb-aandeel boven het Europees gemiddelde uitkomt. Hij vroeg welke cijfers in dit verband gelden. In 2007 is door de EU een onderzoek verricht naar het mkb en het aanbesteden. Daaruit blijkt dat 64% van het aantal opdrachten in de EU naar het mkb gaat. Uit een recent ander onderzoek dat ik nog niet zolang geleden naar de Tweede Kamer heb gestuurd, blijkt dat in Nederland in 2006 56% van het aantal opdrachten naar het mkb is gegaan. Dat is dus minder dan het Europees gemiddelde. Uit datzelfde onderzoek blijkt dat 42% van de totale waarde van de aanbestedingen, de waarde gemeten over 2005, in Europa naar het mkb gaat. Uit dat onderzoek blijkt ook dat 41% van die waarde in Nederland naar het mkb gaat. Dat percentage is dus wat lager dan het Europees gemiddelde. Uit weer een ander recent onderzoek komt het percentage van 30 van de waarde naar voren en dat is aanzienlijk minder dan het Europese gemiddelde.

De heer Reuten (SP):

Ik wil nog graag weten welke schaal daarbij geldt. Ik ken een onderzoek waarbij voor het mkb de grens wordt gelegd bij 250 werknemers. In Nederland is het gebruikelijk om die grens hoger te leggen. Ik wil dus graag de cijfers vernemen waarbij voor het mkb de schaal geldt die wij in Nederland gewoonlijk aanhouden. U sprak ook over de waarde van de aanbestedingen. Ik wijs er dan op dat je in dat verband ook moet letten op de waarde van de omzet van het grootbedrijf vergeleken met de waarde van de omzet van het mkb met inachtneming van dezelfde definities. Ik begrijp dat u die cijfers niet meteen kunt geven.

Minister Van der Hoeven:

Het onderzoek dat ik naar de Tweede Kamer heb gestuurd, zal ik ook naar deze Kamer sturen. Deze gegevens staan daar allemaal in. Er wordt ingegaan op de problemen die u net noemde. In de Nederlandse situatie valt nog een slag te winnen. Het is alleszins de moeite waard om te kijken hoe je dat kunt realiseren.

Ik kom op het aanbesteden onder de drempels. De Europese richtlijnen zijn niet van toepassing op opdrachten onder de drempelwaarde. Het is aan de lidstaten overgelaten om daarvoor iets te regelen. De meeste landen hebben dat inmiddels gedaan; alleen Nederland moet het nog doen. Aanbestedende diensten in Nederland hebben eigen regels opgesteld. Daardoor ontstaat een lappendeken. De regelgeving voor opdrachten onder de drempelwaarde wordt geüniformeerd. Het vergroot de transparantie voor het bedrijfsleven en het verlaagt de administratieve lasten. Er komt één set aan regels, maar aanbestedende diensten kunnen wel verschillende procedures kiezen, want aanbesteden is maatwerk. Onder de drempels mag ook de meervoudig onderhandse procedure gebruikt worden. In de concept-AMvB's doe ik een voorstel voor een bagatelbepaling. Vanuit de Kamer is er veel kritiek op gekomen. De bagatel zou te laag zijn, waardoor de kosten en baten van het aanbesteden niet meer goed in verhouding staan. Ik heb heel goed geluisterd naar de heer Franken, die daar als eerste expliciet over sprak. Het is iets dat in de AMvB's moet worden vastgelegd. Ik zal een substantieel hogere bagatel opnemen. Het voorstel dat daarvoor is gedaan, zal ik verder uitwerken. Daarmee vervalt tegelijkertijd een deel van de administratievelastendruk en dus van de bezwaren die met name door de VSNU en de HBO-raad zijn geuit.

Bij de meervoudig onderhandse procedure nodigt de overheid drie bedrijven uit om een offerte in te dienen. De overheid zoekt die bedrijven uit. Dat lijkt mij vrij simpel. Eerlijk gezegd verwacht ik daar geen problemen mee. Voor een aanbestedende dienst kan het niet moeilijk zijn dat er aan drie bedrijven een offerte wordt gevraagd. Blijft deze procedure mogelijk, ondanks de bezwaren van de Commissie? Zal er voor werken van minder dan 1,5 mln. geen sprake zijn van relevantie voor de interne markt? Op basis van de huidige jurisprudentie is die meervoudig onderhandse procedure mogelijk. Dat blijft het geval. Het Europese Hof heeft geoordeeld dat opdrachten onder de drempelwaarde en ook de zogenaamde 2B-diensten niet vooraf bekendgemaakt hoeven te worden, omdat er geen duidelijk grensoverschrijdend belang mee gemoeid is. Ofwel: er is geen relevantie voor de interne markt. Uit de jurisprudentie volgt wel dat in uitzonderingsgevallen, bij opdrachten onder de drempelwaarde en bij 2B-diensten, het transparantiebeginsel in acht genomen moet worden. De opdracht moet dan vooraf aangekondigd worden. Het betreft een opdracht waarbij sprake is van een duidelijk grensoverschrijdend belang. Dan is die internemarktrelevantie namelijk wél aan de orde. De situatie in Kerkrade kan dan iets anders zijn dan die in Den Haag.

Stel dat de Commissie gelijk heeft. Dan dreigt volgens de heer Franken het gevaar dat wij voor werken tussen de € 150.000 en 1,5 mln. uitsluitend aanbestedingen zullen zien die tegen de laagste prijs worden gegund. Ik deel de mening van de Commissie niet. Boven en onder de drempel hangt het van de aard van de opdracht af of de laagste prijs het beste criterium is. Bij het eerder genoemde onderzoek is ook aandacht besteed aan het percentage opdrachten op de laagste prijs en op de economisch meest voordelige inschrijving. Daaruit blijkt dat in 2006 75% van de opdrachten boven de drempel volgens die economisch meest voordelige inschrijving ging, en 20% op de laagste prijs, terwijl de rest onbekend was. Onder de EU-drempels kan wat vaker op de laagste prijs worden gegund, maar zeker niet uitsluitend. De heer Reuten wil een regionale differentiatie aanbrengen in de drempelwaarde. De bagatelondergrens voor de opdrachten onder de Europese drempelwaarde is uit een oogpunt van de lasten voor de aanbestedende diensten gekozen. Het mag niet zo zijn dat het aanbesteden meer kost dan het oplevert. Het omslagpunt tussen kosten en baten is in Kerkrade hetzelfde als in Rotterdam.

De heer Franken (CDA):

Bij meervoudig onderhands aanbesteden moet sprake zijn van een grensoverschrijdend belang. Kern daarvan is of wordt voldaan aan het transparantiebeginsel. Dan zou je een passende mate van openbaarheid moeten hanteren. Denkt de minister daar voorschriften voor te geven? Anders blijft zij met een heel onzekere paragraaf zitten.

Minister Van der Hoeven:

Daar zal ik in het kader van de AMvB nog eens even over nadenken. Het moet inderdaad geen aanleiding geven tot onduidelijkheid.

De heer Schouw vroeg of een hogere bagatel het antwoord is op de klachten van VNG en HBO-raad. Laten wij elkaar niets wijsmaken: ze hebben allemaal een ander standpunt! De HBO-raad wil helemaal geen bagatel en de VNG vindt de bagatel te hoog ten opzichte van de praktijk van de gemeente. Een hogere bagatel is dus niet voor alle partijen een antwoord op hun klachten. Als wij het voorstel van de heer Franken volgen, is dat een antwoord op een deel van de klachten.

De heer Schouw (D66):

Dat is vooral een antwoord op de stelling van de heer Franken in eerste termijn. Hij zei: als je die bagatel verhoogt, zijn alle problemen opgelost. Wat u nu zegt, is: dat is helemaal niet waar, daarmee zijn de problemen absoluut niet opgelost. U hebt helderheid gebracht in het debat: mijnheer Franken kan dit in zijn zak steken.

Minister Van der Hoeven:

U moet mijn opdracht niet bagatelliseren! Ik ontken niet dat de bagatel wel degelijk een oplossing vormt voor een aantal problemen, maar het is een illusie te denken dat je met wijzigingen alle problemen oplost. Het probleem is dat er tegengestelde belangen in het geding zijn. De inkopersorganisatie heeft een heel ander belang dan het mkb. Uiteindelijk zullen wij een knoop moeten doorhakken. Door daar op deze manier iets aan te doen, kom je aan een deel van de problemen tegemoet.

Tegen de heer Van den Berg zeg ik dat het inderdaad zo is dat boven de bagatel voor kleinere opdrachten de meervoudige onderhandse procedure moet zijn toegestaan. Onder de bagatel kan uit de hand worden gegund, maar het hoeft niet.

Integriteit is niet iets wat uit de lucht komt vallen. De aanleiding was de parlementaire enquêtecommissie bouwnijverheid. Daarin is de wens geformuleerd door kabinet en Kamer om malafide ondernemers voor een zekere periode van opdrachten uit te sluiten. Er moet schoon schip gemaakt kunnen worden en er moet met één maat gemeten worden. De Aanbestedingswet introduceert een nieuwe uniforme toets voor de integriteit van ondernemers, die ziet op veroordeling voor strafbare feiten en overtredingen van de Mededingingswet. De toets wordt uitgevoerd door het COVOG. Die nieuwe toets leidt inderdaad tot enige lastenverzwaring bij het bedrijfsleven, maar dat is de logische consequentie. Daar moet je evenwicht in vinden. Het voornemen is om de toets niet voor alle opdrachten verplicht te stellen, maar toe te spitsen op die opdrachten waarbij reële integriteitrisico's bestaan. Het gaat dan om grote opdrachten of opdrachten in een sector waarin volgens de aanbestedende dienst een verhoogd integriteitsrisico bestaat.

Bij aanbestedingen wordt gebruikgemaakt van een uniforme, eigen verklaring. Dat betekent dat een ondernemer aan het begin van een aanbestedingsprocedure in zijn eigen verklaring aangeeft dat hij in het feitelijke bezit is van een integriteitsverklaring zoals die is afgegeven door het COVOG. De aanbestedende dienst controleert alleen van de winnaar of winnaars van de procedure op een website van COVOG of die ondernemer inderdaad die integriteitsverklaring heeft. Je hoeft dus niet bij iedere aanbesteding een integriteitsverklaring te overleggen als ondernemer. Je behoeft ook niet bij elke aanbesteding een integriteitsverklaring aan te vragen, aangezien ze een jaar geldig is.

De integriteitstoets is verplicht voor opdrachten voor werken boven de 5,1 mln. Voor alle andere opdrachten is de toetsing van de integriteit facultatief. Dat betekent dat de aanbestedende dienst op basis van de aard en de inhoud van de opdracht besluit of de integriteitstoets nodig is.

Mevrouw Kneppers vroeg of dat niet omzeild kan worden door een nieuwe bv op te richten. Welnu, dat helpt niet als de bestuurders van een onderneming zijn veroordeeld. Bij de integriteitstoets wordt niet alleen gekeken naar de onderneming maar ook naar de bestuurders. Als een nieuwe bv wordt opgericht met dezelfde veroordeelde bestuurder, zal ook aan deze nieuwe bv geen integriteitsverklaring worden verstrekt.

De heren Van den Berg en Franken hebben terecht gevraagd naar de integriteit binnen de overheid zelf. Corruptie en belangenverstrengeling moet je ook binnen de overheid voorkomen. Het verantwoordelijk ministerie van BZK heeft in april 2003 een aantal actiepunten geformuleerd in de nota Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie. Sindsdien houdt BZK de Tweede Kamer regelmatig op de hoogte van de voortgang op dit gebied. De laatste informatie van 22 mei 2008 ging over acties ter verbetering van de klokkenluiderregelingen. Als de Kamer op dit punt meer en specifiekere vragen heeft, zou ik graag willen verwijzen naar mijn collega van BZK.

De heer Van den Berg heeft gevraagd naar de administratieve lasten. De aanvraagprocedure is eenvoudig. Men behoeft namelijk geen vragenlijsten in te vullen. De kosten bedragen op dit moment minder dan € 150. De kosten die het COVOG in rekening gaat brengen voor de integriteitsverklaring zijn nog niet precies bekend, maar ik zal op dat punt de vinger aan de pols houden. Van buitenlandse bedrijven wordt een overeenkomstige verklaring gevraagd van een overeenkomstige instantie als het COVOG in hun land van vestiging. Er is dus geen sprake van benadeling van het Nederlandse bedrijfsleven.

De heer Schouw (D66):

Ik zocht even naar een soort pauzemomentje. De minister begon zo goed. Zij zei: er zijn weliswaar vragen gesteld over de AMvB's, maar daar gaat het eigenlijk hier niet over want het gaat hier over de wet. Toen dacht ik: nou dat is een tien voor de minister. Vervolgens loopt zij als een soort trein al die puntjes langs uit die AMvB's. Het principiële punt is nog even blijven liggen, want daar gaat zij straks op in. Kennelijk vindt zij al die onderlinge puntjes erg belangrijk. Zou het niet een idee zijn om die gewoon in een wet te verankeren?

Minister Van der Hoeven:

Ik kom daar dadelijk op terug. Uw collega's hebben mij een heleboel vragen gesteld. Ik begrijp wel dat u meteen naar mijn conclusies toe wilt, maar ik denk dat uw collega's ook recht hebben op een antwoord.

De heer Schouw (D66):

Het is een hoofdpunt in bijna alle inbrengen. Het is een principieel punt. Het zou goed geweest zijn om daarmee te beginnen. Die andere, kleinere dingen zijn hier nu eigenlijk niet aan de orde. Die betreffen AMvB's en die behandelen wij op een andere manier dan hier. Ik wil dit toch gezegd hebben om die knip met elkaar te maken. Daar moeten wij ons wel bewust van blijven.

Minister Van der Hoeven:

Ja, mijnheer Schouw, daar heeft u volkomen gelijk in, maar ik denk ook dat het goed is dat, aangezien er vragen over gesteld zijn, ik aangeef wat ik ermee ga doen en of ik er in sommige gevallen niets mee ga doen.

De heer Franken (CDA):

Ik hecht er zeer aan dat al die onderwerpen op dat terrein punt voor punt besproken worden. Daar hebben wij het immers over. Als dingen niet in de wet staan, moet je wel weten wat in de wet zou moeten staan. Daar hebben wij over gesproken. Laten wij dat alstublieft afmaken.

De heer Schouw (D66):

In formele zin spreken wij hier niet over de inhoud van die AMvB's. Daar moeten wij ons aan houden. Wij moeten ons niet laten verleiden om daar toch met elkaar over te gaan praten want dat leidt alleen maar af van de hoofdzaak, die als een rode draad door alle inbrengen van de woordvoerders loopt.

Minister Van der Hoeven:

Mevrouw de voorzitter. Ik neem uw Kamer zeer serieus. Als u vragen stelt en u wilt van mij geen antwoord horen dan zegt u dat maar. Ik snap dan echter niet waarom u mij de vragen heeft gesteld. In mijn naïviteit dacht ik dat u die vragen heeft gesteld om daar antwoord op te krijgen.

De voorzitter:

In de eerste plaats: ik heb geen vragen gesteld aan u. In de tweede plaats hebben de woordvoerders de vragen legitiem gesteld. Zij verdienen respect en krijgen dus een antwoord op hun vraag.

Minister Van der Hoeven:

Dank u wel.

Voorzitter. Over de proportionaliteit zijn veel klachten van aanbestedende diensten ontvangen. Het wetsvoorstel bepaalt dat grenzen kunnen worden gesteld aan wat een opdrachtgever mag vragen, bijvoorbeeld op het gebied van omzet en ervaring. Dat wordt verder uitgewerkt in de concept-AMvB's. De heer Franken stelde daarbij de vraag of er niet een soort grijze lijst is met voorbeelden van onredelijk zware proportionaliteitseisen. Het beginsel van proportionaliteit is nauwelijks ingevuld in de Europese richtlijn. Over de toepassing ervan in de praktijk ontstaan dan ook veel klachten. Tot nu toe heb ik in de concept-AMvB een norm ontwikkeld voor bankgaranties. Ik hoor ook over andere contractvoorwaarden veel klachten. Ik ben daarover nog in overleg. De wens van deze Kamer om ook voor andere contract voorwaarden normen te ontwikkelen, zal ik betrekken bij het definitieve voorstel voor de AMvB. Ik vind net als u dat het mkb een betere toegang moet krijgen. Het beginsel van proportionaliteit moet op een aantal punten nader worden ingevuld. Ik ben van plan om een aantal normen vast te stellen inzake geschiktheidseisen, selectie-eisen, referentieprojecten en dat soort zaken meer. Eigenlijk zou je via een stelsel van "comply or explain" daarvan moeten kunnen afwijken als daar een goede reden voor is.

Naar de bepalingen op de grijze lijst moet ik echt even kijken. Je moet immers geen eisen stellen die hoger zijn dan de norm. Net als bij die grijze lijst moet ook de aanvaardbaarheid van het handelen worden aangetoond. Ik heb dus eigenlijk een variant op de gedachte achter die grijze lijst, maar ik vind wel dat dit verder moet worden uitgewerkt dan het op dit moment in de concept-AMvB is uitgewerkt.

Dan kom ik op de vragen van de heer Reuten. Ik ben uitgegaan van de eis tot een maximale omzet van 200%. Dat de onderneming voldoende middelen heeft om een opdracht uit te voeren, geeft voldoende zekerheid voor de aanbestedende dienst. Ik meen dat wij hier verder over moeten spreken als wij praten over de inhoud van de AMvB's.

Ik probeer mijn best te doen om de antwoorden kort te houden, mijnheer Schouw, maar ik vind wel dat het even aan de orde moet komen.

Voorzitter. Efficiëntere procedures. Een van onze doelen is het verlagen van administratieve lasten. Dat gebeurt door de procedures efficiënter te maken. Een aantal dingen gaan wij daarvoor doen. Alle aankondigingen komen op één site, TenderNed. Ik noem ook de eigen verklaring bij inschrijving. De aanbestedende diensten mogen niet langer openbaar verkrijgbare informatie aan bedrijven vragen. Dat is echt een heel heikel punt. Aanbestedende diensten zullen bestek gratis beschikbaar moeten stellen; daaraan mogen zij geen extra inkomsten ontlenen.

Ik ben echt van mening dat wij daar werk van moeten maken. Dat zullen wij ook gaan doen. Ik heb Actal inderdaad om advies gevraagd en dat advies heb ik op 22 mei ontvangen. Actal adviseert om de besluiten vast te stellen, maar ook om twee jaar na inwerkingtreding te evalueren of de berekende verlaging van de lasten daadwerkelijk is behaald. Dat vind ik een goed plan en dat ga ik ook doen. De verwachte daling van de lasten bij de diensten en bedrijven samen is 13%, bij de aanbe­stedende diensten zelf 3% en bij het bedrijfsleven 17%. Er is een afname van kosten. Ik ben van plan om dat goed te monitoren.

De heer Reuten heeft ook gesproken over verdergaande juridische procedures en navenante kosten. Ik denk dat het aantal juridische procedures afneemt, omdat deze meestal gaan over onduidelijkheden in de wet- en regelgeving. In het nieuwe besluit worden een aantal van die onduidelijkheden weggenomen. Het is voortaan sneller duidelijk wanneer een aanbestedende dienst proportioneel handelt en dat is erg belangrijk.

De heer Reuten (SP):

Als de minister daarvan overtuigd is, kunnen wij het voorstel volgen dat een van mijn collega's heeft gedaan. Als er toch extra procedures komen, kan het ministerie die gewoon op zijn begroting zetten. Als de minister werkelijk overtuigd is dat er geen extra juridische procedures komen, kan zij de sector aanbieden om het door de Nederlandse burger uit de begroting te laten betalen, als er meer procedures komen dan voorheen.

Minister Van der Hoeven:

Nee, dat ben ik niet van plan.

De heer Reuten (SP):

Dus zo overtuigd bent u niet.

Minister Van der Hoeven:

Ieder zijn eigen verantwoordelijkheid. Zo hoort het. Ik wil niet de kosten van een aanbestedende dienst op mijn schouders laden, als die dienst bijvoorbeeld door eigen gedrag procedures uitlokt. Dat doe ik niet. Wat ik wel doe, is zorgen dat het bedrijfsleven op een snellere manier zijn klachten kwijt kan, maar daar heb ik het zo meteen nog even over.

De heer Van Driel (PvdA):

Ik vind dit argument opnieuw niet overtuigend. U zegt dat de wet meer duidelijkheid geeft, zodat er minder procedures zijn. Dat vind ik iets te kort door de bocht, want niet één deskundige die wij erover hebben gesproken, is het met u eens. U beweert iets en dan zegt collega Reuten dat u er rustig een paar miljoen voor op de begroting kunt zetten, want dat is het eerste wat u overhoudt aan het eind van het jaar. Dat kost niets, want er komen toch geen procedures bij. Als de redenering opgaat, zou u moeten zeggen dat u die paar miljoen toch overhoudt aan het eind van het jaar. Geef dan wel argumenten waarom u tegen iedereen in zegt dat het aantal omlaag gaat. Anders moeten wij u op uw mooie ogen geloven en dat vind ik toch wel heel weinig voor zo'n wet.

Minister Van der Hoeven:

U hoeft mij nooit op mijn mooie ogen te geloven, want dat is niet goed. Dan de financiële opmerking. Kunt u zich voorstellen wat mijn collega, vicepremier Bos zou zeggen als ik met een dergelijk voorstel bij hem zou aankomen? Ik denk dat hij mij vierkant in mijn gezicht uitlacht en gelijk heeft hij. Als het gaat over die procedures, is de vraag waarop men zich baseert. Men baseert zich op concept-AMvB's waarover nog overleg plaatsvindt, waarover ik nog in gesprek ben, en op een raamwet die in de Tweede Kamer unaniem is aangenomen. Ook uw fractie heeft daarvoor gestemd. De reden voor mij om deze opmerking te maken is dat een van de klachten was dat de procedures niet waren uitgeschreven en dat gebeurt dan wel, en dat in het nieuwe besluit dat nog bij de AMvB's aan de orde komt, een aantal onduidelijkheden worden weggenomen.

De heer Van Driel (PvdA):

Men baseert zich volgens mij op wat allemaal niet in de wet staat, op wat er ons inziens in zou horen en op een aantal concepten die er liggen. Meer is er ook niet. Dat geheel beoordelen wij. De vraag is of de mensen in deze Kamer dit van voldoende niveau vinden. Als u vraagt waarop men zich baseert, dan is dat op datgene wat er ligt. Als er niet iets ligt wat kwalitatief beter is, krijg je inderdaad de kritiek van deskundigen dat dit leidt tot tientallen procedures. Ik heb een aantal advocatenkantoren geraadpleegd en zij vinden het geweldig.

Minister Van der Hoeven:

Mijnheer Van Driel, u veroorzaakt nu wel een heleboel mist. U weet net zo goed als ik waarover wij het hier hebben. Wij hebben het over een raamwet en niet over de concept-AMvB's die eronder komen te hangen. Daarover komen wij nog met elkaar te spreken. Dan wordt ook de duidelijkheid gegeven die wordt gevraagd en die is vereist. Dat ben ik met u eens, maar u moet niet tegen mij zeggen dat er mist wordt gecreëerd omdat wij niet over die AMvB's praten. Zoals de heer Schouw terecht zei: even de twee zaken uit elkaar houden.

De heer Reuten (SP):

Wij hebben het wel en niet over de raamwet. Het probleem wordt veroorzaakt door de raamwet, die het noodzakelijk maakt dat er AMvB's komen.

Minister Van der Hoeven:

Dat blijft ook.

De heer Reuten (SP):

Dat blijft zolang wij een raamwet hebben.

Minister Van der Hoeven:

Ook als wij een andere wet zouden hebben, zouden er een aantal zaken zijn die een AMvB vereisen.

De heer Reuten (SP):

Natuurlijk, maar alle deskundigen die bekend zijn met die AMvB's, met name het BA, zeggen dat die verdere juridisering inluiden. U zegt dat zij ongelijk hebben.

Minister Van der Hoeven:

Ik zeg dat ik daar niet benauwd voor ben. Eén van de belangrijkste redenen voor het ontstaan van allerlei juridische procedures is dat procedures onvoldoende zijn uitgeschreven. Daardoor is er geen transparantie. Wij lossen dat op met de AMvB's. Die geven die duidelijkheid juist wel. U moet eens nagaan van wie u die informatie krijgt. Die komt uit de koker van de aanbestedende diensten. Die komt niet uit het mkb en niet uit het VNO, maar uit de aanbestedende diensten. Hierbij is ook sprake van een ander belang. Dat mogen wij niet onder de tafel schoffelen.

De heer Reuten (SP):

U zegt dat u er niet benauwd voor bent. Bent u er echter ook van overtuigd dat er niet meer procedures komen? Uw overtuiging zou minder gratuit zijn als u zegt: als er gemiddeld toch minder procedures komen, dan kan ik ze gemakkelijker op mijn begroting zetten. Dat kost mij toch niets, omdat ik ervan overtuigd ben dat er niet meer procedures komen. Als u daartoe niet bereid bent, dan is het boterzacht.

Minister Van der Hoeven:

Dat kunt u wel zeggen, maar dit wetsvoorstel gaat met name om het handelen van aanbestedende diensten, die in ieder geval op een correcte manier behoren te handelen. Als er fouten gemaakt worden die tot een juridisch geschil leiden, dan mag een aanbestedende dienst de kosten van die fout niet afwentelen op de rijksoverheid. Wij moeten de zaken op dit punt goed regelen en niet nu al zeggen dat men denkt dat het tot meer procedures leidt. Naar mijn inschatting gebeurt dat gewoon niet.

Ik kom te spreken over de rechtsbescherming. Ik ben ervan overtuigd dat ondernemers die worden benadeeld in hun aanbestedingsprocedure, hun recht moeten kunnen halen. Dat sluit ook aan bij wat zojuist werd gezegd. Zij moeten terechtkunnen bij de civiele rechter en dat kunnen zij ook op grond van een "onrechtmatige daad". Tijdens de consultatie heb ik gevraagd hoe de rechtsbescherming van bedrijven verbeterd kan worden. Ik heb daarop nog geen reactie gekregen. Ik wacht die reactie af. Ik stel voor dat wij nog even wachten op wat nog naar voren wordt gebracht over hoe de rechtsbescherming van bedrijven eventueel kan worden verbeterd.

De heer Franken vraagt of ik ervoor kan zorgen dat ondernemers ook anoniem kunnen klagen en hun verhaal kwijt kunnen. Zij kunnen nu al anoniem klagen over een aanbesteding bij de Aanbestedingsdesk, die is opgericht door MKB-Nederland. Ik heb met MKB-Nederland afgesproken dat ik de Aanbestedingsdesk de komende drie jaar meefinancier, onder voorwaarde dat alle ondernemers er gebruik van kunnen maken, ook zij die geen lid zijn van MKB-Nederland. Ik kom zo materieel tegemoet aan de vraag van de heer Franken. Overigens doe ik dat alleen als dit wetsvoorstel wordt aangenomen. Dat zal hij begrijpen. Als dit wetsvoorstel niet wordt aangenomen, dan vervalt mijn toezegging op dat punt.

Mevrouw Kneppers zegt dat het aantal geschillen recentelijk is gestegen. Het is goed dat ondernemers die zich benadeeld voelen, naar de rechter stappen. Ik heb al gezegd dat dit niet wil zeggen dat er geen verbeteringen op het punt van rechtsbescherming nodig zijn. Ik onderzoek in hoeverre dat noodzakelijk is. Een aparte geschillencommissie is daarbij één van de te overwegen mogelijkheden.

Mijn volgende punt is de arbitrage of de gespecialiseerde rechter. Ik heb arbitrage bij aanbestedingen verboden, mede omdat in het rapport van de parlementaire enquêtecommissie behoorlijk wat kritiek is geuit op de Raad van Arbitrage. Er zou sprake zijn van onvoldoende onafhankelijke geschillenbeslechting en de gang naar de rechter werd geblokkeerd. Dat was overigens ook de kritiek van de Raad van State. Daarnaast geldt dat een ondernemer geen keuze voor arbitrage kan maken, maar gedwongen is door de keuze van de aanbestedende dienst. Daardoor leent arbitrage zich naar haar aard minder voor de aanbestedingsgeschillen. Het Rijk kan bij aanbestedingsgeschillen in de bouw voortaan naar de kortgedingrechter gaan. Andere aanbestedende diensten gebruiken ook voornamelijk de kortgedingrechter op dat punt. In het wetsvoorstel is dus, gelet op de kritiek en de gangbare praktijk, een verbod op arbitrage in aanbestedingszaken opgenomen. Ik weet dat soms wordt geklaagd over onvoldoende specialistische kennis van de kortgedingrechter. De rechterlijke macht moet ook enige tijd krijgen om specialistische kennis op te doen. Als daartoe aanleiding bestaat, zal ik waar nodig verbeterpunten aanbrengen.

Rest de vraag van de heer Van den Berg naar de toezichthouder. Hierbij is het belangrijk om stil te staan bij de twee functies die een aanbestedingsautoriteit kan hebben: verbeteren van de naleving of klachten van het bedrijfsleven behandelen. Betere naleving kan door het toezicht te verbeteren en het professionaliseren aan te besteden. Het toezicht op de naleving geschiedt door de verplichte controle door de auditdiensten en de Algemene Rekenkamer. Die ziet toe op de rechtmatigheid van de uitgaven van aanbestedende diensten. Er is uiteraard ook democratische controle, er is de gang naar de civiele rechter en er is de Europese Commissie. Toezicht kan alleen achteraf constateren dat er iets fout is gegaan. Fouten moeten echter voorkomen worden. Dat beogen wij met het tweede spoor, het professionaliseren van het aanbesteden. Dat gaat het over het vergroten van kennis bij aanbestedende diensten over het aanbestedingsrecht en het aanbestedingsproces. Daarover zijn een aantal dingen gezegd. In het jaar 2005 zijn wij met PIANOo begonnen, zoals de heer Franken terecht heeft omschreven, om de aanbestedende diensten te helpen bij verdere professionalisering. PIANOo staat voor Professioneel en Innovatief Aanbesteden, Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers.

Mevrouw Kneppers vraagt waarom de implementatie van de nieuwe rechtsbeschermingsrichtlijnen in een apart wetsvoorstel behandeld worden. De wijziging moet uiterlijk december 2009 zijn geïmplementeerd. Daarvoor komt een apart wetsvoorstel. De wijziging kon bij het voorliggende wetsvoorstel niet meegenomen worden omdat de wijzigingsrichtlijn toen nog niet vastgesteld was. Het wetsvoorstel dat er nu ligt, is in maart 2006 door mijn voorvoorganger bij de Kamer ingediend, de heer Brinkhorst. Het is in de Tweede Kamer verdedigd door de heer Wijn, omdat de heer Brinkhorst toen met zijn D66 uit de coalitie vertrokken was. Daar kan ik ook niets aan doen. De wijzigingsrichtlijn is, zoals mevrouw Kneppers aangeeft, pas in november 2007 vastgesteld.

De naleving moet beter. Daar ben ik het zeer mee eens. Daarvoor is een aantal maatregelen in gang gezet. Ik noem er een, namelijk versterking van de democratische controle op het bestuurlijk handelen. Vanaf 2010 zal ik jaarlijks een lijst met alle aanbesteedde opdrachten van het voorafgaande jaar openbaar maken. Ik stuur die aan de Kamer. Dat is mogelijk omdat met de inwerkingtreding van het voorliggende wetsvoorstel alle aanbestedingen van de overheid op één site worden vermeld. De lijst helpt gemeenteraden, provinciale staten en de beide Kamers om na te gaan wat er is aanbesteed door het eigen bestuursapparaat. Ik ben het er zeer mee eens dat het de verantwoordelijkheid van de regering is om voor naleving van de eigen regels te zorgen. Ik heb al aangegeven wat ik daaraan doe. Dat is van belang, omdat het anders niet lukt.

Ik kan de resultaten van het nalevingsonderzoek van 2008 nog niet geven. Dat onderzoek loopt nog. Ik heb dat al gemeld in mijn brief van 2 juli. Het onderzoek loopt langer dan van tevoren ingeschat. De resultaten krijgt de Kamer uiteraard, zodra die er zijn.

De heer Van Driel heeft al twee keer gevraagd naar de nalevingspraktijk in andere lidstaten. Ik vind het heel vervelend dat ik daar geen fatsoenlijk antwoord op heb kunnen geven. Dat komt omdat ik niet over de gevraagde informatie beschik. Tot op dit moment is daar door de Europese Commissie geen onderzoek naar gedaan.

Ik heb in het voorjaar op vragen van de heer Aptroot uit de Tweede Kamer gezegd dit bij de Commissie aan te kaarten. Ik vind dat het moet gebeuren. Ik ga dat opnieuw doen bij de informele Raad voor Concurrentievermogen, volgende week in Versailles. Dan praten wij over de Small Business Act. Ik ben het er zeer mee eens dat een evaluatie van de praktijk van aanbesteding in andere lidstaten gewoon nodig is. Ik kom daarop terug, want ik vind het heel vervelend dat ik deze vraag, die meer dan eens is gesteld, telkens op zo'n onbevredigende manier moet beantwoorden. Ik hoop nog steeds dat ik hem op een goede manier kan beantwoorden, maar daarvoor heb ik wel de medewerking van de Commissie nodig.

Het flankerend beleid. Professionaliteit is niet altijd voldoende. Vooral bij kleinere opdrachtgevers is de professionaliteit vaak onvoldoende en dan worden er onnodige eisen gesteld en wordt er gerommeld om alsnog het bedrijf van voorkeur te krijgen. Procedures worden dan vaak tussentijds aangepast en dat kan niet. Wij moeten dat dan ook echt tegengaan met de twee sporen die ik zojuist noemde: het verhelderen van de regelgeving en ondersteuning van de aanbestedende diensten. PIANOo en TenderNed zijn daarbij behulpzaam. TenderNed richt zich daarbij vooral op de elektronische aanbesteding. Voor het Rijk is het Regiebureau Inkoop in het leven geroepen. Binnen de Regieraad Bouw werken opdrachtgevers en opdrachtnemers in de bouwsector gezamenlijk aan een leidraad aanbesteden.

Hoe voorkomen wij dat op de laagste prijs wordt aanbesteed? Ik kan dat niet verbieden! Ik kan verder het aanbesteden op de economisch meest voordelige aanbieding ook niet verplicht stellen. Beide moeten mogelijk zijn, ook volgens de Europese richtlijnen. Aanbesteden op de economisch meest voordelige aanbieding is in veel gevallen beter dan aanbesteden op de laagste prijs, want dan kan de aanbesteder ook innovatie en kwaliteitsaspecten bij de aanbesteding betrekken. Voor veel opdrachten en zeker als het in bulk gaat, blijkt de laagste prijs echter het beste criterium.

Het aanbesteden op de economisch meest voordelige aanbieding gaat de goede kant op, maar het heeft nog niet overal ingang gevonden. Het blijft dan ook van belang dat wij deze wijze van aanbesteden blijven stimuleren. Ik zal dat doen via PIANOo in de hoop dat aanbestedende diensten vaker voor dit gunningscriterium zullen kiezen.

Mevrouw Kneppers merkte terecht op dat het bij aanbesteden op de laagste prijs eenvoudiger is om kartelafspraken te maken en die onderling te handhaven dan bij aanbesteden op prijs en kwaliteit. Dat is waar, maar het gaat wel te ver om te stellen dat aanbesteden op de laagste prijs automatisch tot kartelvorming leidt.

De heer Reuten vroeg of een aanbestedende dienst eerst met de oude, vertrouwde leverancier mag onderhandelen. De Europese richtlijnen schrijven voor dat aan het einde van een contract een nieuwe procedure moet worden geopend. In normale gevallen kan dan ook niet met de oude, vertrouwde leverancier verder onderhandeld worden. Hierop bestaan echter uitzonderingen.

Mevrouw Kneppers sprak als eerste over de Aanbestedingskalender. Meer in het bijzonder vroeg zij waarom TenderNed verplicht is en er geen gebruik wordt gemaakt van de Aanbestedingskalender. Wij hebben daar om praktische redenen voor gekozen. Zo is er geen ontwerpdocumentatie en dat betekent dat je de Aanbestedingskalender als aankondigingsmodule niet in TenderNed kunt integreren. Omdat de documentatie ontbreekt, is het ook niet duidelijk wie de eigenaar is van welk deel van de Aanbestedingskalender. Het is namelijk een gezamenlijk initiatief van diverse partijen, waaronder ook niet-rijkspartijen. Vanwege de belangen die hiermee gemoeid zijn, moet de overheid straks wel de volledige zeggenschap hebben over dat nieuwe nationale systeem voor elektronische aanbesteding.

Tegen de heer Van den Berg kan ik zeggen dat hieraan hard wordt gewerkt. Volgens de planning zal het op tijd gereed zijn. Overigens wordt het systeem onderworpen aan een aantal uitgebreide tests. Wij moeten immers zeker weten dat het systeem werkt, voordat het verplicht wordt gesteld.

De heer Franken (CDA):

Het is natuurlijk wel een vorm van gedwongen winkelnering. Verder is het een probleem dat Europese modules wel via de kalender te verkrijgen zijn en nog niet via TenderNed.

Minister Van der Hoeven:

Het is de bedoeling dat TenderNed het nationale systeem voor elektronisch aanbesteden wordt. Het moet een eenvormig en eenduidig systeem worden dat voor alle aanbestedende diensten en opdrachtnemers gemakkelijk is te vinden. Ik zal het punt dat de heer Franken aankaart, dan ook zeker meenemen. Maar bij de Aanbestedingskalender loop ik tegen heel andere problemen aan. Als je niet weet wie van welk deel eigenaar is, dan is het erg lastig om een en ander te integreren, omdat de documentatie niet bestaat. Ik zou het willen; dat zou een stuk gemakkelijker zijn, maar het lukt niet.

Voorzitter. De heer Reuten gaf aan dat voor de inkopende afdelingen van private bedrijven andere normen zouden gelden; zij zouden bijvoorbeeld niet transparant hoeven te zijn. De heer Reuten vroeg waarom het zo moet. Welnu, het is geen overheidsbedrijf. Een overheidsorganisatie werkt met publiek geld, met geld van de belastingbetaler. Private bedrijven hoeven niet alle bedrijven een gelijke kans te geven om op non-discriminatoire wijze mee te dingen en hoeven ook niet de principes van de gemeenschappelijke markt toe te passen. Het toepassen van die normen brengt wel uitgebreide Europese regelgeving met zich mee. Ik ga die normen met die regels niet aan het bedrijfsleven opleggen, want deze zijn opgelegd aan ons als overheden en aan onze aanbestedende diensten.

De heer Reuten (SP):

Dit scheert langs het argument dat ik heb gebruikt. Ik heb gezegd dat bepaalde politieke stromingen zich wat betreft de efficiëntie van de publieke sector, spiegelen aan het bedrijfsleven. Het idee daarbij is dat er in het bedrijfsleven efficiënt wordt gewerkt. De vraag is nu: doet het bedrijfsleven het wat betreft aanbestedingen inefficiënt? In het bedrijfsleven hebben wij een lappendeken – de term is van u – die erop duidt dat gemeente A langs een andere aanbestedingsprocedure werkt dan gemeente B enzovoort. Shell doet het anders dan Albert Heijn en Albert Heijn doet het anders dan ASML. Hebben wij daarover te klagen? Doen deze bedrijven het verkeerd? Dat is mijn vraag. Moet je het keurslijf, dat niet wordt opgelegd aan het bedrijfsleven, wel opleggen aan de publieke sector?

Minister Van der Hoeven:

Ja, omdat het de publieke sector is.

De heer Reuten (SP):

Ja, juist omdat het om belastinggeld gaat, mag je van de publieke sector vergen dat die efficiënt omgaat met zijn middelen.

Minister Van der Hoeven:

Dat klopt, en daarom worden die regels ook opgelegd aan de publieke sector. Bij Shell, Albert Heijn en al die andere bedrijven bestaat een andere prikkel als het gaat om kosten- en kwaliteitsefficiency, namelijk een prikkel om te kunnen overleven. Bij een overheidsorganisatie zit dat heel anders in elkaar. Dat is de tweede reden waarom daarvoor andere regels bestaan. Die regels zijn inderdaad Europees vastgelegd en ik vind ook dat wij die moeten naleven. Het kan niet zo zijn dat een aanbestedende dienst onder die drempel allerlei eigen regels gaat bedenken om bepaalde bedrijven buiten de deur te houden en andere bedrijven daarbinnen, zonder dat er een fatsoenlijke kostenvergelijking is gemaakt.

De heer Reuten (SP):

Voorzitter...

De voorzitter:

Mijnheer Reuten, wij hebben nog een tweede termijn. Ik zou u willen vragen om het een beetje kort te houden, met het oog op de klok.

De heer Reuten (SP):

Ik heb één vraag: woekert de gemeente Maastricht of de Rijksuniversiteit Utrecht niet met zijn middelen?

Minister Van der Hoeven:

Als een bedrijf niet kostenefficiënt en effectief werkt, komt het voortbestaan daarvan in gevaar. Voor een gemeente of een andere aanbestedende dienst van de overheid gelden gewoon andere regels. Gemeenten en provincies krijgen hun uitkering uit respectievelijk het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Zij worden er echter niet minder van als zij minder efficiënt aanbesteden. Daarvoor zullen wij dus andere prikkels moeten bedenken.

De heer Laurier sprak over de nieuwe regelgeving met betrekking tot innovatie. Er wordt een aantal bepalingen over innovatie ingebouwd: met betrekking het onnodig clusteren en de functionele omschrijving van de opdracht, want dat gebeurt op dit moment ook nog altijd onvoldoende. Verder noem ik de onderhandelingsprocedure met voorafgaande aankondiging, die onder de drempelwaarde altijd mag worden toegepast. Dit betekent dat wij communicatie en afstemming tussen opdrachtgever en opdrachtnemer mogelijk maken.

De nieuwe wet- en regelgeving verandert niets aan de huidige mogelijkheden voor innovatie bij aanbesteding. Het blijft mogelijk om geïntegreerde contracten te sluiten en het blijft mogelijk om opdrachten functioneel te omschrijven en op kwaliteit te gunnen. Verder komen er in de AMvB's een aantal aparte mogelijkheden bij.

Dat waren alle vragen die op dit punt door de Kamer zijn gesteld. Dit brengt mij bij de vragen en opmerkingen over de AMvB's, de structuur, de communicatie en de voorhang. Het is inderdaad juist dat het nieuwe besluit inzake aanbestedingen er anders uitziet. Ik heb al gezegd dat zowel aanbestedende diensten als bedrijven herhaaldelijk hebben gevraagd om de aanbestedingsvoorwaarden en de aanbestedingsvoorschriften toegankelijker te maken. Dat hebben wij dus ook gedaan. Er is aansluiting gezocht bij het ARW, het aanbestedingsreglement voor werken. Daarin was dat gedaan voor alle aanbestedingsprocedures voor werken. Daar heeft men ervaring mee opgedaan en daar was men tevreden over. U moet echt verder kijken dan de hoeveelheid papier die het uitschrijven beslaat, want de aanbestedende dienst en aanbestedende bedrijven hebben niet steeds te maken met het hele pakket. Zij hebben te maken met een beperkt pakket en zo nodig met het besluit om te zien welke procedure er gevolgd moet of mag worden. Ik heb u het concept gestuurd. Dat is niet afgerond. Daar wordt nog steeds aan gewerkt en het overleg loopt nog. De doelen zijn: lasten omlaag, toetsing van de integriteit van de opdrachtnemer goed regelen, betere toegang voor bedrijven tot overheidsopdrachten van het mkb en de regelgeving verduidelijken. Dat zijn mijn ijkpunten. Daar zal ik de concepten opnieuw aan toetsen.

Ik ben het met de heer Reuten eens dat de begrippen in de aanbestedingswet consistent moeten zijn met de overige wetgeving en met EU-richtlijnen. Ik dacht dat zij dat ook waren. Voor de duidelijkheid: voor de speciale sectoren worden andere begrippen gebruikt dan voor de algemene sectoren. Voor zover in het artikel van Van Weele en Van der Horst wordt aangegeven dat de begrippen in het consultatiedocument – het gaat over de AMvB's – niet geheel uniform waren, hebben zij gelijk. Dat is inmiddels aangepast.

Tegen mevrouw Kneppers zeg ik dat van de definities alleen is afgeweken voor zover dat noodzakelijk was. Dat is ook in de toelichting op het wetsvoorstel uitgelegd. Het is bijvoorbeeld noodzakelijk gebleken om voor de definitie van bijzondere en uitsluitende rechten aan te sluiten bij de mededingingswet, met het oog op consistentie in de regelgeving en de implementatie van de aanbestedings- en mededingingswetgeving.

De heer Reuten zegt dat het ook allemaal zo lastig is, niet goed uitvoerbaar en eigenlijk onoverzichtelijk. De VNG heeft kritiek op de manier waarop de toepasselijkheid van verschillende procedures is geregeld in de concept-AMvB's. De systematiek met twee hoofdprocedures die altijd kunnen, en twaalf procedures die in afwijking van de hoofdregel in bepaalde gevallen kunnen, vindt de VNG ondoorgrondelijk en niet hanteerbaar. Daar is wel voor gekozen met het oog op de Europese richtlijnen, waarin het ook zo geregeld is. Dat wil niet zeggen dat het niet anders kan. Ik heb al aangegeven dat ik het in ieder geval eenvoudiger zal maken waar dat kan. Laten wij wel wezen: ook hierbij is sprake van twee verschillende belangen, de belangen van het bedrijfsleven en de belangen van aanbestedende diensten. Dat moeten wij niet uit het oog verliezen.

Mevrouw Kneppers maakte een opmerking over de drempelwaarde. Ik denk dat zij dat terecht deed. Het zou gemakkelijker zijn als de bedragen rechtstreeks in de implementatiewetgeving opgenomen zouden kunnen worden. Ik heb bekeken of het rechtstreekser kan. Het probleem is alleen – mevrouw Kneppers gaf er zelf een voorbeeld van – dat de drempelwaarden iedere twee jaar herzien worden. In de afgelopen jaren is ervoor gekozen om die drempelwaarden steevast te publiceren op de aanbestedingssite van EZ. Mocht dat nog altijd onvoldoende helder zijn, dan zal ik zoeken naar een nieuwe manier om de kenbaarheid van die bedragen te vergroten, al dan niet in regelgeving.

De heer Laurier vroeg hoe dynamisch de AMvB's zijn. Ze zijn behoorlijk dynamisch. Juist om ontwikkelingen vanuit de jurisprudentie en wijzigingen bijtijds op te kunnen vangen, is gekozen voor de delegatie, maar daar kom ik dadelijk op terug.

Dat brengt mij bij de communicatie. Er is veel publiciteit geweest over de nieuwe regelgeving en met name over de concept-AMvB's. Kritiek is er ook geweest. Ja, natuurlijk: er zijn gevestigde belangen in het geding. Het is nu een lappendeken, dat is zo. Iedere gemeente stelt eigen regels, overheden stellen soms onredelijke eisen aan ondernemers. Dat is ook de reden dat het veranderen moet. Natuurlijk wordt dat niet met open armen ontvangen! Het grijpt fors in op een bestaande praktijk. Dat is zo. Ik constateer ook dat sommige partijen het gevoel hebben dat zij te weinig zijn gehoord. Ik heb u al gezegd dat ik kijk naar de argumenten en dat ik praat met verschillende partijen.

In antwoord op de vraag van de heer Reuten zeg ik dat ik met heel veel aanbestedende diensten contact heb gehad, en die staan inderdaad kritisch tegenover mijn voorlopige voorstellen voor de AMvB's. Dat is ook logisch, mijn voorstellen beperken immers het handelen van inkopers. Daar is men niet blij mee, dat is zo. Die regels gaan tegen dat er overbodige en onnodige eisen aan bedrijven worden gesteld, dat er inefficiënte procedures worden toegepast, dat er onnodig wordt geclusterd. Wat je dan ook ziet, is dat het bedrijfsleven wel positief is over de voornemens omdat het ziet dat het een betere toegang tot de markt van overheidsopdrachten kan krijgen, met lagere kosten. Ik zie de verschillen natuurlijk heel goed. De conclusie die ik trek, is dat ik op de goede weg ben. Ik zal uiteraard de aangevoerde bezwaren door de aanbestedende diensten bekijken om na te gaan of ik de doelen die ik daarnet heb genoemd in die AMvB's ook op iets andere wijze kan bereiken. Maar het is onmogelijk om tegemoet te komen aan de eisen van de inkoop van de aanbestedende diensten zonder ook iets te doen aan de positie van het bedrijfsleven. Dat gaat niet.

De heer Reuten (SP):

U zegt dat u het bedrijfsleven heeft gevraagd hoe het hiertegenover staat. Heeft u ook gevraagd hoe het kleinbedrijf hierover denkt?

Minister Van der Hoeven:

Ja.

De heer Reuten (SP):

En heeft u ook gevraagd hoe zzp'ers erover denken? Hoe denken bedrijven tot vijf werknemers hierover? Denkt u inderdaad dat zij een grote kans hebben binnen deze procedures? Dit is bijna een retorische vraag.

Minister Van der Hoeven:

Ja, natuurlijk zijn er uitvoerige consultatierondes geweest. MKB-Nederland komt op voor het bedrijfsleven, het kleine en middelgrote bedrijfsleven. Wij praten hier over de toegang die het midden- en kleinbedrijf heeft tot overheidsopdrachten. U weet net zo goed dat een individuele zzp'er niet snel een overheidsopdracht krijgt, maar het kan wel. Met name bij ICT-diensten kan het wel degelijk, maar in de huidige praktijk wordt dit te vaak automatisch tegengehouden.

De heer Reuten (SP):

Hoe veel van de instanties die u hebt geconsulteerd hebben positief gereageerd en hoe veel negatief? Ik begrijp nu dat aan de ene zijde iedereen negatief heeft gereageerd. Nu kom ik bij de andere zijde. Daarbij zijn ook zzp'ers. Deze Kamer heeft een brief van die zijde ontvangen, waarin staat dat men helemaal niet blij is met de regels. Waarom doen zzp'ers niet mee en waarom vraagt u dit niet eens aan het kleinbedrijf? Ik weet wel dat binnen het mkb het mb een grote stem heeft, maar de k is toch ook belangrijk?

Minister Van der Hoeven:

U wilt toch ook dat het mkb toegang krijgt tot overheidsopdrachten?

De heer Reuten (SP):

Absoluut!

Minister Van der Hoeven:

Dan zijn wij het daarover eens. Vanuit die invalshoek kijk ik ook naar de commentaren.

De heer Schouw (D66):

Van MKB-Nederland hebben wij een paar weken geleden een heel bijzonder, tweeregelig briefje ontvangen met als boodschap "stem in met die wet". Volgens mij is MKB-Nederland een beetje geschrokken van deze eigen, tweeregelige brief en heeft men vervolgens aan VNO-NCW gevraagd om nog eens een brief van negen kantjes te maken. In die brief staat dat de regeling in elk geval iets beter is dan wat wij nu hebben en dat het bedrijfsleven misschien nog wat kan sleutelen aan de AMvB. Er spreekt toch geen grote passie, liefde en warmte uit die brief van VNO-NCW? Uit de brief van MKB-Nederland spreekt al helemaal niets, want die telt maar twee regels.

Minister Van der Hoeven:

Ik ga niet over brieven, wel over de inbreng tijdens de consultatieronde. Natuurlijk wil het bedrijfsleven veel liever dat het meer bescherming krijgt en dat de aanbestedende diensten nog meer aan banden worden gelegd. Als ik dat deed, zou u terecht zeggen dat ik geen evenwichtige benadering heb. Daar kies ik wel voor. Ik vind ook dat het bedrijfsleven aan de bak moet komen en dat aanbestedende diensten hun werk moeten kunnen blijven doen. Dat betekent dat je niet iedereen voor de volle honderd procent zijn zin kunt geven. Dat is nu eenmaal zo. Ik kom straks nog terug op de kwaliteit van dit wetsvoorstel. Daarover heb ik nog wel enkele andere opmerkingen te maken.

Kritiek was er, ook van de NEVI in de advertentie in de Volkskrant. Die advertentie geeft duidelijk aan dat deze wet nodig is. Er zijn verschillende belangen van overheid en bedrijfsleven. Wij doen dit voor minder regels en voor vergroting van de toegang voor het mkb tot aanbestedingen. Er worden nu vaak onredelijke eisen gesteld, bijvoorbeeld dat je meerdere scholen gebouwd moet hebben van dezelfde omvang in dezelfde gemeente. Er worden aan combinaties van bedrijven hogere eisen gesteld dan aan individuele bedrijven, maar dat kan niet meer. Ik heb al aangegeven dat ik kijk naar de concepten. Als iets beter kan, dan ben ik altijd bereid om daarnaar te kijken. De heer Laurier had het over mijn reactie op de ambtenaren. Aan hen staan mijns inziens andere, veel betere kanalen ter beschikking dan een advertentie om hun mening binnen de overheid te laten horen. Dat hoeven zij toch niet via een advertentie te doen?

Ik heb alle ontvangen reactie op het consultatiedocument geplaatst op de website. Ze staan daar allemaal op. Ik heb ze ook allemaal betrokken bij het opstellen van de concept-AMvB's. Er is nog overleg gaande met een aantal partijen. Ik heb op dit moment nog geen inhoudelijke reactie gegeven, maar wel met een aantal partijen bestuurlijk overleg gevoerd. Uiteraard zal ik, als de AMvB's naar de Kamer komen, aangeven hoe met de ontvangen reacties op het consultatiebureau is omgegaan. Wat heb ik overgenomen en wat heb ik waarom niet overgenomen?

De heer Franken en de heer Van den Berg vroegen expliciet naar de voorhangplicht die is opgenomen. Zij vroegen hoe die gelezen moet worden. In artikel 23 komt inderdaad een zware voorhang voor. Dit betekent dat wijzigingen van de AMvB's bij de Kamers moeten worden voorgehangen.

Ik kom op het punt van de delegatie. Over mijn standpunt met betrekking tot de Kamer mag geen misverstand bestaan. Het opnemen van een richtlijn in een wet vergt een langere procedure dan het opnemen van zo'n richtlijn in een AMvB. Dit mag echter niet vanzelfsprekend leiden tot overschrijding van de implementatietermijn. Uiteraard is ook een voortvarende parlementaire behandeling nodig. Laat ik echter zeggen dat ik daarover niets te klagen heb gehad.

De heer Reuten vroeg of ik niet beter eerst de AMvB had kunnen opstellen en pas daarna de wet. Dat is de omgekeerde wereld; dat gaat echt niet. Dit past niet binnen ons uitgangspunt om de lagere regelgeving als eerste op te stellen. Wij hebben immers de formele wet nodig om de bevoegdheid te creëren voor de lagere regelgeving. Ik kan de Raad van State ook pas om advies vragen omtrent de AMvB's als het wetsvoorstel door de Tweede Kamer is aangenomen.

De heer Schouw vroeg iets heel interessants. Zijn vraag is met name zo interessant omdat hij namens de fractie van D66 spreekt. Hij vroeg of ik, toen ik begon op dit ministerie, heb overwogen om een nieuwe wet in te dienen. Hij vroeg bovendien waarom ik dat niet heb gedaan. Ik zeg hem dat dit wetsvoorstel al met algemene stemmen door de Tweede Kamer was aangenomen toen ik op het ministerie van Economische Zaken begon. Ik begrijp goed waarom het op deze manier werd ingezet, want de aanbestedingsrichtlijnen worden namelijk al zo'n 25 jaar in AMvB's geïmplementeerd. De huidige raamwet bestaat eigenlijk alleen uit een delegatiegrondslag voor de implementatie van de Europese aanbestedingsregels op het niveau van de AMvB. Het wetsvoorstel daarvoor is lang geleden, in 1993, als hamerstuk zonder meer door de Kamer aangenomen. De discussie die de afgelopen maanden is gevoerd, heeft duidelijk gemaakt dat men sinds de invoering van de huidige Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen tot andere inzichten is gekomen over implementatie en delegatie. Ik geef graag aan dat ik wel zie op welke manier ik daaraan tegemoet kan komen.

De heer Laurier vroeg of wij voldoen aan de adviezen uit de PEC. Daaraan voldoen wij, want het hoofddoel is nu juist om tegemoet te komen aan de aanbevelingen van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid.

De heer Schouw (D66):

Ik kom nog even terug op de opmerking van de minister over het feit dat de trein voor dit wetsvoorstel al reed toen zij op het departement begon en dat zij daarop heeft voortgeborduurd. Ik vond samen met een aantal van mijn collega's de sfeer die uit de memorie van antwoord sprak wat twijfelachtig. Wij proefden wat twijfel bij de vraag of dit een goed wetsvoorstel is.

Minister Van der Hoeven:

Ik kom daar nog op.

De heer Schouw (D66):

Wellicht kan de minister daarop reageren. Je bedenkt deze dingen immers niet zelf en uit de memorie van antwoord klonk geen overtuiging.

Minister Van der Hoeven:

Dat zijn de woorden van de heer Schouw. Laat ik het als volgt formuleren. In dit wetsvoorstel staan geen aanbestedingsvoorwaarden, maar het biedt de basis voor vaststelling van de aanbestedingsvoorschriften bij AMvB. De Tweede Kamer heeft op dit wetsvoorstel één amendement ingediend. Van oorsprong zouden de aanbestedingsvoorschriften namelijk per ministeriële regeling worden vastgesteld. In de Tweede Kamer heeft men daarover gezegd: wij willen dat niet via een ministeriële regeling doen, maar per AMvB. Het amendement is ingediend door de fracties van de PvdA, de VVD en het CDA, en is aanvaard. Daarmee was de parlementaire behandeling in de Tweede Kamer afgerond. Ik heb echt goed naar de woordvoerders in de Eerste Kamer geluisterd, en zie nu dat er fundamentele bezwaren zijn tegen de delegatiesystematiek die wordt voorgesteld. Die bezwaren zullen blijven bestaan; daarover maak ik mij geen illusies. De Kamer kan nu twee dingen doen. Zij kan het wetsvoorstel afwijzen. Dat kun je doen. Daar heeft de Kamer het volste recht toe. Ik wil de Kamer echter toch iets anders in overweging geven, naar aanleiding van de oplossing die de heer Franken aangaf. Stel dat het wetsvoorstel niet wordt aangenomen. Dat betekent dat de oude wet uit 1993 in werking blijft. Dan komt er geen uniforme integriteittoets om niet integere ondernemers uit te sluiten. De toegang van het mkb tot overheidsopdrachten wordt dan ook niet verbeterd. Er komt geen uniforme regelgeving. Wij blijven werken met die lappendeken van eigen regels en reglementen. Ook komt er geen verlaging van de totale lasten van aanbesteding. In de richting van de heer Van Driel merk ik op dat de voorbeelden die hij heeft genoemd en die zich onder de huidige oude wet voordeden, gewoon blijven bestaan, omdat wij er niets aan doen. Daar draait het om.

De heer Franken vroeg zich af of het ook anders kan. Ik vond het voorstel dat hij deed eigenlijk wel goed. Ik hoop dat ik dat goed heb begrepen. Het leidt eigenlijk leidt tot het begrenzen van de delegatiegrondslagen en het overhevelen van een deel van de AMvB's naar de wet. De Kamer moet de wet overigens wel aannemen, want anders houdt het op. Een en ander betekent dat daarna op basis van de AMvB's, die met beide Kamers worden besproken, wordt bekeken of sprake is van normen die niet in de AMvB's thuishoren, maar in feite in de wet. Na het aannemen van de AMvB's ga ik ervoor zorgen dat datgene wat nu in de AMvB's staat, maar eigenlijk in de wet thuishoort, in de wet wordt opgenomen. Ik heb wat dat betreft goed naar de Kamer geluisterd. Dat betekent dat de periode die nu geldt voor de evaluatie in feite wordt benut om dit beter te regelen. Dat hoeft geen probleem te zijn, want de regelgeving verandert qua inhoud niet meer. Als de AMvB's zijn vastgesteld, weten wij waarover wij spreken. De verhouding tussen de wet aan de ene kant en de AMvB's aan de andere kant wordt dan zoals het hoort. De normen zijn vastgelegd in de wet. Ik hoop dat de Kamer merkt aan de manier waarop ik dit aangeef, dat ik daar zeer gemotiveerd voor ben. Ik wil graag van de Kamer in tweede termijn horen of zij met mijn toezegging op dit punt uit de voeten kan. Het gaat om het klachtenloket, met alles wat erbij hoort, plus de betaling ervan, de bagatelregeling en de systematiek. Ik denk dat ik daarmee impliciet heb aangegeven dat deze wet inderdaad ook anders had gekund.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik waardeer de open en eerlijke beantwoording van de minister. Zij stelt dat zij goed luistert naar de kritiek van de Kamer en dat er principieel eigenlijk iets fout zit in de wet. Dat wil de minister geleidelijk oplossen. Zo versta ik haar. Dat is een heel duidelijke en heel eerlijke positie. Ik waardeer dat, maar misschien kan de minister nog even meedenken over het andere alternatief. Dat komt erop neer dat het wetsvoorstel wordt teruggetrokken of aangehouden, waarna de minister met vereende krachten en een aantal verstandige koppen op het departement een nieuw wetsvoorstel maakt. Ik voorspel dan dat die hier binnen een jaar kan worden behandeld. De huidige wet is er al een tijdje. Daar kunnen wij nog wel een jaar mee door. Is de minister in staat om zo iets in een jaar af te ronden?

Minister Van der Hoeven:

Ik zie mijzelf nog wel in staat om dat in een jaar te doen, maar ik heb ook te maken met de Raad van State en de Tweede Kamer, dus dat lukt niet. Het gevolg is ook dat de situatie in de tussenliggende tijd niet verandert. De heer Van Driel gaf zojuist een aantal voorbeelden van zaken die niet echt lekker lopen. Daar had hij volkomen gelijk in, maar die zaken zijn mogelijk vanwege de huidige wetgeving. Daar moeten wij wat mij betreft paal en perk aan stellen. Daarom neem ik het voorstel van de heer Franken over, ervan uitgaande dat ik dat goed begrijp. Daarmee nemen wij voor een korte periode genoegen met iets waarvan wij allemaal zeggen dat het niet is wat het zou moeten zijn, maar aan de huidige praktijken wordt wel een eind gemaakt.

De heer Franken (CDA):

De minister heeft het prima begrepen, maar ik wil nog graag één element verduidelijkt zien. Je zou zo iets wel moeten doen binnen een bepaalde termijn. In de wet staat een evaluatietermijn. Mogen wij die zo opvatten dat dit een horizonbepaling is geworden?

Minister Van der Hoeven:

Formeel niet, maar materieel wordt het dat wel als de Kamer mijn toezegging volgt.

De heer Schouw (D66):

Dat is geen antwoord.

Minister Van der Hoeven:

Ik hoor de heer Schouw opmerken: dat is geen antwoord. Dan moet hij zeggen waarom dit geen antwoord is.

De heer Schouw (D66):

De minister heeft een termijn van drie jaar genoemd. Je zou kunnen zeggen: als je instemt met dit wetsvoorstel, blijft de wet maximaal drie jaar in deze vorm bestaan. Daarna komt er iets anders. Ik denk dat de heer Franken dit in eerste termijn heeft willen betogen.

Minister Van der Hoeven:

Daarop zeg ik: volgens mij moet dit kunnen. Hoewel dit niet de wet is die wij willen hebben, is het voordeel ervan dat wij in ieder geval iets doen aan de praktijken die wij ook niet willen hebben, en tegelijkertijd gaan werken aan de voortgang van het geheel, zodat wij op afzienbare termijn – drie jaar is wat mij betreft het maximum – wel hebben wat wij moeten hebben. Nogmaals, ik heb de Eerste en de Tweede Kamer niet in de hand op het punt van de behandelings­termijn.

De heer Van den Berg (SGP):

Als ik het goed heb begrepen, komen gaandeweg de termijn ook de verbeteringen aan de orde.

Minister Van der Hoeven:

De verbeteringen bespreek ik met de Kamer, als de AMvB's worden voorgehangen. Dan verwacht ik dat de Kamer mij aangeeft wat in de toekomst in de wet thuishoort en wat in de AMvB's.

De heer Van den Berg (SGP):

Dat is helder, mijn dank.

De heer Franken (CDA):

Het aardige is dat wij als Kamer dit proces dan mee kunnen sturen, waarmee wij in een veel betere positie zijn. Ik zou hieraan nog een punt willen toevoegen. Tegen de heer Schouw merk ik op dat ik op dit punt enig zelfvertrouwen heb. Deze termijn van drie jaar is volgens artikel 23 of 27 een evaluatiebepaling. Wij zouden dit ook formeel kunnen vastleggen door de minister te vragen, hiervoor een novelle in te dienen. Ik moet zeggen, dat mijn fractie dit wel erg op prijs zou stellen.

Minister Van der Hoeven:

Deze vraag kan men aan mij stellen. Ik denk een aantal opmerkingen te maken die de Kamer in tweede termijn kan meenemen. Het is allemaal vrij ingewikkeld, omdat de AMvB's tegelijkertijd worden voorgehangen in de Eerste en in Tweede Kamer. De behandeling van de novelle zou eigenlijk tegelijkertijd moeten lopen. Ik moet een beroep op deze Kamer doen. Als ik de Kamer dit toezeg, mag het niet zo zijn dat dit fout gaat lopen in de Tweede Kamer; dat kunnen wij niet hebben. Men merkt aan mij dat ik geen expliciete bezwaren heb.

De heer Franken (CDA):

Dit is een risico dat wij graag aanvaarden. Bovendien heeft de minister bij deze behandeling kunnen zien dat wij heel snel werken.

Minister Van der Hoeven:

Dat klopt.

De heer Reuten (SP):

De minister zegt: er ligt hier een wetsvoorstel dat wij niet willen en dat ik als minister niet wil. Kan zij dit nog eens herhalen?

Minister Van der Hoeven:

In chocoladeletters, zeker? Ik heb aangegeven dat de Kamer het wetsvoorstel in zijn huidige vorm niet voldoende vindt. Ik moet heel eerlijk zeggen dat dit een erfenis is die ik heb gekregen. Deze erfenis kan ik beheren en ik kan ervoor zorgen dat hij op een fatsoenlijke manier wordt afgerond.

De heer Reuten (SP):

Dat is voldoende.

Minister Van der Hoeven:

Volgens mij zijn wij hiermee bezig.

De heer Van Driel (PvdA):

Ik heb een korte vraag: heeft de minister een novelle toegezegd of niet?

Minister Van der Hoeven:

Als de Kamer dit wil, zal ik dat doen. Laten wij er dan wel voor zorgen – vandaar dat ik hierover eerder een opmerking maakte – dat het proces niet verstoord wordt. Wij hebben immers te maken met de volgorde: novelle, Raad van State, Tweede Kamer, Eerste Kamer plus de voorhang van de AMvB's. Dit is de enige opmerking die ik gemaakt heb. Men merkt hopelijk aan mij dat ik geen principiële bezwaren heb.

De heer Van Driel (PvdA):

De minister zegt het dus toe?

Minister Van der Hoeven:

Als de Kamer dat wil. Ik geef echter ook aan: laten wij er dan wel voor zorgen dat het proces goed gemanaged wordt. Daar heb ik alle Kamerleden bij nodig.

De vergadering wordt van 20.05 uur tot 21.05 uur geschorst.

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen die aan haar zijn gesteld en voor de manier waarop zij dit heeft gedaan. Aan het einde van de beantwoording werd het wat mij betreft een beetje verwarrend. Het ging toen over een novelle. De minister zei te overwegen om bepalingen uit de AMvB over te brengen naar de wet. Daarvoor zouden wij eerst de wet en de AMvB's moeten aannemen, waarna de bepalingen zouden worden overgebracht naar de wet.

Ik begrijp hiervan eerlijk gezegd niet zo veel. Volgens mij betekent dit ook een novelle. Hoe doe je dit dan? Neem je iedere keer een stukje van de uitgewerkte AMvB's aan en doe je iedere keer opnieuw een wetsvoorstel? Het lijkt me dat dit niet kan. Ik begrijp het eerlijk gezegd niet. Bovendien begrijp ik ook niet zo goed wat een horizonbepaling is. Volgens mij betekent dit dat de wet in principe na drie jaar expireert. Maar de minister zei dat de evaluatiebepaling materieel een horizonbepaling wordt. Dus, denk ik dan, formeel gebeurt dit niet. De wet expireert dan niet over drie jaar. Wat voor garanties hebben wij dan dus?

Misschien is het principiële standpunt veel belangrijker. Mijn fractie heeft er grote moeite mee wanneer een wet, waarover alle woordvoerders, inclusief die van het CDA, zich vandaag kritisch tot zeer kritisch hebben uitgelaten, toch wordt aangenomen, terwijl alle kritiek Kamerbreed overeind blijft staan. Wij blijven van mening verschillen over de vraag of de nieuwe regelgeving tot minder juridische procedures zal leiden en of zijn nou beter is, ja of nee. De kritiek blijft Kamerbreed dus overeind. Toch zouden wij de wet moeten aannemen. De praktijk moet dan drie jaar leven met de wet, waarvan de minister zelf heeft gezegd dat deze niet ideaal is. Daarmee kan mijn fractie niet leven.

Deze regering wilde de regelgeving en de kosten van de bureaucratie terugdringen. Wat mij betreft geeft deze wet blijk van het omgekeerde. Wij houden het kabinet graag aan de eigen geloofsbelijdenis en moeten dus wel tegen zo'n bureaucratische en kosten veroorzakende wet stemmen. Met andere woorden: de Aanbestedingswet is aan mijn fractie niet besteed.

De heer Franken (CDA):

Voorzitter. Ik betoon de minister veel dank voor de uitgebreide en precieze beantwoording, met name ook omdat zij alle punten die wij aan de orde hebben gesteld niet heeft weggeveegd met een grote zwaai met de bezem, zoals de heer Schouw voorstelde. Wij daarentegen hebben allemaal het volle pond gekregen. Ten aanzien van de wetgevingssystematiek betekent dit dat er nu onweersproken vaststaat dat de gang langs het parlement geen relevante oorzaak is voor overschrijding van de implementatietermijn. In de memorie van antwoord stond nog dat dit een fors risico inhield, waardoor de implementatie niet op tijd zou geschieden. Deze opmerking is nu dus geheel buiten spel geplaatst.

Ook staat vast dat de aanwijzingen voor de regelgeving bepalend zullen zijn voor de keuze voor delegatie en de vorm waarin dat geschiedt. De minister heeft toegezegd dat binnen drie jaar een nieuwe wet zal voorliggen. Als ik dit verkeerd begrepen heb, zal zij mij corrigeren. Daarom hebben wij gesproken van een novelle. Deze betreft het feit dat het artikel dat nu als een evaluatiebepaling is geformuleerd, een horizonbepaling zal worden. Dit betekent ook dat wij in die periode van drie jaar kunnen werken aan de AMvB's die hier langskomen, niet alleen in de eerste editie, maar ook bij het vervolg in de volgende afleveringen.

In de materiële wettelijke bepalingen is een duidelijke stap gezet in de richting die wij graag wilden met de invulling van de proportionaliteitseis, het tegengaan van de dwangcontracten. Je kunt het een grijze lijst noemen. De minister heeft het in het Engels geformuleerd. Dat is ook een taal die meer bij Economische Zaken past. Het is heel duidelijk. Bij de inwerkingtreding van de AMvB zal dit verder worden uitgewerkt.

Wat de rechtsbescherming betreft betreur ik het verbod van arbitrage nog steeds. Ik ben er in de mondelinge behandeling niet op terug gekomen. Ik heb er indertijd argumenten voor gegeven die ook tegen de argumenten van de Raad van State ingaan. Nu is een mooie gelegenheid om dat te heroverwegen voor een nieuw wetsvoorstel. De minister heeft gesproken van een geschillencommissie, maar ook de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland is beduidend omgevormd. Zij moet toch ook maar eens denken aan die arme presidenten in kort geding die in hun dooie piere eentje in een paar dagen een beslissing moeten nemen over honderden miljoenen.

Ik ben blij met de toezegging over het klachtenloket. Dat is juist – ter attentie van de heer Schouw – iets wat juridisering tegengaat, maar de bevordering van de marktwerking stimuleert. Je kunt dus ook anoniem klagen wanneer je als arme mkb'er voortdurend door zo'n gemeenteambtenaar buitenspel wordt gezet of dreigt te worden.

Over de werking meervoudig onderhands zou de minister nog nadere informatie opvragen. De passende mate van openbaarheid is een criterium dat in de jurisprudentie zal moeten worden ingevuld, maar waarover nog onduidelijkheid bestaat naar aanleiding van de brief die van de commissie is gekomen. De bagatel gaat omhoog; dus de kosten-batenverhouding wordt hierbij verbeterd. De minister heeft gezegd dat zij een substantieel hogere drempel zal aanhouden en daarbij mijn voorstel van twee keer bij leveringen en diensten en drie keer bij werken ter harte zal nemen. Ik zal daarom de motie die ik daarover in petto had, niet indienen.

Samenvattend, voorzitter. Wij hadden bezwaren tegen deze wet en wij hebben nog bezwaren tegen deze wet. Wij zijn dus consistent daarin. Het eerste punt van kritiek is dat deze wet geen recht doet aan de eenheid en consistentie van de Nederlandse wetgeving. Wat de parlementaire inspraak betreft moet de aanwijzing voor de regelgeving toch leidend zijn. Het tweede punt van kritiek is dat wij nog steeds twijfels hebben over de effectiviteit, de ingewikkeldheid, de toch nog niet helemaal weggenomen mogelijkheid van dwangclausules en de kosten. Daar is dus nog een weg te gaan.

Nu zijn er twee oplossingsrichtingen. "Oplossingsrichting" is eigenlijk een beetje een CDA-woord, naar ik heb begrepen. De heer Lubbers heeft dat woord gemaakt. Hij was goed in neologismen. Het is duidelijk; ik hoef het niet nader te verklaren. De eerste oplossingsrichting is de wet afstemmen; dat betekent alles opnieuw. De andere oplossingsrichting is het voorstel dat ik namens mijn fractie hier heb gedaan, een goedkeuring onder voorwaarden. Die voorwaarden zijn de zware voorhang waarbij AMvB's en wijzigingen langskomen, dat de evaluatie een horizon wordt, zodat er na drie jaar een goede wet kan liggen en dat voor direct de bagatel fiks omhoog gaat, zodat er een werkbare situatie komt waardoor veel kritiek die wij nu hebben gehoord, zal verstommen. Deze oplossing van een goedkeuring onder voorwaarden acht mijn fractie juist, want er komt een gecorrigeerd wetsvoorstel, en acht mijn fractie praktisch, want de AMvB komt binnenkort langs en dan kunnen beide Kamers bepalen hoe de verhouding met de toekomstige wet zal zijn. Wij sturen dus mee aan het proces. Die oplossing achten wij elegant omdat in de praktijk ondernemers en aanbestedende diensten voortgaan op de weg die zij al zijn ingeslagen, want er is natuurlijk geanticipeerd op hetgeen vandaag is behandeld. Al doende leert men, zegt men in het Nederlands. Collega Jurgens kon zoiets mooi in het Latijn zeggen, maar hij is er niet. Daarom zal ik het proberen: vires acquiret eundo.

De heer Reuten (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ook ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik spreek mijn waardering uit voor haar vlammende betoog en voor de wijze waarop zij dat heeft gehouden. Daar heb ik werkelijk alle waardering voor. Ik denk nu met name aan datgene waarop zij haar betoog liet uitmonden.

Het lijkt mij hoe dan ook belangrijk dat er gedegen cijfers komen over de bedragen die in het kader van dit wetsvoorstel gelden. Die hoeft de minister niet vanavond niet te geven, maar het zou fijn zijn als wij een brief kregen met onderbouwde cijfers. Ik heb gezegd dat het wel eens om een bedrag van 175 mld. zou kunnen gaan. De minister hield op het op 36 mld. Tussen die twee zit dus een behoorlijk verschil. Het lijkt mij ook dat met de brief de cijfers zouden moeten worden gegeven voor het beslag dat in het kader van dit wetsvoorstel geldt voor het mkb. Daarbij zou ook aangegeven moeten worden welk beslag het kleinbedrijf legt op de leveringen voor de publieke sector. Voor de M en de K zou bij die becijfering rekening moeten worden gehouden met de omvang van de ondernemingen op de manier waarop het CBS dat doet. Met nadruk zeg ik dat mijn fractie het belangrijk vindt dat het mkb goed bediend wordt en zeker niet onderbedeeld wordt.

Kamerbreed is opgemerkt dat het nu om een lege wet gaat. Mij dunkt dat een novelle naar aanleiding van een lege wet, een lege novelle wordt. De SP is om twee hoofdredenen tegen aanneming van die wet. Ons eerste bezwaar betreft het principiële argument dat ook door senator Franken is aangedragen en waarvoor ook in de schriftelijke uitwisseling uitgebreid de argumenten zijn gewisseld. Dat principiële argument betreft het feit dat wat de wet in essentie had moeten aangeven, wordt gedelegeerd.

De tweede hoofdreden waarom de SP tegen aanneming van dit wetsvoorstel is, houdt verband met het deel waarover wij volgens minister in de nadere memorie van antwoord niet zouden mogen praten: de AMvB's. De minister achtte praten daarover voorbarig. Wij hebben hier gemerkt dat dat standpunt niet houdbaar is, omdat juist de inhoud van de AMvB's de Kamer uiteindelijk duidelijk maakt hoe de wet- en regelgeving eruit gaat zien. Hierover hebben wij van gedachten gewisseld en wat wij te weten zijn gekomen doet veronderstellen dat sprake zal zijn van overmatig geregel. Verder zal de regelgeving inflexibel zijn, te gedetailleerd en zal daarmee geen rekening worden gehouden met mogelijke innovatie op dit terrein. Juist daardoor wordt de publieke sector op het spoor van inefficiency gezet. Het gaat hier om regels die je het Nederlandse bedrijfsleven nooit zou willen opleggen. Deze minister zou dat ook niet moeten willen. Daarom moet zij dat ook niet willen opleggen aan de publieke sector. Wij moeten in de publieke sector efficiency betrachten, juist omdat het om belastinggeld gaat.

De minister heeft in haar eerste termijn een aantal malen gezegd dat er bij de AMvB's tegengestelde belangen zijn tussen de aanbestedende publieke sector en het bedrijfsleven, dat je ook weer niet over één kam kunt scheren. Het grote bezwaar tegen het voorliggende voorstel is dat juist die tegengestelde belangen en de afweging daarvan niet in het wetsvoorstel terecht zijn gekomen. Die afweging zou in het wetsvoorstel gemaakt moeten worden, zodat de Kamer zich daarover kan uitspreken.

Ik begon mijn bijdrage in eerste termijn met het uitspreken van mijn vertrouwen in de democratie. Het gaat om argument en tegenargument. Ik heb het vertrouwen dat dan wijsheid komt bovendrijven. De minister hebben wij ervan kunnen overtuigen dat zij het zelf geen goede wet vindt. Zo heeft zij het ook geuit. Dat sterkt mijn vertrouwen in de democratie, in argument en tegenargument. Ik dank de minister daarvoor.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter. Namens onze fracties dank ik de minister hartelijk voor de wijze waarop zij is ingegaan op onze inbreng. De problematiek van het midden- en kleinbedrijf hebben wij nog eens nadrukkelijk onder de aandacht van de minister gebracht. Zij wil daarop de regels vereenvoudigen. Dat is goed, dan is ook voor het mkb faire mededinging mogelijk, hetgeen belangrijk is voor een goede marktwerking.

Wij zijn blij met de toezegging van de minister dat de bagateldrempels verhoogd zullen worden. Daardoor zullen heel veel praktische problemen opgelost worden. Wij zien met belangstelling die verdere ontwikkeling tegemoet.

Nadrukkelijk hebben wij aandacht gevraagd voor de integriteit van aanbestedende diensten. Wij moeten natuurlijk ook naar overheidsdiensten kijken. De minister heeft dat een taak voor Binnenlandse Zaken genoemd. Bij gelegenheid zullen wij in een debat met de bewindslieden van BZK nog eens vragen of dit aanscherping behoeft. Bij de integriteitstoetsing worden Nederlandse bedrijven niet benadeeld ten opzichte van buitenlandse inschrijvers. Wij hebben daar goede nota van genomen.

De minister heeft gezegd dat de nieuwe wet er binnen drie jaar ligt en dat zij aan een novelle zal gaan werken. De Kamer kan samen met de minister werken aan de AMvB. Wij vinden dat een heel goede insteek. Onze bijdrage was kritisch, maar wij vinden het positief dat wij betrokken worden bij de sturing van dit proces.

Er komt een klachtenloket, wat heel erg nuttig is voor bedrijven die denken dat het niet goed gaat.

De heer Schouw (D66):

Mede ter voorkoming van de avonddip het volgende. Mijnheer Van den Berg, u vindt het allemaal zo fantastisch. U loopt al wat langer rond, maar vindt u die hele transactionele manier van omgaan met de AMvB's niet gek? De minister heeft de Kamer uitgenodigd om in de toekomst op basis van gesprekken te kijken of er nog leuke dingen in die AMvB's staan die in een wet kunnen worden ondergebracht. Dat is dus een soort permanent proces van coproductie en daarmee een unicum. Hebt u daar nog een kritische reflex op?

De heer Van den Berg (SGP):

Ik ben de heer Schouw dankbaar, omdat hij ons regelmatig herinnert aan onze uitgangspunten. Je moet principieel zijn, en dat is ook heel goed...

De heer Schouw (D66):

U deed het vandaag zo goed bij dat andere wetsvoorstel! U was zo lekker bezig, zo in vorm!

De heer Van den Berg (SGP):

Jammer dat de heer Schouw de neiging heeft mij niet uit te laten praten! Vanuit onze uitgangspunten hebben wij een principiële opstelling. De heer Schouw kan als geen ander weten dat wij ook geloven in bepaalde vernieuwingen, in zaken die er zijn en er niet waren. Zo heb ik de toezegging van de minister opgevat. De minister heeft een hele metamorfose ondergaan, wat heel goed is, en dat moet de heer Schouw geweldig aanspreken, net als mij!

Wij zullen voorstemmen, maar het is een voorwaardelijke voorstem, wat duidelijk is geworden aan de hand van de toezeggingen van de minister. Ik wens u een goed reces, mijnheer Schouw.

De heer Reuten (SP):

Als ik het goed begrijp, gaat bij aanneming de wet voorlopig functioneren, waarna wij over drie jaar een nieuw wetsvoorstel krijgen. Hoe stelt u zich dat voor in het veld? Het veld heeft nu bepaalde aanbestedingsprocedures, die moeten nu administratief worden omgezet naar nieuwe procedures, en dan wilt u over drie jaar dat het veld helemaal opnieuw begint? Dat kunt u het veld toch niet aandoen?!

De heer Van den Berg (SGP):

Je kunt het het veld ook niet aandoen om de wet niet aan te nemen. Ik weet van het veld dat het, na aanneming van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer, al volop bezig is met de voorbereiding van de nieuwe procedures. Maar de nieuwe wet komt er niet zomaar, wij hebben een tussenperiode gekregen van de minister, waarin wij nauw zullen worden betrokken bij de invulling van de nieuwe wet. Dat is alleen maar gunstig voor het bedrijfsleven, dus die afweging maken wij. Voor de kleinere bedrijven gaat de drempelwaarde omhoog, wat heel goed is, en voor de grotere bedrijven zullen wij proberen tot een goede werkwijze te komen, want wat wij nu hebben, is het allerslechtste wat je kunt hebben.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik zet een omissie recht: in een interruptie in het vuur van de strijd heb ik vergeten te vermelden dat ook het mkb zich achter de lange brief van VNO-NCW heeft geschaard.

Soms zijn er debatten waar je niet naar uitkijkt en er zijn debatten die het leven draaglijk maken. Vandaag was er zo'n debat over een belangrijk onderwerp, en het is altijd fijn om met deze minister te debatteren. Zij is gedreven, spitsvondig, wat erg goed van pas kwam in deze behandeling, waarin eerlijk is gesproken over dit wetsvoorstel.

Ik heb nog een aantal opmerkingen. De eerste is eigenlijk een wetmatigheid die ik de minister wil voorhouden. Die is: vergissingen maken is menselijk. Deze minister kan een vergissing maken maar ook haar voorgangers kunnen vergissingen maken. Het maakt eigenlijk niet zo heel veel uit van welke politieke partijen die zijn. Zelfreflectie is een beetje de kracht van het besturen. Het is aan nieuwe ministers om datgene wat zij bij hun aantreden op hun bordje krijgen te beoordelen en te heroverwegen. Ik neem even het voorbeeld van minister Ter Horst, die allerlei prachtige democrati­seringsvoorstellen voor zich kreeg en woog en vervolgens aangaf daar niet meer mee verder te willen. Kortom, het is geen automatisme dat een minister erfenissen van zijn of haar voorgangers of haar voor-voorgangers overneemt. Het is een eigen verantwoordelijkheid.

Mijn tweede opmerking is dat de Kamer en de regering eigenlijk heel dicht bij elkaar zijn gekomen als het gaat om de typering van dit wetsvoorstel. Of je het nu een draak van een wet noemt of een draakje van een wet, maar wij zijn het eigenlijk allemaal wel met elkaar eens dat dit wetsvoorstel niet is wat wij willen. Een aantal belangrijke punten die nu in de AMvB's worden verondersteld, zouden in een wet moeten worden opgenomen. Op dat punt zijn wij het met elkaar eens geworden, hetgeen grote winst is. Vraag is natuurlijk wel of het de Eerste Kamer siert als morgen in de krant zou staan: Eerste Kamer neemt een wetsvoorstel aan dat zij eigenlijk niet wil. Niet alleen de Eerste Kamer wil dat wetsvoorstel niet, maar de minister eigenlijk ook niet. Als je jezelf als Kamer serieus neemt, moet je dat eigenlijk zien te voorkomen.

Ook na de beantwoording van de minister blijven mijn fractie en het kabinet van mening verschillen over theorie en praktijk van de werking van de wet. Het kabinet zegt dat de wet eigenlijk minder administratieve lasten betekent, niet leidt tot juridisering en minder complex is. Wij beleven dat toch echt totaal anders. Wij zien onvoldoende waarborgen voor de stellingen van het kabinet. Ook hebben wij een ander, fundamenteler uitgangspunt bij de wet. Wij vinden dat de doelmatigheid van de wet voorop zou dienen te staan. Dat zou dan zijn uitwerking moeten krijgen in allerlei elementen en karakters die meer de vorm hebben van mediation, van verschillen overbruggen, zoals ook de wens is van het CDA, dan die heel rechtlijnige en starre wijze waarop het wetsvoorstel nu is opgezet.

Alles afwegende komen wij dus ook tot een andere keuze. Wij zouden het zeer onverstandig vinden om met dit wetsvoorstel in te stemmen en tegelijkertijd te zeggen dat wij het slecht vinden en er gewerkt moet worden aan een nieuw wetsvoorstel. Dat is echt de ondernemers, het bedrijfsleven, de samenleving en wie dan ook op het verkeerde spoor zetten. Dat is kosten maken die eigenlijk niet gemaakt zouden moeten worden. Het meest verstandige is om heel snel te gaan werken aan een nieuw wetsvoorstel. Dat kan binnen een jaar gebeuren, als de minister zich inspant. Ik weet dat zij wat dat betreft grote krachten heeft. Reflecteer ook eens op een wat ander uitgangspunt van het wetsvoorstel. Ik zeg het niet graag, maar wij kunnen helaas dit wetsvoorstel niet steunen.

De heer Laurier (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording die bij ons overigens af en toe een wat surrealistisch beeld opriep, omdat die voor een belangrijk deel ging over AMvB's die in feite buiten de orde verklaard waren. En zelfs op die AMvB's kwamen nu, in een vroegtijdig stadium, al toezeggingen.

Veel in de beantwoording vonden wij ook een soort welles-nietesspelletje. Bij de toename van juridische procedures, de positie van de heel kleine ondernemingen of zzp'ers had het antwoord van de minister het karakter van "ik zie het anders". Soms waren het heel obligate opmerkingen. Zo noteerde ik dat het de bedoeling is dat TenderNed goed gaat werken. Ja, dank je de koekoek dat dit goed moet gaan werken. Bij de kritiek die voor een deel uit het veld komt, met name van hen die straks toch een deel van die aanbestedingsregels toe moeten passen – ik doel op de NEVI en op de VNG – heb ik ten minste twee keer uit de mond van de minister genoteerd dat er verschillende belangen zijn. Natuurlijk zijn die er, maar het is onze taak om die verschillende belangen over en weer in het oog te houden. Overigens miste ik een antwoord over de wijze waarop de communicatie was gegaan tussen de NEVI en de minister of het ministerie over de kritiek die geuit was en over het aanbod om mee te denken.

In de beantwoording van de minister ligt terecht vaak de nadruk op het belang van de bedrijven. Ook wij vinden het van belang dat dit goed en netjes geregeld is. Tegelijkertijd zei de minister in haar beantwoording dat deze wet een uitvloeisel is van de parlementaire enquête bouwnijverheid en dat als consequentie daarvan onder andere het element van de integriteitstoets is opgenomen. Er is wat gefilosofeerd over die integriteit, maar er blijft toch een kernvraag open over de integriteitstoets en de wijze waarop deze is vormgegeven. Hoeveel van de bedrijven die hebben meegedaan in de aanbesteding rond de bouwfraude, zouden op basis van deze integriteitstoets niet voor een aanbesteding in aanmerking zijn gekomen en hoeveel van de bedrijven die in de enquête ter sprake zijn gekomen, zouden nu niet meer voor een aanbesteding in aanmerking komen? Dat is toch een belangrijke vraag over het gewicht van de integriteitstoets, die hier nu feitelijk ingebakken is. Juist met het oog op de continuïteit van het werk van de parlementaire enquêtecommissie zou ik van de minister graag het antwoord op deze vraag horen.

Aan het eind van het debat kwam de aap uit de mouw: wij zijn allemaal ongelukkig met de wet. Uiteindelijk heeft de heer Franken een voorstel gedaan: kunnen wij niet een tijdje met die wet doorgaan en "werkendeweg" – ook een CDA-term – naar oplossingen zoeken? Mijn fractie vindt dat geen verstandig voorstel. Als wij een wet die niet aan onze kwaliteitsnormen voldoet wel toestaan, dan zijn wij ongeloofwaardig. Gezien het feit dat de heer Franken op het gebied van wetgevingskwaliteit belangrijke dingen zegt, had ik dat eigenlijk een beetje van hem verwacht. Wij gaan anders in zee met een draak van een oplossing voor een draak van een wet en dat moeten wij niet doen.

De heer Van Driel (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Laat ik beginnen met de minister dank te zeggen voor haar uitgebreide en goede beantwoording. Zij is op veel punten ingegaan en heeft uitgebreid en openhartig gereageerd op een aantal punten die door alle fracties, en dus ook door ons, naar voren zijn gebracht. Op een aantal punten heeft zij stappen gezet in de richting van de critici in de Kamer. Dat heeft ertoe geleid dat wij tussen het dessert en de heropening van de vergadering fractieberaad hebben gevoerd. Ik kom daar straks nog even op terug.

De minister heeft gezegd, en dat heb ik als hoofdlijn opgepikt, dat het niet is wat het moet zijn en dat de wet niet is zoals dat hoort. Dat zegt nogal wat, vind ik. Ik zit hier nog niet zo lang, maar ik denk wel eens met enige nostalgie: waar is de tijd dat de hooggeleerde juristen hier, als dat aan de orde was, schouder aan schouder stonden om te zeggen dat men er stelling tegen moet nemen als de kwaliteit niet is wat zij moet zijn.

De heer Franken (CDA):

Ik word nu zo duidelijk uitgenodigd dat ik hier niet aan voorbij kan gaan. Schouder aan schouder hebben wij stelling genomen tegen de fouten die in deze wet zijn, alleen de oplossingen lopen nu uiteen. U kunt zeggen dat alles in de prullenmand moet en dat wij opnieuw gaan beginnen, maar u kunt ook zeggen dat er bepaalde verworvenheden zijn, dat er werk is gedaan, laten wij dat gebruiken en daarmee verder gaan, om dan tot een resultaat te komen dat wel aan onze eisen voldoet. Ik heb zojuist gezegd dat dit mij juist en praktisch lijkt. Dat lijkt mij elegant tegenover de mensen in het veld, want zij worden niet met andere procedures opgezadeld. Het gaat er alleen om wat in de wet en in de AMvB hoort. Dat is nu juist datgene waar die hooggeleerde schouders voor staan.

De heer Van Driel (PvdA):

Het siert u dat u zich aangesproken voelt. Dat is ook juist, want u bent een eminent jurist, dus in die zin mag u zich aangesproken voelen. Ik bedoel dat heel positief, alleen ik snap dan niet dat u tot deze afweging komt over een kwalitatief heel wat mindere wet. Daarover zijn wij het allemaal eens. Ik vind het opvallend dat eigenlijk niemand zegt dat deze wet toch wel redelijk is of een 6 1/2 verdient. De minister zegt het zelf en dat is door verschillende woordvoerders gememoreerd. De minister is er zelf ook niet van overtuigd dat deze wet de toets der kritiek kan doorstaan. Je kunt hooguit zeggen dat deze beter is dan het tegendeel of dat er nog iets aan verbeterd kan worden, maar iedereen is het er volgens mij over eens dat hij in de aard verkeerd en slecht is, en dat is niet gering.

Ik kom nog even op een aantal punten die de minister noemde. Mijn fractie is er niet van overtuigd dat het aantal juridische procedures zal afnemen. De arbitrage is al toegenomen. De minister zegt dat deze afneemt bij een nieuwe wet, maar wij vonden dat niet overtuigend.

Volgens mij blijft prijs, prijs, prijs het leidend criterium. De VVD heeft ook heel duidelijk gezegd dat dit niet het leidend criterium kan zijn, maar dat er meer elementen moeten zijn, zoals innovatie, werknemersrechten, minder regelgeving, groen aanbesteden. Het kan niet zo zijn dat wij bij prijs, prijs, prijs blijven hangen.

De minister heeft ook gezegd dat er wat voordelen in zitten voor het midden- en kleinbedrijf. Het verbaasde mij een beetje dat de minister zei dat zij niet meewerkt aan een klachtenloket voor het midden- en kleinbedrijf als deze wet er niet doorkomt. Dat heb ik misschien verkeerd begrepen, want dat kan ik mij bijna niet voorstellen. Ik ken de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken als grote voorstanders van het bevorderen van het mkb, ondanks de reputatie die Economische Zaken op dit punt heeft. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat de minister het niet zo bedoelt en dat ik het verkeerd heb begrepen. Of de wet er nu wel of niet komt, ik zie graag dat er een klachteninstituut voor het midden- en kleinbedrijf komt.

Salderend bracht dit ons tijdens het fractieberaad tot de afweging of wij meegaan met een novelle of pleiten voor een nieuwe wet. Wij kiezen toch voor de nieuwe wet. Daarvoor zijn twee redenen. De eerste en belangrijkste reden is dat een novelle de kwaliteit van de wet niet fundamenteel zal veranderen. Wij vinden de kwaliteit van de wet zodanig onder de maat dat wij zeggen dat een novelle deze misschien wel iets omhoog zal tillen, maar niet echt wat wij ervan mogen verwachten.

Het tweede argument is bijkomend en niet het meest relevant. Bij een novelle duurt het zes maanden voordat wij de zaak opnieuw terug hebben en een wet kan er wat ons betreft binnen een jaar tot vijftien maanden staan, met de kracht die de minister kan ontwikkelen en die zij hier heeft laten zien. Dat verschil moeten wij dan maar nemen. Dan maar een tijdje met deze wet doorgaan. Wij zien hierin veel mindere punten, maar hij gaat al vijftien jaar mee, sinds 1993. Als hij negen maanden tot een jaar langer meegaat, dat moet dan maar. Ik ben zelf geen jurist, maar deze Kamer zou erom bekend moeten staan dat zij gaat voor de kwaliteit van de wetgeving. Dan kunnen wij dit volgens mijn fractie niet laten passeren.

Minister Van der Hoeven:

Mevrouw de voorzitter. Ik zal eerst ingaan op een aantal vragen die in eerste termijn zijn blijven liggen. Dan zal ik een aantal opmerkingen maken over dit wetsvoorstel en dan zal ik afsluiten met hoe nu verder.

Ik begin met de vragen die nog niet zijn beantwoord. De heer Reuten vraagt naar mijn reactie op het rapport uit 2004. Ik heb het laten opzoeken. In het onderzoek staat inderdaad dat het in Nederland aanbestede bedrag gelijk is aan 21,5% van het bbp. Navraag leert dat bij de berekening van dat bedrag ook sociale uitkeringen zijn meegenomen. In bijvoorbeeld Zweden ligt dat percentage ook boven de 20. Volgens de Europese Commissie komt het percentage minimaal de helft lager te liggen als de uitkeringen niet worden meegenomen.

De Europese opdrachten worden via de Aanbeste­dingskalender bij de EU gepubliceerd. De heer Franken vraagt of TenderNed deze faciliteit ook krijgt. Het antwoord is ja. TenderNed krijgt dezelfde functie en faciliteit als de Aanbestedingskalender. Daarnaast krijgt het nog een aantal extra faciliteiten om volledig elektronisch aanbesteden mogelijk te maken. De Europese aanbestedingen die nu worden aangekondigd via Aanbestedingskalender, worden straks aangekondigd via TenderNed.

De heer Reuten (SP):

Ik heb nagedacht over waar het grote gat vandaan komt tussen de 175 mld. die ik noem en de 36 mld. die u noemt. Ik heb sterk het vermoeden dat het probleem is dat in de publicatie waarover ik heb gesproken en die u zojuist ook heeft gememoreerd, wordt gerekend in termen van 21,5% bbp. Ik heb steeds gesproken over "equivalent van het bbp". Met andere woorden, het gaat hier niet om een macro-economisch cijfer. Aanbestedingen zijn iets micro-economisch. In het macro-economische cijfer vallen onderlinge leveringen weg. Misschien moet u het straks nog eens aan één van uw ambtenaren vragen. Ik denk dat hierin het verschil ligt. Het cijfer dat u noemt, zou best dicht bij het macro-economische cijfer kunnen liggen. Laten wij daarover nu niet meer van gedachten wisselen. Misschien kunnen wij daar een brief over krijgen en er dan verder over spreken.

Minister Van der Hoeven:

Ik zie geen enkele reden om hierover een brief te schrijven. Ik heb het onderzoek van de Europese Commissie opgezocht. De heer Reuten weet dat ik behoorlijk moet inkrimpen op mijn departement. Als ik inderdaad iets moet doen wat de Kamer wil, besteed ik de tijd daaraan en niet aan dit soort dingen. Met alle respect, wij hebben dat uitvoerig met elkaar gewisseld. Als de Reuten denkt dat het iets anders is, hoor ik het graag van hem.

De heer Franken vraagt of ik de voorschriften van het meervoudig onderhands aanbesteden wil verduidelijken als er sprake is van een duidelijk grensoverschrijdend belang. Ik wil dat graag verder uitwerken. Die duidelijkheid is nodig. Het is echter niet zo gemakkelijk, want noch het Hof, noch de Europese Commissie is daarover duidelijk geweest. Ik zal echter mijn best doen.

De heer Reuten vraagt om een uitsplitsing van aanbestedingscijfers van kleine bedrijven en van zzp'ers. Ik wil dat best onderzoeken. De cijfers die ik naar de Kamer heb gestuurd, zijn niet op deze manier uitgesplitst. Ik wil best laten zien wat dat inhoudt. Overigens komen veel kleine bedrijven echt niet boven de bagatel van € 50.000 uit. Het is dus maar de vraag wat dit verder aan nadere informatie oplevert. Nogmaals, als de Kamer dit wil, wil ik dat best onderzoeken, maar ook hiervoor geldt dat het natuurlijk wel ergens toe moet dienen.

De heren Reuten en Van den Berg vragen of er na drie jaar een nieuwe wet en nieuwe procedures moeten komen. Nee, natuurlijk niet. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, wordt vervolgens uit de AMvB's gehaald wat eigenlijk in de wet zou moeten zitten en laten wij in de AMvB's staan wat des AMvB's is. Wij hebben het dan wel inhoudelijk met elkaar gewisseld. Wat er daarna gebeurt, dient alleen om ervoor te zorgen dat de wettechniek gewoon klopt. De heer Franken heeft daar uitdrukkelijk op gewezen. Er is dan geen sprake meer van inhoudelijke verandering. Er is dus ook geen noodzaak om de procedures daaraan verder aan te passen.

De vraag van de heer Laurier over de communicatie rondom de NEVI heb ik beantwoord. Ik heb alle ontvangen reacties betrokken bij het opstellen van de concept-AMvB's. Ik heb geen inhoudelijke reactie gegeven op wat naar voren is gebracht over het consultatiedocument. Ik ben van plan in de toelichting op de AMvB's aan te geven hoe met de ontvangen reacties op het consultatiedocument inhoudelijk omgegaan is. Wat dat betreft is de NEVI voor mij niets meer en niets minder dan welke inspreker bij de consultatiedocumenten dan ook.

De heer Laurier vraagt wat er gebeurd zou zijn als deze wet vijftien jaar geleden van kracht zou zijn geweest. De bedrijven die betrokken zijn geweest bij de bouwfraude zouden dan geen COVOG-verklaring hebben gekregen. Die zouden tijdelijk van aanbesteding uitgesloten zijn geweest. De realiteit is dat als dit wetsvoorstel niet aangenomen wordt, geen enkel bedrijf van bouwopdrachten is uitgesloten en de komende drie jaar uitgesloten wordt. De integriteitstoets wordt namelijk in deze wet en niet in een andere wet geregeld.

De heer Laurier (GroenLinks):

De minister brengt een fascinerende stelling naar voren. Waarop baseert zij die stelling? Een belangrijk element van een integriteitstoets is de eventuele veroordeling van bestuurders, naast een aantal andere criteria. Mij is niet opgevallen dat in de betrokken bedrijven aan die criteria is voldaan. Sterker nog, ook de afwikkeling van de bouwfraude laat een uitermate beperkt aantal veroordelingen zien.

Minister Van der Hoeven:

Er was toen geen integriteitstoets. Er was niks. Er werd geen integriteitstoets gevraagd. Op dat punt kon geen kennis opgebouwd worden. Als er wel een integriteitstoets was geweest en als er openheid en transparantie zou zijn geweest, was er een andere situatie geweest. Ik ben echter met de heer Laurier eens dat daarvan geen sprake was. Feit is dat er op dit moment nog steeds geen integriteitstoets is. Die wordt met deze wet geregeld. Als deze wet niet aangenomen wordt, komt die er niet, ook niet voor de komende jaren. Zo simpel is het. Die consequentie moet de heer Laurier overwegen.

De heer Laurier (GroenLinks):

De consequentie is duidelijk. Het is niet direct een echte integriteitstoets. De keuze is een beter wetsvoorstel maken, waarin de aspecten rond integriteit feitelijk beter geregeld worden. Daarover is op verschillende momenten in de Kamer van gedachten gewisseld.

Minister Van der Hoeven:

De heer Laurier heeft groot gelijk dat er veel dingen beter geregeld kunnen worden. Daar heeft de heer Laurier groot gelijk in. Om die reden geef ik het volgende aan. Opgepast moet worden dat het betere niet de vijand is van het goede. Ik weet dat het wetsvoorstel op een aantal punten niet ideaal is. Dat ben ik met de heer Laurier eens. De huidige praktijk en de huidige wet is echter slecht. Dat weet de heer Laurier ook. Daarin komt geen verandering als de Kamer het wetsvoorstel afstemt.

Hoe nu verder? Er zijn maar twee keuzes. De Kamer stemt het wetsvoorstel af. Dan is er binnen een jaar geen nieuwe wet. Die is er echt niet, mijnheer Schouw. Ik moet dan een nieuwe wet maken. Die moet eerst door de ministerraad heen. Die moet interdepartementaal afgestemd worden. Die moet ook door de ministerraad heen en naar de Raad van State. Vervolgens moet die naar de Tweede Kamer. Die zal "not amused" zijn. Die heeft immers het wetsvoorstel dat nu voorligt unaniem aangenomen. Dan komt het pas bij deze Kamer. Eerder niet. Een nieuwe wet binnen een jaar tijd lukt dus niet. In de tussentijd gebeurt er dan niets. In de tussentijd kiest de Kamer dus voor de aanbestedende diensten en de instellingen en daarmee voor de ambtenaren. Dat moet de Kamer weten. Dat is de consequentie van de keuze. Voor het bedrijfsleven gebeurt er niets en verandert er niets. De situatie blijft zo slecht als die op dit moment is.

Het voorstel van de heer Franken. Als ik het goed begrepen stelt hij voor om het wetsvoorstel onder voorwaarden goed te keuren. De eerste voorwaarde is dat ik een novelle naar de Kamer stuur waarin de evaluatiebepaling wordt omgezet in een horizonbepaling. De tweede voorwaarde is dat wij de AMvB's met elkaar bespreken om te bepalen wat daarin precies thuishoort en wat later in de wet moet komen te staan. Ik kan die AMvB's pas aan de Raad van State voor advies voorleggen als de wet is goedgekeurd. Dat is de reden dat het niet op elkaar kan wachten. De normen die in de AMvB's worden vastgelegd, worden later in de wet vastgelegd.

Na bespreking van de AMvB's in de Eerste en Tweede Kamer ga ik daarmee onmiddellijk aan de slag. De bedoeling is om die betere wet zo spoedig mogelijk aan de Kamer voor te leggen. Dat is een oplossingsgerichte aanpak die bedoeld is om de problemen van de Kamer met de wetstechniek op te lossen. Een en ander moet gebeuren in combinatie met de bagatelregeling en het klachtenloket.

De rest van de Kamer wil dat blijkbaar niet. Dat deel van de Kamer wil gewoon niets! Gevolg daarvan zou echter wel zijn dat ik het klachtenloket niet ga betalen. Dat loket maakt namelijk onderdeel uit van deze wet en de bijbehorende AMvB's. Het is een loket van het mkb en ik vind het dan ook heel redelijk dat het mkb de kosten voor zijn rekening neemt. Als het wetsvoorstel wordt afgestemd, is er immers geen reden voor mij om die kosten te betalen.

Voorzitter. Ik denk dat ik de vragen heb beantwoord.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden stemming wensen. Ik schors de vergadering enkele ogenblikken om staatssecretaris Aboutaleb de gelegenheid te geven, zich voor de stemming over zijn wetsvoorstel bij de minister te voegen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de SGP, en van de fractie van de VVD het lid Hermans, voor dit wetvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik deel de Kamer mee dat met betrekking tot de wetsvoorstellen 31237 en 31238, die vanmiddag als hamerstukken zijn afgedaan, aan de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en D66 conform artikel 121 van het Reglement van Orde aantekening wordt verleend dat zij geacht willen worden, zich niet met beide wetsvoorstellen te hebben kunnen verenigen.

Naar boven