Aan de orde is het beleidsdebat over het mkb in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2006 (30300 XIII).

De voorzitter:

Ik heet de minister en de staatssecretaris van harte welkom.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Voorzitter. Ik heb het genoegen om deze tekst te mogen uitspreken namens de collega's van GroenLinks.

Het CBS maakte onlangs een indeling van het bedrijfsleven in Nederland. 80,5% van de bedrijven heeft 1 tot 9 werknemers, 17,6% van de bedrijven heeft 10 tot 99 werknemers en 1,9% van de bedrijven heeft 100 en meer werknemers. Als we het in Nederland hebben over het bedrijfsleven, spreken we overwegend over het mkb. Ik keek ook naar de gemiddelde winst in het mkb en dat bedroeg volgens het EIM € 47.000 in 2004. Het gros van de mkb'ers lijkt bezig te zijn met de continuïteit van het bedrijf en het weer aansterken na een periode van laagconjunctuur. Het mkb heeft een groot potentieel, ook als het gaat om het leveren van een bijdrage aan maatschappelijke problemen. Desgevraagd gaven Nederlandse ondernemers op verzoek van Forum eind 2005 de voor het mkb belangrijke sociale kwesties aan. De hoge jeugdwerkloosheid, de uitval in het vmbo en het niveau van het onderwijs zijn de belangrijkste kwesties waar men zorg over heeft, gevolgd door terreurdreiging, een lage arbeidsparticipatie van vrouwen en van ouderen. Dit zijn problemen die de overheid niet alleen kan oplossen. Er zijn vormen nodig van samenwerking tussen de publieke en de private sector. Een voorbeeld van zo'n samenwerking is het convenant met het mkb over de reïntegratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten. In het debat over de WW van verleden week is gesproken over het feit dat de nakoming door het mkb op problemen stuit. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid antwoordde dat afspraak, afspraak is. Hoe kijken deze bewindslieden daar tegenaan? Acht de regering het wenselijk dat het mkb zich op grotere schaal gaat inzetten bij het oplossen van sociale kwesties? Graag een reactie op dit punt.

Het mkb doet al veel. Het heeft met name een verdere invulling nodig van randvoorwaarden die het functioneren bevorderen. Ook is het noodzakelijk om bestaande knelpunten verder op te lossen. Dan is en blijft het mkb de banenmotor van de economie en kan het vanuit zijn kracht een bijdrage leveren aan het oplossen van maatschappelijke problemen.

Nederland moet sterker en socialer worden. Dat houdt een verdeling van welvaart in, maar die moet er dan wel eerst zijn! Je kunt pas praten over de verdeling van welvaart als je ook praat over de creatie ervan. Maak de ondernemer sterker, dan wordt Nederland ook sterker, is het adagium. Ondersteun het mkb bij zijn core business en kom niet met een zwaar ethische agenda. Mijn fractie ziet het mkb als een economische "doe-organisatie". Het is van het grootste belang dat het mkb minder tijd kwijt is aan rompslomp, dat er solidariteit komt in het bedrijfsleven in Nederland – de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten – en dat er meer ruimte komt voor individueel ondernemerschap.

Er zijn tal van problemen. Naast de eerder genoemde hoge jeugdwerkloosheid, de uitval in het vmbo en mbo en het niveau van het onderwijs zijn daar nog de terreurdreiging, de lage arbeidsparticipatie van vrouwen en van ouderen, de winkelcriminaliteit, de armoede onder ondernemers, de vaak slechte positie van de "meewerkend voorvrouw" met name in het kleinbedrijf, het gebrek aan innovatie, de omvang van de administratieve lasten en de niet altijd even adequate dienstverlening door de overheid. Zo is de overheid vaak te laat met vergunningen en betaalt de semi-overheid, zoals bijvoorbeeld de scholen, haar opdrachtgevers uit het mkb systematisch te laat voor de levering van producten en diensten. En ga zo maar door. In dit laatste punt overigens voorziet het wetsvoorstel van Aleid Wolfsen, een PvdA-collega van de Tweede Kamer. De overheid moet voor iedere dag dat ze te laat is met betalen een boete betalen. Is de regering voornemens om dit principe "overschrijding betalingstermijn wordt gevolgd door een boete" ook in te voeren en van toepassing te verklaren op de semi-overheid? Het zou niet juist zijn om alleen de problemen op te sommen. De regering boekt ook vorderingen. Zo komt er een VPB-verlaging voor het mkb en geldt met ingang van 1 januari 2007 de speciale winstaftrek van 10% voor het KB.

In dit debat wil ik de focus leggen op drie thema's: de aanpak van de administratieve lasten, het mkb als banenmotor van de economie in Nederland en de categorie zelfstandigen zonder personeel, ook wel zzp'ers genoemd.

In het hoofdlijnenakkoord van dit kabinet is afgesproken te komen tot 25% lastenverlichting in 2007. 4,1 mld. daarvan zou het mkb ten goede moeten komen. Eind 2005 was slechts 10% gehaald en de overheid merkt daar zelf het meeste van. Boekhoudkundig klopt het wel. De mkb'er beleeft en voelt de reductie echter niet. Uit een rapportage van EIM blijkt dat er discrepantie bestaat tussen de overheidsmaatregelen en de effecten die deze hebben op bedrijven. De overheid is veel meer bezig de reductie in technische zin aan te pakken, terwijl de ondernemers de effecten van deze reductiemaatregelen in geld uitgedrukt willen zien. Ze willen af van de administratieve lasten die het verst van de primaire bedrijfsprocessen afliggen. Om een einde te maken aan de subjectiviteit over de administratieve lasten streeft de PvdA naar een objectieve meting per sector en naar grootte. De Tweede Kamer nam een motie aan van collega Pauline Smeets op dit punt. Kan de regering ons informeren over de actuele stand van de uitvoering van deze motie? Overweegt de regering om, in verband met de continuïteit, het aanvankelijk jaarlijks verrichte onderzoek van het EIM, de Monitor Administratieve Lasten Bedrijven die in 2004 is stopgezet, weer nieuw leven in te blazen en uit te breiden met objectieve vragen over de administratieve lasten? Graag een reactie van de regering op dit punt.

Met ingang van 1 januari 2006 is de mkb-ondernemer geconfronteerd met veel incidentele lasten. Een opsomming; de elektronische aangifte loonbelasting, de verandering van het loonbegrip (WALVIS), de auto van de zaak in de loonbelasting, de nieuwe zorgverzekeringswet, de levensloopregeling, de afschaffing prepensioen en VUT, de WIA in plaats van de WAO en de eerstedagmelding. Het kost de ondernemer niet alleen tijd, ook de nalevingskosten worden te gemakkelijk op de ondernemer afgeschoven. Administratieve verplichtingen die volgens ondernemers het meeste geld kosten, zo blijkt uit studie van het EIM, zijn de belastingaangiften, gevolgd door de administratieve handelingen, fiscale boekhouding, inclusief het opstellen van de jaarrekening en de statistiekverplichting, het Centraal Bureau voor de Statistiek bijvoorbeeld of de kamer van koophandel. Het codewoord is internet, maar je moet toch eerst even uitzoeken hoe het werkt. Ook kan het gemakkelijker. Neem nu de loonsomheffing. Dat is nu een som der delen. De overheid kan dit ook in één keer heffen: werken met één bedrag en "achter de schermen" verdelen. Waarom de ondernemer lastig te vallen met het uit (laten) rekenen van de verschillende onderdelen? Graag een reactie. Ook hebben ondernemers te maken met gemeenten die achterlopen bij de aanpak van de administratieve lasten. Wat doet de regering op dit punt in de richting van de gemeenten?

Grote bedrijven dienen in de visie van de PvdA anders behandeld te worden dan kleine bedrijven. De huidige wet- en regelgeving is nauwelijks gericht op bedrijven die kleiner zijn dan 10 werknemers en bedrijven die groter zijn dan 10 werknemers. Het verschil tussen een bedrijf met minder dan 10 of meer dan 10 werknemers is enorm. Hoe meer mensen in een bedrijf werkzaam zijn, hoe beter de lasten van de tot nog toe uniforme regelgeving en belasting te dragen zijn. Hoe kleiner het bedrijf, hoe groter de druk. Ter illustratie: Ik heb de hand kunnen leggen op de Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2003, maar als de regering actuelere informatie heeft hoor ik dat graag. Uit deze monitor blijkt dat 79% van alle administratieve lasten op bedrijven met minder dan 10 werknemers drukt. Grote bedrijven met 100 of meer werknemers dragen 7% van de administratieve lasten. De Arbowet en de Pemba-boete in het kader van de arbeidsongeschiktheid houden wel rekening met de kleinere bedrijven. Deze lijn moet worden uitgebreid. Is er meer wet- en regelgeving op komst die rekening houdt met de omvang van een bedrijf? Zo ja welke? Is de regering bereid op grond van bestaand onderzoek naar wet- en regelgeving de administratieve lasten voor bedrijven met minder dan 10 werknemers fors te reduceren? De overheid zou zich sterk moeten maken voor meer mkb-specifieke lastenverlichting.

De heer Terpstra (CDA):

Ik wil een vraag stellen over de rekensom over administratieve lasten, gerelateerd aan de omvang van de onderneming. Uit bladzijde 1 van de tekst blijkt dat 80% van de ondernemingen minder dan 9 of 10 werknemers hebben en dat de administratieve lasten ook 80% zijn. Bij grote bedrijven blijkt dan 1,9% van de bedrijven meer dan 100 werknemers heeft. De administratieve last is 7%. Hoe kunt u concluderen dat kleine bedrijven zwaarder dan grote bedrijven worden belast?

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Uit deze vraag blijkt precies wat er aan de hand is. Het gaat niet zozeer om feitelijke rekensommen, maar om de beleving. De strekking van mijn betoog is dat de kleine ondernemer onevenredig wordt belast met de wet- en regelgeving en dat wij met elkaar moeten bespreken hoe de lasten van deze kleine ondernemer verlicht kunnen worden.

Het midden- en vooral kleinbedrijf heeft structureel een veel lager rendementsniveau dan het grootbedrijf, waardoor de administratieve lasten meer worden gevoeld. Administratieve lasten zijn niet zelden afkomstig van andere departementen dan het ministerie van Economische Zaken. Hoe opereren de bewindslieden van het ministerie van Economische Zaken op dit punt? Zijn de bewindslieden van het ministerie bereid om een mkb-toets in het leven te roepen die vanuit overheidswege de administratieve last in kaart brengt van iedere nieuwe wet en regel? De fractie van de PvdA is benieuwd naar het antwoord. Ook als het gaat om de administratieve lasten zijn enige relativerende woorden op zijn plaats. Ondernemers zelf hebben ook een verantwoordelijkheid als het gaat om het reduceren van lasten. Soms leggen bedrijven zichzelf verplichtingen op die niet staan voorgeschreven. Een voorbeeld van een dergelijk misverstand is de vermeende verplichting EHBO'ers en bedrijfshulpverleners jaarlijks bij te scholen. De regelgeving bepaalt immers slechts dat er voldoende training moet zijn om de kennis op peil te houden. Van een wettelijke jaarlijkse verplichting is geen sprake.

Het tweede thema is het mkb als banenmotor van de economie in Nederland. De SPAK is afgeschaft, er bestaat geen fiscale maatregel meer om lager betaalden aan te nemen, de scholingsaftrek is afgeschaft, de wachtgeldpremie is verhoogd, de reïntegratiesubsidies zijn afgeschaft en de pensioenpremies zijn sterk gestegen. In de afgelopen jaren zijn er veel maatregelen afgeschaft die werkgelegenheid creëerden aan de onderkant van de samenleving. Wat is de visie van de regering op dit punt en welke maatregelen treft zij op korte termijn, zodat kansarmen weer aan het werk, bij voorkeur bij het mkb, kunnen komen? In het kader van de bestrijding van de jeugdwerkloosheid is het positief dat het kabinet bereid is om op allerlei terreinen fiscale maatregelen te nemen. Zo wordt het bieden van een stageplek fiscaal gezien interessant. Ik doel hier op de maatregel van minister De Geus; € 1200 belastingvoordeel voor elke ondernemer die een stageplaats invult.

Het is van het grootste belang dat er meerdere fiscale maatregelen komen. Zijn deze ook te verwachten, bijvoorbeeld vanuit de task force-Hans de Boer en hoe zien deze maatregelen eruit? Graag een reactie van de regering op dit punt. Er is sprake van een conjunctuurherstel en de werkloosheid daalt. De categorie laagopgeleide jongeren vraagt juist nu om extra inspanning, ook op het gebied van scholing. Mensen zonder diploma blijven levenslang in en uit de uitkeringen sukkelen en een maatschappij die niet kan zorgen voor perspectief voor haar jongeren is ten dode opgeschreven. Dit vraagt om leer-werktrajecten voor jongeren. De overgang naar een reguliere baan dient zo soepel mogelijk te verlopen. Stagiaires moeten goed worden begeleid. Daarvoor zijn een persoonlijke coach en een goed stageplan vereist. Stages van "doe-beroepen" dienen op een veel vroeger tijdstip in de opleiding plaats te vinden. Immers, een leerling die is uitgevallen is moeilijk te motiveren, maar eerder kennismaken met de leuke dingen van werken zou meer betrokkenheid genereren. De bestrijding van de jeugdwerkloosheid is ook juist van belang omdat zij bijdraagt aan het vergroten van de leefbaarheid, zij versterkt de sociale cohesie en bestrijdt de criminaliteit.

Zelf een bedrijf starten moet makkelijker. De vraag is of starters in de toekomst eenvoudiger een financiering kunnen aanvragen en dus makkelijker geld kunnen lenen. Op 19 juni jongstleden was ik aanwezig bij een bijeenkomst in Amsterdam-Zuidoost, georganiseerd door dat stadsdeel, het Startersfonds, de Rabobank, het Ondernemershuis en de gemeente Amsterdam. Er werd vanuit dat initiatief een eerste microkrediet uitgereikt aan een computerreparateur. De waarde van de cheque bedroeg € 5000. Wat mij betreft, zijn microkredieten kleine kredieten tot € 5000. Wat is de visie van de regering op microkrediet? Acht zij microkrediet een aanvulling op de normale bancaire financieringsmogelijkheden en op de Regeling Borgstelling mkb-kredieten? Ziet de regering microkrediet ook als instrument om mensen vanuit het informele circuit naar het formele circuit te helpen? Het informele circuit kan immers als een valse concurrent worden beschouwd voor het bestaande mkb. Wat gaat de regering zelf bijdragen aan het verder van de grond krijgen van microkrediet in Nederland? Mijn fractie vindt het noodzakelijk om het borgstellingskrediet verder uit te breiden. Hoe staat het met de uitvoering van de in de Tweede Kamer aangenomen motie, ingediend door de PvdA, op dit moment? Voert de regering reeds overleg met banken en wat zijn daarvan de resultaten? Graag reacties op deze punten.

In wat ik hierboven zei, ligt de nadruk op de rol van de banken. Er is echter relatief veel vermogen in Nederland onder oudere particulieren. Dit geld moet maatschappelijk gaan werken. Deelt de regering deze visie en overweegt zij om te komen met voorstellen op dit punt?

Ik ontkom er niet aan om het onderwerp bedrijfsovernames aan te stippen. Een bedrijfsovername dient aantrekkelijk te zijn voor koper en verkoper. Is dat niet het geval, dan treedt een beëindiging op. Kan de regering haar beleidsvisie geven op bedrijfsovername en deze visie onderbouwen met recente cijfers? De PvdA is van mening dat moet worden ingezet op bedrijfsovernames. Als het gaat om allochtonen dan is het ook nog een probaat integratiemiddel. Allochtone jongeren starten graag een eigen bedrijf of willen een bedrijf overnemen en het gaat heus niet alleen over horecabedrijven, maar ook over speelgoedwinkels, meubelzaken, apotheken, enzovoorts.

Het is echter niet alleen een kwestie van gunnen, maar ook van het rond krijgen van een financiering. Als die horde is genomen, zijn de fiscale maatregelen niet uitnodigend om over te dragen. Om de afdracht van de hoge overdrachtsbelasting te kunnen uitstellen, moet men bijvoorbeeld drie jaar meedraaien in het bedrijf. In een familiesituatie is dat voorstelbaar. Een vreemde heeft daar geen zin in. Wat voor oplossingen ziet de regering, vooral nu deze termijn, waarvan staatssecretaris Wijn had voorgesteld om die terug te schroeven naar twee jaar, door het gewijzigde amendement-Van Vroonhoven-Kok, dat Kamerbreed is aangenomen, toch op drie jaar is gesteld, inclusief het uitstel van betaling? Overigens zou de regering samen met MKB-Nederland potentiële allochtone kopers in contact brengen met autochtone kopers. Er verscheen een mooi actieplan. De regering wacht op geld van MKB-Nederland die het alleen zegt te steunen met mensen en ideeën. Hoe gaat dit nu een vervolg krijgen? Wat is de actuele stand van zaken? Graag een reactie van de regering op dit punt.

Dan wil ik het thema "het mkb als banenmotor van de economie in Nederland" niet afsluiten zonder iets gezegd te hebben over innovatie. Ik wil hieraan weinig woorden besteden. Het nut en de noodzaak van innovatie in het mkb zijn voor iedereen duidelijk. Slechts een vraag voor de regering op dit punt. De vouchers worden door het mkb moeizaam ontsloten. Is de regering voornemens om een knip aan te brengen in de gelden voor innovatie en een deel van deze gelden te reserveren voor het mkb? Zo ja, wat is de omvang van dat deel? Graag voorstellen van de regering op dit punt.

Voorzitter. Ik ga naar thema 3 en rond daarna af. Bij thema 3 gaat het om zelfstandigen zonder personeel. Het aantal zzp'ers in ons land, ook boven de 25 jaar, groeit gestaag. Beschikt de regering over cijfers voor wat betreft de huidige omvang, inclusief toekomstprognoses? En wat is de visie van de regering op zzp'ers? Sommigen zzp'ers willen personeel in dienst nemen. De wetgeving om mensen aan te nemen en te ontslaan is lastig en moet worden vereenvoudigd. Ziet de regering mogelijkheden daartoe? Zo ja, is bij deze mogelijkheden het uitgangspunt overwogen om personeel makkelijk aan te nemen en een veel hoger bedrag mee te geven bij vertrek, in combinatie met het feit dat de werkgever een forse investering moet plegen in het opleiden en het scholen van de werknemer? Stel, dat de belemmeringen worden weggenomen en de helft van de bestaande zzp'ers iemand aanneemt, creëert dat dan een enorme werkgelegenheid? Heeft de regering een idee hoeveel werkgelegenheid dit genereert? Graag een reactie op dit punt.

Na de afschaffing van de WAZ is het verschil tussen werknemers in loondienst en zelfstandigen wel erg groot geworden. Een werknemer die ziek wordt, heeft een loongarantie van zijn werkgever; blijft de werknemer arbeidsongeschikt, dan is er nog altijd een zekere inkomensbescherming. Ook zijn er diverse financiële stimulansen om de werknemer elders aan het werk te krijgen. De zzp'er staat er alleen voor. De veronderstelling dat zelfstandigen zelf wel een uitkering zouden regelen, is om diverse redenen niet uitgekomen. Voelt de regering enige verantwoordelijkheid op dit punt en, zo ja, hoe denkt zij die te nemen?

Voorzitter. Ik kan mijn inbreng niet afronden zonder het te hebben gehad over het nut en de noodzaak van een verzekering die zelfstandig werkende zwangere vrouwen een adequate uitkering garandeert zonder uitsluiting, wachttijden en premieverhoging tijdens de zwangerschaps- en bevallingsperiode waarvoor normaliter sprake is van verlof.

De voorzitter:

U bent wel aan het einde van uw spreektijd.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Ik ben geïnterrumpeerd, mevrouw de voorzitter, en ik ben bijna aan het einde van mijn betoog.

De voorzitter:

Die interruptie is meegeteld.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

De arbeidsparticipatie van jonge vrouwen is hierbij in het geding. Onlangs heeft de Commissie Gelijke Behandeling uitspraak gedaan in reactie op vragen van de commissie voor Sociale Zaken van de Eerste Kamer. De Commissie adviseert de regering zorg te dragen voor een dergelijke verzekering. Wat zijn de gedachten van de regering op dit punt? Wanneer verwacht de regering te komen met een reactie op de uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling?

Zoals aangegeven, is het mkb zeer divers en zijn de problemen uiteenlopend. De PvdA-fractie heeft voor de zo-even genoemde thema's gekozen en ik sprak deze bijdrage, zoals ik al zei, ook uit namens de collega's van GroenLinks. De fracties wachten de beantwoording door de regering af.

De heer Terpstra (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Vorig jaar is de begroting van Economische Zaken behandeld samen met de begrotingen van Verkeer en Waterstaat, LNV en VROM. Een belangrijk nieuw initiatief. Voor onze fractie heeft collega Wolter Lemstra hierbij een belangrijke bijdrage geleverd. In het debat vorig jaar ging het heel sterk over de vraag of er in alle rijksnota's is uitgegaan van dezelfde visie. Dat bleek niet altijd het geval te zijn. Wij zullen ons niet alleen moeten bezighouden met de verdeling van het inkomen, maar ook en vooral met de vraag waar onze economische mogelijkheden liggen in de toekomst. In de beroemde motie-Lemstra – dat mag ik zo wel zeggen – wordt het kabinet uitgenodigd daarover de gedachten te laten gaan.

Voor ons is het zeker dat het mkb in alle toekomstvisies een grote rol zal spelen. Het mkb heeft te maken met veel ministeries. Wij gaan ervan uit dat EZ de coördinerende functie naar andere ministeries toe op het gebied van het mkb voortreffelijk vervult. In zekere zin is dit debat dan ook een logisch vervolg op het debat van vorig jaar.

In de maatschappijvisie van het CDA speelt de persoonlijke verantwoordelijkheid een grote rol. Dit geldt zowel voor ondernemers als voor werknemers. Vandaar bijvoorbeeld ons pleidooi voor medezeggenschap in de ondernemingen. Wij kennen ook een grote rol toe aan het georganiseerde bedrijfsleven, zowel de vakbeweging alsook VNO-NCW en MKB-Nederland. Er is immers meer tussen hemel en aarde dan staat en markt alleen. Het wetenschappelijk instituut van het CDA heeft een interessant rapport geschreven over "Beroeps(z)eer". Kern van het rapport is dat in delen van de collectieve sector beroepskrachten, onder anderen leraren en verpleegkundigen, vinden dat zij niet aan hun echte vak toekomen vanwege de vele regels vanuit Den Haag. Gelukkig is dit kabinet bezig de eigen rol van de beroepskracht weer te vergroten. Naar mijn mening is dit echter niet alleen een probleem in de collectieve sector, maar speelt het in onze hele maatschappij. Op verzoek van onze commissie voor Binnenlandse Zaken zal ik speciaal een gevoelige passage wijden aan vertrouwen in gemeenten.

Alhoewel gemeenten autonoom zijn en de gemeenteraad het volk in de gemeente vertegenwoordigt, zie je toch vaak een discussie ontstaan over de vraag of het wel goed gaat als je de gemeente iets toevertrouwt. Omdat velen de gemeenten niet altijd vertrouwen, bepleit men regelgeving om te bereiken dat gemeenten doen wat wij op nationaal niveau willen. Rondom de Wet maatschappelijke ondersteuning, waarvan het ontwerp gisteren in deze Kamer aan de orde was en waarvan de behandeling vandaag wordt voortgezet, is een grote demonstratie georganiseerd door organisaties van ouderen, gehandicapten en chronisch zieken, met het verzoek alles bij het Rijk te laten. De grootste pro-Balkenendedemonstratie van de afgelopen jaren. Maar wel gebaseerd op wantrouwen ten opzichte van de gemeenten. Dit wantrouwen speelt ook een rol ten opzichte van ondernemers.

Ondernemers spelen een belangrijke rol in het scheppen van werk, het bedenken van nieuwe producten en het innoveren van onze samenleving. Ondernemers klagen echter vaak dat zij steeds meer een soort ambtenaar moeten worden om aan een groot aantal regels te kunnen voldoen. Zou er naast het herstel van de beroepseer van bijvoorbeeld leraren niet ook moeten worden gewerkt aan het herstel van de rol van de ondernemer in onze maatschappij, gebaseerd op het idee dat de gemiddelde ondernemer zich goed aan de wetten zal houden? Graag ontvang ik een reactie van beide bewindslieden op dit punt. Volgens mij was dit ook het belangrijkste punt van ondernemer Van der Most, toen hij bij RTL 7 of 8 stelde dat de overheid meestal begint met het opwerpen van allerlei problemen in plaats van positief mee te denken met ondernemers die een project willen opzetten.

Wij spreken wel steeds over het mkb als geheel, maar wij moeten ons bewust zijn van het feit dat de sector zeer divers is. Zowel de zelfstandige zonder personeel valt eronder als een zeer technologisch hoogwaardig metaalbedrijf met 249 werknemers. Daardoor wordt een typisch mkb-beleid wel moeilijk. Het mkb is een onderdeel van het totale bedrijfsleven. Het is derhalve net als de grotere bedrijven gebaat bij een goed beleid van het kabinet met name op het gebied van macro-economie, bereikbaarheid, bestrijding van de criminaliteit, goed vakonderwijs met mogelijkheden voor een stage voor iedere leerling en meer aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs. Op al deze terreinen zijn de afgelopen jaren grote vorderingen gemaakt, waarvoor onze hartelijke dank.

Onze economie staat er nu veel beter voor dan drie jaar geleden en wij doen het beter dan gemiddeld in Europa. In de relatie met grotere bedrijven zie ik meer gezamenlijke belangen dan tegenstellingen. Het grote en het kleine bedrijf leven vaak in de vorm van een symbiose. In dit licht is het logisch dat VNO-NCW en MKB-Nederland hebben besloten samen verder te gaan. Anderzijds is er soms ook wel het gevoel van misbruik van macht, bijvoorbeeld door Albert Heijn ten opzichte van de bakkers, C&A ten opzichte van de confectie en de garnalenhandel ten opzichte van de garnalenvissers. Tijdens het werkbezoek van onze commissie voor LNV, onder leiding van de heer Walsma, aan de visserij, werd door de garnalenvissers aandacht gevraagd voor dit mededingingsaspect. Is er bij het mededingingsbeleid voldoende aandacht voor deze soort zaken?

Hier wil ik wel de oproep aan het mkb herhalen van premier Balkenende tijdens de bijeenkomst van het mkb op 13 juni jongstleden om meer mogelijkheden voor stages te scheppen voor allochtone jongeren. Discriminatie van een deel van onze jeugd is onaanvaardbaar.

Uit een onderzoek van de ING is gebleken dat het mkb steeds meer internationaliseert. Uit cijfers van MKB-Nederland blijkt dat vorig jaar het exporterende mkb het beter heeft gedaan dan gemiddeld. Daar het volgens het Centraal Planbureau beter gaat met ons land naarmate wij ons internationaler opstellen, is dit een positieve ontwikkeling. Wij moeten ons niet afsluiten van de wereld. Sinds ons nee tegen de Europese Grondwet bestaat deze indruk wel in het buitenland. De Europese en internationale visie van beide bewindslieden van Economische Zaken spreekt ons erg aan. Vandaar dat ik bij het verbeteren van ons beleid de mening van de bewindslieden zal vragen over het beleid in Dubai, Italië en Duitsland op bepaalde punten. Wel zullen wij uiteraard oog moeten houden voor onze nationale belangen binnen Europa.

In deze bijdrage wil ik het hebben over een aantal punten die van groot belang zijn voor het mkb, te weten: het vergunningensysteem, de regelgeving, de vertaling van EU-richtlijnen en de relatie van EZ met andere departementen. Met betrekking tot het laatste wil ik aandacht geven aan het probleem van de bedrijfsoverdrachten, waarover ook mevrouw Sylvester waardevolle dingen heeft gezegd. Daarnaast heb ik enkele vragen over het plan Nieuw ondernemerschap.

Volgens MKB-Nederland moeten Nederlandse ondernemingen per jaar 7,1 miljoen vergunningen aanvragen met miljarden euro's aan kosten. Op dit terrein is EZ behoorlijk actief. Op de website heb ik gelezen dat vergunningen worden afgeschaft en andere worden gebundeld. Toch wil ik hier enkele voorstellen doen om het proces te versnellen. Een vergaande oplossing zou zijn, alle vergunningen af te schaffen en de ondernemers het vertrouwen te geven dat zij zich, zoals iedere burger, aan de wet zullen houden, met behoorlijke sancties indien dit niet het geval blijkt te zijn. Om te bekijken of dit systeem zou kunnen werken en of de rechtszekerheid voldoende wordt gewaarborgd, stel ik voor, dit door het mkb bepleite systeem voor een aantal wetten in te voeren. Welke wetten hiervoor het meest in aanmerking komen, wil ik laten afhangen van overleg met het mkb. Voor deze wetten worden dan alle vergunningen afgeschaft. De ondernemer wordt geacht zich aan deze wetten te houden, met eventuele sancties achteraf. Graag hoor ik de mening van de bewindspersonen op dit punt.

Bij de behandeling van de begroting van EZ voor 2004 heb ik voorgesteld dat de vergunning automatisch wordt geacht te zijn verleend, als de overheid de termijnen van vergunningverlening overschrijdt. De minister voelde daar toentertijd niet veel voor. Ik ga nu iets verder door te vragen om bij bepaalde wetten te gaan oefenen met het door MKB-Nederland voorgestelde systeem.

Andere landen werken ook met iets dergelijks. Met betrekking tot de aanvraag van werkvergunningen voor buitenlandse werknemers bepleit mijn Tweede-Kamercollega Coskun Çörüz het systeem van Dubai. Daar vragen de ondernemingen de werkvergunningen aan en zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de aanvraag. In Italië heeft men naar verluid een praktische oplossing gevonden voor het vergunningen- en handhavingsprobleem wanneer het gaat om onroerend goed. De eigenaar wordt geacht zich aan alle wetten te houden. Dit wordt niet permanent gecontroleerd door de overheid met vergunningen of iets dergelijks. Wel heeft de eigenaar bij grote wijzigingen, bijvoorbeeld verkoop of hypotheek, een verklaring van de notaris nodig dat alles in orde is. De eigenaar heeft er dus een groot belang bij om zich aan alle regels te houden.

Onze fractievoorzitter heeft bij de algemene politieke beschouwingen in 2003 bij de start van dit kabinet lovende woorden gesproken over het feit dat afrekenbare doelstellingen zijn geformuleerd, ook voor vermindering van de regeldruk. Volgens allerlei rapportages, onder meer van Actal, gaat het de goede kant op. Maar veel ondernemers zeggen dat zij er nog steeds niets van merken. Het rapport van de Algemene Rekenkamer wijst in dezelfde richting. Komt dit nu doordat bepaalde nieuwe wetten zijn ingevoerd of doordat alleen maar wetten worden afgeschaft waarvan ondernemers weinig last hebben? Hoe zien de bewindslieden dit verschil in perceptie?

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Voorzitter. Ik wil de geachte afgevaardigde een vraag stellen over de administratieve last. Is hij niet ook van mening dat de kleinere bedrijven in ons land relatief te veel last hebben van die administratieve lasten en dat ze op dat punt moeten worden ontlast?

De heer Terpstra (CDA):

In mijn interruptie in uw betoog op dit punt heb ik te kennen gegeven dat ik niet de rekensom kon volgen waaruit zou blijken dat kleine bedrijven meer administratieve lasten te verwerken hebben dan grote.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

U hebt het zo-even over de beleving gehad. Het gaat om de beleving dat iemand die een eenmanszaak heeft of met één ander samenwerkt verhoudingsgewijs erg veel tijd moet besteden aan de administratieve lasten.

De heer Terpstra (CDA):

Ik heb daar uitgebreid over gesproken met mijn garagehouder, een actief SGP'er met één werknemer. Die man heeft mij bij elke onderhoudsbeurt duidelijk gemaakt dat hij relatief gezien meer last heeft van administratieve lasten dan zijn concurrent bij wie honderd monteurs werken. Deze man kwam op mij zo overtuigend over, mede door zijn politieke achtergrond, dat ik denk dat hij gelijk heeft.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Wat is uw visie daarop? Dat was eigenlijk de vraag die ik u stelde. Bent u dan niet ook van oordeel dat in dit geval uw garagehouder meer tijd zou moeten besteden aan het opknutselen van uw auto, uw Ferrari naar ik aanneem, en zich niet moet bezighouden met bijvoorbeeld het invullen van belastingformulieren?

De heer Terpstra (CDA):

Een van de dingen die ik nog steeds hoop, is dat ik ooit een Ferrari zal rijden. Dat ik de garagehouder gelijk gaf, betekent dat ik van oordeel ben dat hij gelijk heeft. Vandaar mijn idee om te gaan oefenen met het afschaffen van bepaalde vergunningen om de lasten voor vooral kleine bedrijven te verminderen.

Voorzitter. Veel Europese richtlijnen worden door verschillende ministeries aangegrepen om allerlei hobbypunten toe te voegen. Misschien geldt dit ook wel voor de overkant, om het zomaar te zeggen. Ik heb het idee dat wij minder hobbypunten hebben. Wij kunnen die ook niet toevoegen, dat remt het hobbypuntgebeuren ook af. Gelukkig is deze Kamer van mening dat EU-richtlijnen niet moeten worden versierd als een kerstboom. Daar hebben wij zelf als Nederland alleen maar last van. Voorzover ik weet, bestaat er op EZ een informatiepunt of een orgaan dat erop toeziet dat Europese richtlijnen op een nette wijze en niet in ons nadeel worden vertaald. Uit de behandeling van de Parmelatrichtlijn in deze Kamer is gebleken dat dit nog niet goed functioneert. Immers, anders hadden wij de vertaling van deze richtlijn niet unaniem behoeven af te wijzen. Een ander voorbeeld is de transportrichtlijn op het gebied van de arbeidstijden. Europa bepleit 48 uur arbeidstijd gemiddeld voor beroepschauffeurs en volgens mijn informatie probeert Verkeer en Waterstaat er 48 uur maximaal van te maken waardoor wij ons bewust in een nadelige positie werken. Hoe functioneert het coördinatiemechanisme van EZ richting andere departementen op het gebied van EU-richtlijnen precies? Hoe tevreden zijn de bewindslieden daarmee?

Hiermee ben ik al gekomen op de relatie met andere departementen. Volgens mij een van de moeilijkste problemen binnen de rijksoverheid. Het mkb noemt hierbij onder meer de volgende problemen: ziektekostenpremie voor zelfstandigen, heffingen op kleine baantjes en de fiscale behandeling van bedrijfsoverdrachten. Hoe werkt de belangenbehartiging van EZ met betrekking tot mkb-wensen bij andere ministeries?

Als concreet voorbeeld noem ik de fiscale behandeling bij bedrijfsoverdrachten. Ik wil enkele vragen stellen over de relatie met het ministerie van Financiën. Waarom is er nog steeds geen uniforme aanpak van de fiscale opvolgingsproblematiek? Ook mevrouw Sylvester heeft hier goede vragen over gesteld. Is het Duitse model hiervoor een oplossing, zowel fiscaal als civielrechtelijk? Kunnen de bestaande durfkapitaalregelingen niet effectiever worden ingezet? Waarom geldt de zelfstandigenaftrek niet voor deeltijdondernemers? Waarom kan de FOR niet worden voortgezet na 65 jaar? De fiscale regels voor bedrijfsopvolging zijn niet goed op elkaar afgestemd en kunnen daardoor belemmerend werken. Ook komen in de praktijk veel discussies voor over de waardebepaling van de over te dragen onderneming. De waarde waarvan de fiscus uitgaat, maakt een rendabele exploitatie voor de opvolger soms onmogelijk. Daarnaast zijn er veel knelpunten in de sfeer van de schenkings- en successierechten.

Het gaat mij vandaag niet om de concrete antwoorden op deze fiscale vragen, maar vooral om de bereidheid van de bewindspersonen van EZ om er bij Financiën op aan te dringen om deze zaken eens te gaan regelen. Wij willen overigens onze grote waardering uitspreken voor de jongste voorstellen van de staatssecretaris van Financiën met betrekking tot de belastingreductie via een winstvrijstelling.

Wij kunnen geheel instemmen met het actieprogramma met betrekking tot het nieuw ondernemerschap. Dit geldt voor de inhoud en het woordgebruik. De begrippen"allochtoon" en "autochtoon" dragen niet bij aan wederzijds begrip, maar soms lukt het mij ook niet deze begrippen te omzeilen. Ik heb in mijn tekst het woord "allochtoon" reeds één keer gebruikt, dus ik zondig ook regelmatig door het gebruik van een woord dat niet had mogen bestaan.

Uit allerlei onderzoeken blijkt dat de ondernemingslust bij bepaalde groepen in onze samenleving groter is dan die bij de oorspronkelijke Nederlandse bevolking. Dat is op zich een goede zaak. Uit de Armoedemonitor van het SCP blijkt echter dat met name allochtone ondernemers vaak onder de armoedegrens opereren. Op de lange termijn kunnen wij niet zonder het gebruik van de talenten van al onze inwoners, ook op het gebied van ondernemerschap. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris nog om dit economisch integratieproces te versnellen? Kan het microkrediet, waarover mevrouw Sylvester zulke waardevolle opmerkingen heeft gemaakt, hier een rol spelen en zijn er mogelijkheden de vaak voorkomende opvolgingsproblematiek van veel autochtone ondernemers op te lossen met behulp van allochtone jongeren of ouderen?

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Ik complimenteer de heer Terpstra met zijn opmerking over het microkrediet. Hij stelt hierover een vraag aan de regering, maar kan hij hier zelf ook een visie op geven? Wat vindt de CDA-fractie van microkrediet? Vindt zij dit waardevol of niet? Hoe moet volgens de CDA-fractie verder worden gegaan met het microkrediet in de toekomst?

De heer Terpstra (CDA):

Ik denk dat de CDA-fractie voorstander is van microkrediet. Daar zijn twee argumenten voor, namelijk dat prinses Máxima ervoor is en mevrouw Sylvester ook. Dat vinden wij belangrijke argumenten. Daarnaast functioneert het microkrediet hoogstwaarschijnlijk goed.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Het blijft wel mooi tussen ons vandaag.

De heer Terpstra (CDA):

Dat moeten wij zo houden. Wij hebben in de fractie geen diepgaande beschouwingen gewijd aan dit onderdeel van mijn betoog. Wij gaan ervan uit dat als het in Afrika goed werkt, het in Amsterdam ook goed zou kunnen werken. Ik zie niet in waarom dat niet zo is. Voor kleine ondernemers vormen financiën vaak een probleem. Banken hebben vaak alleen maar belangstelling voor grote projecten. Dat is op zich ook wel logisch. Als zij € 1000 uitlenen aan iemand zijn de kosten voor de administratie misschien wel hoger dan het rendement. Ik heb er wel begrip voor dat banken dat niet doen. Een nieuw initiatief op dit terrein kan daarom zeer waardevol zijn. Hoe lopen deze projecten?

Het is bekend dat ik alles controleer aan de hand van de situatie in de stad Utrecht. Daar heb ik gesprekken gevoerd met de heer Gerard Rek van de kamer van koophandel en Ahmet Taskan, gemeenteraadslid voor het CDA en algemeen secretaris van de Turkse ondernemersvereniging HOGIAF. Uit deze gesprekken bleek veel steun voor het beleid van het ministerie ten aanzien van het nieuw ondernemerschap. Zij misten maar één punt, volgens hen het allerbelangrijkste, namelijk de regionale vertaling van dit beleid waardoor zowel de kamer van koophandel als de ondernemersvereniging niet alleen maar middelen zou kunnen krijgen op grond van het nationale beleid. Zij vinden dat het beleid te veel op nationaal niveau blijft hangen. Ik denk dat daar wel iets in zit. Zijn de bewindslieden bereid om meer regionale initiatieven op dit terrein te ondersteunen en mogelijk te maken?

Een gezond mkb is cruciaal voor onze toekomst. Daarom zullen we er alles aan moeten doen om het te stimuleren. Wij steunen derhalve de beide bewindslieden in het door hen ingezette beleid van harte. Daarnaast zijn wij benieuwd naar hun mening over onze voorstellen om dit beleid nog te verbeteren.

De heer Luijten (VVD):

Voorzitter. Het gaat weer een stukje beter met Nederland. Op Teletekst staat nu het bericht dat de consumenten flink positiever zijn over het economische klimaat. Zo'n positief oordeel is zelfs nog nooit gemeten sinds in 1986 is begonnen met meten. De internationale economische ontwikkeling is positief en het gevoerde kabinetsbeleid maakt dat Nederland daar meer van profiteert dan andere landen. Het goed doen als anderen het ook goed doen is mooi, maar als je het beter doet dan je concurrenten maak je het verschil.

Het mkb zit weer in de lift. Dat is goed nieuws, want 98% van alle bedrijven in Nederland behoort tot het mkb. Het midden- en kleinbedrijf is goed voor 60% van de werkgelegenheid in de particuliere sector en met ruim 3 miljoen werkzame personen de grootste werkgever. Onlangs werd bekend dat de werkgelegenheid verder groeit met 160.000 banen, waarvan er 75.000 tot 100.000 in het mkb terechtkomen. Dat mag ook wel, want de afgelopen twee jaar zijn er 250.000 banen in het mkb verloren gegaan. De balans is dus nog negatief. Uitzendbureaus en vacaturesites melden dat wij het wat vacatures betreft ook bovengemiddeld doen in Europa. Dus voorzitter, dat was het dan voor vandaag, wij kunnen wel naar huis want het gaat weer goed met het mkb.

Er zijn echter altijd wel wat structurele problemen te bespreken en ik zou die zeker niet als luxeproblemen willen betitelen. Het gaat namelijk zo goed dat het tekort aan vakkrachten dat al bestaat alleen nog maar nijpender gaat worden. De uitstroom van vakkrachten uit het mkb zal onvoldoende worden gecompenseerd door de instroom van nieuwe goed opgeleide jongeren uit het beroepsonderwijs. Kan het kabinet aangeven of het de zorgen van de VVD-fractie deelt en, zo ja, wat het voornemens is te doen om het tij te keren? Kan dat gebeuren tegen de achtergrond van een sneller groeiende economie dan vorig jaar bij het vaststellen van de begroting nog werd verwacht? Daarbij werd nog van andere aannames uitgegaan.

Tijdens het debat over de begroting EZ in deze Kamer op 10 februari 2004, maar ook tijdens de algemene beschouwingen van vorig jaar heeft, de VVD-fractie uitvoerig stilgestaan bij het mkb. Wij hebben uitvoerig met de bewindslieden van EZ gediscussieerd over onder andere de bevordering van het ondernemerschap. Er zijn sinds die tijd ook veel rapporten verschenen over dit onderwerp. Kan de staatssecretaris aangeven welke vorderingen er op dit punt de laatste jaren zijn gemaakt en of wij onze positie ten opzichte van onze concurrenten hebben verbeterd?

Een groep die volgens de VVD-fractie nog ondergewaardeerd wordt en bij wie ondernemerschap toch altijd begint, zijn de zelfstandige ondernemers. De leden Sylvester en Terpstra hebben daar ook al iets over gezegd. Deze groep komt men bijna in geen beleidsstuk of statistiek tegen. Deze ondernemers zijn ook niet zo georganiseerd als de bedrijven in MKB-Nederland en VNO/NCW. Maar toch betreft het een groep van 850.000 werkzame personen die goed is voor 15% van de economische activiteit in dit land. Deze ondernemers vallen niet in de klassieke tweedeling werkgever-werknemer en zij zijn niet vertegenwoordigd in de SER. Daarnaast zijn diverse regelingen, zoals de levensloopregeling, niet toegankelijk voor zelfstandigen. En ook wat betreft scholing en opleiding hebben zij vaak niet dezelfde fiscale of andere mogelijkheden.

Er zijn nog meer onnodige belemmeringen. Een ondernemer moet bijvoorbeeld1225 uur per jaar aantoonbaar ondernemen om in aanmerking te komen voor ondernemersaftrek. Een dergelijk harde grens is belemmerend voor parttime ondernemersschap. Iemand die thuis werkt voor zijn baas als werknemer mag € 350 aftrekken en iemand die als zelfstandige thuis werkt niets. En bovendien moeten zelfstandigen ook nog voldoen aan allerlei malle eisen als een eigen opgang en sanitaire voorzieningen. Dat is niet uitnodigend voor vooral startende zelfstandige ondernemers. Want velen beginnen vaak parttime en vanuit huis.

Het ontstaan van deze regels is vanuit het verleden verklaarbaar, maar op sommige punten zijn zij te ver doorgeschoten. Is de staatssecretaris bereid deze nog eens tegen het licht te houden en te bezien of zij nog wel nodig zijn? Kan de staatssecretaris aangeven of zij het bestaan van dit soort belemmeringen nog terecht en van deze tijd vindt en is zij met ons van mening dat hieraan een einde moet komen? Naar de mening van de VVD-fractie is veel wet- en regelgeving nog steeds vanuit de klassieke arbeidsovereenkomst geschreven. Die wet- en regelgeving speelt echter ook een rol bij zaken die niets hebben te maken met de relatie tussen werkgever en werknemer, maar die betrekking hebben op de relatie tussen de overheid en burgers.

Dit kabinet heeft het terugdringen van regeldruk en administratieve lasten tot speerpunt van het beleid gemaakt. Dat voornemen wordt door de VVD-fractie volledig gesteund. Mevrouw Broekers-Knol heeft hier twee weken geleden bij het justitiedebat nog eens uitvoerig bij stilgestaan, net als de heer Rosenthal tijdens zijn bijdrage aan de algemene politieke beschouwingen vorig jaar. Over het succes van de door het kabinet ingezette operatie bestaat nog wel eens onduidelijkheid, ook bij de leden van de VVD-fractie. In de dagelijkse praktijk voelen burgers en ondernemers de vermindering nog niet, integendeel. Tussen feiten en beleving zit nog een diepe kloof. Kan de staatssecretaris nog eens aangeven wat er op het terrein van het terugdingen van regelgeving, met name voor het mkb en zelfstandige ondernemers, tot nu toe is bereikt? Wanneer gaan bedrijven dat echt merken?

Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre de lagere overheden zijn betrokken bij het terugdringen van regelgeving? Een groot deel van de ergernis van het mkb zit immers op lokaal niveau. Ik noem maar een aantal belastingen en heffingen die veel administratieve rompslomp met zich meebrengen: de afvalstoffenheffing, de toeristenbelasting, het precario, de reclamebelasting, de ozb, de wegenbelasting, de parkeerheffing, bouwleges, de provinciale opcenten en de waterschapsheffing. MKB-Nederland heeft in 2004 een uitgebreid onderzoek verricht naar tariefontwikkelingen bij gemeentelijke heffingen en heeft daarbij een aantal aanbevelingen gedaan, zoals het omzetten van de parkeerbelasting en de toeristenbelasting in een bestemmingsheffing waarvan duidelijk is waaraan de opbrengsten worden besteed. Dat vinden wij een sympathiek voorstel, maar het brengt het aantal heffingen niet terug.

De VVD-fractie is van mening dat veel van dit soort belastingen en heffingen geschrapt kunnen worden. Provincies en gemeenten zouden gecompenseerd kunnen worden via het gemeente- of provinciefonds, onder aftrek van de hoge perceptiekosten die de lagere overheden nu maken om al deze losse bedragen binnen te krijgen. Dat is volgens ons de enige manier om een keer door te pakken. Ik ben mij ervan bewust dat dit voorstel niet altijd op sympathie kan rekenen van lokale bestuurders, daar hebben wij bij de gedeeltelijke afschaffing van de ozb ervaring mee opgedaan. Wij denken echter wel dat wij daarmee het mkb, en dus ook de lokale economie, een geweldige dienst bewijzen. Daar zitten wij hier toch voor.

Waarom is in dit land voor alles en nog wat een vergunning nodig? Een ondernemer in het mkb vraagt per jaar gemiddeld twaalf vergunningen aan en 98% daarvan wordt zonder enig probleem verleend. Dat aanvragen kost het mkb per jaar wel zo'n 7 mln. Er is in dit land voldoende wet- en regelgeving, meer dan voldoende zelfs. Naar de mening van de VVD-fractie zou het voorkomen van misstanden veel meer door sterke toezichthouders moeten plaatsvinden dan door een woud van niet te controleren vergunningen. Deze sterke toezichthouders moeten ook meer als eenheid gaan opereren. Ik doel op voorbeelden als de gladde vloer in een keuken die door de Arbeidsinspectie wordt afgekeurd maar die voor de Voedsel en Waren Autoriteit een vereiste is. De heer Terpstra heeft al voorgesteld om het gewoon eens te proberen met een aantal wetten. De VVD-fractie steunt dat pleidooi, dus is er een meerderheid voor in deze Kamer.

Er wordt in de discussie over vermindering van de bureaucratie vaak gesproken over de éénloketgedachte. Die gedachte is natuurlijk op zich prima, maar wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat er de laatste tijd wel heel veel één-loketten ontstaan die stuk voor stuk nuttig werk verrichten in hun eigen kolom, maar die nog niet integraal opereren. Kan de staatssecretaris aangeven of deze indruk, die is gebaseerd op eigen waarneming, juist is?

Ik heb nog enkele opmerkingen en vragen over innovatie en het mkb. Innovatie lijkt een toverwoord te worden. Iedereen heeft er de mond van vol, maar in de praktijk blijkt het toch een lastige opgave te zijn. Iedereen is ervan overtuigd dat als wij ten opzichte van concurrerende economieën het verschil willen maken, wij dat niet op loonkosten kunnen doen.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Ik heb tijdens mijn inbreng gezegd dat de vouchers heel moeilijk worden ontsloten. Is de heer Luijten het met mij eens dat een deel van de gelden voor innovatie in de vouchers moet worden gereserveerd voor het mkb?

De heer Luijten (VVD):

Ik begrijp het ongeduld van mevrouw Sylvester, maar ik had alleen nog maar gezegd dat ik het over innovatie wilde hebben. Haar vraag betreft iets waar ik later in mijn tekst op terugkom. Wellicht kan zij even afwachten wat ik zeg over dat onderwerp.

Iedereen is ervan overtuigd dat wij niet alleen op loonkosten moeten concurreren als wij verschil willen maken. Dat kan wel door slimmer te zijn met innovatieve methoden en technieken en door frontrunner te zijn op dit gebied. Wat verontrust is dat bètaopleidingen nog steeds niet echt aan populariteit winnen. Gecombineerd met het eerder geconstateerde dreigende tekort aan vakkrachten, is dat geen opwekkend beeld voor de toekomst. Vorig jaar hebben Heleen Dupuis en ik lang stilgestaan bij dit onderwerp. De regering deelde toen de zorg van de VVD-fractie. Kan de staatssecretaris aangeven wat er door het kabinet is gedaan aan het promoten van bètaopleidingen en wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de instroom van nieuwe leerlingen en studenten?

Met louter eigen opleidingen zullen wij er echter niet komen. In deze tijd van mondialisering zijn wij ervan overtuigd dat ook buitenlandse kenniswerkers noodzakelijk zijn om hier de vacatures te kunnen vervullen. Dat wordt vaak gezien als een zaak voor de grote ondernemingen. Niets is echter minder waar. Een op de vijf mkb-bedrijven exporteert. Ongeveer 15.000 mkb-bedrijven doen bijvoorbeeld op dit moment zaken met China. Het blijkt nog steeds dat de visa, niet alleen voor kenniswerkers, een probleem vormen. Ik weet dat de staatssecretaris er hard aan trekt om de lange wachttijden voor visa voor buitenlandse werknemers te verkorten. Het onderwerp komt echter toch steeds terug. Onlangs heb ik in China zelf mogen ervaren dat het moeilijk kunnen verkrijgen van een visum voor ons land nog steeds als probleem nummer één wordt genoemd in de onderlinge relatie. Vorige week kreeg ik van Japanse ondernemers met vestigingen in Nederland hetzelfde verhaal te horen.

Voor kenniswerkers uit het buitenland zou nu een vereenvoudigde procedure zijn ontwikkeld waarbij men op internet terecht kan, zo werd mij verteld. Dat is mooi, zou men zeggen. Als de teksten en formulieren op internet echter alleen in het Nederlands zijn, is de vraag of wel is nagedacht. Het is echt waar, de tekst is alleen in het Nederlands beschikbaar. Waarom kan in het buitenland wel wat hier onmogelijk lijkt te zijn? In Düsseldorf bijvoorbeeld is er echt één loket voor buitenlandse ondernemers. Daar wordt alles volledig geregeld, niet alleen zaken die de gemeente betreffen. Kan de staatssecretaris eens uitleggen waarom het probleem hier zo hardnekkig is? Dit is immers slecht voor het vestigingsklimaat. Wat ons betreft verdient het Düsseldorfse voorbeeld navolging. Eén loket voor de overheid voor bedrijven die zich hier willen vestigen, zowel op lokaal, provinciaal en nationaal niveau. Gewoon ergens beginnen, zou ik zeggen. Bij gebleken succes komen anderen dan ook wel over de brug.

Voor innovatie worden grote bedragen uitgetrokken. Er is ongeveer 600 mln. uit het FES beschikbaar voor kennisontwikkeling. Slechts 5% daarvan gaat echter naar kennistoepassing, de rest gaat naar wetenschappelijk onderzoek. De VVD-fractie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er veel sprake is van "onderzoeken om te onderzoeken". Slechts 10% van het geld voor kennisontwikkeling gaat naar het mkb. Dat is te weinig. Kennisontwikkeling lijkt nog te veel aanbodgestuurd in plaats van gestuurd door de vraag in de markt. De universiteiten zijn nog te veel gesloten bolwerken die te weinig vraaggestuurd werken. De vouchers die mkb'ers kunnen besteden aan innovatie zijn een goed instrument gebleken, waar duidelijk behoefte aan is. Deze zouden ook betaald kunnen worden uit de geldstroom die nu voor onderzoek naar de universiteiten gaat. Een mkb'er kan dan zelf bepalen waar hij het geld aan besteedt en bij welke wetenschappelijke instelling hij dat doet. Dat prikkelt de universiteiten vanzelf om meer vraaggestuurd te werken. Dat is min of meer vergelijkbaar met persoonsgebonden budgetten in de zorg.

Bedrijven die willen innoveren, kunnen doorgaans goed bij EZ en andere instanties terecht. Dat is goed geregeld, maar het is ook redelijk passief. De kunst wordt toch om bedrijven en ondernemers te bereiken die nog niet zo ver zijn. Dat vergt een actieve opstelling. Dat is vooral nodig om de doelstelling van de overheid, namelijk 30% nieuwe producten en diensten, te realiseren. Dat halen wij nu bij lange na niet. Kan de staatssecretaris de laatste stand van zaken aan ons meedelen?

Het is lastig om regelingen te verkopen aan mensen die nog niet in databases zitten, maar het zal toch moeten om ook die ondernemers erbij te betrekken. Syntens doet dat wat de VVD-fractie betreft goed en is gelukkig de laatste tijd steeds meer zichtbaar. Maar ook Syntens ontkomt natuurlijk niet aan regelgeving vanuit de centrale overheid. Zo hebben wij begrepen dat men volgens de subsidieverordening van EZ workshops moet geven waar geen belangstelling voor is, bijvoorbeeld over embedded software, terwijl een workshop waarin wordt geleerd om internetsites te bouwen niet is toegestaan. Ook hier zou ik zeggen: probeer niet alles te regelen vanuit Den Haag en laat het over aan een organisatie als Syntens die midden in de praktijk staat. Het vakblad voor ondernemers, Bizz, van deze maand geeft 100 prachtige voorbeelden van innoverende mkb-ondernemers die door hulp van Syntens een successstory kunnen vertellen. Uit contacten met Syntens begreep ik dat er bij het ministerie plannen zouden bestaan om Syntens om te vormen tot een agentschap van EZ. Kan de staatssecretaris meedelen of dat onzalige plan inderdaad bestaat?

Wij wachten de antwoorden van de regering met belangstelling af.

De heer Van Raak (SP):

Nederlanders zijn een ondernemend volkje, zo wil in ieder geval het vooroordeel. De minister en de staatssecretaris weten wel beter, zo lieten zij in het verleden blijken. Ondernemerschap en het nemen van risico's zit niet zo ingebakken in onze cultuur, zei de staatssecretaris in juli 2004 in een brief aan de Tweede Kamer. In oktober 2003 had de minister in het dagblad Trouw al opgemerkt dat ondernemers creatiever moeten worden en meer lef moeten tonen. Wij zijn nu tweeëneenhalf jaar verder. Wat hebben de bewindslieden ondernomen om onze ondernemers ondernemender te maken? Is ze dat gelukt?

Ondernemen heeft in ieder geval te maken met het nemen van risico's, zoals de staatssecretaris terecht opmerkte. En met lef, zoals de minister zei. Onze topondernemers, zijn dat mensen die risico's nemen en lef tonen, in tegenstelling tot de mkb'ers? Wij vrezen van niet. Onze topondernemers zijn vooral topmanagers. Zij beheren andermans geld en kiezen, mede door de druk van aandeelhouders, vaak voor de veilige weg.

Als het goed gaat met een bedrijf worden topmanagers zeer goed beloond, zo laten de inkomensoverzichten elk jaar weer zien. Maar als het minder goed gaat, worden zij evengoed ruim beloond. Risico's lopen topmanagers meestal niet. Zij ondernemen niet met eigen middelen en hun falen leidt niet tot persoonlijk verlies. Zou dit risicoloze leven één van de verklaringen kunnen zijn waarom de bedrijven die onze topmanagers leiden wat betref onderzoek en ontwikkeling zo ver achterblijven bij het OESO-gemiddelde? En dat die achterstand niet afneemt, maar toeneemt? Ik zou de heer Luijten willen vragen waarom hij de universiteiten zo achter de broek zit in plaats van de ondernemers. Immers, zij blijven zo ver achter met onderzoek en ontwikkeling.

Vandaag spreken wij echter niet over topondernemers, die dit predikaat eigenlijk niet verdienen. Wij hebben het vandaag over kleine ondernemers, de eigenlijke topondernemers van Nederland. Dit zijn vaak mensen die wél risico's nemen en lef tonen, mensen die vaak met eigen middelen een bedrijfje opzetten, jarenlang hard werken voor een laag inkomen en wel de kans lopen om alles te verliezen. Dit zijn niet alleen de oude mannen in de bestuurskamers van multinationals, maar ook jongeren, vrouwen en allochtonen, die hun lot in eigen handen nemen.

Soms redden onze kleine ondernemers het niet, maar vaak ook wél. Er ontstaan nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid in buurten die daar erg om verlegen zitten. De minister en de staatssecretaris zullen het met ons eens zijn dat de ondernemerszin in Nederland vooral te vinden is in het midden- en kleinbedrijf. Mijn fractie is zeer begaan met deze kleine ondernemers, eenmanszaken, vennootschappen onder firma en dergelijke. Immers, overheden maken het startende ondernemers niet altijd even gemakkelijk. Er is veel administratieve rompslomp en weinig sociale zekerheid voor deze groep. Volgens het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf leeft meer dan één op de tien kleine ondernemers onder de armoedegrens. Velen van hen krijgen bovenmatig te maken met criminaliteit.

Wij willen de bewindslieden vandaag een aantal structurele voorstellen voorleggen om kleine ondernemers te ondersteunen in hun ondernemingslust. Deze plannen hebben wij eerder gepresenteerd in de nota Hart voor de zaak. In de Tweede Kamer is onlangs een maatregel aangekondigd om de vennootschapsbelasting voor kleine bedrijven extra te verlagen en te verbreden. Volgens ons is er op financieel gebied echter veel meer mogelijk. Specifieke aandacht vragen wij bovendien voor problemen op het gebied van veiligheid, lastendruk en vakmanschap.

Een van de grootste zorgen van kleine ondernemers is criminaliteit. Veel ondernemers lijken het hoofd in de schoot te hebben geworpen en doen van bijvoorbeeld winkeldiefstal niet eens meer aangifte. Bovendien kunnen kleine ondernemers vaak geen beroep doen op een verzekering of de schade niet verhalen op de dader. Zien de bewindslieden mogelijkheden om de aangifte van criminaliteit voor kleine ondernemers te vergemakkelijken? Zien zij mogelijkheden om het gemakkelijker te maken om de schade op de daders van bijvoorbeeld winkeldiefstal te verhalen? Zien zij mogelijkheden voor het instellen van een waarborgfonds voor dit soort criminaliteit, dat gevoed zou worden met een deel van de boetes die zijn opgelegd aan daders van bijvoorbeeld winkeldiefstallen?

Een andere zorg is de administratieve rompslomp waarmee kleine ondernemers te maken hebben. Dit is vanmorgen al vaker gezegd. Zo vroeg mevrouw Sylvester aandacht voor de bureaucratie als gevolg van nationale eisen. Vooral ook lokale belastingen veroorzaken veel ergernis. Ik noem toeristenbelasting, baatbelasting, reclamebelasting, parkeerbelasting en leges. De heer Luijten had een nog veel langere lijst. Deze belastingen zijn niet alleen vervelend omdat ze betaald moeten worden – leuker kunnen wij het niet maken – maar vooral ook omdat ze zo versnipperd worden voorgelegd. Gemakkelijker kunnen we het toch wél maken. Zou het mogelijk zijn om lokale belastingen voor kleine ondernemers meer te bundelen, bijvoorbeeld in één aanslag? Kunnen de bewindslieden hierbij een rol spelen? Dit zou volgens mij al veel onnodige administratie kunnen wegnemen. De SP in Amsterdam heeft voorgesteld dat de gemeente de lokale lasten voor kleine ondernemers kwijtscheldt, als hun inkomen onder bijstandsniveau raakt. Ik neem aan dat de bewindslieden dergelijke maatregelen toejuichen.

De Wet uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte heeft ertoe geleid dat werkgevers bij ziekte twee jaar loon moeten doorbetalen. Grote bedrijven kunnen zich verzekeren voor deze risico's, maar kleine ondernemers kunnen dat heel vaak niet. Het mkb is belangrijk voor de werkgelegenheid. Dit is vandaag ook al gezegd, maar dit soort regelingen maakt bedrijven huiverig om personeel aan te nemen. Het kabinet verwacht een stijgende economische groei en hoopt op een groei van arbeidsplaatsen. Zien de bewindspersonen mogelijkheden om het eigen risico van doorbetaling voor bedrijven met weinig werknemers, te verkorten, bijvoorbeeld tot één jaar?

Kleine ondernemers zijn vaak ook bijzonder. En dat bijzondere is gelegen in dat kleine. In het kleinbedrijf heerst vaak nog steeds het ideaal van vakmanschap: een loodgieter wil vakwerk afleveren en een winkelier kent de buurt en de klanten en kan in een wijk een sociale functie vervullen. Juist dat kleine wordt bedreigd door schaalvergroting. In mijn buurt in Amsterdam zijn vijf grote supermarkten: een Albert Heijn, een Albert Heijn en nog drie Albert Heijnen. Een eenzame buurtsuper probeert daartussen het hoofd boven water te houden. Mijn buurtgenoten en ik gaan graag naar die buurtwinkel, waar het meestal gezellig is en de laatste nieuwtjes worden verteld. Maar de stuntprijzen en de ruime winkelopeningstijden van de bijna monopolist Albert Heijn maken het leven voor deze buurtsuper niet gemakkelijk. Mede door de prijzenoorlog is het aantal kleine supermarkten de afgelopen twee jaar met ruim 12% afgenomen. De volgende ontwikkeling tekent zich al af: de supersupermarkten aan de randen van steden en dorpen die alles verkopen en alle overige winkels overbodig maken, met als gevolg verschraling van de sociale infrastructuur in dorpen en wijken, alsook onnodige mobiliteit. Delen de bewindslieden deze zorgen? Zijn zij bereid om, naar Belgisch voorbeeld, een wettelijk verbod op verkoop onder de inkoopsprijs in te voeren? Delen zij onze opvatting dat het goed is om weer één dag in de week de winkels te sluiten? Zien zij mogelijkheden om het ontstaan van zogenoemde megastores tegen te gaan?

Dan kom ik te spreken over de centen. Banken blijken soms huiverig om startende ondernemers geld te lenen of om kleine ondernemers ruimte te bieden voor investeringen. Ik heb daar wat minder begrip voor dan de heer Terpstra. Het is immers gewoon hun werk. Gerichte lastenverlichting voor deze groep kan echter wél ruimte scheppen, bijvoorbeeld door het belastingtarief over de winst te verlagen en de kleinschaligheidsaftrek te verruimen. Zien de bewindslieden nog andere mogelijkheden voor fiscale ondersteuning van kleine ondernemers?

Graag zien wij, net als de bewindslieden, mensen in de WW, WAO of de bijstand aan het werk gaan. Uit onderzoek van de Inspectie Werk en Inkomen van begin dit jaar blijkt dat mensen met een WW-, WAO- of bijstandsuitkering die voor zichzelf beginnen, minder vaak terugvallen in een uitkering. In 2004 vormden uitkeringsgerechtigden bijna 10% van het aantal starters. Wie nu uit de bijstand een bedrijf wil starten, kan dat doen met behoud van een uitkering. Voor WW'ers wordt deze periode, althans als wij het goed hebben begrepen, verlengd van drie naar zes maanden. In zes maanden met succes een bedrijf opzetten, zou dat de minister of de staatssecretaris zélf wel lukken? Geldt de verlenging voor WW'ers van drie naar zes maanden ook voor bijstandsgerechtigden? Zijn de bewindslieden het met ons eens dat deze periode nog steeds erg kort is?

Kleine ondernemers zijn als de kanaries in de mijnen. Zij merken vaak als eersten dat economisch onraad dreigt, zoals freelancers die minder opdrachten krijgen. Soms zijn het andere omstandigheden die leiden tot een tijdelijke dip, zoals ijsverkopers merken bij een slecht voorjaar of bijvoorbeeld SGP-garagehouders die te veel tijd kwijt zijn met diepgaande gesprekken met de heer Terpstra. Bij tegenspoed hebben kleine ondernemers vaak minder mogelijkheden om te bezuinigen en minder reserves om op te teren. Naar onze opvatting moeten er maatregelen mogelijk zijn die bij tijdelijke tegenspoed onherroepelijk faillissement kunnen voorkomen. Op dit moment duurt het bijvoorbeeld lang voordat schuldsanering tot stand komt. Ondernemers die wachten op sanering krijgen ondertussen namelijk tóch deurwaarders over de vloer. Is het mogelijk om, zo lang de schuldsanering niet is geregeld, te voorkomen dat deurwaardersmaatregelen worden genomen?

Kleine ondernemers die aantoonbaar tijdelijk in de problemen zitten, kunnen een beroep doen op tijdelijke bijstand. Tot een bepaald eigen vermogen wordt die tijdelijke bijstand verleend als gift, daarboven als lening. Dit eigen vermogen zit echter vaak vast in goederen of kapitaal, waardoor deze grens snel wordt bereikt en veel ondernemers de tijdelijke bijstand moeten lenen. Zijn de bewindspersonen het met ons eens dat het beter zou zijn als bij de vaststelling van het eigen vermogen voor het verlenen van tijdelijke bijstand, de waarde van onroerende goederen in ieder geval niet langer wordt meegeteld?

Steeds meer kleine ondernemers zijn onverzekerd. De Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen is afgeschaft en de huidige verzekering kent geen acceptatieplicht, waardoor ondernemers met een hoog risico ofwel zich niet kunnen verzekeren ofwel voor onacceptabel hoge kosten komen te staan. Dit geldt speciaal voor vrouwen die willen gaan ondernemen. Zij kunnen zich erg moeilijk verzekeren bij zwangerschap. Bovendien hebben zij problemen met de kinderopvang. Werknemers die jarenlang premies hebben betaald, verliezen deze rechten als zij een bedrijf starten. Van de tien zelfstandigen zonder personeel, met een gezondheidsprobleem, hebben er negen geen verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. Een kwart van hen wordt door verzekeraars geweigerd. In totaal heeft de helft van het aantal zogeheten zzp'ers geen arbeidsongeschiktheidsverzekering, zo blijkt uit een onderzoek van TNO in opdracht van het Breed Platform Verzekerden en Werk. Zijn de bewindslieden het met ons eens dat er voor deze groep eigenlijk een standaardpakket nodig is voor arbeidsongeschiktheid?

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter. Voor onze economie is het mkb van grote betekenis. Gelukkig kunnen wij ook waarnemen dat er vanaf 2003 in het mkb een afwachtende houding was ten opzichte van het herstel van de economie en dat de ondernemers nu veel optimistischer zijn. Dit is ook begrijpelijk, omdat het jaar 2006 voor de economie een hersteljaar is. Als gevolg van een tegenvallende internationale conjunctuur in samenhang met de hogere olieprijs was de ontwikkeling, die al eerder had kunnen doorzetten, in 2004 en 2005 minder gunstig dan werd verwacht. Dat had voor het mkb ook gevolgen in negatieve zin. Dat maakte ondernemers huiverig om te investeren.

Nu moeten wij de economie niet als een autonoom verschijnsel zien. Economie is namelijk mensenwerk en kan alleen begrepen worden vanuit talloze menselijke interacties, bijvoorbeeld een gesprek met een garagehouder van welke politieke kleur dan ook. Die interacties werken in op de structuur en de conjunctuur van de economie. Het samenspel is complex en door de mondialisering wordt het steeds complexer. Veelal wordt dan ook de wijsheid van economische modellen te hulp geroepen om de gevolgen te voorspellen. De ervaring leert echter ook dat zij niet het laatste woord spreken.

Hoe dan ook, voor ondernemers gaat het vooral om heel concrete zaken. Ik merk dat in mijn familie. Mijn oudste zoon is ondernemer in de ict-branche en ik heb een schoonzoon die ondernemer is van een productiebedrijf. Op verjaardagen praat je wel eens over de politiek. De reactie is dan: pa, houd op met de politiek, want als wij ons bedrijf moeten uitbreiden, lopen wij tegen een oerwoud van regels aan; dat belemmert je meer dan dat je kunt ondernemen. Dat zijn dan twee van je kinderen die dit zeggen. Je bent dan mistroostig. Ik hoop dan ook dat dit debat een goede bijdrage is. Mijn jongste zoon is wetenschapper. Nadat hij was gepromoveerd aan de Erasmus Universiteit, was hij al twee weken later in Australië bij de universiteit in Sidney, omdat daar veel meer onderzoeksgeld is. U ziet dan ook waarom ik zo mistroostig door het leven ga. Ik hoop dus dat dit debat er in ieder geval toe bijdraagt dat mijn kleinkinderen, als zij ondernemer of wetenschapper willen worden, wat meer perspectief hebben in Nederland. In een Kamerdebat als dit wil je ook wel eens je persoonlijke zorgen kwijt.

Gelukkig zien wij dat de binnenlandse bestedingen zich positief ontwikkelen. Op dit moment gebeurt dat mede door een gunstiger ontwikkeling van de koopkracht. Maar zo, vragen wij de bewindslieden, hoe gaat het op de wereldmarkt met ons land? Daar hebben wij de afgelopen jaren terrein verloren. Hoe is het perspectief nu?

Wat zorgen baart, is dat het marktaandeel van de echt in Nederland gemaakte producten op de wereldmarkt nu al zo'n vier jaar achter elkaar terugloopt. Dat komt doordat de arbeidskosten per eenheid product in ons land de afgelopen jaren harder stegen dan bij onze concurrenten. De Nederlandse producten zijn daarom naar verhouding flink duurder geworden. Dit is een constatering, maar is dit structureel? Wij vernemen hierop graag het antwoord van de bewindslieden. Als dit structureel is, is er sprake van een geweldig probleem.

Extra aandacht is er ook nodig voor de meer industrieel gerichte bedrijven in het midden- en kleinbedrijf. De druk op deze sector is groot en de concurrentie uit het buitenland is moordend. Er is, vooral veroorzaakt door export, wel sprake van een lichte omzetgroei, maar toch staat de werkgelegenheid in deze sector onverminderd onder zware druk, meer dan in het concurrerende buitenland. Het kabinet – en dat waarderen de fracties van de SGP en de ChristenUnie waarvan ik de woordvoerder ben – heeft gekozen voor een actief industriebeleid. Kan er al een goede analyse gegeven worden van de ontwikkelingen? Dit is nodig om de resultaten van het nieuwe industriebeleid te kunnen meten.

Voorzitter. De ondernemers in het mkb hebben de afgelopen jaren niet stil gezeten. Dat is een voordeel, als de economie wat stagneert. Immers, men gaat zijn bedrijf nog eens goed bekijken en er wordt in dor hout gesneden. Er is dan ook flink gereorganiseerd, maar het duurde wel wat lang voordat het herstel inzette. Nu is gelukkig een groot deel van de bedrijven klaar voor een aantrekkende vraag. Het is duidelijk dat ondernemers weer investeren en nog meer willen investeren. Deze investeringen zijn duidelijk gericht op vervanging en innovatie. Dat is ook positief.

Er is ook te zien dat veel investeringen gericht zijn op de groei op langere termijn. Hieruit blijkt dat ondernemers positieve verwachtingen hebben van de Nederlandse economie. De genoemde verwachtingen worden voor het eerst in vier jaar weer vertaald in groei van de werkgelegenheid in het mkb.

Na dit te hebben geconstateerd, stuiten wij evenwel op een volgend probleem. Voor onze economie is het van het grootste belang, te kunnen beschikken over vakbekwame, goed geschoolde medewerkers. Verwacht wordt dat mede door de aantrekkende economie,er in nogal wat sectoren binnenkort weer grote krapte zal zijn. In de sectoren bouw, techniek, alsook in de dienstensector wordt het steeds moeilijker, geschikte mensen te vinden. De vraag die dan aan de orde is, is of ons beroepsonderwijs voldoende in staat is om aan de vraag uit het bedrijfsleven te voldoen. Wie houdt de scholen scherp?

Scholen moeten via horizontale verantwoording aan hun stakeholders in de regio verantwoording afleggen over het gevoerde beleid. Daarbij denk ik met name aan het middelbaar beroepsonderwijs. De bedoeling is dat deze stakeholders de scholen scherp houden, maar de vraag is of je dat van ondernemers in het mkb kunt vragen. Veel ondernemers zijn veel te druk met hun eigen bedrijf en hebben hun handen en hun hoofd meer dan vol. Hierdoor hebben zij geen idee van wat er op school speelt. Daarnaast zijn zij onvoldoende in staat om over de muren van het eigen bedrijf heen te kijken. Het bedrijf vraagt namelijk al hun energie. Daardoor hebben zij meestal geen brede visie over waar het met het onderwijs naartoe moet. Zij vertrouwen erop dat, omdat de overheid ontzettend veel geld in het onderwijs steekt, het wel goed zal zitten.

Daarnaast kun je dat eigenlijk ook niet echt van de leerlingen en de ouders verwachten. Ook moet de samenwerking tussen bijvoorbeeld vmbo-scholen en mbo-scholen nog een flinke impuls krijgen. De vraag die wij stellen is dus: wie houdt nu de scholen scherp? Nu is er bij het onderwijs veel beleidsvrijheid aan de voorkant, maar is er eigenlijk geen duidelijkheid over de prestatie van de scholen, zo constateren onze fracties.

Op zich is het goed om te werken aan de verspreiding van good practices, maar daar zit ook een keerzijde aan. Zodra het mkb tijdens besprekingen kritiek heeft op het onderwijs, kunnen altijd wel good practices gemeld worden waaruit blijkt dat het goed gaat. Ik noem een voorbeeld. De aansluiting tussen vmbo-scholen en roc's is op docentenniveau volstrekt onvoldoende. Dit heeft mede tot gevolg dat er nog steeds te veel leerlingen uitvallen bij de overstap van het vmbo naar het mbo. Ik doel op de opgevoerde doorlopende leerweg tussen beide leergangen die voor veel leerlingen een doodlopende leerweg is. Zodra zo'n probleem in een regio gemeld wordt, kan altijd wel een school of regio bedacht worden waar het wel goed loopt. Daarom wordt dit soort problemen nooit integraal aangepakt. In ons staatsbestel zijn de bewindslieden van onderwijs verantwoordelijkheid voor de prestaties van het gehele onderwijsbestel. Worden de bewindslieden van Economische Zaken gewezen op bijvoorbeeld de problemen in het mbo, het dreigende tekort aan goede vaklieden en niet op elkaar aansluitende opleidingen? Worden zij erop gewezen hoe dit deel van het onderwijs omgaat met hun verantwoordelijkheid jegens de stakeholders? Worden zij op de hoogte gesteld van de resultaten en een eventuele meerwaarde? Hoe staat het met de coördinerende functie van het ministerie van Economische Zaken? Een aantrekkende economie is prachtig, maar als die niet kan worden waargemaakt omdat de goede mensen ontbreken, is dat heel erg. Als je goede vaklieden uit andere landen wilt halen, stuit je op regels en maatschappelijke onrust. Waarom is er geen goed samenspel tussen het bedrijfsleven en met name het mbo?

De laatste tijd zijn er veel klachten van ondernemers die via stagecontracten met scholen extra bijdragen aan deze scholen moeten betalen. Stagevergoedingen aan leerlingen zijn op zich geen probleem, maar daarnaast wordt men verplicht om vergoedingen aan de school te verstrekken en dat gaat te ver. Als ondernemers geen vergoeding willen betalen, is de sanctie dat ze geen stageleerlingen meer krijgen. De fiscale faciliteit die ondernemers krijgen voor stageleerlingen mag op deze manier toch niet weglekken naar het onderwijs?

Het kabinet heeft, uitgaande van het hoofdlijnenakkoord, stevig ingezet om de bureaucratie en regelzucht terug te dringen. Zo moet de administratieve lastendruk van het bedrijfsleven structureel met 25% worden verminderd ten opzicht van 2002 voor de periode van 2004 tot 2007. Het gaat hierbij om 4,1 mld. Daarnaast heeft het kabinet gekozen voor verbreding van de aanpak van de administratieve lasten, zodat nadrukkelijk wordt gekeken naar problemen die ondernemers ervaren bij het verkrijgen van vergunningen, toezicht en nalevingskosten. Een grondige benadering vinden wij van groot belang. Hoe wil het kabinet hier inhoud aan geven? Inmiddels hebben wij kennis kunnen nemen van het rapport van de Algemene Rekenkamer Reductie administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Hieruit blijkt dat voortvarend is gewerkt, maar twee zaken vallen op. Er moet beter worden gecommuniceerd, zodat de maatregelen voor het bedrijfsleven merkbaar zijn. Bij de selectie van de maatregelen zijn de adviezen van het bedrijfsleven belangrijk. Wij hebben begrepen dat het kabinet deze aanbeveling overneemt.

Nationaal is dit een goede zaak, maar helaas moeten ondernemers constateren dat bij andere overheden, provincies en gemeenten, de resultaten ver beneden de maat zijn. Maar 19% van de gemeenten heeft de moeite genomen om te reageren op het verzoek van het kabinet om een doorlichting uit te voeren, zo meldt VNO-NCW. De doorlichtingsresultaten van gemeenten die wel hebben meegewerkt, zijn zeer bescheiden. Welke mogelijkheden zien de bewindslieden om concrete afspraken met resultaatsverplichtingen met de gemeenten te maken?

Ook op andere terreinen is de relatie met de lokale overheden niet goed, Utrecht uitgezonderd. De ondernemers vinden de dienstverlening van de gemeenten niet goed. Mede daardoor zijn ze ook niet te spreken over de hoogte van de lokale lasten. Deze zorgpunten moeten worden opgelost. De heer Terpstra pleit voor een experiment "regelvrij". Wij steunen dit graag, hoewel ik van de heer Luijten begreep dat die steun niet meer nodig is omdat hier al een meerderheid voor is. Ik ben echter ook een kleine ondernemer in de politiek en ik sluit mij aan bij dit voorstel. Per slot van rekening moet het mkb het voor dit land wel verdienen.

Het ministerie van Economische Zaken heeft ook een coördinerende taak. Daarom vragen wij aandacht voor negatieve fiscale aspecten, bijvoorbeeld bij bedrijfsoverdracht. Mevrouw Sylvester en de heer Terpstra wezen hier ook al op. Daarnaast zijn ondernemers erg negatief over de gevolgen van de invoering van het nieuwe zorgstelsel. De verplichte werkgeversbijdrage heeft geleid tot grote lasten voor de bedrijven.

Gelukkig klimt het mkb uit het dal, maar blijvende aandacht is nodig en wij zijn ervoor om onnodige belemmeringen uit de weg te ruimen en stimulerend te werken. Ik doel hierbij onder andere op goede randvoorwaarden.

Vanuit onze bijbelse uitgangspunten willen wij ook de aandacht vestigen op verantwoord ondernemen, juist in het mkb. Terecht is hier opnieuw maatschappelijke aandacht voor en dat is ook "winst". De ondernemer zal als oogmerk moeten hebben dat door zijn ondernemersactiviteiten op een verantwoorde wijze een bijdrage wordt geleverd aan de instandhouding van de maatschappij en de verdere ontwikkeling daarvan. Geprobeerd moet worden om bij gebruik en verwerking van grond en hulpstoffen verspilling en vervuiling van natuur en milieu zoveel mogelijk te beperken. Mevrouw Sylvester en ik hebben elkaar beconcurreerd om mede het woord te voeren voor GroenLinks. Ik heb het verloren, maar als men tevoren had geweten dat het dit verhaal zou worden, weet ik nog niet of mevrouw Sylvester met de eer was gaan strijken. Vanuit het uitgangspunt verantwoord ondernemen zal, om nog maar eens een voorbeeld te noemen, de ondernemer bij het bieden van werkgelegenheid aandacht moeten hebben – en ik omzeil bewust allerlei terminologieën – voor de kansarme groepen op de arbeidsmarkt.

Wij wachten met belangstelling het antwoord van de bewindslieden af.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 11.50 uur tot 13.00 uur geschorst.

Naar boven