Aan de orde is de behandeling van:

de brief van de vaste commissie voor Justitie met voorstel voor een adviesaanvraag aan de SER inzake het wetsvoorstel Wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het concurrentiebeding (28167) (28167, F).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie heeft al in de vaste Kamercommissie voor Justitie laten blijken dat zij niet kan instemmen met deze adviesaanvrage aan de SER. Ik zal kort uitleggen waarom.

De taak van de Eerste Kamer is om wetsvoorstellen te toetsen op grondwettelijkheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en die taak vervullen wij wekelijks bij zeer veel wetsvoorstellen, of ze nu wel ingrijpend in de Tweede Kamer zijn geamendeerd of niet. Dat dienen wij dus ook te doen met dit wetsvoorstel inzake het concurrentiebeding. Als deze Kamer uiteindelijk in meerderheid van mening is dat dit wetsvoorstel niet acceptabel is, dan moet zij er "neen" tegen zeggen. Vindt zij het wel acceptabel, dan moet zij er "ja" tegen zeggen. Wij moeten niet een advies van de SER gebruiken om ons er eventueel achter te verschuilen. Kortom, wij stemmen niet in met de adviesaanvrage.

De beraadslaging wordt gesloten.

In stemming komt het voorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD tegen dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

Ik heb begrepen dat de minister enigszins is verlaat en het nog enige ogenblikken zal duren voordat wij met het volgende onderwerp kunnen beginnen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven