Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Tijdelijke regels ter zake van experimenten in het kader van het project "Kiezen op Afstand" (Experimentenwet Kiezen op Afstand) (28664).

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koekkoek voor zijn maidenspeech.

De heer Koekkoek (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Het is mij een voorrecht om vandaag als lid van deze Kamer het woord te voeren en de degens te kunnen kruisen met de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, Thom de Graaf. Het is niet voor het eerst dat wij beiden in deze zaal onze stem kunnen doen horen. In het najaar van 1995 brachten wij gedurende twee maanden 23 volle dagen in deze toen pas gerestaureerde zaal door. Dat was voor de openbare verhoren van de enquêtecommissie Opsporingsmethoden onder de bezielende leiding van die geweldige parlementariër wijlen Maarten van Traa. Het is mij een genoegen, vandaag vragen te kunnen stellen aan minister De Graaf.

Het voorliggende wetsvoorstel Experimentenwet Kiezen op Afstand is een bescheiden, maar niettemin een belangrijk begin van de toepassing van internet in ons kiesrecht. Het biedt onder meer de wettelijke grondslag voor elektronisch stemmen voor Nederlanders in het buitenland bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 2004. Bij dit wetsvoorstel rijzen enkele principiële vragen die het de moeite waard maken om er uitdrukkelijk bij stil te staan. De eerste principiële vraag betreft het waarborgen van een vrije en geheime stemming. Dat is een van de grondpijlers van onze democratie. De tweede meer algemene vraag betreft de mogelijkheden die informatie- en communicatietechnologie bieden voor het democratische proces.

Artikel 53 van de Grondwet eist dat de verkiezingen voor de beide Kamers van de Staten-Generaal worden gehouden bij geheime stemming. Artikel II-39 van de ontwerp-grondwet voor Europa spreekt van vrije en geheime verkiezingen van de leden van het Europees Parlement. Verder bevat onder andere artikel 25 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten de waarborg van verkiezingen bij geheime stemming. Dit artikel voegt aan die woorden "bij geheime stemming" toe: "waardoor het vrijelijk tot uitdrukking brengen van de wil van de kiezers wordt verzekerd". Inderdaad, het gaat erom dat kiezers zich vrij kunnen uitspreken. Wij worden ons bewust van de waarde van vrije verkiezingen als op grote schaal fraude wordt gepleegd, zoals vorige maand het geval was bij de parlementsverkiezingen in Georgië.

Wij kunnen voor het belang van vrije verkiezingen ook dichter bij huis blijven en teruggaan in onze eigen geschiedenis. De waarborg van een geheime stemming is niet eens zo oud. Pas in 1896 ging de Kieswet regelen dat kiezers in het stemlokaal een stembiljet ontvingen dat zij in een stemhokje moesten invullen. Voor die tijd kregen kiezers een stembriefje thuisgestuurd, waarop zij thuis de naam van hun kandidaat konden vermelden. De kans op beïnvloeding door anderen is dan levensgroot aanwezig. Naar die tijd moeten wij niet terug, ook niet als het stembiljet wordt vervangen door een elektronisch biljet op de thuiscomputer.

Vorige week presenteerde de minister de kabinetsvisie Andere overheid. De minister sprak daarbij de verwachting uit dat een veilige identiteitskaart het kiezen op afstand zal vergemakkelijken. Bij kiezen op afstand ontbreekt echter het stemhokje. Eventuele invloed van familie, vrienden of de werkgever op de keuze van de kiezer onttrekt zich dan aan de waarneming. Als de minister een oplossing weet voor dit probleem, dan verneem ik dat graag.

De minister heeft in antwoord op de bedenkingen van de CDA-fractie geantwoord dat ook nu al het stemmen per post mogelijk is en dat elektronisch stemmen op afstand niet wezenlijk daarvan verschilt. Daarin heeft hij gelijk. Stemmen per post is echter een uitzondering en dat moet ook zo blijven. Sinds 1983 is stemmen per brief in beperkte mate mogelijk voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer en van het Europees Parlement. Die mogelijkheid bestaat alleen voor Nederlandse kiezers die in het buitenland wonen of werken.

Bij de herziening van de Kieswet in 1989 hebben regering en Kamers uitbreiding van de mogelijkheid van het briefstemmen afgewezen. Een van de bezwaren was dat het waarborgen van het stemgeheim bij het stemmen per brief veel moeilijker is dan bij het stemmen in een stembureau. Naar het oordeel van de CDA-fractie zal in de toekomst ook het elektronisch stemmen een beperkte rol hebben. Pas als er een vergelijkbare waarborg voor het stemgeheim is als bij het stemmen op het stembureau kan dat veranderen. Is de minister het eens met deze voorzichtige benadering?

In de memorie van antwoord erkent de minister dat dit wetsvoorstel een ruime delegatie aan de regering bevat tot het houden van experimenten. In de ogen van de leden van de CDA-fractie is deze delegatie te ruim. Wij kunnen akkoord gaan met het houden van een experiment bij de Europese verkiezingen en eventueel bij verkiezingen in verband met gemeentelijke herindeling in 2004, maar niet meer dan dat. De CDA-fractie vraagt daarom van de minister de uitdrukkelijke toezegging dat hij aan de Kamers verslag uitbrengt over het experiment in juni 2004 en dat de regering pas na instemming van beide Kamers besluit tot een volgend experiment. Ik voeg hieraan toe dat die instemming ook stilzwijgend kan worden verleend. Bij een volgend experiment denk ik dan vooral aan de verkiezingen van de Tweede Kamer van 2007. Voordat het zover is, moet vaststaan dat elektronisch stemmen met evenveel waarborgen is omkleed als de gang naar de stembus.

Bij brief van 8 oktober heeft de minister de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van het project Kiezen op afstand. Ik ben blij dat de minister daarin elektronisch stemmen bij een eventueel referendum over de Europese Grondwet heeft afgewezen. Blijft de minister bij die afwijzing? Minder gerust was ik over de resultaten van de gebruikersproef die eind augustus heeft plaatsgevonden en over de kritiek van beveiligingsdeskundigen. De partijen bij de proefverkiezing waren wel enigszins vertrouwd: lijst 1, de Europese Kleuren Partij (EKP); lijst 2, de Planten van het Volk (PvhV), met als toepasselijke lijsttrekker Roos, maar dan zonder vuist. Maar ik vroeg mij werkelijk af voor welke partij lijst 3 stond, de Europese weermannen. Kan de minister mij zeggen welke partij in Europa zo veranderlijk is als het weer?

Bij het proefdraaien van de stemdienst, zeg maar de server waarop de stemmen binnenkomen, bleek dat sommige kiezers probeerden tweemaal te stemmen. En dat lukte nog ook! Dat is tamelijk verontrustend. Ook kregen kiezers soms ten onrechte een foutmelding omdat hun computer geen cookies accepteerde. Bewuste internetters zetten die functie juist uit om baas te blijven over hun eigen schijf. Verder raakte de stemdienst al vrij snel na de start geblokkeerd en werkte vervolgens de beveiliging niet, dat wil zeggen dat cruciale bestanden als het kiezersregister niet veilig op tape konden worden opgeslagen. Ook dit is zeer verontrustend. Ik zie dan nog af van de ernstige kritiek van beveiligingsdeskundigen, bijvoorbeeld op de onduidelijkheid van het systeemontwerp, een veel voorkomend euvel in de automatiseringsbranche. Lezing van dit verslag deed bij mij dan ook de vraag rijzen of het wel verantwoord is om dit experiment te houden. Vandaar de indringende vraag aan de minister of hij ervan overtuigd is dat de gebreken inmiddels zijn verholpen. Zo ja, waarop baseert hij die overtuiging?

In de eerder genoemde brief deelde de minister mee dat aanpassing van de stemdienst voor 30 november moest zijn afgerond en dat hij dan een besluit zou nemen om de stemdienst wel of niet te accepteren. Is dat nu inderdaad het geval en heeft hij al een besluit genomen? Zo neen, wanneer denkt hij dan dit te kunnen nemen?

Mevrouw de voorzitter. Ik wil kort stilstaan bij de proef met het stemmen in een stemlokaal naar keuze, een onderwerp dat ook in dit wetsvoorstel wordt geregeld. Op 25 november 2003 heeft de Tweede Kamer het initiatiefvoorstel van de leden Karimi, Dubbelboer en Van der Ham aanvaard betreffende het houden van een raadplegend referendum over het grondwettelijk verdrag voor de Europese Unie. In het wetsvoorstel is een bepaling opgenomen die leidt tot een materiële wijziging van het voorliggende wetsvoorstel Kiezen op afstand. Artikel 29 van het initiatiefvoorstel biedt de minister namelijk de mogelijkheid te bepalen dat tijdens het referendum experimenten plaatsvinden met het oog op nieuwe voorzieningen die de kiesgerechtigden in Nederland in staat stellen om in een stemlokaal naar keuze te stemmen. Ik wil niet vooruitlopen op de behandeling van dit initiatiefvoorstel, maar wel opmerken dat het experiment met het stemmen in een stemlokaal van eigen keuze zal plaatsvinden in vier gemeenten, te weten Assen, Deventer, Heerlen en Nieuwegein. Hoe kijkt de minister aan tegen de eventuele uitbreiding van dit experiment tot het stemmen over dat eventuele referendum? Is het technisch verantwoord om dat te doen en heeft hij er het geld voor?

Mijn tweede principiële vraag is wat de mogelijkheden van informatie- en communicatietechnologie zijn voor het democratisch proces. Ik beperk mij tot een enkele opmerking op dit punt. In de informatiemaatschappij kan de burger beschikken over een gigantische hoeveelheid informatie. Dat is een grote kans voor het democratisch proces dat daarmee transparanter kan worden. Denk aan de digitale toegankelijkheid van de Europese Conventie die de grondwet voor Europa heeft ontworpen. De vraag is wel hoe de burger zijn weg vindt. Waardoor en door wie laat hij zich leiden? Meer dan ooit is het van belang om te kunnen onderscheiden waarop het aankomt, om deze woorden uit de brief aan de Philippenzen te citeren. Bij alle informatie en mondigheid van de burger neemt de behoefte aan politieke leiding niet af, maar toe. Geen leiding van leiders die meedeinen op de golven van het populisme, maar leiders met visie die de kiezers meekrijgen om het Nederland en het Europa van morgen een beetje rechtvaardiger te maken dan vandaag. Politieke visie, ideologie zo u wilt, heeft niet afgedaan, maar blijft broodnodig. Het is een uitdaging om kiezers ervan te overtuigen dat hun stem van belang is en waarom, of ze nu naar de stembus gaan of thuis per computer stemmen. Dat blijft de uitdaging voor politici in het digitale tijdperk.

Mevrouw de voorzitter. Met belangstelling zie ik het antwoord van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties tegemoet.

De voorzitter:

Mijnheer Koekkoek, van harte proficiat met uw maidenspeech in dit huis. Ik zeg met nadruk dít huis, want uw intrede in de Eerste Kamer betekent feitelijk de start van een derde politieke loopbaan. Van 1978 tot 1982 was u lid van de gemeenteraad van Tilburg en van 1994 tot 1998 maakte u deel uit van de Tweede Kamer.

Naast uw politieke werkzaamheden bent u altijd wetenschappelijk actief geweest; vanaf 1981 als hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit van Tilburg. In uw eigen woorden: een gereformeerde koekoek in een katholiek nest.

Staatsrecht, onderwijs, wijsbegeerte, u publiceerde en publiceert daarover veel, maar er werd ook over u geschreven. Uw duidelijke opvattingen en heldere formuleringen zijn daar ongetwijfeld debet aan. Zij zijn zeker ook de reden dat u vaak door de media wordt benaderd.

In een interview in het dagblad De Stem in april 1997 werd u de vraag voorgelegd wat het meest in het oog springende verschil is tussen de politiek en de wetenschap. U zei: "Er zit in de politiek iets onnavolgbaars. Er wordt een andere argumentatie gevolgd dan in de wetenschap waar puur op basis van argumenten beslissingen worden genomen."

De wetenschap heeft het bij u tot nu toe steeds gewonnen van uw politieke functies. In deze Kamer kan de politiek soms ook onnavolgbaar zijn, maar politiek en wetenschap naderen elkaar hier vaak dichter dan in andere politieke colleges. Ik vermoed dan ook dat u in dit huis langer dan slechts een periode zult willen blijven.

Ik wens u van harte succes met uw werkzaamheden.

Ik geef de Kamer nu de gelegenheid om de heer Koekkoek geluk te wensen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De heer Witteveen (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil allereerst de heer Koekkoek ook vanaf deze plaats feliciteren met zijn maidenspeech. Het was een interessant en doorwrocht verhaal en de principiële vragen die hij aansneed, zijn ook vragen die bij onze fractie leven. Ik zal met buitengewone belangstelling het antwoord van de minister volgen. Het voorliggende wetsvoorstel Kiezen op afstand, een experimentenwet, heeft de hartelijke instemming van de PvdA-fractie. De enige vragen die ik nog wil stellen, reiken eigenlijk over het bestek van het houden van het experiment heen. Ik ga er daarbij van uit dat het experiment slaagt en dat men zal overwegen om het internetstemmen toe te voegen aan het repertoire.

Mijn eerste vraag betreft de situatie waarin op grote schaal zal worden gebruikgemaakt van stemmen via internet. Een dergelijke situatie herbergt een aantal risico's. Een risico dat nog niet is genoemd maar dat mij heel reëel lijkt, is dat het voor hackers en andere kwaadwillenden buitengewoon aantrekkelijk wordt om het democratische proces te verstoren. Wij weten allemaal hoe vindingrijk men daarin pleegt te zijn. Men werkt met de nieuwste technologie of loopt daar zelfs op vooruit. Kunnen wij eigenlijk wel de waarborg geven dat misbruik door hackers niet leidt tot ontwrichting of misbruik van de verkiezingen? Mijn fractie wenst uiteraard ook vast te houden aan de waarborgen van vrije en geheime verkiezingen. Als op grote schaal gebruik wordt gemaakt van internet, is dat nog niet zo eenvoudig.

Deze kwestie is ook in de Tweede Kamer aan de orde gekomen. Alle sprekers haastten zich, uit te spreken dat zij meenden dat wel voor de volle 100% kon worden voldaan aan de traditionele waarborgen op het punt van vrije en geheime verkiezingen. Dat waag ik te betwijfelen. Wij komen dam voor een moeilijke situatie te staan, waarbij wij een "trade-off" moeten maken tussen de wens om meer kiezers te trekken en de realiteit dat dit niet meer voor 100% met de klassieke waarborgen kan gebeuren. Denkt de minister dat het zinvol is om een dergelijke afweging te maken? Denkt hij dat die afweging zich zal voordoen en zo ja, hoe denkt hij dat hij haar zou maken?

Stel dat internetstemmen een groot succes wordt. Dat heeft als aantrekkelijke kanten dat obstakels worden weggenomen, dat het voor mensen gemakkelijker wordt om te kiezen en dat er wellicht meer participatie optreedt, met als gevolg een groter draagvlak voor ons democratische proces. Dat is allemaal heel mooi, maar het komt wel met een prijs. Stemmen per internet is namelijk ook veel vrijblijvender. Verkiezingen gaan veel meer lijken op enquêtes die elke dag voorbijkomen. Op dat punt moest ik denken aan een wellicht wat onderschat aspect van traditionele verkiezingen. Verkiezingen waren openbare rituelen. Op een bepaalde dag moest je met je oproep in je hand naar een school. Als je pech had, zat de bovenmeester van je lagere school je vanachter een bureautje streng aan te kijken over zijn bril. Je moest zeggen wie je was. Dan ging je naar het stemhokje. Wat je daar deed, was volkomen geheim. Als je wegging, wist je zeker dat jouw stem was geteld en dat er niet mee zou worden gefraudeerd. Je had je burgerplicht getoond, je had de buurvrouw even gesproken die ook daarheen was gegaan, kortom, je was even burger geweest. Na de verkiezingen is het in Nederland afgelopen. Dan komt namelijk de kabinetsformatie, waarover alleen de politieke elites iets hebben te zeggen. Ik denk dat dit ene korte moment van burgerschap erg veel betekent voor onze normen en waarden en voor de solidariteit in de samenleving.

Het houden van vrije verkiezingen met behulp van zo'n openbaar ritueel symboliseert het idee van vrije verkiezingen en geeft een indicatie van de legitimiteit van de uitkomst. Door zo'n ritueel wordt een verkiezing boven het gewone uitgetild. Dat is iets anders dan om zes uur te worden opgebeld met de vraag of je iets wilt kopen en of je daarvoor wat gegevens wilt doorgeven, of dat je wat zit te surfen op internet. Je hebt iets gedaan. Mijn laatste opmerking gaat niet over het experiment, want dat vindt mijn fractie buitengewoon zinvol, maar over het vervolg ervan. Als openbare rituelen zinvol zijn in de democratie, is er een andere oplossingsrichting waarover wij serieus kunnen nadenken, namelijk het weer invoeren van de opkomstplicht.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Ik vind dat de heer Witteveen het ritueel van verantwoord burgerschap heel treffend verwoordde. Toch begin ik met de opmerking dat fractie van GroenLinks een positieve grondhouding heeft ten opzichte van de experimentenwet. Ik zal in mijn betoog desondanks kritische kanttekeningen plaatsen en vragen stellen die voor een deel aansluiten bij die van de vorige sprekers. Bij het stemmen zijn vier belangrijke elementen van belang: de betrouwbaarheid, de zorgvuldigheid, de vrijheid van stemmen en het geheime karakter van de stemming. In het voorstel, de toelichting en de antwoorden op de vragen die ik heb gesteld, mis ik echter kwantificeerbare criteria op grond waarvan na het experiment bekeken kan worden hoe de resultaten zich verhouden tot de vier belangrijke elementen. De regering schrijft dat de kiezers moeten aangeven dat zij met de nieuwe voorzieningen kunnen omgaan. Als wij het over internet en telefoon hebben, geldt dat echter alleen voor de kiezers in het buitenland. Hoe gaan zij het bovendien aangeven? Ik heb de indruk dat de toegezegde evaluatie vooral technisch van aard zal zijn. Er zal bijvoorbeeld in staan hoe het systeem werkt met de verschillende codes, hoe de stemoverdracht via de telefoonlijn verloopt en wat de betrouwbaarheid van de server is.

Ministens zo belangrijk is de vrijheid van stemmen en het geheime karakter ervan. Hoe verhoudt het stemmen via de computer of de telefoon zich tot de bepaling in de Grondwet, in artikel 53, waarin een geheime stemming wordt gegarandeerd? Welke waarborgen ziet de regering in het onderhavige wetsvoorstel voor de feitelijke realisering van de bepaling in de Grondwet? Maakt het stemmen via de computer de kans op het zogenaamde family voting niet groot? Daarbij wordt over de schouder meegekeken bij het uitbrengen van de stem. Kamerleden gaan weleens op waarnemingsmissie naar verre buitenlanden, bijvoorbeeld Oost-Europa. Een van de belangrijke richtlijnen die wij daarbij meekrijgen, is dat wij erop moeten letten dat family voting niet gebeurt. Is de regering het met ons eens dat het verplaatsen van het stemmen van het publieke naar het private domein de controle op de naleving van het grondwetsartikel ten principale onmogelijk maakt?

Het probleem met de experimentwet voor de komende verkiezingen is dat alleen uit het buitenland per telefoon of computer kan worden gestemd. Dat maakt de evaluatie van de door mij genoemde aspecten zo moeilijk. De regering verwijst steeds naar het komende experiment waarbij mensen die anders per brief stemmen, nu per telefoon of computer kunnen stemmen. Het maakt niet zoveel verschil voor het vrije en geheime karakter van de stemming. Dat klopt, maar toen het stemmen per brief in 1983 werd ingevoerd, merkte de Raad van State al op dat in de wetsvoorbereiding te weinig aandacht werd besteed aan het beginsel van de geheime stemming. De risico's werden toen echter aanvaardbaar geacht, omdat het een kleine groep kiezers betrof die anders nauwelijks in staat zou zijn om te stemmen. Het ligt heel anders als het stemmen per telefoon of computer ook in Nederland wordt ingevoerd. De materiële bedoeling van de experimentenwet is om bij een volgende verkiezing – niet bij de komende, maar bij de verkiezing erna – stemmen per telefoon of computer in Nederland mogelijk te maken. Dan is de situatie heel anders dan in het geval van het stemmen per brief door mensen die in het buitenland verkeren. Hoe denkt de regering het experiment te zijner tijd op deze aspecten te kunnen evalueren?

Voorts is opvallend dat als criterium van succes niet de opkomst wordt genoemd. Dat is toch wel een criterium. Het kiezen op afstand is toch onder meer bedoeld als een opkomstbevorderende maatregel? De evaluatie zou meerzeggend zijn als de vier criteria kunnen worden losgelaten op de ervaringen met het stemmen tot nu toe. In de schriftelijke voorbereiding heb ik daarover vragen gesteld, maar daarop is geen tevredenstellend antwoord gegeven. Ook de huidige stemprocedures zijn, zoals de geschiedenis leert, geenszins waterdicht. Ik heb gevraagd naar de onregelmatigheden die sinds 1990 zijn geconstateerd in de stembureaus in Nederland inzake het stemmen bij volmacht en het in vrijheid en in het geheim uitbrengen van een stem. Ik heb daarbij ook gevraagd naar onregelmatigheden bij het verspreiden van oproepkaarten. Het verbaasde mij dat dit inzicht niet bleek te bestaan op landelijk niveau. Toch hebben voorzitters van stembureaus regelmatig klachten geuit. Ik dring er dan ook op aan dat wordt bekeken hoe er inzicht verkregen kan worden in de geconstateerde onregelmatigheden. Het ministerie moet die gegevens bij gemeenten kunnen opvragen en ik dring erop aan dat dit gebeurt.

De kiezers die per telefoon of computer willen stemmen, krijgen een stemcode en een kandidaatcode aangereikt en alleen de juiste combinatie van deze twee varianten met het gekozen wachtwoord levert en geldige stem op. Als een kiezer de toegangscode vergeet of de stemcode kwijt is, kan er geen nieuwe code worden verstrekt. Kan hij in dat geval bij de Europese verkiezingen volgend jaar toch zijn stem uitbrengen per brief?

De op afstand uitgebrachte stem wordt bij de Europese verkiezingen geteld in de kieskring Den Haag, zoals ook gebruikelijk is bij per brief binnengekomen stemmen. Ik heb gevraagd hoe dat wordt geregeld in het geval van een nieuw experiment bij een verkiezing na juni 2004, als ook in Nederland gestemd kan worden per telefoon of computer. Bij welk stembureau wordt die stem dan geteld? Dat is van belang omdat op dit moment op gemeentelijk niveau gekeken kan worden hoe er in de verschillende stembureaus wordt gestemd. Als er op grote schaal via internet gestemd wordt en als die resultaten bij een virtueel stembureau terecht komen, brokkelt het zicht weg op hoe er op stemlokaalniveau wordt gestemd. Dat zou ik een betreurenswaardige ontwikkeling vinden.

Mijn laatste vraag gaat over het experiment van volgend jaar. Kan een kiezer uit Assen ook in Deventer stemmen? Als de mogelijkheid wordt geschapen om te stemmen in een ander stemlokaal, dan lijkt het mij de bedoeling dat er niet alleen in de eigen gemeente, maar ook elders in Nederland gestemd kan worden. Is die stem per definitie gemeentegebonden?

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Ik feliciteer de heer Koekkoek van harte met zijn maidenspeech in de Eerste Kamer. Ik heb hem al vaak horen spreken. In de gemeenteraad van Tilburg gold hij destijds als een CDA'er met verstand, wat iets zegt over de verschillende categorieën die er waren. Hij is ook nog protestant, dus dat maakte het voor ons heel bijzonder. Het was in ieder geval erg aangenaam daar met hem van doen te hebben.

Overigens is het opmerkelijk dat drie van de vier woordvoerders op dit onderwerp Tilburger zijn. Dat heeft er volgens mij mee van doen dat wij ervaringsdeskundigen zijn, want de opkomst in Tilburg is niet om over naar huis te schrijven. Die opkomst ligt ver verwijderd van het ideaal dat een democraat voor ogen heeft. Wij zouden ons de vraag kunnen stellen of wij daar enige verantwoordelijkheid voor dragen, maar dat kunnen wij nu beter niet doen.

Het is een gedurfde keuze van de minister om onder de naam "Kiezen op afstand" de burger dichter bij de politiek te brengen en ik complimenteer hem daarmee. Als je niets probeert, dan win je ook niets. De SP-fractie heeft geen problemen met het experiment als zodanig. Wij zien de evaluatie met belangstelling tegemoet. Wij hebben begrip voor de vraag van de heer Platvoet om bij het experiment ook het referendum over de Europese grondwet te betrekken. Ik begrijp dat je niet te veel tegelijk kunt doen. Het is alleen wel een beetje raar dat er op één dag gestemd moet worden voor twee zaken en in het ene geval mag dat via internet en in het andere geval niet. Dat lijkt mij geen opkomstbevorderende maatregel. Het zal er eerder toe leiden dat mensen het hoofd schudden en zeggen: zij weten ook niet wat zij willen. Eerlijk gezegd, vind ik dat een groter probleem dan de vraag of iemand uit Assen die dag wel of niet in Heerlen kan gaan stemmen. Ik weet niet hoeveel mensen uit Assen op zo'n dag naar Heerlen gaan; volgens mij is dat aantal niet zo erg groot. Het lijkt mij dus niet verstandig om mensen voor een dubbele keuze te stellen.

Het argument van de minister dat het nog een paar centen kost, komt een beetje goedkoop over. Overigens is 6 ton inderdaad veel geld. Als je een experiment doet, moet je het onder de best mogelijke omstandigheden doen. Ik heb van wetenschappers geleerd dat dit noodzakelijk is voor een experiment. Wellicht kan de minister ons vertellen op welke manier gemeten wordt om te bepalen of het experiment succesvol is. Natuurlijk moet je dan ook naar de opkomst kijken. Het is dan riskant om bij Europese verkiezingen te experimenteren, omdat, zoals wij allen weten, de opkomst daarbij over het algemeen meer dan dramatisch is. Het ziet er ook niet naar uit dat dit allemaal veel beter wordt. Van welke opkomst gaat de minister uit om te kunnen spreken van een geslaagd experiment?

De fractie van de SP gaat ervan uit dat alles correct verloopt en dat de kiezer goede informatie krijgt, alsook dat er wordt toegezien op onder andere bescherming van het stemgeheim en de privacy. Ik heb daar niet zo'n vrees voor. Zo frauduleus zijn wij ook weer niet in Nederland dat alle Heerlenaren in een keer hun kans zullen grijpen om deze verkiezingen op een frauduleuze wijze te beïnvloeden.

Over het familiair stemmen maak ik mij ook niet zoveel zorgen. Ik beken dat ik in mijn gezin altijd familiair controleer of iedereen op de dag van de verkiezingen op mijn partij heeft gestemd. Die vraag wordt meestal positief beantwoord, maar daaraan wordt wel toegevoegd: maar wij hebben niet op jou gestemd.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Hoe controleert u dat?

De heer Kox (SP):

Voordat ik het eten op tafel zet, zeg ik: nu wil ik weten op welke partij jullie gestemd hebben en op wie.

De heer Platvoet (GroenLinks):

U gelooft wat ze antwoorden?

De heer Kox (SP):

Ja, vooral als ze heel venijnig zeggen: wij hebben op de SP gestemd, maar absoluut niet op jou.

Dat zijn niet de grootste problemen. Ik hecht wel aan rituelen, zoals de heer Witteveen hier heeft verteld. Een ritueel is niet ouderwets en slecht, maar dat hoort bij een democratie.

Voorzitter. Ik wil mijn algemene steun uitspreken voor het experiment. Toch maak ik nog een algemene opmerking. Ik ben een voorstander van moderne technieken en communicatiemethodieken om het democratische proces te verbeteren. Ik denk aan zieke mensen of mensen die moeilijk ter been zijn of die onderweg zijn dan wel in het buitenland zitten. Zij kunnen een handje worden geholpen opdat zij kunnen meedoen. Desondanks ben ik van mening dat wij er niet te veel van moeten verwachten. Een experiment is dus wel goed, evenals het vervolgens op gepaste wijze invoeren. Ik hoor echter niet bij de stroming die denkt dat hoe gemakkelijker je het de kiezer maakt, des te sneller die naar het stemlokaal zal gaan. Ik ben dus niet van de richting die denkt dat democratie de een of andere gemakkelijke luxe hoort te zijn, waarbij ongeveer alles naar de kiezer toe gebracht moet worden. Ik zie het ook meer als een dure plicht.

Ik wil ook nog best discussiëren over het herinvoeren van de opkomstplicht. Er zijn allerlei mensen die daar koudwatervrees voor hebben. Er is wel een belastingplicht; ik heb nooit begrepen dat je niet de plicht hebt om over het democratische proces mee te beslissen.

Wij moeten wel in de gaten houden dat de oplossing niet zozeer ligt in het aanbrengen van nog meer gemakkelijke toegangswegen en nog meer kunstjes, als wel aan de inhoud van de politiek. Die maakt uit of de mensen al dan niet van hun stemrecht gebruik maken. Ik vraag de mening van de minister naar aanleiding van de vraag of wij niet meer zouden moeten gaan doen aan experimenten om onze burgers op te voeden tot democraten. Hierbij denk ik niet aan elke dag een klasje. Democraat-zijn is niet aangeboren; dat bewustzijn moet je ontwikkelen. Tegen de tijd dat men achttien jaar is, moet dat voldragen zijn. Anders komt het meestal niet meer echt goed.

Zouden wij dus geen zodanige experimenten moeten invoeren, dat wij niet eens hoeven te praten over de opkomstplicht waar de heer Witteveen over sprak? Door zo'n experiment weet iedereen die achttien jaar wordt, dat hij of zij een rijbewijs kan halen, nog een aantal andere dingen kan doen én kan gaan stemmen. Dit moet niet als een plicht worden gezien, maar als een "mogen". Als de minister er de tijd voor kan vinden, kan hij hierover ook een notitie opstellen? Aan de hand daarvan kunnen wij dan van gedachten wisselen. Eerlijk gezegd, verwacht ik hier meer rendement van dan van het onderhavige overigens alleszins redelijke experiment.

De vergadering wordt van 14.16 uur tot 14.25 uur geschorst.

Minister De Graaf:

Voorzitter. Ik voel mij bevoorrecht omdat ik mijn "maiden-antwoord" in deze Kamer, als ik een korte toespraak in de hoedanigheid van waarnemend minister-president van enige tijd geleden niet meetel, mag geven ter gelegenheid van de behandeling van dit wetsvoorstel en omdat ik hierbij meteen een antwoord mag geven op de maidenspeech van de heer Koekkoek. Wij kennen al tamelijk lang, en tot groot genoegen van mij. In 1994 kwamen wij elkaar aan de overzijde als Kamerleden tegen, nadat ik in mijn vroegere professie vooral veel van de geschriften van de heer Koekkoek had bestudeerd, waaronder zijn onmetelijk dikke en zeer geleerde proefschrift, waarmee ik werd geconfronteerd toen ik afstudeerde.

Onze politieke achtergronden verschillen van elkaar, maar wij hebben een grote belangstelling voor het staatsrecht en grote belangstelling en betrokkenheid bij het functioneren van het parlement gemeen. Het doet mij deugd dat ik dit jaar opnieuw met hem mag debatteren, in andere hoedanigheden, maar met dezelfde betrokkenheid. In zijn bijdrage heeft hij laten zien dat staatsrecht en politiek heel wel samengaan en dat het goed is dat in beide Kamers voldoende kennis van het staatsrecht voorhanden is. Ik hoop overigens dat deze ook in de boezem van het kabinet in voldoende mate te vinden is.

De heer Koekkoek heeft in zijn maidenspeech een aantal principiële vragen opgeworpen. Laat ik overigens niet vergeten om hem hiermee nog van harte te feliciteren. Deze vragen hebben betrekking op het waarborgen van vrije en geheime stemmingen. Hij heeft net als anderen verwezen naar het bepaalde in artikel 53 van de Grondwet. Het gaat in de Grondwet vooral om het geheime karakter van de stemming. Als het gaat om experimenten, in het bijzonder met gebruikmaking van de personal computer en de telefoon, denk ik dat het geheime karakter van de stemming minder problematisch is dan het andere element, het vrij tot uiting brengen van de wil van de kiezer, waarop de heer Koekkoek de nadruk heeft gelegd. Ook bij stemmen via internet zijn er ten minste dezelfde waarborgen voor het geheime karakter als bij stemmen per post, wat nu mogelijk is voor kiezers in het buitenland. Ik zou zelfs de stelling wel aandurven dat er bij stemmen via internet in vergelijking met stemmen per post nog een extra waarborg is. Er is niet alleen sprake van een toegangscode en een stemcode, maar ook nog van een geanonimiseerde kandidaatcode. Dat wil zeggen dat er voor elke kandidaat duizenden codes bestaan, zodat zelfs bij een inbraak in het systeem kennis van de code nog geen kennis van de naam van de kandidaat betekent. Maar grosso modo zou je kunnen zeggen dat er bij stemmen via internet in ieder geval dezelfde waarborgen voor het geheime karakter bestaan als bij de stemming per post.

Ook bij de invoering van stemmen per post is er indertijd discussie geweest over het vrij tot uitdrukking brengen van de wil van de kiezer. Daarbij is meer dan eens de term "family voting" of "familiair stemmen", zoals de heer Kox het noemde, gebruikt. Misschien moet ik hierbij direct toegeven dat bij vormen van stemmen buiten het stemlokaal de waarborg voor het vrij tot uitdrukking brengen van de stem altijd minder is dan in het stemlokaal zelf, omdat er geen fysiek toezicht op is of iemand geheel en al in z'n eentje een stem uitbrengt. Bij een poststemming is dat niet het geval en bij stemmen via de PC of de telefoon ook niet. Dat leidt inderdaad – daar heeft de heer Koekkoek gelijk in – tot een voorzichtige benadering van experimenten, niet alleen vanwege de technische risico's bij experimenteren met internetstemmen, maar ook vanwege het feit dat, evenmin als bij een post stemming, niet kan worden gegarandeerd dat niemand over de schouder meekijkt.

Verschillende woordvoerders hebben aangegeven dat als je deze weg opgaat en meer dan één experiment doet – door herhaling van experimenten met een groter bereik of door structureel de mogelijkheid te openen bij verkiezingen – een afweging moet worden gemaakt tussen de verschillende aspecten die bij het kiesrecht van belang zijn. Enerzijds betreft dit de vergroting van de mogelijkheden, zoals de keuzevrijheid en het gemak van de kiezer, waarbij gehoopt wordt dat dit leidt tot een grotere vorm van participatie; anderzijds betreft het de waarborgen voor het vrije karakter en de vrijewilsuitoefening. Het gaat niet helemaal samen, zo zeg ik in alle eerlijkheid. Dit betekent dat als wij na een dergelijk experiment voor de vraag staan of wij de experimenten gaan uitbreiden of structureel maken, wij het fundamentele debat zullen moeten voeren welk accent van het kiesrecht wij belangrijk vinden en welke afweging wij willen maken. Ik heb ook aan de overzijde, in de Tweede Kamer, aangegeven dat ik niet van plan ben om voorstellen te doen tot verdergaande experimenten of tot structureel invoeren van deze mogelijkheden, als niet eerst grondig dit debat is gevoerd met uw beide Kamers.

Als wij vasthouden aan de fysieke stemming is dat misschien nu nog acceptabel, maar de vraag is of dat over tien, twintig of dertig jaar ook nog acceptabel wordt gevonden als de wereld om ons heen in grote mate een virtueel karakter heeft gekregen door de toepassing van moderne ICT. Als dat niet acceptabel wordt gevonden en als wij de verruiming van de mogelijkheden aan de kiezers willen bieden, dan zal dit betekenen dat het parlement en de regering, de wetgever, moeten accepteren dat iets van de waarborgen zoals wij die kennen bij de fysieke uitbrenging van de stem, verloren gaat en uitgeruild wordt tegen een groter bereik en een groter gemak voor de kiezers. Dat debat wil ik graag met u aangaan als daar op enig moment daadwerkelijk aanleiding toe bestaat.

Het experiment nu is vooral gericht op de vraag of het technisch kan en hoe kiezers dit ervaren. In antwoord op onder meer de vraag van de heer Kox en de heer Platvoet zeg ik dat wij bij de stemming op internet, via de computer, bij kiezers uit het buitenland tegelijkertijd kwalitatief zullen toetsen wat men daarvan vindt. Die mogelijkheden zullen wij inbouwen, zodat men er ook op kan reageren in de zin of men het als een gemak en een extra mogelijkheid ziet. Dat is mede relevant voor de beoordeling of het experiment waarde heeft gehad.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Hoe evalueert u het aspect van vrije stemming bij het komende experiment?

Minister De Graaf:

Dat kan ik even weinig of evenzeer als ik het element van de vrije stemming bij poststemming kan evalueren. Ik moet dan afgaan, als u dat zou vragen, op de uitspraak van de betrokken kiezers dat zij in vrijheid hebben gestemd en dat zij geen politieke of sociale controle hebben toegelaten op het moment van het uitbrengen van de stem.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Dus het is in feite niet te evalueren en niet betrouwbaar?

Minister De Graaf:

Het is in ieder geval niet te kwantificeren zoals u eerder heeft aangegeven, en ik denk dat ik dit ook niet moet beloven als ik het feitelijk niet zou kunnen waarmaken. Ik ga er overigens van uit dat in elk huisgezin de vrije stemming daadwerkelijk vrij is. De heer Kox heeft aangegeven dat dat bij hem anders ligt en dat hij vlak voordat het eten wordt opgediend wil weten hoe de huisgenoten hebben gestemd. Ik weet niet wat de sanctie is als zij niet op zijn partij hebben gestemd. Misschien betekent dat dat zij een andere of helemaal geen maaltijd voorgeschoteld krijgen. Ik kan u zeggen dat dat bij mij thuis anders gaat. Ik zou niet eens durven vragen wat men heeft gestemd.

Voorzitter. Ik zei al dat ik het eens ben met de stelling van de heer Koekkoek dat sprake moet zijn van een voorzichtige benadering. Hij heeft gesproken over de delegatiebepaling van het wetsvoorstel die de minister voor BVK een ruimere mogelijkheid biedt dan die er op grond van de voorgenomen experimenten strikt genomen nodig is. Dat klopt. In de stukken heb ik verwezen naar de aanleiding: een duidelijke uitspraak van de Tweede Kamer dat indien deze experimenten succesvol zouden zijn wij eventueel door kunnen gaan met experimenten op grotere schaal. Die mogelijkheid ligt in het wetsvoorstel besloten. Dat betekent niet dat ik daarvan zonder meer gebruik wil maken.

De heer Koekkoek (CDA):

U heeft gezegd dat wij heel voorzichtig te werk moeten gaan. Dus voordat het internetstemmen op grote schaal gebeurt, moeten wij daarover een groot debat voeren. Mijn vraag was of u de Kamer wilt toezeggen dat u niet zult overgaan tot een volgend experiment voordat daarvoor de instemming van beide Kamers is verkregen. Ik denk hierbij aan de mogelijkheid dat als de plannen voor een nieuw kiesstelsel doorgaan de kiezer in 2007 twee stemmen zal kunnen uitbrengen.

Minister De Graaf:

Dat zou het experiment helemaal boeiend maken, dus het uitbrengen van twee elektronische stemmen. Wat u wilt kan ik van harte toezeggen. Sterker, als ik op grond van deze wet verdergaande experimenten wil entameren, zal dat leiden tot nieuwe algemene maatregelen van bestuur die met een voorhangprocedure bij beide Kamers aanhangig worden gemaakt. Op die manier kunnen de Kamers daarop reageren. Echter, zelfs daarvan wil ik alles niet laten afhangen. Als ik op grond van de evaluatie van deze experimenten voornemens zou zijn om na 2004 nieuwe experimenten uit te voeren en de financiële ruimte er daarvoor is, zal ik dat niet doen zonder deze Kamer daarover actief te informeren. Ik zal de Tweede en deze Kamer de mogelijkheid bieden om daarover te debatteren. Het is ook vanzelfsprekend dat de rapportage van de evaluatie van deze experimenten naar beide Kamer wordt gezonden.

Voorzitter. Een bijzondere vraag van de heer Koekkoek was wat toch die Europese weermannenpartij bij de gebruikersproef op de lijst deed. Ik kan alleen maar de associatie leggen met wat weleens over politici wordt beweerd, maar wat natuurlijk absoluut niet waar is, namelijk dat zij windvanen zijn en met de wind van alle dag meedraaien. Mochten er onder ons politici zijn die zich zo gedragen, dan hebben zij in de gebruikersproef een eigen lijst gekregen.

De heer Witteveen heeft een aantal vragen geformuleerd die wat verder reiken dan de betekenis van dit wetsvoorstel en de betekenis van stemmen per telefoon en computers an sich. De heer Witteveen heeft gelijk dat als internetstemmen een groot succes zou blijken te zijn dat niet alleen de vrijheid van de kiezers zou vergroten, maar wellicht ook de participatie, de daadwerkelijke deelname en de betrokkenheid. De heer Witteveen meent dat het stemmen op deze manier wellicht een meer vrijblijvend karakter zal hebben. Ik vraag mij af of ik dat met hem eens moet zijn. Ik weet niet of de waarde van de stem die wordt uitgebracht groter is als men daarvoor daadwerkelijk fysieke stappen moet zetten, dus als men daarvoor naar een stembureau moet gaan. Ik vraag mij dus af of bij een gang naar een stembureau sprake is van een meer bewuste keus, van het meer bewust uitbrengen van een stem dan dat dezelfde persoon die thuis in zijn werk- of woonkamer via de computer uitbrengt. In beide gevallen zal de kiezer zich volgens mij realiseren dat het niet gaat om een opiniepeiling of een elektronische transactie bij een internetbedrijf, maar dat het gaat om een daadwerkelijke bijdrage aan het democratische proces. Ik denk ook dat de mensen in toenemende mate thuis en met gebruikmaking van moderne ICT inhoud zullen geven aan samenleven. Vaak is gesteld dat het gebruik van de pc en internet zou leiden tot een sociaal isolement. Dat is niet wat de heer Witteveen zei, maar het is wel een parallelle redenering. Dit blijkt echter uit geen enkel onderzoek. Sterker nog, het gebruik van pc's en internet blijkt vaak een enorme sociale functie te hebben. Men gebruikt de pc en internet zeer bewust. De relatie die de heer Witteveen legt tussen het gebruik van de pc en internetstemmen en een grotere vrijblijvendheid van de kiezers, vind ik dan ook op zijn minst twijfelachtig.

Ik begrijp wel iets van zijn woorden over de openbare rituelen. Misschien zit daar ook een lichte vorm van heimwee in naar oude tijden waarin verkiezingen veel meer werden beleefd. Ik heb ergens in de stukken gezien dat de heer Platvoet heeft gezegd dat de verkiezingen altijd een feestelijk karakter hadden. Dat zie je ook in het buitenland, zeker in jonge democratieën, als daar wordt gestemd. Misschien zijn wij in onze democratie de fase voorbij dat mensen dat zien als iets heel bijzonders, als het feest der democratie. Gelet op de grote opkomst, zeker bij nationale verkiezingen, geloof ik wel dat de mensen het nog steeds als bijzonder ervaren om hun stem uit te brengen en een bijdrage te leveren aan het democratische proces. Ik kan de redeneringen van de heer Witteveen op dit punt goed volgen.

Ik kan echter niet meegaan in zijn conclusie dat wij misschien toch weer een debat moeten voeren over herinvoering van de opkomstplicht. Ik ben daar in ieder geval geen voorstander van, omdat ik geloof dat een opkomstplicht als zodanig de inhoudelijke betrokkenheid en participatie bij het democratische proces niet bevordert. Degenen die niet willen stemmen, worden dan weliswaar gedwongen om te stemmen, maar zij kunnen hun stem ongeldig maken of een blanco stem uitbrengen. Het is de vraag wat er dan de meerwaarde van is dat zij naar de stembus zijn gegaan. Als wij de participatie bij het democratische proces van de verkiezingen willen bevorderen, moeten wij volgens mij meer kijken naar de inhoud van de betrokkenheid. Diverse leden hebben hierover gesproken. De heer Kox heeft in het bijzonder gesproken over de manier waarop invulling gegeven kan worden aan het democratisch burgerschap. Ik vind dat eigenlijk veel interessanter dan teruggrijpen naar de opkomstplicht. Ik vind dat trouwens ook niet helemaal passen in het karakter van het kiesrecht. Het is niet een plicht, maar een recht om aan de democratie bij te dragen.

De heer Platvoet heeft in de stukken kwantificeerbare criteria gemist. Ik heb ook geen kwantificeerbare criteria. Ik geloof echter niet dat je alleen van een geslaagd experiment kunt spreken, als je een en ander in getallen hebt kunnen meten. Van belang is of de techniek werkt, of er geen al te grote inbreuken zijn gepleegd en of er niet in het systeem is ingebroken. Verder is het van belang om te weten hoe de kiezers die van die voorziening gebruikgemaakt hebben, dat ervaren hebben. Dat zijn belangrijke meetbare criteria aan de hand waarvan bekeken kan worden of het experiment wat heeft opgeleverd en geslaagd kan worden genoemd.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Ik heb een van die kwantificeerbare criteria genoemd, namelijk de opkomst.

Minister De Graaf:

Ik vind de opkomst niet bepalend voor de vraag of het experiment geslaagd is.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Nee, het is niet bepalend. Een van de redenen voor het invoeren van kiezen op afstand is dat hierdoor het aantal keuzemogelijkheden om te kunnen stemmen, wordt vergroot. De gedachte die daarachter ligt, is dat dit ook opkomstbevorderend zou kunnen werken. Ik wil nu van u weten of u dat meeneemt in de evaluatie.

Minister De Graaf:

Het zou opkomstbevorderend kunnen werken, maar er zijn tal van factoren die de opkomst bepalen. Ik vind het uitermate gevaarlijk om, als bij de volgende Europese verkiezingen de opkomst hoger ligt dan bij de vorige Europese verkiezingen, ook bij de stemmers in het buitenland, bijvoorbeeld omdat het element van de Europese grondwet een belangrijke rol speelt, omdat Europa veel meer in de belangstelling staat, de conclusie te trekken dat het experiment geslaagd is. Overigens geldt deze redenering ook omgekeerd. Om die reden wil ik daar zeer voorzichtig mee zijn.

De heer Platvoet heeft ook gesproken over mogelijke onregelmatigheden bij de stemuitbrenging. Dit geldt niet alleen bij de komende verkiezingen, maar ook bij voorgaande. De stembureaus zijn lokaal ingedeeld. Wij hebben geen totaaloverzichten van de onregelmatigheden die zich bij de diverse stembureaus hebben voorgedaan. Er zijn wel evaluaties van verkiezingen. Ook van de afgelopen verkiezingen op landelijk niveau zijn evaluaties gemaakt. Daar zijn overzichten bij van datgene wat bij het hoofdstembureau is gemeld, van de opmerkingen van de Kiesraad. Dergelijke overzichten hebben wij de Kamer ook eerder toegezonden.

De heer Platvoet heeft ook gevraagd wat er gebeurt als internetstemmen niet lukt. Kun je dan alsnog per post stemmen? Nee, dat is uitgesloten. Om te voorkomen dat men zowel per post als per computer stemt, moet de kiezer van tevoren een keuze maken of hij gebruik maakt van de mogelijkheid van stemmen per post of via internet. Doet hij het laatste en blijkt die dag de faciliteit niet te werken, dan heeft de betrokken kiezer pech gehad. Dat klinkt heel hard, maar het is feitelijk hetzelfde als bij een poststemming. Als het postbedrijf van Zimbabwe of Guyana die dag nou net niet werkt, gaat de stem verloren. Ook dan heeft die kiezer pech gehad.

De heer Koekkoek (CDA):

Is de minister zich ervan bewust dat bij elektronisch stemmen de kiezers meer dan een week de gelegenheid hebben om hun stem uit te brengen? Dat een server de hele week down is, zal niet zo vaak gebeuren.

Minister De Graaf:

Daarom denk ik dat het risico dat de stem verloren gaat, ook niet zo groot is. Het ging om de eventualiteit dat er iets misgaat met de techniek. In dat geval gaat de stem verloren. De betrokken kiezer kan dan niet zeggen: ik ga nog even snel de envelop op de post doen.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Ik sprak over het voorbeeld dat een kiezer zijn code vergeet. In dat geval kan hij niet stemmen.

Minister De Graaf:

Dat klopt.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Dat heeft wel consequenties als het experiment op grotere schaal zou plaatsvinden, namelijk in Nederland. Dat is een enorm verschil met het kwijtraken van een stemkaart.

Minister De Graaf:

Als je je stemkaart kwijtraakt, is er inderdaad nog de mogelijkheid van een vervangende stemkaart. Als het experiment op grotere schaal wordt herhaald, is het risico dat iemand zijn toegangscode vergeet groter. Degene die expliciet kiest voor stemmen per internet, zal er moeite voor doen om de code te bewaren en zich te herinneren, zoals het ook zeer gebruikelijk is dat mensen aan het maatschappelijk verkeer deelnemen door regelmatig gebruik te maken van toegangscodes, pincodes en dergelijke. Zo uniek is het dus ook weer niet.

Ik kan de vraag fout hebben begrepen, maar mocht de heer Platvoet hebben gevraagd wat er gebeurt met de stemmen uit het buitenland, dan is mijn antwoord dat die bij het stembureau in Den Haag terechtkomen, net zoals de poststem uit het buitenland en de internetstemmen. Die vallen onder de kieskring Den Haag.

Dan iets over het stemmen in een willekeurig stemlokaal, het tweede deel van het experiment. Er wordt in vier gemeenten geëxperimenteerd. Is het mogelijk om als inwoner van Assen in Deventer te stemmen? Dat maakt geen onderdeel uit van het experiment, al zou dat op zichzelf mooi zijn. Het gaat om een willekeurig stemlokaal in de eigen gemeente.

Ik kom op de vraag over het mogelijk raadplegend referendum met betrekking tot het Verdrag tot vaststelling van een Europese Grondwet. Deze Kamer moet zich nog buigen over het initiatiefvoorstel over een dergelijk raadplegend referendum, dat inmiddels in de Tweede Kamer is aanvaard. In de tekst van het initiatiefvoorstel is voorzien in de mogelijkheid van het stemmen in een ander stemlokaal dan je eigen stemlokaal. Ik vind dat ook logisch. Indien deze Kamer dat wetsvoorstel aanvaardt, zullen wij dat mogelijk maken. Het is niet goed uit te leggen, als je bij de Europese verkiezingen een experiment houdt, waarbij mensen in hun eigen gemeente in een willekeurig stemlokaal kunnen stemmen, dat men vervolgens naar het eigen stemlokaal terug moet voor het uitbrengen van een stem voor het raadplegend referendum.

Ik ben niet bereid de elektronische stemdienst bij het referendum mogelijk te maken, niet omdat ik van kwade wil ben of omdat de kosten doorslaggevend zijn, maar omdat ik de risico's te groot vind. Een en ander betekent feitelijk dat wij twee elektronische stemdiensten met elkaar moeten verenigen, terwijl de gebruikersproeven, de eerste zowel als de tweede, zijn gericht op die ene stem. Ik vind het te kort dag en te risicovol om daarbovenop een tweede elektronische stemdienst te ontwikkelen, want ik kan daar de risico's niet van overzien. Dat zullen wij niet doen.

De heer Kox (SP):

Het argument hoe je het je kiezers uitlegt, speelt in dit geval ook, net als bij de kiezer die je niet naar twee stemlokalen kunt sturen. Als je met allerlei ingewikkelde codes wel kunt kiezen tussen heel veel kandidaten van heel veel partijen, terwijl het niet mogelijk is om er twee codes aan toe te voegen voor "ja" of "neen" als het gaat om een referendum, leidt dat volgens mij tot enige verbazing. De financiën zijn het probleem niet. Dit land stemt verder aan de lopende band over Jim en Jamai. Die techniek over het "ja" of "neen" stemmen, hebben wij wel onder de knie.

Minister De Graaf:

Ik heb ook in de Tweede Kamer gezegd dat het kiezen, het elektronisch gebruik maken van je kiesrecht, niet hetzelfde is als en nooit mag worden vergeleken met een telestemming over Jim of Jamai. Als je het op die manier doet, wordt het veel gemakkelijker, maar dan is er geen sprake van de waarborgen waar iedereen in deze en in de andere Kamer zich terecht druk over maakt. Er is sprake van zoveel waarborgen dat wij daadwerkelijk kunnen spreken van geheime en, als het even kan, vrije verkiezingen. Dat moet je niet aan dezelfde maat toetsen als een telestemming waarvoor helemaal geen waarborgen bestaan.

De heer Kox (SP):

Dat zei ik ook niet. Als het trouwens gaat over stemmen per computer of internet, heeft mij aan mij een heel gemakkelijke, want ik begrijp er erg weinig van. Als ik echter wel een code kan intoetsen, als ik op die manier kan kiezen uit een bepaalde kandidaat van een bepaalde lijst, dan lijkt het mij ook mogelijk om tegelijkertijd, als je wilt, te kunnen stemmen over de Europese Grondwet. Als daarvoor twee mogelijkheden aanwezig zijn, namelijk "voor" of "tegen", is het al voldoende. Het gestelde van de minister dat dit niet kan, vind ik niet overtuigend. Dat heeft niet met televoting te maken, maar met een simpele mechaniek die je eraan moet toevoegen. Als dat niet kan, twijfel ik eraan of het eerste wel lukt.

Minister De Graaf:

Laten wij geen wedstrijd doen over wie het meeste of het minste verstand heeft van computers en ict, maar ik ben niet bereid risico's te nemen als deskundigen tegen mij zeggen dat ik dit vooral niet moet doen, vanwege de tijd en vanwege het feit dat er een nieuwe, aparte stemdienst moet worden ontwikkeld. Voorts wijs ik op het feit dat wij bij de eerste gebruikersproef van het experiment internetstemmen voor de Europese verkiezingen tal van kinderziekten en gebreken tegenkwamen. Wij hebben die getest bij de tweede gebruikersproef die net is afgerond. Gelukkig zijn die resultaten veel positiever. Er waren nagenoeg geen problemen, maar ook dat wil ik nog grondig bestuderen. Het kost nog wel een maandje voordat ik het gevoel heb dat ik verantwoord het besluit kan nemen om het experiment voor de Europese parlementsverkiezingen te houden. Daarbovenop voorstellen om maar in het diepe te springen, ook voor het referendum, met een aparte elektronische stemdienst, vind ik zeer onverantwoord. Dat betekent inderdaad, mijnheer Kox, dat de kiezer iets uitgelegd moet krijgen. De Tweede Kamer heeft het initiatief genomen voor een raadplegend referendum over Europa, niet de regering. Ik ben bereid om bij de Europese parlementsverkiezingen waar mogelijk experimenten te faciliëren, vooral door het experiment van een willekeurig stemlokaal ook mogelijk te maken bij het referendum. Ik kan echter niet het onmogelijke mogelijk maken. Dat is voor mij overigens geen reden om maar af te zien van alle experimenten. Dat zou mij te ver gaan.

Ik denk dat ik de belangrijkste vragen heb beantwoord. Ik meen dat ik in het debatje met de heer Kox indirect antwoord heb gegeven op de vragen van de heer Koekkoek naar de tweede gebruikersproef en het tijdstip waarop ik daarover een beslissing neem. Ik geef toe dat de beslissing oorspronkelijk was voorzien voor eind november. In dit geval, en dat is in lijn met het betoog van de heer Koekkoek, moeten wij met de nodige terughoudendheid en voorzichtigheid te werk gaan. Ik wil dat besluit daarom pas nemen als ik er echt van overtuigd ben dat de risico's verantwoord zijn.

Een kiesproces kent altijd risico's. Ook het huidige fysieke kiesproces kan gebreken vertonen als gevolg van menselijk falen. Tegenwoordig hebben wij stemmachines, maar ook die kunnen falen. Er kan van alles en nog wat fout gaan. Die risico's hebben wij indertijd bewust genomen, maar die waren redelijk calculeerbaar. Als wij besluiten tot het houden van experimenten bij de Europese verkiezingen, in het bijzonder met de computer en de telefoon, wil ik het gevoel hebben dat de risico's daarvan aanvaardbaar en calculeerbaar zijn. Helemaal uitsluiten kunnen wij ze nooit, want dan zouden wij geen verkiezingen moeten houden.

De heer Koekkoek (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Graag wil ik de minister bedanken voor zijn uitvoerige beantwoording. In de tweede termijn rest mij nog een enkel punt.

Net als de heer Witteveen wil ik het belang van de gang naar de stembus onderstrepen. Ik doe dat ook omdat de minister zei dat het minder problematisch is om bij elektronisch stemmen geheim te stemmen. Ik denk dat dit nu net het verschil maakt. Het geheim van de stemming is in de eerste plaats het geheim ten opzichte van de overheid, die niet behoort te weten wat je stemt. Dat is bij elektronisch stemmen gewaarborgd. In de tweede plaats is dat het geheim ten opzichte van anderen, bijvoorbeeld ten opzichte van familieleden, zoals ten huize Kox. Juist dit geheim is niet gewaarborgd. Ga je naar de stembus, dan is er een stemhokje waarin je niet alleen vrij, maar ook geheim kunt stemmen. Bij elektronisch stemmen is dat geheim wel ten opzichte van de overheid gewaarborgd, maar niet ten opzichte van anderen. Met dat aspect moeten wij rekening houden.

Dat betekent dat het elektronisch stemmen, voor zover wij dat nu kunnen overzien, beperkt zal blijven tot bepaalde gevallen. Ik noem bijvoorbeeld stemmen in het buitenland, of het stemmen door mensen die niet in staat zijn om de gang naar de stembus te maken. Dan is het een vervanging voor het stemmen bij volmacht.

Een belangrijke vraag is wat het effect zal zijn. Over de vraag of elektronisch stemmen de opkomst zal verhogen, is gediscussieerd. Ervaringen in het buitenland – bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk is een experiment gedaan – leren dat elektronisch stemmen de opkomst niet verhoogt. Met een opkomstplicht moeten wij alleen al uit het oogpunt van handhaving van wetgeving, toch een belangrijk onderwerp in dit huis, heel voorzichtig zijn. De opkomst van de kiezers is zeer wisselend. Deze hangt mede af van de vraag hoe interessant de politiek is, welke belangen zien de kiezers, zijn politici eerlijk, hebben zij oog voor problemen van mensen, geven zij duidelijke antwoorden. Het moet er toe doen voor de mensen. De kiezers moeten dat gevoel hebben. Als het ertoe doet om je stem uit te brengen, is de opkomst navenant.

Als de minister tot de conclusie is gekomen dat de stemdienst voor akkoord is bevonden, worden wij daarvan dan op de hoogte gesteld zodat wij met hem in die conclusie kunnen delen?

De heer Witteveen (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden die naar ik hoop het begin zijn van een echte gedachtewisseling.

Bij de toename van ICT had ik niet het aspect van sociaal isolement in gedachten. Ik wees evenmin op het belang van rituelen uit een oogpunt van nostalgie naar de jaren vijftig, maar omdat in elke samenleving, ook in de onze, nieuwe rituelen ontstaan. Een van de meest indrukwekkende vind ik het verschijnsel van de stille marsen. Als ergens een daad van zinloos geweld is gepleegd, brengen mensen hun betrokkenheid en solidariteit tot uitdrukking. Zo'n mars is zelf een uiting van democratisch burgerschap. Als blijkt dat wij nieuwe rituelen nodig blijven hebben, waarom zou de gang naar het stemlokaal dan geen zinvol publiek ritueel kunnen zijn? De minister wijst erop dat wij in de toekomst alles veel meer met virtuele in plaats van fysieke communicatie zullen doen. Juist als het hele leven steeds virtueler wordt, zouden de schaarse fysieke handelingen weleens aan belang kunnen toenemen. Het gemak dient de mens, maar de mens is er niet om het gemak te dienen.

Over de opkomstplicht zouden wij een afzonderlijke discussie moeten voeren, omdat de minister van mening is dat de opkomstplicht wijst op afname van inhoudelijke betrokkenheid. Alsof nu alle kiezers zo inhoudelijk betrokken zijn bij alle kwesties waarover zij geacht worden mandaat te geven. De minister wijst op het kiesrecht. Mijns inziens dreigt er verwarring tussen vrijheid en vrijblijvendheid. De gang naar het stemlokaal verplicht tot niets anders dan erheen te gaan. De handeling van het stemmen zelf is vrij en geheim. Je hoeft niet te stemmen. Je laat alleen zien dat je iets te maken hebt met de publieke zaak die uiteindelijk de zaak is van iedere individuele burger.

Bij handhaving denk ik natuurlijk niet aan een uitgebreid handhavingsapparaat, maar aan een regel die deel zou moeten uitmaken van onze sociale gewoonten en dat men er een eer in zou moeten stellen om die wandeling naar het stemlokaal te maken en daar zijn stem uit te brengen.

Ik zeg het flink scherp in de hoop dat in de komende tijd de discussie over de opkomstplicht en de bijbehorende modaliteiten weer gevoerd wordt. Als wij via een experiment opgewekt voorthobbelen naar een situatie waarin wij nauwelijks anders kunnen dan elektronisch stemmen, zouden wij een zeer belangrijk democratisch moment missen, namelijk het moment waarop wij gezamenlijk nadenken over de vraag of wij dat wel willen en of de voordelen de nadelen overtreffen.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Voorzitter. Al met al zijn er nogal wat reserves geuit over een aantal aspecten van elektronisch stemmen die kritisch en doorslaggevend kunnen zijn, hoewel ik vermoed dat dit wetsvoorstel wel het groene licht krijgt. De stemming is wel geheim, gezien de vele waarborgen waarmee het elektronisch stemmen is omgeven. Het kraken van computers vormt natuurlijk altijd een risico. De vrije stemming per mobieltje of pc is niet daadwerkelijk te controleren en dus ook niet te evalueren. Tijdens dit debat zijn wij tot deze constatering gekomen. Ik vind dat nogal wat. Of het een doorslaggevende factor zal zijn voor het vervolg is voor mij nog niet helemaal goed in te schatten. Daar moet verder over gepraat worden. Het is wel een zwaarwegend argument.

De minister gaat wat gemakkelijk om de opkomst als criterium heen. Er is een verband te leggen tussen de opkomstplicht in het verleden bij schriftelijke stemmingen en de stemmingen volgend jaar. Hoe liggen dan de verhoudingen? Met enig rekenwerk valt er toch wel iets over op te schrijven. Ik zeg niet meteen dat je aan zo'n regeling conclusies moet verbinden, maar ik zou het op prijs stellen als in de evaluatie het aspect van de opkomstplicht wordt meegenomen. Ik denk niet dat ik een zwaar offer vraag als ik de minister om die toezegging vraag.

Ik vind dat hij wat te gemakkelijk reageert op de opmerkingen over het vergeten van codes. Ik weet na ongeveer duizend keer 3297 intoetsen ook mijn eigen pincode wel, maar ik neem aan dat de pincode die de stemmer krijgt uitgereikt, niet dezelfde code is als die van zijn bankpas. Ik weet niet hoe het de minister vergaat, maar ik moet een nieuwe pincode opschrijven om die te kunnen onthouden. Ik vind dat wij hier niet lichtvaardig over moeten doen.

Bovendien moet er gezocht worden naar een methode die het mogelijk maakt dat betrokkene toch kan stemmen ook al is hij een van beide codes kwijtgeraakt, bijvoorbeeld door een nieuwe code aan te vragen.

Het experiment bij de verkiezingen volgend jaar zal maar één virtueel stemlokaal kennen in Den Haag. Ik heb echter gesproken over een volgend experiment in Nederland waarbij er mobiel gestemd kan worden per pc. Mijn vraag is waar die stemmen dan terecht komen. Komen zij terecht in het stemlokaal waar betrokkene eigenlijk had moeten stemmen of komen zij terecht in een virtueel stemlokaal? In het laatste geval verliezen wij het zicht op het stemgedrag van de kiezers in hun buurt en stemdistrict. Ik zou dit een betreurenswaardige ontwikkeling vinden.

De heer Kox (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik begrijp dat de minister kiest voor de weg van voorzichtig voorwaarts. Na dit experiment zal er geen vrije baan komen voor virtueel kiezen of iets dergelijks. Ook vanwege de schaal zijn hier waarschijnlijk nog veel andere aspecten in het geding waar wij nog eens goed over moeten nadenken. Ik denk dat niemand in deze Kamer er op tegen is om verkiezingen beter toegankelijk te maken, maar wij moeten alle aspecten hiervan goed doordenken voordat wij hiertoe overgaan.

Ik deel daarom eerder de mening van de heer Witteveen dan die van de minister over fysiek stemmen. De oude Grieken deden het niet anders dan wij het nu doen. Ik zie niet in waarom wij het over 100 jaar – laten wij de democratie op zijn minst nog een eeuw geven – niet nog steeds op die manier kunnen doen.

Ik ben er ook niet automatisch voor dat je maar overal in het land zou kunnen stemmen. Als het beter uitkomt, als het makkelijker is voor bepaalde mensen dan ben ik daar niet tegen, maar wat is er nog mooier om te symboliseren dat de democratie om de hoek begint dan stemmen in je eigen buurt. Dit heeft niets met nostalgie te maken, maar alles met modern burgerschap.

Ik begrijp van de minister dat de evaluatie bescheiden zal zijn en dat wij daar niet te veel van moeten verwachten. Wij vragen de mening van de mensen die op deze manier van hun kiesrecht gebruik maken. Wordt er ook gevraagd naar de mening van de mensen die van de stempas gebruik maken? Mogen zij ook een formulier invullen of wordt de enquête beperkt tot de internetstemmers?

Ik denk dat wij het er allemaal over eens zijn dat in dit experiment goed moet worden gekeken naar de vrijheid van stemmen. Dit geldt ook in mijn gezin, want ik vraag pas nadien wat mijn gezinsleden hebben gestemd. Overigens moeten wij niet de vergissing maken dat het recht op vrij en geheim stemmen, de plicht inhoudt dat je niet mag zeggen wat je hebt gestemd. Ik kan mij voorstellen dat gezinsleden in bepaalde gevallen niet van elkaar willen weten wat zij gestemd hebben. Ik ben lid van een partij die voorlopig steeds gewonnen heeft, want anders zou ik het misschien ook niet willen weten. Ik denk dat het goed is dat praten over het stemgedrag bevorderd wordt maar men kan daar nooit toe verplicht worden.

De argumentatie ten aanzien van het Euroreferendum is naar mijn mening niet plausibel, maar de kool is het sop niet waard. Ik ga daar niet ingewikkeld over doen, al wordt hiermee het experiment aangetast.

Mijn laatste opmerking betreft mijn verzoek voor een notitie over de opleiding tot democraat. Laat ons eens praten over de wijze waarop het democratische gevoel bevorderd kan worden. Enerzijds is een opkomstplicht waarbij mensen naar het stembureau worden gejaagd natuurlijk geen optie; daar zit niemand op te wachten. Anderzijds is er in dit land een leerrecht, waarvan niemand betwijfelt dat het ook een leerplicht moet zijn. Er is een belastingrecht – mensen mogen bijdragen aan de kosten van de samenleving – waarvan niemand het vreemd vindt dat daaraan een plicht is verbonden. Een vergelijking met een plicht tot ademhalen is op zijn plaats. Je hoeft het niet te doen, maar als je het niet doet, is de consequentie daarvan bekend. Eigenlijk horen burgers de consequentie te weten van het massaal niet meedoen aan het democratische proces. Het idee dat de democratie er altijd is geweest en er altijd zal blijven, is te simpel en te gevaarlijk. Ik verzoek de minister dan ook om daarover op enig moment, bijvoorbeeld volgend jaar, te spreken. Hoe kan de democratische betrokkenheid van mensen vergroot worden zonder hen het gevoel te geven dat zij moeten stemmen omdat wij dat willen? Zij moeten dat doen omdat zij dat zelf zouden moeten willen.

Minister De Graaf:

Voorzitter. Mede naar aanleiding van hetgeen ik in eerste termijn heb gezegd, is een aantal vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. Één onderwerp houdt de gemoederen in belangrijke mate bezig, namelijk het belang van de fysieke gang naar de stembus. De heren Koekoek, Witteveen en Kox hebben daarover gesproken. Ik zal het belang daarvan niet verdonkeremanen of mij daar geringschattend over uitlaten, omdat ik de redeneringen en de gevoelens op dit punt begrijp. Ik kan mij goed herinneren, evenals anderen waarschijnlijk, dat ik voor de eerste keer gebruik mocht maken van mijn democratisch kiesrecht. Het is misschien wat overdreven om het gevoel daarbij als "verheven" te bestempelen, maar het was in elk geval heel bijzonder. Ik pleit er dan ook niet voor om de elektronische kiesmogelijkheden als vervanging van het fysieke stemproces in te zetten. Het gaat om een aanvulling, om een vergemakkelijking, die bij de moderne samenleving past. Niettemin hecht ik waarde aan een veelvuldig gebruik van het fysieke stemproces.

Op dit punt maak ik een vergelijking met de verdwijning van het rode potlood uit de stemlokalen. Ik vraag mij af of het überhaupt nog gebruikt wordt. Ik hoor uit de zaal dat het nog gebruikt wordt in Amsterdam; het zal Amsterdam een keer niet zijn. In Amsterdam wordt het dus nog gebruikt, maar in het stemlokaal in mijn buurt is in de afgelopen jaren de omschakeling gemaakt. Ik heb die met enig leedwezen moeten constateren, want dat rode potlood hoorde bij het ritueel waaraan ik gewend was en waaraan ik een zekere waarde hechtte: ik moest zelf iets aankruisen met een rood potlood. Nu is het een kwestie van een druk op de knop van de stemcomputer. Ook hierbij vond een overheveling naar moderne middelen plaats, gelijk aan de situatie waarover wij nu spreken namelijk de mogelijkheid om elektronisch te stemmen.

Ik kom bij het tweede element in de discussie, dat eigenlijk niets met het wetsvoorstel zelf te maken heeft. Kennelijk roept het wetsvoorstel wel deze vragen op, namelijk naar zaken als opkomstbevordering en opkomstplicht. De heer Witteveen heeft gelijk als hij zegt: een opkomstplicht is nog geen stemplicht. Eerlijk gezegd, vraag ik me af of een simpele opkomstplicht zonder stemplicht zinvol zou zijn. Wat vragen wij dan aan de burger? Om de gang te maken naar dat stemlokaal, die sporthal, dat gymnastieklokaal of dat bejaardencentrum, en binnen weer terug te gaan zonder dat hij iets heeft gedaan; of misschien zijn oproepkaart heeft afgegeven, waarna hij weer weggaat. Ik zie daarvan het nut niet in, maar een discussie daarover is natuurlijk altijd zinvol. Dit punt is de afgelopen jaren van verschillende kanten geopperd wanneer de opkomst laag lag. Ik ben het echter zeer met de heer Koekkoek eens dat er een causale relatie is tussen opkomst en het gevoel van kiezers dat het ergens over gaat. Bij nationale verkiezingen is de opkomst meestal hoger dan bij andere verkiezingen. Ik wil daarmee niet zeggen dat de belangen bij nationale verkiezingen veel groter zijn dan bij verkiezingen in de gemeente of provincie, maar er is wel veel meer aandacht voor in het publieke debat en in de media. Dat alleen al roept het gevoel op dat het echt ergens over gaat. Het zou mij niet verbazen – ik geef toe dat dit een redenering is zonder bewijsvoering – dat het geven van meer bevoegdheden aan het Europees Parlement in de nieuwe Europese constitutie, waardoor dit een belangrijkere politiek rol kan gaan spelen, de opkomst zou bevorderen. Mensen krijgen dan het gevoel dat zij daadwerkelijk voor een zwaar belang stemmen.

Ik kan de heer Koekkoek toezeggen dat ik deze en de Tweede Kamer mededeling zal doen over het moment en de inhoud van het besluit dat ik neem tot het daadwerkelijk houden van de experimenten. De heer Witteveen nodigt ook mij uit tot een echte gedachtewisseling. Ik geloof dat dit het begin is van een gedachtewisseling die ik wil voortzetten. Verder wil ik ook best – dit zeg ik tegen de heer Kox – kijken of er een notitie kan worden geschreven over "democratisch burgerschap". Ik weet echter niet of ik daar zelf eigenlijk wel op zit te wachten. Deze discussie ligt in het verlengde van een bredere discussie, waarin de presentatie van het WRR-rapport enkele dagen geleden ook een rol speelt. Het gaat daarbij om de gezamenlijk gevoelde waarden in de samenleving; het gevoel voor democratie en rechtsstaat is er daar een van. Wellicht wil deze Kamer mij ten goede houden dat ik nog eens bezie of het nuttig is om een aparte notitie te maken, of dat in het kader van dergelijke discussies over waarden en normen ook hiervoor aandacht kan worden gevraagd.

Ik kom bij de opmerkingen van de heer Platvoet. Een vrije stemming is – zoals wij al in tweede termijn hebben besproken – noch bij poststemming, noch bij elektronische stemming, noch bij stemmingen per telefoon 100% te garanderen of te controleren. Zelfs als ik mensen zou vragen of zij vrij hebben gestemd, weet ik niet precies of zij vrij kunnen antwoorden. Wellicht zeggen zij onder druk dat de stemming vrij was, maar staat er ondertussen iemand over hun schouders mee te kijken, op straffe dat zij 's avonds geen eten krijgen.

De opkomstcijfers van kiezers die vanuit het buitenland mogen stemmen, kunnen in kaart worden gebracht; hierbij doe ik de heer Platvoet daartoe een toezegging. Wij zullen in ieder geval bezien hoeveel er gebruik is gemaakt van elektronische en telefonische stemmogelijkheden bij de verkiezingen voor het Europees Parlement, en of dit een relatie heeft met de totale opkomst.

Ik verschil met de heer Platvoet van mening over wat de gevolgen moeten zijn van het vergeten of kwijtraken van de code. Ik zie geen mogelijkheid om dan een tweede kans te geven om alsnog een code aan te vragen. Dit zou het systeem veel te fraudegevoelig maken. Ik begrijp nu ook de vraag van de heer Platvoet over een grootschaliger experiment waarbij ook de mogelijkheid van virtueel stemmen in Nederland zou worden geïntroduceerd. Hij wil weten waar deze stemmen vervolgens neerdalen. Daarover is natuurlijk nog geen besluit genomen, omdat wij nog niet denken aan een dergelijk experiment. Er zijn verschillende mogelijkheden. Je kunt die stemmen proberen toe te delen aan de gemeentelijke stembureaus waar deze mensen onder vallen. Je kunt ook een virtueel stembureau instellen. Eerlijk gezegd vind ik dat wij erg vooruit zouden lopen op toekomstige mogelijkheden als wij dat hier zouden uitdiscussiëren.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Ik pleit toch voor de eerste oplossing, namelijk dat die stemmen neerslaan bij het stembureau in de gemeente waar men woont.

Minister De Graaf:

Dat kan alleen als dat technisch mogelijk is. Eerlijk gezegd wil ik dat debat graag aangaan op het moment dat daar ook daadwerkelijk aanleiding toe is.

Ik zeg tegen de heer Kox dat wij natuurlijk het stemmen in een willekeurig stemlokaal zullen evalueren. Het zou raar zijn als wij het ene deel van het experiment wel en het andere deel van het experiment niet evalueren. Ook die evaluatie kan hij te zijner tijd tegemoet zien. In de richting van de heer Koekkoek zeg ik dat er, althans als wij het positieve besluit nemen, experimenten zijn voorzien ten aanzien van de verkiezingen voor het Europees Parlement. Overigens kijken wij ook naar de mogelijkheid van een herindelingsverkiezing. Ik sluit niet uit dat ik met hoogheemraadschappen of waterschappen kijk of ik hen kan faciliteren voor dergelijke experimenten. Op dit moment heb ik geen enkel voornemen voor experimenten na 2004 en daarvoor heb ik ook de middelen niet. Mochten wij daartoe nog het voornemen ontwikkelen, dan kom ik opnieuw te spreken met de beide Kamers der Staten-Generaal.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

Naar boven