Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over de Europese Conventie, te weten:

- de motie-Jurgens/Kohnstamm inzake meerderheidsbesluitvorming financiële perspectieven (28473, nr. 158j).

(Zie vergadering van 17 juni 2003.)

De voorzitter:

Mij is gevraagd om heropening van de beraadslaging. Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De heer Jurgens (PvdA):

Voorzitter. Twee weken geleden is deze motie aangehouden, met name op verzoek van de CDA-fractie. Zij wilde bestuderen of zij daar alsnog mee kon instemmen. Uit de ondertekening van de motie door de heer Van de Beeten blijkt dat dit het geval is. Dit blijkt eveneens uit een toevoeging, waarbij het over het meerjarenbegrotingsplafond van de Europese Unie gaat. De motie gaat ervan uit dat dit voortaan bij gekwalificeerde meerderheid moet worden vastgesteld binnen de Europese Unie. De verfijning die is aangebracht op verzoek van de CDA-fractie, die de motie nu mede ondersteunt, is dat het niet om een gewone gekwalificeerde meerderheid zal gaan, maar om een versterkte gekwalificeerde meerderheid. Daarover is in de Conventie beraadslaagd; een dergelijke vorm is destijds niet in de Conventie aangenomen. Ik sluit niet uit dat de Intergouvernementele Conferentie die in het najaar over de Conventie zal spreken, wel tot een dergelijke verfijnde vorm zal kunnen besluiten. Zodoende kunnen onderwerpen als de uitzending van militairen, waarvoor tot nu toe de unanimiteit is gehandhaafd, daaronder worden geschaard. Dit dient ter voorkoming van de mogelijkheid dat een klein land de beslissing van de zeer grote meerderheid van de Unie blokkeert en daarmee de andere chanteert; dit is thans vooral een probleem. De motie was in de oorspronkelijke vorm door mij en door de heren Platvoet en Kohnstamm ondertekend. De ondertekening van de heer Van de Beeten is toegevoegd aan de gewijzigde motie, die ik bij dezen indien.

De heer Van de Beeten (CDA):

Voorzitter. De heer Jurgens is iets te ruim geweest door in de toelichting op deze motie te spreken over de uitzending van militairen. Dat valt in de visie van de CDA-fractie zeker niet onder de werking van deze motie.

De heer Jurgens (PvdA):

Ook wat mij betreft niet. Dat is gebeurd, omdat ik heb geprobeerd uit te leggen dat in de Conventie is gesproken over een versterkte vorm die mogelijkheden kan bieden voor een aantal onderwerpen die uiterst gevoelig liggen. Daar valt de uitzending van militairen onder. In dezen gaat het uitsluitend over het financiële begrotingsplatform van de Europese Unie en zeker niet – zover zijn wij namelijk nog lang niet – over militairen.

Ik sta dus achter de door de heer Van de Beeten aangebrachte correctie.

De voorzitter:

De motie-Jurgens/Kohnstamm (28473, 158j) is in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Presidium van de Conventie in zijn voorstellen aangaande financiën van de Unie erin is geslaagd de begrotingsprocedure aanzienlijk te vereenvoudigen en de zeggenschap van het Europees Parlement over de jaarlijkse begrotingsprocedure aanzienlijk te versterken;

van mening dat de belangen voor Nederland als relatief grootste nettobetaler aan de Unie groot zijn;

van mening dat de door het Presidium voorgestelde besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissing van het Europees Parlement in lijn is met de Nederlandse inzet die gericht is op het versterken van de communautaire methode;

van mening dat deze vorm van besluitvorming geen nadelige gevolgen zal hebben voor het Nederlandse belang, zeker niet wanneer het zou gaan om een versterkte gekwalificeerde meerderheid zoals deze in de conventie is voorgesteld, doch niet aanvaard;

verzoekt de regering, haar verzet tegen het invoeren van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid op het gebied van de meerjarige financiële perspectieven van de Unie te staken, indien het gaat om een versterkte gekwalificeerde meerderheid.

Zij krijgt nr. 158s(28473).

Ik stel voor, nu te stemmen over deze motie.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Ik wil de heer Jurgens een vraag stellen.

De voorzitter:

U mag een korte vraag stellen, louter ter informatie. Wij gaan nu geen debat aan.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Het is van belang voor de bepaling van ons stemgedrag. Wordt met aanvaarding van deze motie aan de regering een verzoek gedaan om in te stemmen met een bepaalde stemmingsmethode die nog nergens is beschreven, maar wel ergens heeft gefigureerd in de gedachtewisselingen ter Conventie? Ik zie de heer Jurgens knikken, dus dat is zo. Op welke wijze en wanneer zou de regering die motie dan moeten uitvoeren?

De heer Jurgens (PvdA):

De laatste vraag is het meest pertinent. Dit moet plaatsvinden tijdens de Intergouvernementele Conferentie die in het najaar zal plaatsvinden en waar het verdrag zal worden vastgesteld; nu is er slechts sprake van een ontwerpverdrag. Tijdens de behandeling van het ontwerpverdrag is over zo'n versterkte gekwalificeerde meerderheid uitvoerig gesproken. De heer Van der Linden kan daarvan getuigen als lid van de Conventie. Ik verwacht dat dit terugkomt op de IGC. In dat geval zou de Nederlandse regering kunnen afstappen van haar starre houding op dit punt en dit compromis tussen normale gekwalificeerde meerderheid en unanimiteit aanvaarden.

Voorzitter. Drie leden van mijn fractie willen anders stemmen. Moet ik daarvoor een aparte stemverklaring afleggen, of kan ik dat nu vast toelichten?

De voorzitter:

Het is mij wel zo lief als u dat nu vast doet.

De heer Jurgens (PvdA):

Drie leden van mijn fractie kunnen hun steun niet aan de motie geven. Hoewel zij zich realiseren dat er nog stemming over het verdrag zal plaatsvinden, vinden zij het te vroeg om een verdere overdracht van bevoegdheden te vragen, en vinden zij het een verkeerd signaal om dit te doen zonder dat er een brede maatschappelijke discussie over Europa heeft plaatsgevonden, afgerond door een referendum.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD):

Voorzitter. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat zij op dit moment de consequenties van de motie, ook in gewijzigde vorm, niet kunnen overzien. Om die reden zullen zij tegen de motie stemmen.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Mijn fractie was niet voor de eerste variant van de motie en zal ook niet voor de tweede variant stemmen. Ik zal straks niet vragen om hoofdelijke stemming, maar ik wil de heer Jurgens nog wel vragen wie die drie verstandige leden van de PvdA-fractie zijn. Anders is dat niet duidelijk; misschien kunnen zij zwaaien: wij horen bij de tegenstemmers.

In stemming komt de gewijzigde motie-Jurgens c.s. (28473, nr. 158s).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA minus drie leden, het CDA, GroenLinks, D66 en de Onafhankelijke Senaatsfractie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Voorzitter: Schuurman

Naar boven