Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | nr. 34, pagina 1757-1765 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | nr. 34, pagina 1757-1765 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het voorstel van wet van het lid Verhagen tot wijziging van de Vreemdelingenwet (wettelijke vastlegging van de machtiging tot voorlopig verblijf) (24544).
De beraadslaging wordt hervat.
De heer Verhagen:
Voorzitter! Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun inbreng, die over het algemeen ondersteunend was. Ik besef terdege dat niet elke spreker in de Eerste Kamer het voorstel met instemming heeft begroet, maar het merendeel heeft dit wel degelijk gedaan.
De heer Glasz beschreef op een zeer heldere wijze de ontstaansgeschiedenis van het initiatiefwetsvoorstel, hetgeen het voor mij iets gemakkelijker maakt, omdat ik deze nu niet zelf hoef op te halen. Voor het begrip van het initiatiefwetsvoorstel is het wel van belang om op de ontstaansgeschiedenis te wijzen. De heer De Boer zei dat het de zoveelste aanscherping van de vreemdelingenwetgeving betreft. Ik hecht eraan, erop te wijzen dat met dit wetsvoorstel geen nieuwe eis aan de Vreemdelingenwet wordt toegevoegd, maar een wettelijke basis wordt verschaft aan een eis die al lange tijd gold in het vreemdelingenrecht en die nodig werd door de uitspraak van 16 maart 1996 van de Rechtseenheidskamer.
De heer Glasz refereerde aan een opmerking die ik als initiatiefnemer gemaakt zou hebben over de ambtelijke ondersteuning. Dit geeft mij aanleiding om er nader bij stil te staan. Als de indruk is ontstaan dat ik te weinig medewerking van het departement heb ontvangen, wil ik deze uitdrukkelijk wegnemen. Niets is minder het geval. In alle fasen van de behandeling heb ik de ondersteuning ontvangen die ik vroeg. Wat ik heb willen constateren in het interview waaraan de heer Glasz refereerde, is dat het voor een initiatiefnemer nogal wat inspanning kost alvorens hij de achterstand van het ontbreken van een ambtelijk apparaat heeft weggenomen. Er moet een afstand worden overbrugd. Als dit eenmaal is gebeurd, is de samenwerking uitstekend. Ik heb dus zeker niet ondervonden dat het initiatiefrecht, een van de wezenlijke rechten van de Tweede Kamer, wordt belemmerd, integendeel.
De heer Glasz stelde nogmaals de vraag over de kwantitatieve gegevens die de fractie van het CDA in de Eerste Kamer in haar schriftelijke reactie stelde. Het spijt mij dat er niet meer gegevens beschikbaar zijn. Wat er is, is door het departement verstrekt. Deze gegevens staan ook in de stukken van de Tweede Kamer. In de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer heb ik erop gewezen dat de MVV-eis maar korte tijd heeft gegolden en dat er in 1995 en 1996 nogal wat voorlopige voorzieningen zijn gevraagd: in 1995 763 en in 1996 742. Dit zijn de enige cijfers die beschikbaar zijn. Ik heb er wel begrip voor dat deze zaken na de uitspraak van de Rechtseenheidskamer, toen de eis dus feitelijk niet meer gold, niet meer zijn bijgehouden. Dit had een antwoord kunnen geven op de vraag van de heer Glasz naar de kwantitatieve gegevens. De cijfers die bekend zijn, heb ik u bij dezen gegeven.
Voorzitter! Mevrouw Le Poole, mevrouw Vrisekoop en de heer De Boer hebben mij nadrukkelijk gevraagd in te gaan op de brief van VluchtelingenWerk Nederland. In die brief wordt een aantal categorieën besproken.
Allereerst wordt de categorie ex-asielzoekers opgevoerd, die op humanitaire gronden een vergunning tot verblijf wordt verstrekt. De suggestie dat deze groep ex-asielzoekers MVV-plichtig zou zijn, wil ik van de hand wijzen om de doodeenvoudige reden dat er tegenwoordig sprake is van een samengestelde aanvraag. Met andere woorden: als het asielverzoek wordt ingediend, is men niet MVV-plichtig. Dan wordt beoordeeld, of men in aanmerking komt voor een asielstatus, voor een VVTV of voor een VTV-humanitair. Door die samengestelde aanvraag zal aan iemand die niet in aanmerking komt voor een vluchtelingenstatus maar wel voor een VTV-humanitair, niet de MVV-eis gesteld worden.
Datzelfde geldt voor de ex-asielzoekers die vanwege een noodzakelijke medische behandeling hier moeten blijven. In artikel 16a van het initiatiefvoorstel wordt namelijk juist die groep uitgezonderd die voor medische behandeling een verder verblijf in Nederland vraagt. Dat geldt niet alleen voor degenen die op basis van een toeristenvisum in Nederland verblijven en langer dan drie maanden hier moeten blijven vanwege een medische behandeling, dat geldt ook voor de ex-asielzoeker. Als men hier is en de periode dat men mag blijven loopt af doch men moet voor medische behandeling in Nederland blijven, wordt de MVV-eis niet gesteld. Dat was voor mijn collega-initiatiefnemer De Hoop Scheffer en voor mij toentertijd de reden om die uitzonderingscategorie op te nemen.
In de brief van VluchtelingenWerk Nederland worden verder nog twee specifieke categorieën vermeld. Dat betreft allereerst de echtgenoten die onafhankelijk van elkaar asiel aanvragen in Nederland en waarbij de ene partner een asielstatus krijgt en de andere niet. Op dat moment zou er dus sprake kunnen zijn van een afgeleide vluchtelingenstatus van de ene echtgenoot wegens de status van de andere echtgenoot. Dat valt ook niet onder de MVV-eis.
Onder de MVV-eis vallen echter wel de ex-asielzoekers die een relatie aangaan of een huwelijk wensen te sluiten. Het is onze bedoeling dat voor hen de normale MVV-eis geldt. In wezen geldt voor deze groep hetzelfde als voor de Argentijnse studente in het voorbeeld van collega Dittrich van de Tweede Kamer. Zij heeft een vergunning om hier te studeren, dus om tijdelijk hier te zijn, en is in die periode een huwelijk aangegaan. Is het dan redelijk om daar die MVV-eis te stellen? In de Tweede Kamer hebben wij hier uitvoerig bij stilgestaan. De vraag of dit in strijd zou kunnen zijn met artikel 8 van het EVRM is uitvoerig bediscussieerd.
Als initiatiefnemer heb ik gesteld dat de MVV-eis een visumeis is die niet afdoet aan de inhoudelijke voorwaarden voor gezinshereniging. Het staat er los van of men in aanmerking komt voor gezinshereniging of gezinsvorming. Het staat ook los van de visumeis als zodanig. Artikel 8 EVRM vraagt naar mijn mening niet om het niet stellen van die MVV-eis. Wij hebben op dit punt de nodige jurisprudentie. In het debat in de Tweede Kamer heb ik verwezen naar de jurisprudentie Gül versus Zwitserland, waarbij wel degelijk vooropgesteld wordt dat men het recht kan hebben om op grond van het economisch belang en de arbeidsmarkt bepaalde eisen en reguleringen te stellen. De visumeis of de MVV-eis belemmert gezinsvorming, gezinshereniging en het gezinsleven als zodanig niet. Er wordt slechts het volgende gesteld. Als u kenbaar heeft gemaakt dat u voor een bepaald doel naar Nederland bent gekomen en u wilt dat doel wijzigen, dan hoort u die MVV wel degelijk aan te vragen. Dat is de basis van dit initiatiefvoorstel en van de oorspronkelijke MVV-eis. Men moet vooraf kenbaar maken met welk doel men naar Nederland toe wil komen. Als men hier langduriger wil verblijven, dan moet men de MVV aanvragen. Er is dus geen sprake van enige strijdigheid met artikel 8 van het EVRM.
De heer De Boer (GroenLinks):
Als er geen enkel redelijk belang gemoeid is met het aflopen van de procedure van de MVV, omdat al zonneklaar is dat die vergunning gewoon zal worden verleend, wat is er dan het belang van om iemand toch naar weet ik veel te sturen om zo'n papiertje op te halen?
De heer Verhagen:
Dat punt is ook in de stukken aan de orde geweest. Het gaat mij erom dat men niet op basis van een verzoek Nederland binnenkomt met de vooropgezette bedoeling om hier langer te verblijven. Met andere woorden, men vraagt een vergunning aan om hier te studeren, terwijl het de bedoeling is om hier ook na de studie te blijven. Om die reden sta ik niet positief tegenover het idee van VluchtelingenWerk om iedere asielzoeker of ex-asielzoeker uit te sluiten van de MVV-eis, omdat men via de asielprocedure, via een U-bochtconstructie, de MVV-eis kan ondergraven. Daar waar het niet redelijk is om de MVV-eis te stellen, hebben wij via de hardheidsclausule een uitzonderingsmogelijkheid. In zijn algemeenheid moet iemand echter van tevoren kenbaar maken met welk doel hij of zij naar Nederland komt.
De heer De Boer (GroenLinks):
In het algemeen kan ik mij daar van alles bij voorstellen, maar valt die Argentijnse mevrouw nu wel of niet onder de uitzonderingsbepaling of hardheidsclausule?
De heer Verhagen:
De hardheidsclausule kan slechts in individuele, zeer schrijnende gevallen worden toegepast. Het gaat om een bevoegdheid van de staatssecretaris. Wij hebben uitvoerig over de inhoud van de hardheidsclausule gesproken. Op het moment dat de Argentijnse studente een zeer bijzonder geval is en dit een zeer schrijnende situatie zou opleveren, zou zij eronder vallen. Ik zeg echter niet dat iedere Argentijnse student die hier komt, onder die hardheidsclausule zou vallen. Dat kan ook niet, want dan is het geen hardheidsclausule meer, maar een categorale uitzondering.
De heer De Boer (GroenLinks):
Ik probeer het nog één keer. Het wordt toch een tamelijk theoretische discussie. Iemand is hier binnengekomen om te studeren. Het kan mij niet schelen om welk onderwerp het gaat. Het leven van die persoon verandert. Hij of zij krijgt een relatie. Als bij het aanvragen van een MVV aan alle voorwaarden wordt voldaan, komen er allemaal vlaggetjes te staan bij de diverse voorwaarden. Ik noem het feit dat de partner een inkomen en geregeld werk heeft etc. en het feit dat mevrouw of meneer hier met de opleiding ook een baan kan vinden. Maar ook al is aan alle voorwaarden voldaan, u wilt toch dat mevrouw of meneer naar Verweggistan reist om daar het papiertje te laten invullen. Daar moet dan twee maanden op gewacht worden, terwijl al die vragen in Nederland bevestigend beantwoord kunnen worden. Eigenlijk is er dus niets mis met die situatie. Er zitten ook geen dubbele bodems in. Als je alles op de keper beschouwt, is er gewoon niets mis mee. In feite kun je het hier ook beter turven dan in Verweggistan. Toch wilt u vasthouden aan de regel en de letter van de wet. U wilt alle mogelijkheden uitsluiten door mevrouw of meneer op reis te sturen en de papiertjes daar te laten invullen en beoordelen, waarna wij hier weer verder gaan kijken. Ik vind dat, eerlijk gezegd, nogal bureaucratisch.
De heer Verhagen:
Ik vind het een initiatiefwetsvoorstel dat zeker niet beoogt om bureaucratische rompslomp die niet noodzakelijk is, te entameren. Het initiatiefwetsvoorstel beoogt de immigratie in goede banen te leiden en te reguleren en duidelijk zicht te krijgen op de bedoelingen waarmee men naar Nederland komt. Als iemand een vergunning aanvraagt om tijdelijk in Nederland te mogen verblijven voor een bepaald doel, dan moet hij of zij verklaren dat hij of zij zich bewust is van het feit dat die verblijfsvergunning voor dat doel en die tijd is afgegeven. Men weet dus waar men aan begint. U stelt dat het bureaucratisch is dat men moet terugkeren voor zo'n MVV, maar dat is niet zo'n rare eis. Ik heb in de Tweede Kamer al gezegd dat je, als je hier bent gekomen met de vooropgezette bedoeling om hier tijdelijk te verblijven, toch waarschijnlijk teruggaat om zaken te regelen met familie enz., wanneer je je hier definitief wilt vestigen. Verder ging de discussie in het verleden met name over de vraag of dit strijdig zou zijn met artikel 8 EVRM. Ik heb in de Tweede Kamer in het debat dat ik hier met de heer Dittrich over gevoerd heb, heel omstandig aangegeven dat artikel 8 EVRM nooit een normale MVV-eis als te vergaand zou betitelen. Er is immers sprake van een positieve verplichting en de gezinsvorming of gezinshereniging wordt hierdoor niet belemmerd.
De heer De Boer (GroenLinks):
Het probleem is dat u alleen maar bureaucratische argumenten geeft om een praktische situatie te regelen. Iemand die hier al geruime tijd verblijft en kan aantonen dat hij aan alle vereisten voor een MVV voldoet, wordt toch gedwongen om een en ander bij een ambassade ver weg te gaan aanvragen, terwijl de situatie hier gemakkelijker te beoordelen is. Ik vind dat onhandig, nog afgezien van het feit dat het voor mensen in verschillende situaties nog ernstige problemen kan opleveren ook. Ik zie de noodzaak er gewoon niet van in. Als je het hier met dezelfde maatstaven objectief en goed kunt vaststellen, waarom zou je er dan niet dat vlaggetje op planten? Waarom moet iemand die hier al geruime tijd op legale titel verblijft, terug naar de plaats van oorsprong om daar die papieren rompslomp te regelen? Ik vermag niet de zin in te zien van deze methodiek, terwijl ik op zichzelf geen bezwaar heb tegen een algemene regel op dit punt. Ik zal dat verhaal nu echter niet verder ophoesten. Vul gewoon bepaalde dingen voor bepaalde mensen op een beetje praktische manier in en houd niet vast aan die starre letter van de wet! Ik snap dit niet.
De heer Verhagen:
1. Het is maar de vraag of in alle gevallen de beoordeling beter hier kan plaatsvinden dan in het land van herkomst. Dat kunnen wij in z'n algemeenheid niet zo stellen. Ten tweede is het geen starre regelgeving die ik voorstel, omdat daarin geen rekening wordt gehouden met de individuele situaties, juist vanwege het feit dat er uitzonderingscategorieën zijn opgenomen die recht doen aan humanitaire situaties. Nogmaals, in schrijnende gevallen is de hardheidsclausule van toepassing. Als in individuele gevallen het stellen van de MVV-eisen volkomen onterecht is, kan wel degelijk een uitzondering worden toegepast.
Mevrouw Le Poole (PvdA):
Ik ben het eens met vrijwel alles wat de heer De Boer net heeft opgemerkt. Ik vraag mij wel af, of de conclusie die hij trekt juist is. Ik doel op het antwoord op de vraag, of die mevrouw onder de hardheidsclausule valt. Ik heb het zo begrepen dat u hebt gezegd: onder bepaalde omstandigheden, in zeer schrijnende gevallen, zou die mevrouw wél onder de hardheidsclausule kunnen vallen. Heb ik dat goed begrepen?
De heer Verhagen:
Indien de individuele situatie van deze vrouw een schrijnende situatie oplevert, kan zij vallen onder de hardheidsclausule. De beoordeling of deze persoon onder de hardheidsclausule valt, is aan de staatssecretaris, op grond van de beschrijving zoals zij die gegeven heeft.
Mevrouw Le Poole (PvdA):
Wat zou schrijnende omstandigheden kunnen opleveren? Waar moeten wij dan aan denken?
De heer Verhagen:
Als Kamerlid vind ik het moeilijk om juist die individuele gevallen te gaan beschrijven, waar het de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris betreft. Tijdens het debat is verwezen naar de discussies die in het verleden hebben plaatsgevonden met betrekking tot de witte illegalen, de Koppelingswet en dergelijke. De Tweede Kamer heeft heel duidelijk gesteld, dat zij als medewetgever in individuele gevallen niet gaat invullen, wat onder die clausule valt, omdat dit haaks zou staan op de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris. Dan ga je er weer een algemene regel van maken. Nogmaals: het betreft schrijnende gevallen in individuele situaties, waarbij de staatssecretaris gebruik kan maken van de hardheidsclausule die in deze wet is vermeld.
Mevrouw Le Poole (PvdA):
Misschien kan de staatssecretaris straks in haar beantwoording nog ingaan op de vraag, hoe de hardheidsclausule naar haar mening moet worden geïnterpreteerd. Mijn fractie vindt in ieder geval dat het zeer denkbaar is dat deze mevrouw wél onder de hardheidsclausule valt, als zij al niet wordt gevangen onder een meer algemene regel, die volgens ons in een algemene maatregel van bestuur kan worden gevangen.
De heer Verhagen:
Het is denkbaar dat deze mevrouw in het individuele geval onder de hardheidsclausule valt. Nadat collega De Hoop Scheffer en ik het initiatiefwetsvoorstel gemaakt hadden, hebben wij daarom bij nota van wijziging de algemene hardheidsclausule ingebracht. Hoe noodzakelijk de wetgeving naar onze mening ook is, wij kunnen niet zo hard zijn om in alle gevallen die eis te stellen. De hardheidsclausule is toegevoegd om die afweging mogelijk te maken, omdat je in het individueel-menselijke geval tot de conclusie moet kunnen komen, dat de MVV-eis niet wordt gesteld. Nogmaals, de invulling op dat punt laat ik over aan de staatssecretaris.
Voorzitter! Bij de behandeling in de Tweede Kamer heb ik gesteld, dat ik mij zeer wel kon vinden in de termijn van zes maanden. Nadien is echter de discussie gevoerd over de invoering van de Koppelingswet. Uitgangspunt daarbij is dat de wetgeving consistent moet zijn. Het zou vreemd zijn als wij in dit land op verschillende terreinen wetgeving hebben die verschillende situaties met zich meebrengen. Op grond van de Koppelingswet ontstaat dan een situatie, dat er geen uitkering verstrekt wordt, omdat men volgens de Koppelingswet niet rechtmatig in Nederland verblijft, terwijl met andere wetgeving een situatie wordt gecreëerd dat men nog zes maanden in Nederland kan verblijven. Dat is inconsistente wetgeving, aangezien twee wetten elkaar tegenspreken en een onwenselijke situatie creëren. Vandaar dat ik dat punt nader besproken heb in de Tweede Kamer en nadien bij de discussie over de voorbereiding van de Koppelingswet. Daaruit bleek – dat heb ik ook geantwoord in de nota naar aanleiding van het verslag aan deze Kamer – dat men drie maanden voor afloop van die tijdelijke verblijfsvergunning schriftelijk op de hoogte wordt gesteld van het feit dat men de verblijfsvergunning moet verlengen. De verantwoordelijkheid wordt dan weliswaar bij de desbetreffende persoon gelegd, maar er wordt niet een situatie gecreëerd waarin men de zaak per ongeluk kan vergeten. Men krijgt een aanschrijving en men is ervan op de hoogte dat de verblijfsvergunning moet worden verlengd.
Als dan wordt gezegd dat het initiatiefwetsvoorstel op dit punt harde consequenties heeft, namelijk dat men, als men daar niet tijdig aan heeft voldaan, MVV-plichtig wordt, wil ik erop wijzen dat de gevolgen van het niet voldoen aan die eis bij de Koppelingswet veel groter zijn. Dan verliest men namelijk het recht op een uitkering. De consequentie van de Koppelingswet op dit punt is dus veel ingrijpender dan de consequentie van het initiatiefwetsvoorstel. Ik heb die zes maanden uiteindelijk laten vallen, vanwege het feit dat je niet bij de ene wet het ene moet zeggen en bij de andere wet het andere.
Mevrouw Le Poole vroeg nog waarom ik eerst wel akkoord ging met die zes maanden en in de nota naar aanleiding van het nadere verslag te kennen heb gegeven dat ik moeite heb met de regel in de ontwerp-AMvB die nu ongetwijfeld komt. Daarin wordt gesteld dat mensen die daar buiten hun schuld mee te maken hebben, onder die uitzonderingen zullen vallen. Dat heeft niets met het tijdsverloop te maken. Ik heb mijn bezwaren daarover geformuleerd – die discussie voeren wij nog als de AMvB ons in het kader van de voorhangprocedure wordt toegezonden – omdat op het moment dat je een criterium introduceert als "buiten hun schuld", dat criterium onherroepelijk wordt gebruikt om juridische procedures te starten. Een van de redenen waarom ik in dit initiatiefwetsvoorstel niet alleen de hoofdregel, maar ook de uitzonderingen heb verwoord, was juist om als wetgever duidelijk te zijn ten opzichte van de rechtsprekende macht. Dit om allerlei juridische procedures zo veel mogelijk te vermijden en om helder aan te geven wat de bedoeling is van de wetgever, zodat wij niet eindeloze procedures met verschillende interpretaties krijgen. Het introduceren van het criterium "buiten je schuld" is eigenlijk erom vragen dat bij de rechter wordt gezegd dat het buiten hun schuld was. Er komen dan dus allerlei juridische procedures, terwijl ik dat juist probeerde te voorkomen met de formulering in de wet. Dat heeft dus niets te maken met een discrepantie tussen mijn opstelling met betrekking tot die zes maanden of die AMvB.
Mevrouw Le Poole (PvdA):
Voorzitter! Het is mij nog steeds niet duidelijk waarom zowel bij de Koppelingswet als bij de MVV-wetgeving dezelfde regeling moet gelden. Het spreekt niet vanzelf dat iemand die verzuimd heeft, tijdig verlenging aan te vragen niet meer in aanmerking komt voor een uitkering. Het is heel goed mogelijk dat betrokkenen helemaal geen uitkering nodig hebben.
De heer Verhagen:
Voorzitter! Ik ben het geheel eens met de redenering van de staatssecretaris op het punt van het schriftelijke informeren van betrokkenen. De wetgever geeft aan dat men in dit geval niet rechtmatig in Nederland verblijft en derhalve ook geen uitkering meer krijgt. De wetgever maakt echter tegelijkertijd duidelijk dat men in de gelegenheid wordt gesteld om een vergunning tot verlenging van verblijf aan te vragen. Het is echter niet mogelijk om zowel rechtmatig als onrechtmatig in ons land te verblijven; enerzijds mag men nog zes maanden in Nederland blijven, maar anderzijds zou men het recht op overheidsverstrekkingen verliezen.
Mevrouw Le Poole (PvdA):
De termijn van zes maanden geldt voor degenen die rechtmatig in ons land verblijven, maar verzuimd hebben, tijdig verlenging aan te vragen. Aangenomen mag worden dat zij wel voor verlenging in aanmerking komen. Om nu te stellen dat betrokkenen onrechtmatig in Nederland verblijven, lijkt mij vooral een definitiekwestie. Het is een verbetering dat men tijdig bericht krijgt dat men verlenging moet aanvragen. Ik kan mij echter ook voorstellen dat er desondanks nog van alles misgaat. Het is mij nog steeds niet duidelijk dat, omdat de regelgeving in het kader van de Koppelingswet verandert, ook de MVV-wetgeving aangepast moet worden.
De heer Verhagen:
Men moet het mij niet euvel duiden dat ik niet in kan gaan op de Koppelingswet. Dat is niet mijn taak als initiatiefnemer. Ik constateer alleen dat men, als men niet tijdig zijn verblijfsvergunning heeft verlengd, op grond van de Koppelingswet niet rechtmatig in Nederland verblijft.
De heer De Boer (GroenLinks):
U heeft het zelf over mensen die hier onrechtmatig verblijven en gebruikmaken van voorzieningen en een uitkering ontvangen. Als ik het goed begrijp vallen de meeste mensen die over een MVV beschikken helemaal niet in die categorie. Dit zijn geen mensen die een beroep doen op de Bijstandswet. Het lijkt mij namelijk sterk dat men in dat geval een MVV krijgt. Mij is daarom nog steeds niet duidelijk waarom een relatie wordt gelegd met de regelgeving van de Koppelingswet.
De heer Verhagen:
Omdat op basis van de systematiek van de Koppelingswet rechtmatig in Nederland verblijvenden recht hebben op overheidsvoorzieningen. Dat betreft niet alleen uitkeringen, maar ook – men zal dat, gelet op de intensieve discussie over de Koppelingswet, ook in de Eerste Kamer weten – andere overheidsverstrekkingen. Iemand wordt er schriftelijk van op de hoogte gesteld dat de verblijfsvergunning afloopt en verlengd moet worden. Zodra dat tijdstip verstreken is en men heeft niet zorggedragen voor verlenging, verblijft men niet meer rechtmatig in Nederland. Ik heb mij tijdens de voorbereiding van dit initiatiefwetsvoorstel laten overtuigen op het punt van het gelijkschakelen van de termijnen. Gebeurt dat niet, dan zou enerzijds het signaal worden afgegeven dat men niet rechtmatig hier verblijft, terwijl anderzijds bij het hanteren van de termijn van zes maanden het signaal zou worden afgegeven dat men in die periode hier nog steeds mag verblijven. Ik baseer mij dus op een andere interpretatie. Als initiatiefnemer heb ik het verstandig geacht om aansluiting te zoeken bij de formulering van de staatssecretaris.
Voorzitter! Mevrouw Le Poole en de heer De Boer hebben verwezen naar het element uit de brief van VluchtelingenWerk over de vervoerdersverplichting en de rechtsgeldigheid van documenten. Het gaat daarbij met name om de familieleden van vluchtelingen. Ik heb gemeend, een uitzondering te moeten maken ten aanzien van de MVV-eis voor echtgenoten, partners van vluchtelingen die rechtstreeks naar Nederland gaan. Als men bijvoorbeeld langdurig in België verblijft, is er geen reden om de MVV-eis niet te stellen. VluchtelingenWerk Nederland heeft erop gewezen dat er daardoor een probleem kan ontstaan, dat dan niet wordt gecreëerd door deze wetgeving, maar door de vervoerdersverplichting. De vraag is wat in dit kader een rechtsgeldig document is. Als er geen MVV-visum is, mag men niet naar Nederland vervoerd worden. Ik vind dat dit element nader besproken moet worden bij de uitwerking van de vervoerdersverplichting. Ik heb gezegd dat die categorie uitgezonderd moet worden van de MVV-eis. Indien dit onbedoelde consequenties heeft, moeten wij daarop terugkomen bij de verdere uitvoering.
Wat de invoeringstermijn betreft, is er gediscussieerd over de voorlichtingsnotitie. In de nota naar aanleiding van het nader verslag heb ik aangegeven dat zij op 29 mei zou worden toegezonden aan de Kamer. Mevrouw Le Poole heeft gezegd dat de Eerste Kamer die niet op 29 mei heeft ontvangen. Ik ben dat even nagegaan. De Tweede Kamer heeft haar toen ontvangen. Ik heb de verzekering gekregen dat zij is verstuurd.
Ik ben bijzonder ingenomen met de invulling van de staatssecretaris aan de moties uit de Tweede Kamer, ingediend bij de behandeling van het voorstel, met name op het gebied van de invoering en de voorlichting. In de Tweede Kamer zal nog worden gesproken over deze notitie, maar ik ben van mening dat er volledig recht is gedaan aan de gevoerde discussie. Als initiatiefnemer ben ik daar zeer tevreden mee. De staatssecretaris zal uiteraard ingaan op de invoeringsdatum. Eerst gaat uiteraard de algemene maatregel van bestuur, conform het initiatiefwetsvoorstel, naar de Kamer. Op basis daarvan zal stilgestaan worden bij de datum.
Voorzitter! Rest mij een opmerking te maken naar aanleiding van de zeer vriendelijke inbreng van de heer Holdijk, die vroeg of ik mij als initiatiefnemer bij het nemen vn het initiatief wel had gerealiseerd dat het zo lang zou duren, mede gelet op de basis van de wet. Laat ik daar een eerlijk antwoord op geven. Ik had niet verwacht dat het zo lang zou duren. Het geeft mijzelf te denken ten aanzien van soms ook door mij gebruikte kritische en misschien soms ook te kritische bewoordingen als het gaat om de traagheid van bepaalde voorstellen van de zijde van het kabinet. Het geeft de relativiteit aan van de eigen kritische opmerkingen terzake. Als initiatiefnemer ben ik in ieder geval blij – de heer Holdijk refereerde daaraan – dat dit initiatiefwetsvoorstel vandaag in de Eerste Kamer is behandeld.
Staatssecretaris Schmitz:
Mijnheer de voorzitter! Zeker na deze laatste woorden van de heer Verhagen heb ik reden tot optimisme met weer een asieldebat morgen in de Tweede Kamer.
De heer Glasz begon over de geschiedenis. Daarover zal ik niet veel meer zeggen, behalve dat ik uitdrukkelijk heb uitgelegd waarom ik het initiatief aan de initiatiefnemers heb gelaten na de uitspraak van de Rechtseenheidskamer van begin 1995. Dat staat ook in de Handelingen over de behandeling in de Tweede Kamer. Wij hebben van de zijde van Justitie enige tijd cassatie in belang der wet overwogen. In de tussentijd lag het initiatief er. Ik heb toen heel bewust de keuze gemaakt om dit initiatief niet voor de voeten te lopen. Ik vind dat een vorm van hoffelijkheid. Als ik zie hoe de initiatiefnemers een en ander hebben aangepakt, kan ik overigens een compliment retourneren. Zo wordt het echter al te soft!
Ik ben blij dat de heer Verhagen heeft rechtgezet dat het niet aan de bijstand, ook in technische zin, van de ambtenaren heeft ontbroken. Het hoort niet uit te maken of een initiatief komt van de zijde van een regeringspartij of een oppositiepartij. Men hoort de bijstand te krijgen die men nodig heeft.
Voorzitter! De heer Verhagen is uitvoerig ingegaan op de brief van VluchtelingenWerk Nederland. Het lijkt mij goed, aangezien de brief ons indirect heeft bereikt, als wij VluchtelingenWerk een antwoord op schrift geven over hoe de uitzonderingen liggen en waar de MVV wel en niet vereist is.
Aan de heer Glasz wil ik uitdrukkelijk het volgende overbrengen. Ook de heer Holdijk heeft hierover gesproken. Hij heeft mij een reactie gevraagd over organisaties die steun verlenen aan vluchtelingen en daarbij gebruikmaken van het vervalsen van documenten. Kortom, deze organisaties bieden steun op een wijze die wij niet voor de hand vinden liggen. Ik heb de berichten hierover op dit moment alleen uit de pers. Het lijkt mij goed dat er van mijn kant een gesprek komt met dergelijke organisaties.
Ik wil daar het volgende over zeggen. Ik kan mij voorstellen dat een individuele medewerker van een dergelijke organisatie, helemaal betrokken in het vluchtelingenwerk en stuitend op een individueel geval, in nood dingen doet waarbij de grenzen van de wet worden bereikt. Een organisatie als zodanig kan echter geen steun verlenen aan het vervalsen van documenten en aldus de wet duidelijk naast zich neerleggen. Dat geldt temeer als dat een organisatie is die ook van de zijde van de rijksoverheid uitdrukkelijk subsidie ontvangt. Het is goed als de rijksoverheid met een dergelijke organisatie daarover een gesprek heeft. Ik heb overigens begrepen dat het openbaar ministerie tot een soort voorwaardelijk sepot heeft besloten. Uit de pers heb ik begrepen dat de betreffende organisatie een proefproces overweegt. Ik vind dat men daarmee de verkeerde kant opgaat.
De heer Glasz (CDA):
Voorzitter! Ik ben heel dankbaar voor deze reactie. Zou het geen overweging verdienen dat de staatssecretaris nog officiëler dan zij nu heeft gedaan in ruimere kring bekendheid geeft aan dit standpunt? Immers, van een enkele instelling wordt unverschämt en onweersproken, zo lijkt het, in de krant vermeld dat men het gewoon doet. Dat zijn instellingen die door de overheid zijn gesubsidieerd. Anderzijds zie je verwarring ontstaan. Carriers, vliegtuigmaatschappijen, worden terzake van de vervoersverplichting vervolgd. Artikel 12 van de Vreemdelingenwet is heel duidelijk: wie op grond van valse documenten vergunningen heeft gekregen, riskeert intrekking daarvan als de valsheid aan het licht komt.
Als wij regels maken, moeten het inderdaad geen bureaucratische systemen worden, maar we moeten er wel serieus mee omgaan. Ik denk dan ook dat het heel belangrijk is dat de staatssecretaris ruimere bekendheid geeft aan dit standpunt, dat ik overigens toejuich.
Staatssecretaris Schmitz:
Voorzitter! Het lijkt mij in dit geval dan juist om mij eigener beweging te wenden tot die organisatie om het officiële standpunt ervan te vragen en daarover mijn mening kenbaar te maken. Nu heb ik alles langs indirecte weg via de pers vernomen. Mijn ervaring heeft mij geleerd dat het noodzakelijk is de precieze formulering van de organisatie te hebben. Ik zal het zeker bezien in de geest van wat de heer Glasz heeft gezegd.
Voorzitter! Er is een hele discussie geweest tussen de initiatiefnemer en de afgevaardigden mevrouw Le Poole en de heer De Boer over verandering van verblijfsdoel, het al dan niet buiten schuld van betrokkene laten verlopen van een MVV en eventuele verlenging ervan. Als men een MVV aanvraagt, verklaart men bewust dat men dat doet voor een bepaald doel. Ik denk niet dat het goed is – en steun de initiatiefnemer daarin dus – om een uitzondering te maken voor als dat doel verandert door veranderde omstandigheden van betrokkene, en om daarvan een aparte categorie te maken. Het leven is inderdaad – en gelukkig maar – niet altijd in precieze regels vast te leggen. Ik denk dat het goed is om op dit punt vast te houden aan het initiatiefvoorstel, zoals dat er nu ligt, en er geen categorie van te maken die wordt uitgezonderd. Dan zouden we als het ware moeten formuleren: ook mensen die voor bijvoorbeeld studiedoeleinden komen, maar hier gaandeweg een relatie krijgen, worden uitgezonderd. Dat lijkt mij niet de goede weg. Ik vind dat het strijd met de geest van het wetsvoorstel.
De heer Verhagen heeft ook uitdrukkelijk over een hardheidsclausule gesproken. Het is de discretionaire bevoegdheid van op dit moment de staatssecretaris van Justitie, en misschien in een volgende periode de minister, in wier of wiens portefeuille dit thuishoort, om na te gaan of individuele omstandigheden kunnen leiden tot toepassing van de hardheidsclausule, omdat het kennelijk onredelijk is de regels toe te passen. We moeten nu niet in casusposities treden, maar naar aanleiding van het bekende voorbeeld van de Argentijnse merk ik wel op, dat er puur individuele omstandigheden kunnen zijn waarin het toepassen van de gewone regels schrijnend zou zijn. Iemand die met een volstrekt ander doel naar Nederland is gekomen, kan door omstandigheden, zoals een al dan niet huwelijkse relatie, hier graag willen blijven en voor betrokkene kan de terugreis buitengewoon bezwaarlijk zijn, bijvoorbeeld – maar het is echt een voorbeeld en dat is altijd gevaarlijk in een discussie – vanwege de zorg voor een klein kind. In zo'n schrijnend geval is het de bevoegdheid van nu nog de staatssecretaris van Justitie om de hardheidsclausule te hanteren. Ik heb alom in de pers gezien dat wordt bepleit om zo'n bewindsfiguur die discretionaire bevoegdheid te laten behouden. Natuurlijk kan de Kamer die bewindsfiguur daarna weer ter verantwoording roepen.
Dan het laten verlopen van de vergunning tot verblijf en het daarmee terechtkomen in zo'n situatie buiten de schuld van betrokkene. De initiatiefnemer en het kabinet verschillen op dat punt van mening, zoals uit de stukken blijkt.
In de eerste plaats wordt men eraan herinnerd dat de vergunning afloopt. De heer De Boer heeft gevraagd hoe waterdicht dat is. Laat ik het zo formuleren: als iemand hier een vergunning tot verblijf krijgt, wordt betrokkene uitdrukkelijk en indringend geïnformeerd over het belang van tijdige verlenging. En daar komt dan nog als een soort service overheen dat men eraan herinnerd wordt. Het lijkt mij dat wij van de betrokkenen toch ook een eigen inzet mogen verwachten, als zij hier willen blijven. Ik vind dat wij daar niet te zacht mee moeten omgaan; als je hier wilt blijven, zet je daar dan ook voor in. Wij mogen toch wel van deze mensen vragen, hun vergunning of hun paspoort te laten verlengen. Niettemin kunnen er omstandigheden zijn waarin de geldigheidsduur buiten hun schuld toch verlopen is. De heer Verhagen heeft zijn zorg kenbaar gemaakt dat er dan weer juridische procedures ontstaan, maar "buiten hun schuld" vind ik toch een zodanige categorie dat daarvoor de hardheidsclausule behoort te kunnen worden toegepast. Vandaar dat ik heb gezegd dat wij dat als gegeven in de AMvB moeten vastleggen. Nogmaals, ik ga ervan uit dat wij bij een discussie in de Tweede Kamer over die AMvB zeker tegenover elkaar zullen staan. Ik zal dan blijven bepleiten om deze categorie uitdrukkelijk in de algemene maatregel van bestuur op te nemen.
De heer De Boer (GroenLinks):
Voorzitter! Wordt die schriftelijke herinnering betekend?
Staatssecretaris Schmitz:
Dat kan ik zo uit m'n hoofd niet zeggen. Ik denk niet dat het nu zo geregeld is, want het is bedoeld als herinnering door de Vreemdelingendienst, als service. Ik denk niet dat wij ons voorgeno men hebben, al die zaken te betekenen. U ziet hierin waarschijnlijk een middel om zekerheid te verkrijgen dat men de waarschuwing ontvangen heeft.
De heer De Boer (GroenLinks):
Ik ben het met u eens dat de betrokkenen zelf actie zouden moeten ondernemen, daarover hoeven wij dus niet te discussiëren.
Staatssecretaris Schmitz:
Ik heb zojuist gehoord dat het bij u zoveel weerzin oproept als wij hierover met elkaar discussiëren, dus ik dacht dat u het wel niet met mij eens zou zijn...
De heer De Boer (GroenLinks):
Wij zijn het met elkaar eens dat de betrokkenen hierbij zelf een behoorlijke verantwoordelijkheid dragen, dus daarover hoeven wij niet te discussiëren. Maar het gaat mij erom of het een punt van discussie is, als iemand zegt dat hij nooit een herinnering gezien heeft. Of doet dat er helemaal niet toe? Als het er wel toe doet, moet je die herinnering betekenen.
Staatssecretaris Schmitz:
Daar heeft u op zichzelf gelijk in; ik zal dit nader bezien.
Mevrouw Le Poole heeft nog uitdrukkelijk gevraagd naar de kosten van de documenten, die volgens haar betrekkelijk hoog kunnen zijn. Zij vroeg ook om een evaluatie. Ik denk dat die kosten op zichzelf niet zo gek hoog zijn, behalve in een aantal probleemlanden, zoals zij in de stukken heeft kunnen zien. Dat zijn er vijf: Ghana, Pakistan, India, de Dominicaanse Republiek en Nigeria. Op dit moment vindt er inderdaad een evaluatie plaats van de kosten bij deze landen. Ik zal de Kamer zeker informeren als er een uitkomst is. Wij hebben niet veel signalen gehad dat de Wet op de kanselarijrechten, waarbij overigens ook nog een vrijstelling mogelijk is, tot problemen geleid zou hebben, maar de evaluatie onder leiding van Buitenlandse Zaken en in samenwerking met Justitie is op dit moment gaande. Het resultaat zal zeker ook het parlement bereiken.
Heel concreet vroeg mevrouw Le Poole nog of de diplomatieke posten zullen worden geïnstrueerd om duidelijk te maken dat gezinsleden vrijgesteld zijn van het MVV-vereiste. Het antwoord is uitdrukkelijk: ja.
Ten slotte de inwerkingtreding van de wet. In de stukken is meermalen de datum 1 juli opgenomen. Dat was een voorgenomen datum, die uiteraard afhankelijk was van het tijdstip van behandeling in beide Kamers. In de Tweede Kamer zijn ook moties ingediend waarbij termijnen in acht moesten worden genomen, zoals de uitvoerings- en voorlichtingsactie. Die hebben wij ingevuld; de heer Verhagen heeft er ook over gesproken. Er is uitdrukkelijk wettelijk geregeld dat wij de algemene maatregel van bestuur pas acht weken na publicatie in het Staatsblad in werking kunnen laten treden. Als de wet hier wordt aanvaard – daar ziet het gelukkig naar uit – dan zal de algemene maatregel van bestuur waarschijnlijk in de loop van volgende week in het Staatsblad komen. Dan zijn er dus acht weken voor de inwerkingtreding kan plaatsvinden. Overigens kan de Tweede Kamer daarover nog spreken, gezien de voorhangprocedure. Die termijnen zijn wat krap, want de Tweede Kamer gaat op reces. Maar de tweede helft van augustus is de Tweede Kamer weer terug. Ons streven is heel concreet om te kijken naar de inwerkingtreding per 1 september aanstaande. Als de Tweede Kamer in die laatste periode van augustus nog voldoende tijd heeft en ons laat weten dat zij daarover spreekt, zou dat ietsje uitgesteld kunnen worden. Het streven blijft voorlopig echter 1 september, met inachtneming van de daarvoor gegeven termijnen.
Mevrouw Le Poole (PvdA):
Mijnheer de voorzitter! Wat de hardheidsclausule betreft heeft de staatssecretaris in elk geval enige invulling gegeven aan het begrip. Ik heb er best begrip voor dat je dit niet precies kunt omschrijven, maar het is misschien iets duidelijker geworden. Overigens blijf ik van mening – maar ik wil de hele discussie niet overdoen – dat het beter was geweest als er een ruimere mogelijkheid was geweest voor vrijstelling voor mensen die van verblijfsdoel veranderen, voor wie er eigenlijk geen goede reden is om ze te laten teruggaan voor het aanvragen van een MVV.
Met betrekking tot de AMvB en de invulling bij niet tijdige verlenging buiten schuld hadden wij het liever gezien zoals ik eerder heb aangegeven, met handhaving van de zesmaandentermijn. Dit is in de Tweede Kamer ook uitvoerig besproken. Wij betreuren het dat het amendement-Apostolou op dit punt niet is aangenomen. Wij juichen in elk geval toe dat de staatssecretaris van plan is in de AMvB enige ruimte te scheppen voor de gevallen waarin buiten schuld niet tijdig verlengd is. Wij realiseren ons dat het een goed idee is dat het niet aanleiding geeft tot al te veel procedures. In die zin ben ik het ook wel eens met de initiatiefnemer. Aan de andere kant moet het ook nog redelijk zijn. Wat dat betreft ben ik toch wel verheugd over het voornemen van de staatssecretaris op dit punt.
Wat de brief van VluchtelingenWerk betreft heb ik uit het antwoord van de heer Verhagen begrepen, dat bijna alle genoemde categorieën onder de categorie niet-MVVE-plichtig vallen. Het lijkt mij een goed idee dat de staatssecretaris VluchtelingenWerk zelf antwoord geeft op die vragen.
Er is nog een kleine onduidelijkheid in verband met de mensen die langer mogen blijven met het oog op een medische behandeling. Ik vraag mij af of de categorie die nu in de uitzonderingsbepaling van artikel 16a wordt genoemd, precies dezelfde categorie is als de categorie die tot nu toe een verlenging kreeg op medische gronden. Ik weet dat niet zeker en ik heb het idee dat het voor VluchtelingenWerk ook niet duidelijk was. De categorie waarop gedoeld wordt in de Koppelingswet, is namelijk een heel beperkte categorie. Dat zijn heel dringende gevallen. Gaat het om precies dezelfde gevallen? Zou één van de hier aanwezigen, de meest gerede of beiden, nog kunnen ingaan op die vraag?
Ik kom vervolgens bij de gezinsleden van vluchtelingen die problemen zouden hebben met vervoerdersverplichtingen. De heer Verhagen heeft gezegd dat daar bij de uitvoering aandacht aan besteed moet worden. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris op deze zelfde groep duidde, toen zij zei dat de diplomatieke vertegenwoordigingen instructies krijgen op dit punt.
Ten slotte vermeld ik dat de fractie van de Partij van de Arbeid, hoewel zij het wetsvoorstel op sommige punten graag anders ziet, haar steun aan het wetsvoorstel niet zal onthouden, omdat zij in het algemeen het stellen van de MVV-eis steunt.
De heer De Boer (GroenLinks):
Voorzitter! Ik zal nog vier puntjes aan de orde stellen, onder dankzegging voor de beantwoording.
Ten eerste. Als de schriftelijke herinnering "U moet verlengen" een belangrijke factor wordt in de beoordeling van de vraag of iemand wel of niet buiten zijn schuld tijdig de verlenging aanvraagt – ik kan niet beoordelen of dat het geval is – moet naar mijn mening de schriftelijke herinnering betekend worden, opdat het een argument kan zijn dat men de herinnering zeker heeft ontvangen. Het lijkt mij goed als de staatssecretaris ons nu of later laat weten of dat inderdaad gebeurt.
In de tweede plaats merk ik enig licht tussen drie definities, als het gaat over de hardheidsclausule. Is het schrijnend, is het onredelijk of is er een redelijk doel mee gediend? De definities lopen door elkaar. Het ene moment zegt de indiener van het wetsvoorstel dat de staatssecretaris in schrijnende situaties de mogelijkheid moet houden om de hardheidsclausule toe te passen. Ik ben het ermee eens dat dit recht – er is een mooi woord voor, maar dat ben ik even vergeten – bij de staatssecretaris hoort. Daar hebben wij geen verschil van mening over. Je moet echter wel met elkaar helder hebben wat "schrijnend" is. Ik heb in eerste termijn al duidelijk gemaakt dat ik veel meer voel voor de benadering, gericht op de vraag of er een redelijk doel mee gediend is om iemand de halve wereld over te laten sjouwen om dat papiertje te halen, als je van tevoren weet dat hij of zij dat papiertje zal krijgen omdat aan alle voorwaarden is voldaan. In zo'n geval denk ik: staatssecretaris, laat het hier beoordelen en stuur die mevrouw of mijnheer niet de halve wereld over. Gebruik dus je gezond verstand en pas dan de hardheidsclausule toe. Dan gaat het niet meer om de vraag of het "schrijnend" is, maar om de vraag of er een redelijk doel mee gediend is om iemand te dwingen tot het halen van dat papiertje. Hier heb ik graag nog enige helderheid over.
Ten derde de AMvB. De staatssecretaris gaat proberen om het nog voor 1 september te laten lukken. Dan denk ik: waarom nu opeens zo'n haast? Het wetsvoorstel is tweeënhalf jaar onderweg geweest en een vakantieperiode breekt aan die geldt voor alle mogelijke mensen die hiermee te maken hebben. Gebruik dan weer het gezond verstand en zeg: laten wij een redelijke invoeringstermijn kiezen. Als de Tweede Kamer, net terug van het reces, gelijk in de eerste week deze AMvB nog tegen het licht moet houden, dan zou de staatssecretaris op zijn minst moeten toezeggen dat wij uitgaan van en mikken op een invoeringsdatum van 1 oktober. Dat lijkt mij een zeer redelijke termijn in het licht van de tweeënhalf jaar die de indiener nu met dit wetsvoorstel aan de gang is. Ik zie niet in waarom dat opeens sneller zou moeten.
Ten slotte het punt van de ongewenste effecten met betrekking tot de onvolledigheid van reisdocumenten en de vervoerdersverplichting. De indiener zei dat wij daar eens serieus naar moeten kijken. Nu loop ik al wat langer mee in de politiek en dit is mij een te vage aanduiding. Ik zou graag van de indiener of de staatssecretaris horen wanneer dit gebeurt en in welke vorm de Eerste en Tweede Kamer over de conclusies hiervan worden geïnformeerd.
De heer Verhagen:
Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun bijdragen in tweede termijn.
Met betrekking tot het laatste punt van de heer De Boer wil ik uitdrukkelijk onderstrepen dat ik, als initiatiefnemer, voor de groep echtgenoten van vluchtelingen die rechtstreeks naar Nederland reizen, een uitzondering heb bepleit. Mijn reactie was niet het wegschuiven van verantwoordelijkheid of een dooddoenertje in de discussie. Nee, ik heb er als initiatiefnemer bewust voor gekozen, deze categorie uit te zonderen van de MVV-eis. Indien wij merken dat andere regels de uitvoering van de wetgeving in de weg staan, moeten wij maatregelen treffen. Er moeten dan dus stappen gezet worden om de uitzondering daadwerkelijk te kunnen effectueren. Anders zou het op papier geregeld zijn, maar zou in de praktijk toch de MVV-eis gelden voor een groep mensen die ik als initiatiefnemer ervan heb willen uitzonderen.
Voor enkele bijzondere categorieën is een uitzondering gemaakt. Dit is in artikel 16a opgenomen. Hoewel ik als initiatiefnemer meen met deze categorale uitzonderingen alles te hebben afgedekt, kunnen er schrijnende situaties ontstaan. Er is een algemene hardheidsclausule toegevoegd om tegemoet te komen aan deze schrijnende gevallen, waarin het stellen van de MVV-eis van onevenredige hardheid zou getuigen. Dit is de interpretatie die ik als initiatiefnemer aan deze clausule geef, zonder dat ik de discussie wil aangaan over de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris.
De heer De Boer (GroenLinks):
Hoewel ik niet erg gelukkig ben met deze wetgeving, heb ik er waardering voor dat u die categorale uitzonderingen gemaakt hebt. Dit is dus verder geen discussiepunt. U kiest echter toch weer het woord "schrijnend". Waarom kiest u niet voor het criterium of er een redelijk doel mee gediend is om de regelgeving toe te passen? Je kunt zeggen dat het schrijnend is als dit redelijke doel er niet is, maar dat vind ik onzin. Het gaat mij om het redelijke doel. U hebt een bedoeling met deze wetgeving. Als dit redelijke doel er niet is, bijvoorbeeld omdat het zonneklaar is dat iemand een machtiging tot voorlopige verblijfsvergunning zal krijgen, vraag ik mij af waarom hij dan nog op reis moet.
De heer Verhagen:
Je kunt niet voor de ene wet de ene hardheidsclausule hanteren en voor de andere een andere. Een hardheidsclausule maakt het mogelijk dat in individuele gevallen vanwege een schrijnende situatie de wet niet wordt toegepast. Dit geldt niet alleen voor deze wet, maar voor tal van wetten. Juist in een gevoelig dossier als het asiel- en vreemdelingenbeleid worden hardheidsclausules toegepast omdat wij niet alles in regels kunnen vatten en er ondanks de regels schrijnende gevallen kunnen ontstaan. Het zou van onevenredige hardheid getuigen om dan aan de letter van de regels vast te houden.
De heer De Boer (GroenLinks):
Is het begrip "schrijnend" niet uw interpretatie? Is het begrip "onredelijk" niet een even heldere, zo niet betere interpretatie?
De heer Verhagen:
Ik sluit met het woord "schrijnend" aan bij de normale praktijk in dezen. Ik verzin niets nieuws; het is de normale interpretatie, die sinds jaar en dag aan de hardheidsclausule gegeven wordt.
Mevrouw Le Poole sprak over de formulering "medisch noodzakelijk" in het initiatiefvoorstel. Deze formulering is gekozen op grond van een uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer. Ik had oorspronkelijk een andere tekst. Ik had uiteraard wel dezelfde bedoeling als nu verwoord is. Op basis van een amendement van de heer Apostolou is deze tekst gekozen. Collega Apostolou en collega Rouvoet hebben de discussie hierover gevoerd. Zij achtten het, mét een meerderheid van de Tweede Kamer, van groot belang om met betrekking tot de terminologie nauw aan te sluiten bij de terminologie van de Koppelingswet. Vandaar dat als uiteindelijke formulering gekozen is "... verlening van medische zorg noodzakelijk is".
Mevrouw Le Poole (PvdA):
Betekent dit dat de categorie vreemdelingen die mag blijven vanwege medische omstandigheden, nauwer is dan de categorie die dat nu mag?
De heer Verhagen:
Ten aanzien van de ex-asielzoekers geldt op dit punt geen andere eis dan ten aanzien van degenen die bijvoorbeeld op basis van een toeristenvisum hier verblijven en hun verblijf moeten verlengen vanwege noodzakelijke medische zorg. Ik waag overigens te betwijfelen of dat exact een andere categorie is dan nu.
Mevrouw Le Poole (PvdA):
Ik weet het ook niet. Ik wilde het punt alleen aan de orde stellen. Ik heb namelijk daarover gesproken met iemand van VluchtelingenWerk Nederland en die was het ook niet helemaal duidelijk. Misschien kan de staatssecretaris daarop nog even ingaan?
De heer Verhagen:
Ik wil wel onderstrepen dat tegen ex-asielzoekers op dit punt niet anders moet worden opgetreden dan tegen anderen.
Voorzitter! Er is gesproken over de schriftelijke aankondiging aan de mensen die hun verblijfsvergunning moeten verlengen. Als initiatiefnemer hecht ik eraan op te merken dat de initiatiefwet nadrukkelijk uitgaat van een eigen verantwoordelijkheid van de mensen met betrekking tot het aangeven dat men naar Nederland wil komen en waarom. Ook voor het verlengen van de verblijfsvergunning heeft men een eigen verantwoordelijkheid. Men dient bovendien de overheid te informeren waar men woonachtig is. Het past in het kader van dit wetsvoorstel dat wij ook op dit punt een eenduidige lijn trekken.
Mijnheer de voorzitter! Ik hoop dat ik de leden van uw Kamer naar behoren heb beantwoord in mijn tweede termijn.
Staatssecretaris Schmitz:
Voorzitter! Juist vanwege de discretionaire bevoegdheid ga ik nog even in op de definitie in de hardheidsclausule. Ik zou ertegen dat al te strikt vast te leggen. Het gaat immers juist om de bevoegdheid om in bepaalde omstandigheden een uitzondering voor een bepaald individueel geval te maken. Als er geen redelijk doel mee gediend is, kan het heel schrijnend zijn. Het hoeft niet per definitie schrijnend te zijn, omdat er geen redelijk doel mee gediend is. Wij hebben ook te maken met de geest van de wet, die ook een zekere preventieve werking bedoeld te hebben. Dat moeten wij niet vergeten. Ik blijf dus bij de formulering schrijnend. In de persoon gelegen omstandigheden moeten dan uitmaken wanneer die uitzondering wordt bepaald.
Mevrouw Le Poole sprak over de categorie van mensen met medische argumenten. De heer Verhagen heeft al geduid op de relatie met de Koppelingswet. Bij iemand die uitgeprocedeerd raakt omdat hij geen vluchteling is, terwijl er medische redenen zijn waarom hij hier wel kan blijven, kan langs de lijn van de asielaanvragen een VTV-humanitair worden verleend. Dan wordt de MVV niet tegengeworpen.
De heer De Boer heeft als datum voor inwerkingtreding gepleit voor 1 oktober. Gezien de lange duur van de behandeling kan ik mij dat best voorstellen, maar tijdens de behandeling hebben wij steeds gestreefd naar gelijktijdige inwerkingtreding met de Koppelingswet. Deze gaat per 1 juli aanstaande in, althans, wij hebben daar donderdag in de Tweede Kamer nog een debat over. Er zijn bepaalde problemen aangeduid waarover de Tweede Kamer nog wenst te discussiëren. In het algemeen staat er de datum van 1 juli voor. Ik blijf dus bij mijn streven naar 1 september, tenzij de Tweede Kamer na haar reces aangeeft dat zij meer tijd nodig heeft voor de behandeling van de AMvB. Dan moet ik niet onredelijk zijn en ten aanzien van mij zelf de hardheid toepassen om de datum iets te verschuiven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van wet wordt zonder stemming aangenomen.
De voorzitter:
De aanwezige leden van de fractie van GroenLinks wordt conform artikel 121 van het Reglement van orde aantekening verleend, dat zij geacht willen worden zich niet met het voorstel van wet te hebben kunnen verenigen.
Sluiting 17.55 uur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-19971998-1757-1765.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.