Aan de orde is de behandeling van:

het voorstel van rijkswet Goedkeuring van het op 17 januari 1995 te Antwerpen tot stand gekomen Verdrag inzake de samenwerking op het gebied van cultuur, onderwijs, wetenschappen en welzijn tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap in het Koninkrijk België (24434, R1550).

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Stoffelen, die zijn maidenspeech zal uitspreken.

De heer Stoffelen (PvdA):

Voorzitter! Graag gaan wij akkoord met dit voorstel tot goedkeuring van het cultureel verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse gemeenschap. Op zichzelf zou dat een reden zijn, zeker op de laatste dag voor het reces, om het woord niet te voeren. Na de behandeling in de Tweede Kamer is er echter nog sprake van een los eind, een probleempje. De Tweede Kamer aanvaardde twee moties, de motie-Lilipaly c.s en de motie-Beinema c.s. De eerste motie stelt dat het verdrag ook een dynamische functie heeft en dat er budgettair extra ruimte moet komen. Deze motie werd door beide staatssecretarissen opgevat als een ondersteuning van het beleid.

Anders ligt het bij de tweede motie, de motie-Beinema c.s. De heer Beinema had in zijn bijdrage namelijk te kennen gegeven dat het verdrag er eigenlijk niet had moeten liggen. De motie spreekt uit dat parlementaire controle heel belangrijk is en dat controle door de interparlementaire commissie van de Taalunie de voorkeur verdient boven toezicht op de uitvoering van het cultureel verdrag door een niet-parlementaire commissie. Op zichzelf is dat zeker waar. De motie spreekt verder uit, althans zo lezen wij het, dat de activiteiten in het kader van het cultureel verdrag gaandeweg binnen de werkingssfeer van de Taalunie worden gebracht. Een zo groot mogelijke integratie dus. Staatssecretaris Nuis reageerde als iemand die geliefkoosd wordt door een stekelvarkentje. Geprikt en geprikkeld. Zeer ongelukkig met deze motie.

Voorzitter! Voordat wij goedkeuring geven aan dit verdrag moeten wij weten of dit wel of niet een tijdelijk noodverbandachtig cultureel verdrag is dat zo snel mogelijk dient te verdwijnen. Of is dit een verdrag dat loyale en royale dynamische en creatieve uitvoering verdient? Anders gezegd: hoe gaan de bewindslieden deze motie uitvoeren? Wordt het een uitvoering van het verdrag zoals Beinema wil, een zo groot als maar enigszins mogelijke integratie met de Taalunie of wordt het die enthousiaste en dynamische uitvoering waarover ik zo-even sprak? Een uitvoering met vermijding van onnodige dubbeloptoestanden, bekijkend wat samen met de Taalunie gedaan kan worden. Wij zijn voor deze laatstgenoemde uitvoering van het cultureel verdrag. Niet zunig, niet benepen, maar royaal en voluit.

De voorzitter:

Dank u wel. Traditiegetrouw zou ik u als eerste willen gelukwensen met deze maidenspeech. Die speech was kort, want u behoeft uw reputatie als parlementariër niet meer te vestigen. Dat u als enige en kort spreekt over dit verdrag met België zegt iets over de gewijzigde verhoudingen tussen onze beide landen en binnen dit land en deze Kamer.

Bijna 26 jaar geleden kwam u de Tweede Kamer binnen op de rode loper als aanhanger van de polarisatiegedachte. Het is 26 jaar geleden en er kan veel gebeuren. U verliet de Tweede Kamer 23 jaar later via de roltrap. In uw afscheidswoord daar heeft u gezegd: dat noemt men vernieuwing. Hier kwam u op de rode loper binnen, een tikkeltje vertraagd, maar ik kan u garanderen: wanneer u hier ook weer weggaat, of dat over drie, zeven of elf jaar zal zijn, het zal ook weer via de rode loper gebeuren. Ik hoop dat de Kamer in de tussentijd buitengewoon mag profiteren van uw kennis en ervaring en uw vermogen om hard en gedegen te werken. Gelukwensen met deze maidenspeech!

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Nuis:

Voorzitter! Ik voeg mijn gelukwensen voor de maidenspeech van de heer Stoffelen toe aan die van de leden. Ik ben blij dat ik de gelegenheid heb om iets te zeggen over het nieuwe culturele verdrag met Vlaanderen.

Ik ben het van harte met de heer Stoffelen eens dat dit een belangrijk verdrag kan en moet worden. Beide regeringen zullen daar volgaarne aan meewerken.

Ik memoreer hetgeen in de Tweede Kamer bij de behandeling van dit verdrag naar voren is gebracht. Ik ga daarvoor even terug in de geschiedenis. In de tijd dat wij nog geen cultureel verdrag met Vlaanderen hadden, was er wel een Taalunieverdrag. Degenen die zich hier actief mee beziggehouden hebben – ik behoorde daar ook toe – voelden het ontbreken van een cultureel verdrag als een gemis. Er was wel een verdrag met België maar niet met Vlaanderen. Er was een soort van niemandsland en wij hebben getracht dat zo goed mogelijk op te vullen. Wij zijn op het idee gekomen, het Taalunieverdrag ruimer te interpreteren.

Vervolgens is het cultureel verdrag gesloten en nu is er een nieuwe situatie ontstaan. Er is een Taalunieverdrag dat, in tegenstelling tot vroeger, springlevend is. Dat verdrag heeft betrekking op de taal en op de cultuur die direct met de taal verbonden is. Daarnaast is er een verdrag voor cultuur in ruimere zin. Hieronder vallen bijvoorbeeld ook onderwijs en sport. Deze twee verdragen moeten in goede samenwerking tot ontwikkeling worden gebracht.

De regering is van mening dat dit beter is dan alleen een verdrag dat betrekking heeft op de taal. De taal is een gemeenschappelijke erfgoed in de volle betekenis van het woord. Het Nederlands is een taal van Nederlanders en Vlamingen. De cultuur van Nederland en Vlaanderen is zeer hecht verweven, maar is niet precies hetzelfde. Daarom is het goed dat er verschillende verdragen zijn, die in goede harmonie worden uitgewerkt.

De heer Beinema heeft tijdens zijn eerste termijn in de Tweede Kamer een toon gezet die in het verleden zeer begrijpelijk was. Toen was er nog alleen het Taalunieverdrag. Dit verdrag heeft ook het aantrekkelijke element van parlementaire controle. Niettemin is in de loop van de beraadslagingen in de Tweede Kamer – ik vond dat een mooi voorbeeld van gemeen overleg – gebleken dat men dit verdrag niet zag als een voorlopige voorziening die spoedig voor een betere moest worden ingeruild. Deze door mij naar voren gebrachte gedachtegang werd breed door de Kamer onderschreven. In feite heeft de heer Beinema in tweede termijn afstand genomen van de inzet dat het verdrag er eigenlijk niet moest komen.

Voorzitter! De motie is dan ook als gevolg van de discussie gewijzigd. Eigenlijk moet je de Handelingen erop nalezen om te kunnen beoordelen op welke wijze, deze op het laatste moment gewijzigde, motie moet worden geïnterpreteerd. Oorspronkelijk stond er wel degelijk dat het Taalunieverdrag als het ware moest worden uitgebreid, hetgeen dus in mindering gebracht zou worden op het cultuurverdrag. In de huidige tekst staat alleen dat activiteiten die onder het Taalunieverdrag vallen, daar ook onder moeten blijven vallen en dat nieuwe activiteiten op dat terrein – voorzover die er zijn – ook daaronder thuishoren. Dat is mijn interpretatie van de motie. Ik heb begrepen dat ook de Tweede Kamer deze interpretatie daaraan heeft gegeven. Er zullen straks twee culturele verdragen zijn, één betreffende de taal en één betreffende de overige cultuuronderdelen. Wij gaan daarmee samen met Vlaanderen in zee. Dat slaat niet alleen op de onderlinge verhoudingen, maar ook op het gezamenlijk optreden naar buiten, voorzover nuttig en noodzakelijk.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het voorstel van rijkswet wordt zonder stemming aangenomen.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Naar boven