Aan de orde is de stemming in verband met het Voorstel van wet van het lid Van Boxtel houdende regels tot versterking van de rechtspositie van hen die een medische keuring ondergaan (Wet op de medische keuringen) (23259).

(Zie vergadering van 15 april 1997.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.

Mevrouw Van Leeuwen (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Hoewel de CDA-fractie met de doelstellingen van het initiatiefwetsvoorstel in belangrijke mate kon instemmen, had zij, naast een uitgesproken voorkeur voor zelfregulering, een aantal andere bezwaren van wezenlijke aard.

Het hoofdbezwaar, een ongelijke behandeling van publieke en private sector, is weggenomen door de duidelijke toezegging dat het wetsvoorstel gelijktijdig met de invoering van toepassing zal worden verklaard op de gehele openbare dienst inclusief de lagere overheden. Het kabinet zal hiertoe met aanvullende wetgeving komen. Ook heeft zowel de initiatiefnemer als het kabinet, mede naar aanleiding van ons pleidooi, toegezegd dat de bestaande HIV-gedragscode, het moratorium van erfelijkheidsonderzoek en het protocol aanstellingskeuringen als een eerste invulling van de wet zullen worden gezien. Ten slotte heeft het kabinet toegezegd, ondanks de verwerping van het amendement-Dankers in de Tweede Kamer, te zullen bevorderen dat een maximering van de inkomensgrens voor verzekeringen met periodieke uitkeringen in de wet zal worden opgenomen.

Met deze drie herhaalde toezeggingen én de toezegging dat in het kader van de Pensioen- en spaarfondsenwet de vinger aan de pols zal worden gehouden, wil de CDA-fractie – ondanks nog bestaande bezwaren over de werking en de kwaliteit van dit initiatiefwetsvoorstel en gelet op de belangen van de vele werknemers en werkzoekenden met een handicap – haar steun aan het initiatiefwetsvoorstel niet onthouden.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Naar boven