26ste vergadering

Dinsdag 22 april 1997

10.00 uur

Voorzitter: Postma

Tegenwoordig zijn 64 leden, te weten:

Baarda, Batenburg, De Beer, Van den Berg, Bierman, De Boer, Boorsma, Braks, Van den Broek-Laman Trip, Cohen, Dees, Van Dijk, Van Eekelen, Van Gennip, Ginjaar, Glastra van Loon, Glasz, Van Graafeiland, De Haze Winkelman, Heijmans, Hendriks, Hessing, Van Heukelum, Hilarides, Hirsch Ballin, Hofstede, Holdijk, Jaarsma, De Jager, Ketting, Korthals Altes, J. van Leeuwen, L.M. van Leeuwen, Linthorst, Lodewijks, Loudon, Luijten, Luimstra-Albeda, Lycklama à Nijeholt, Meeter, Michiels van Kessenich-Hoogendam, Pit, Pitstra, Postma, Rensema, Roscam Abbing-Bos, Schoondergang-Horikx, Schuurman, Schuyer, Staal, Steenkamp, Talsma, Tuinstra, Varekamp, Ter Veld, Veling, Vrisekoop, Werner, Wiegel, De Wit, Wöltgens, Van de Zandschulp, Zijlstra en Zwerver,

en mevrouw De Boer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mevrouw Jorritsma-Lebbink, minister van Verkeer en Waterstaat, mevrouw Borst-Eilers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heren Tommel, staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en De Grave, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsmede de heer Van Boxtel, lid van de Tweede Kamer, mevrouw M. Delwig en de heer H.J.J. Leenen.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Eversdijk en Verbeek, wegens verblijf buitenslands;

Heijne Makkreel, wegens ziekte;

Le Poole en Grol-Overling, wegens verblijf buitenslands, ook volgende week.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Met betrekking tot de ontwerpbesluiten die voorlagen in de bijeenkomst van het Uitvoerend Comité Schengen van 25 april kan ik u in aansluiting op mijn eerdere mededeling aan de Kamer op 7 april jongstleden thans het volgende meedelen.

De betrokken vaste commissies van de Kamer stellen voor, op grond van het gehouden beraad, dat geen uitdrukkelijke instemming noodzakelijk is. Ik stel aan de Kamer voor, dit advies te volgen en zal vervolgens de betrokken bewindslieden omtrent het besluit van de Kamer berichten.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven