Vragen van het lid Rajkowski (VVD) aan de Minister van Asiel en Migratie over het bericht «Ministerie en IND: uitzetting van Mikael en moeder naar Armenië onvermijdelijk» (ingezonden 5 augustus 2024).

Antwoord van Minister Faber-van de Klashorst (Asiel en Migratie) (ontvangen 16 oktober 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2337.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Ministerie en IND: uitzetting van Mikael en moeder naar Armenië onvermijdelijk»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u toelichten hoe de beoordeling in de asielprocedure in algemene zin wettelijk is geregeld ten aanzien van het stapelen van procedures en herhaalde aanvragen en welke rechten aanvragers hebben?

Antwoord 2

Na een definitieve afwijzing op een asielverzoek kan een asielzoeker een herhaald (opvolgend) asielverzoek indienen als zij/hij vindt dat er nieuwe feiten en omstandigheden (nieuwe elementen en bevindingen) zijn waardoor hij alsnog voor asielbescherming in aanmerking komt. Dit is een zogeheten herhaalde asielaanvraag. Daarnaast zijn ook reguliere vervolgaanvragen mogelijk, zoals voor medische behandeling en gezinshereniging.

De procedure voor het beoordelen van opvolgende asielaanvragen is ingericht conform de wettelijke (inter-)nationale kaders, zoals bijvoorbeeld de Procedurerichtlijn. Wanneer een aanvraag niet compleet is, krijgt de vreemdeling een termijn om de aanvraag compleet te maken. Wanneer dat niet gebeurt, stelt de IND de aanvraag buiten behandeling. Hierdoor worden incomplete aanvragen snel afgedaan, komen deze aanvragen niet terecht in de procedure en kan het terugkeerproces snel doorgang vinden. De asielzoeker heeft vervolgens nog de mogelijkheid om tegen dit besluit in beroep te gaan, maar dat kent in die gevallen niet altijd opschortende werking.

Zijn er wel nieuwe feiten en omstandigheden aangedragen en is de aanvraag in persoon ingediend, dan wordt bepaald of er een gehoor moet plaatsvinden of niet. Tijdens het gehoor bespreekt de IND niet het hele asielrelaas opnieuw, maar gaat het om de nieuwe feiten en omstandigheden. Het is mogelijk bij herhaalde asielaanvragen het gehoor achterwege te laten wanneer de IND op basis van de stukken oordeelt dat de aanvraag geen kans van slagen heeft. De IND kan kansloze herhaalde aanvragen zo versneld schriftelijk afdoen. Ook hier geldt dat de asielzoeker vervolgens nog de mogelijkheid heeft om tegen dit besluit in beroep te gaan, maar dat kent in die gevallen niet altijd opschortende werking.

Vraag 3

Hoe vaak is na het vaststellen van de afsluitingsregeling van het Kinderpardon nog een beroep gedaan op deze regeling? In hoeveel gevallen leidde dat tot een toewijzing en hoe vaak tot een afwijzing?

Antwoord 3

In totaal zijn 1.100 kinderen en 1.090 daarbij behorende volwassenen in eerste aanleg (her)beoordeeld op grond van de Afsluitingsregeling Langdurig Verblijvende Kinderen (ARLVK).2 De IND heeft in 2019 op alle aanvragen in eerste aanleg beslist. Er lopen echter nog wel bezwaar- en beroepsprocedures tegen de ARLVK beslissingen.

 

Inwilliging

Afwijzing

Overige afdoening

Eindtotaal

kind

volwassen

kind

volwassen

kind

volwassen

 

Herbeoordeling

235

214

28

26

 

1

504

Aanvraag

334

288

411

483

92

78

1.686

Eindtotaal

569

502

439

509

92

79

2.1901

X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 19 637, nr. 2584

Vraag 4

Hoeveel verzoeken werden het afgelopen jaar nog ingediend en hoe wordt met deze verzoeken om gegaan?

Antwoord 4

Aanvragen voor de Afsluitingsregeling Langdurig Verblijvende Kinderen dienden binnen twee weken na de inwerkingtreding, op 29 januari 2019, van de Afsluitingsregeling te worden ingediend. In het afgelopen jaar zijn derhalve geen verzoeken meer ingediend.

Vraag 5

Wat zijn de voorwaarden voor toewijzing van de afsluitingsregeling Kinderpardon en wat is destijds de ratio geweest achter deze voorwaarden? Is het juist dat een voorwaarde van de regeling is dat aanvragers en hun ouders beschikbaar en in beeld moesten zijn voor de overheid en zich niet mochten hebben onttrokken daaraan? Waarom is dat zo?

Antwoord 5

Over de voorwaarden voor toewijzing van de Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen (hierna: de ARLVK) is uw Kamer geïnformeerd bij brieven van 29 januari 20194 en 15 februari 2019.5 De voorwaarden voor de ARLVK staan uiteengezet in paragraaf B9/6.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000, de contra-indicaties in paragraaf B9/6.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000. De Afsluitingsregeling was een tijdelijke regeling die in de plaats kwam van de Definitieve regeling langdurig verblijvende kinderen. De bepalingen van de Definitieve regeling, die grotendeels zijn overgenomen in de Afsluitingsregeling, zijn door mijn voorganger nader toegelicht in het debat met uw Kamer op 12 maart 2013.

Een van de voorwaarden voor vergunningverlening onder de Afsluitingsregeling is dat de vreemdeling zich gedurende de periode van 29 januari 2014 tot 29 januari 2019 niet langer dan een aaneengesloten periode van drie maanden heeft onttrokken aan het toezicht van IND, DT&V, COA of AVIM (in het kader van de meldplicht), of in het geval van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, van voogdijinstelling Nidos. De ratio hierachter is geweest dat de vreemdeling tijdens zijn verblijf in beeld moet zijn van de vreemdelingenketen. Hier is bewust voor gekozen omdat deze organisaties de taak hebben toezicht op vreemdelingen te houden, waar bijvoorbeeld gemeenten of scholen dat niet als taak hebben. Verder is de ratio geweest dat van een vreemdelingen een actieve houding wordt verwacht om in beeld te treden en blijven bij de instanties in de vreemdelingenketen en zij niet mogen berusten in hun onrechtmatige verblijf hier te lande. Onder omstandigheden kan er afgeweken worden van deze drie maanden-termijn en geldt daar bovenop een 3 jaren-termijn. Dit is toegelicht in de brief aan uw Kamer van 27 maart 20156.

Een van de contra-indicaties waardoor de IND geen vergunning verleent, is als de vreemdeling niet beschikbaar is geweest in het kader van vertrek. De ratio van deze contra-indicatie is geweest een balans te treffen in de verantwoordelijkheid voor het langdurig verblijf van de vreemdeling. Indien de vreemdeling zich niet of onvoldoende beschikbaar heeft gehouden (om te werken aan vertrek, het verblijf te legaliseren, etc.), bestaat er geen aanleiding de vreemdeling te begunstigen omdat het langdurig verblijf dan aan de vreemdeling zelf is te wijten. Voorkomen moet immers worden dat vreemdelingen die bijvoorbeeld de illegaliteit verkozen door met onbekende bestemming te vertrekken, toch in aanmerking komen voor deze regeling. Voornoemde voorwaarde en contra-indicatie worden enkel in samenhang tegengeworpen.

Het is aldus een bewuste beleidskeuze geweest om niet aan elk kind dat langdurig in Nederland verblijft een begunstigende vergunning te verlenen, maar om hier nog specifieke voorwaarden aan te stellen.

Vraag 6

Is het juist dat een politieke beslissing over een individuele asielaanvraag niet langer aan de orde is, sinds in 2019 de discretionaire bevoegdheid van bewindspersonen is afgeschaft om een uitzondering te maken voor individuele asielaanvragen?

Antwoord 6

Een asielaanvraag wordt altijd individueel beoordeeld en is nooit een politieke beslissing, maar volgt uit een objectieve weging van de risico’s bij terugkeer. Indien met »een politieke beslissing over een individuele asielaanvraag» gedoeld wordt op de uitoefening van de discretionaire bevoegdheid, dan is het antwoord dat sinds 1 mei 2019 de uitoefening van de discretionaire bevoegdheid is beperkt in tijd, namelijk gedurende de eerste aanvraagprocedure. Overigens had c.q. heeft de discretionaire bevoegdheid destijds en ook nu niet alleen betrekking op asielaanvragen, maar ook op reguliere aanvragen.

De bevoegdheid is aan dg IND gemandateerd met de nadrukkelijke intentie om tot een ambtelijke afdoening te komen. Formeel blijkt elke mandaatgever het mandaat behouden.

Vraag 7

Is het juist dat deze bevoegdheid momenteel ambtelijk is belegd bij de directeur-generaal van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en deze daar bij een eerste verblijfsaanvraag gebruik van kan maken? Zo nee, hoe zit het wel?

Antwoord 7

Het mandaat om gedurende de eerste aanvraagprocedure een verblijfsvergunning af te geven op grond van een samenstel van schrijnende omstandigheden is in mei 2019 aan dg IND verstrekt. Het is de nadrukkelijke intentie geweest om met de wijziging tot een ambtelijke afdoening te komen. Formeel blijft elke mandaatgever het mandaat behouden.

Vraag 8

Hoeveel aanvragen zijn sinds 2019 per jaar voorgelegd aan de directeur-generaal van de IND vanwege schrijnende omstandigheden? Tijdens hoeveel van deze aanvragen heeft de directeur-generaal daadwerkelijk besloten een verblijfsvergunning te verlenen?

Antwoord 8

De nieuwe werkwijze houdt in dat de IND sinds 1 mei 2019 in alle eerste aanvragen die in Nederland zijn ingediend, ambtshalve toetst of er sprake is van een schrijnende situatie. Er wordt niet apart geregistreerd in hoeveel zaken de vreemdeling aangeeft dat hij vindt dat er sprake is van een schrijnende situatie, omdat de IND in alle eerste aanvragen ambtshalve toetst of er sprake is van schrijnendheid. In de periode van 1 mei 2019 tot 12 augustus 2024 heeft de DG IND in totaal in 17 zaken van de discretionaire bevoegdheid gebruik gemaakt. Eén zaak kan betrekking hebben op meerdere personen (gezinsleden).

Vraag 9

Op welke manier en op welk moment wordt in algemene zin schrijnendheid in procedures meegewogen door de IND en door de rechter? Wordt hierbij bijvoorbeeld ook gekeken of het minderjarigen betreft? Wordt hierbij ook gekeken naar het gedrag van ouders/voogden zoals het onttrekken aan toezicht? Naar welke (andere) omstandigheden wordt er gekeken voordat een asielaanvraag in aanmerking komt voor een uitzondering?

Antwoord 9

Alleen gedurende de eerste aanvraagprocedure mag schrijnendheid worden meegewogen door de IND. Het dient te gaan om een samenstel van omstandigheden die zich in Nederland hebben voorgedaan; omstandigheden in het land van herkomst of tijdens de reis worden in beginsel niet meegenomen in de beoordeling. De omstandigheden kunnen zeer persoonlijk zijn en er is dan ook geen uitputtende opsomming van te geven. Gedrag van ouders/voogden is dan ook niet bij voorbaat uitgesloten. In de Vreemdelingencirculaire worden als voorbeelden van oorzaken van individuele en schrijnende omstandigheden genoemd: ernstige medische problemen, overlijden in Nederland van een gezinslid van betrokken vreemdeling, gender-gerelateerde aspecten, traumatische ervaringen die in Nederland hebben plaatsgevonden. Omdat het dient te gaan om een samenstel van schrijnende omstandigheden, dienen meerdere omstandigheden van toepassing te zijn. Bij de beoordeling van de omstandigheden kan specifiek aandacht worden gegeven aan de omstandigheden van het kind.

Vraag 10

Klopt het dat degene tijdens de hele procedure van de eerste verblijfsaanvraag schrijnende omstandigheden kan aanvoeren? Zo nee, hoe zit het wel?

Antwoord 10

Ja.

Vraag 11

Welk effect heeft het afschaffen van de discretionaire bevoegdheid gehad op het stapelen en rekken van procedures, waarmee in het verleden vaak schrijnende situaties ontstonden? Welke (andere) effecten het afschaffen gehad?

Antwoord 11

Er kan een veelvoud aan omstandigheden zijn dat maakt dat het voor een vreemdeling opportuun is om zich op verschillende toelatingskaders te beroepen en verschillende procedures te doorlopen – al dan niet succesvol. Beleidswijzigingen in verblijfsregelingen kunnen daar invloed op hebben gehad. Het valt dus niet zonder meer vast te stellen welk effect het afschaffen van deze regeling heeft gehad.

Een asielzoeker behoudt altijd het recht om een nieuw verzoek in te dienen en daarmee een nieuwe procedure te starten. Het afschaffen van de discretionaire bevoegdheid staat daar niet aan in de weg. Daarom zijn de processen bij herhaalde asielaanvragen en terugkeer zo efficiënt mogelijk ingericht.

Vraag 12

Hoe wordt geborgd dat na een definitieve beslissing tot afwijzing het vertrek daadwerkelijk en op humane wijze plaatsvindt en hoe wordt dit geregeld in het geval kinderen betrokken zijn?

Antwoord 12

Vreemdelingen die geen recht hebben op verblijf in Nederland, bijvoorbeeld vanwege een definitieve afwijzing op hun asielverzoek, moeten Nederland verlaten. De Dienst Terugkeer en Vertrek helpt om dit vertrek te realiseren. Vertrek is bij voorkeur zelfstandig (vrijwillig) en wordt actief ondersteund door de DTenV en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). De meeste vreemdelingen verlaten Nederland dan ook zelfstandig.

Wanneer een vreemdeling niet meewerkt aan vertrek, wordt ingezet op gedwongen vertrek.

Vertrekplichtige gezinnen met minderjarige kinderen hebben gedurende de vertrekprocedure recht op onderdak totdat de kinderen 18 jaar zijn. Deze gezinnen worden geplaatst in op vertrek gerichte gezinslocaties waar kinderen onder meer toegang hebben tot onderwijs. Om ervoor te zorgen dat een vreemdeling beschikbaar blijft voor de vertrekprocedure kunnen toezichtsmaatregelen worden toegepast. Zo krijgen meerderjarige vreemdelingen die verblijven op een gezinslocatie een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd.

Een andere, uiterste, toezichtsmaatregel is vreemdelingenbewaring. Dit is een ingrijpende maatregel. Zeker voor minderjarigen. Om die reden is de maatregel een ultimum remedium. Wanneer er sprake is van gezinnen met minderjarige kinderen wordt de maatregel nog meer dan gebruikelijk met sterke terughoudendheid toegepast conform artikel A5/2.4. Vreemdelingencirculaire 2000. Toch kan het nodig zijn om vreemdelingenbewaring toe te passen om zo het gezin beschikbaar te houden voor het daadwerkelijke vertrek. Naast de reguliere voorwaarden moet in het geval van een gezin met minderjarigen ook worden voldaan aan aanvullende voorwaarden. Zo duurt de bewaring zo kort mogelijk; de uitzetting moet in beginsel binnen twee weken kunnen worden gerealiseerd. De maatregel van bewaring wordt door de rechter getoetst. De tenuitvoerlegging van de maatregel vindt plaats in Justitieel Complex Zeist (JCZ), waar de Gesloten Gezinsvoorziening (GGV) is gevestigd. Deze locatie is speciaal voor gezinnen met minderjarigen ontwikkeld met een minimale detentiebeleving. Zo verblijven de gezinnen in een eigen woning op het terrein, is er volledige bewegingsvrijheid binnen het complex en toegang tot speel- en sportvoorzieningen.

Bij de effectuering van het vertrek wordt het gezin waar nodig geëscorteerd door de Koninklijke Marechaussee en vervolgens overgedragen aan de autoriteiten van het bestemmingsland. Voor een uitgebreidere beschrijving over dit proces verwijs ik naar de beantwoording van vragen van de leden Koekkoek (Volt) en Teunissen (PvdD).7

armenie-onvermijdelijk)


X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 19 637, nr. 2584

X Noot
4

Kamerstukken II 2018/19, 19 637, nr. 2459

X Noot
5

Kamerstukken II 2018/19, 19 637, nr. 2472

X Noot
6

Kamerstukken II, 2015/15, 19 637, nr. 1968

X Noot
7

Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 2310

Naar boven