Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 137 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 137 |
Sinds wanneer bent u op de hoogte van de grote tekorten bij de sociale werkplaatsen (SW's) in zowel financiële middelen als menskracht?1
Sinds mijn aantreden heb ik vele gesprekken gevoerd met gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven over hoe zij zorgen voor baankansen van mensen voor wie het hebben van werk helaas nog niet vanzelfsprekend is. Ik heb tijdens mijn werkbezoeken diverse voorbeelden gezien waarin sociaal ontwikkelbedrijven erin slagen hun bedrijfsvoering aan te passen aan de doelstellingen van de Participatiewet. Tegelijkertijd heb ik ook gehoord over de uitdagingen die sociaal ontwikkelbedrijven daarbij ondervinden. Bijvoorbeeld omdat de uitstroom van mensen die vallen onder de Wet sociale werkvoorziening (hierna: Wsw) sneller gaat dan verwacht en deze uitstroom voor de bedrijven niet overal evenredig wordt opgevangen door nieuwe instroom van mensen die vallen onder de Participatiewet, maar ook omdat er financiële tekorten zijn.
Omdat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de rol en positie van sociaal ontwikkelbedrijven, is het in de eerste instantie aan hen om deze uitdagingen passend te beantwoorden. In de brief «Sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk» die de Tweede Kamer op 6 juli van mij ontving2, schets ik een uitgebreid beeld van factoren die van invloed zijn op de financiële gezondheid van sociaal ontwikkelbedrijven en presenteer ik een eerste set maatregelen waarmee deze financiële gezondheid bevorderd kan worden.
Waarom heeft u ervoor gekozen om slechts een vijfde van het financiële tekort bij SW’s te dekken met extra subsidie?3
In de hiervoor vermelde brief aan uw Kamer van 6 juli jl. heb ik beschreven welke stappen ik zet om beschut werk te stimuleren. Onderdeel hiervan is een structurele investering die oploopt van € 23,1 miljoen in 2024 naar € 64,7 miljoen in de structurele situatie. Deze bedragen gaan uit van een verhoging van € 2.157 per werkplek (prijsniveau 2023). Deze verhoging heb ik gebaseerd op het rapport «De kosten en uitvoering van beschut werkplekken in Nederland» van Significant APE dat ik u onlangs bij de brief «Sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk» heb doen toekomen. Het rapport constateert dat gemeenten gemiddeld tot € 10.202 (prijsniveau 2021, gemiddelde inclusief uitbijters) moeten bijleggen op de financiering voor een plek beschut werk. Achter dit gemiddelde zit veel variatie tussen sociaal ontwikkelbedrijven en werksoorten. Daarom is per kostencomponent gekeken naar de best presterende sociaal ontwikkelbedrijven.
Alleen voor de kostencomponent netto toegevoegde waarde is uitgegaan van het gewogen gemiddelde, omdat deze component erg afhankelijk is van de persoon met een indicatie en sociaal ontwikkelbedrijven niet kunnen sturen op hun aannamebeleid. Hiermee kom ik tot het bedrag van € 2.157 per plek.
Door van deze systematiek uit te gaan, houd ik rekening met potentiële verbeteringen bij gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven. De bevindingen en aanbevelingen in het rapport van Significant APE wijzen ook op dit potentieel. Zo zouden sociaal ontwikkelbedrijven een meer divers aanbod van werk kunnen organiseren, onder meer buiten de eigen binnenomgeving. Een divers aanbod van werk zorgt ervoor dat mensen zich beter kunnen ontwikkelen en passender aan het werk kunnen worden geholpen. Ook kunnen gemeenten de mogelijkheden van de loonwaardebepaling beter benutten om deze te meten over een relevante periode. Het rapport signaleert dat werknemers in beschut werk wisselende arbeidsprestaties hebben binnen een bepaalde periode, waardoor de loonkostensubsidie te laag kan uitvallen. In mijn reactie op rapportages over de uitvoering van de uniforme loonwaardebepaling van 30 augustus jl.4 heb ik aangekondigd dat ik samen met de VNG en het College van Deskundigen Uniforme Loonwaardebepaling gemeenten zal informeren over de mogelijkheden die de uniforme loonwaardemethode biedt om rekening te houden met wisselende arbeidsprestaties binnen een bepaalde periode. Ik ben voornemens te laten monitoren of de uitvoering op deze en andere punten de komende tijd verbetert.
Naast de investering in beschut werk heb ik voor 2024 ook 63,9 miljoen op de SZW-begroting gereserveerd om gemeenten tegemoet te komen in de bredere financiële uitdagingen die zij ervaren rondom de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven.
Herkent u het beeld dat gemeenten zelf bij moeten springen om de kosten bij SW’s te dekken? Om welk bedrag gaat dit voor alle gemeenten samen?
Ja, in sommige gevallen is dit zo. Omdat sociaal ontwikkelbedrijven verschillende taken uitvoeren, verschillend zijn georganiseerd en op basis van uiteenlopende operationele afspraken met gemeenten activiteiten uitvoeren, is geen eenduidig beeld te geven van het financieel resultaat van deze bedrijven. Wel publiceert Cedris, de landelijke vereniging voor een inclusieve arbeidsmarkt, jaarlijks de sectorinformatie. In deze sectorinformatie wordt een beeld geschetst van hoe de financiële staat van sociaal ontwikkelbedrijven er volgens Cedris uitziet. De sectorinformatie over het jaar 2022 is recent door Cedris gepubliceerd5.
In de brief «Reactie motie Slootweg en Van Kent: quick scan sociale werkbedrijven» van 11 november 20216 is een uitgebreider beeld geschetst van mechanismes die bepalend zijn voor de financiële situatie bij de uitvoering van de Wsw. Hiervoor stelt het Rijk jaarlijks middelen beschikbaar. In 2023 bedraagt het Rijksbudget voor de Wsw ruim 1,8 miljard euro. Daarnaast kunnen sociaal ontwikkelbedrijven aanspraak maken op regelingen zoals de no-risk polis, loonkostensubsidie, het lage inkomensvoordeel (LIV) en in sommige gevallen het loonkostenvoordeel. Verder is het zo dat voor de financiële positie van sociaal ontwikkelbedrijven ook het operationeel resultaat relevant is. Het operationeel resultaat wordt voor een groot deel bepaald door algemene bedrijfskosten en de verhouding tussen de productiviteit van medewerkers, de bedrijfsinkomsten en de loonkosten. Het derde onderdeel van de financiering is de eventuele bijdrage van gemeenten. Dit omdat gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor het gevoerde beleid ten aanzien van hun sociaal ontwikkelbedrijven en operationele afspraken die hieruit volgen. Dit betekent dat het aan gemeenten is om eventuele tekorten op de uitvoering van de Wsw aan te vullen én zij zelf mogen besluiten hoe eventuele overschotten worden besteed.
Is het doel van uw beleid om mensen en gemeenten af te schrikken van het gebruik van SW’s? Ziet u dat dit het resultaat is van uw beleid?
Nee. De inzet van het demissionaire kabinet is om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen een goed bestaan hebben en mee kunnen doen op plek die bij ze past. Zodat mensen tot hun recht komen en hun talenten worden gezien, gestimuleerd en benut. Om dit te bereiken spelen sociaal ontwikkelbedrijven een belangrijke rol. Want mede door hun inzet krijgen mensen die niet, of niet zonder meer bij reguliere werkgevers aan de slag kunnen, een kans op de arbeidsmarkt. Hiermee dragen zij bij aan de bestaanszekerheid en het welzijn van mensen. Dit vind ik waardevol.
Bent u voornemens het volledige gat in de financiering van SW’s te dekken, zeker in het licht van de toenemende armoede en ongelijkheid?
Welk bedrag is nodig om het huidige financiële gat volledig te dekken?
Zoals ook is aangegeven in het antwoord op vraag 3, is geen volledig beeld te geven van het financieel resultaat en eventuele tekorten. Dit komt mede door de grote verscheidenheid aan sociaal ontwikkelbedrijven en de beperkte beschikbare financiële informatie. Wel publiceert Cedris jaarlijks de sectorinformatie. In deze sectorinformatie wordt een beeld geschetst van hoe de financiële staat van sociaal ontwikkelbedrijven er volgens Cedris uitziet. De sectorinformatie over het jaar 2022 is recent gepubliceerd. Daarnaast heb ik met mijn brief aan uw Kamer van 6 juli jl.7 u ook een onderzoeksrapport van bureau Berenschot toegestuurd. Dit rapport geeft een beeld van de huidige infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief, heb ik dit rapport – mede op uw verzoek – zo snel mogelijk aan uw Kamer verzonden, zodat ook uw Kamer en betrokken partijen de tijd hebben om het rapport te bestuderen. Ik kom later dit jaar met een uitgebreidere reactie op het rapport. Daarin neem ik ook handelingsperspectieven voor de langere termijn op. Tegelijkertijd zet ik de stappen die ik op de korte termijn samen met de VNG en Cedris kan zetten, hierover heb ik u in mijn brief van 6 juli jl. geïnformeerd. Daartoe behoren de extra middelen voor beschut werk en de voorgenomen impuls voor de infrastructuur.
Bij mijn reactie op het rapport zal ik ook het principiële punt van verantwoordelijkheid betrekken. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet. De keuzes die gemeenten hierin maken hebben invloed op de kosten. Binnen deze keuzes valt ook in welke mate zij sociaal ontwikkelbedrijven betrekken en welke sturing zij, direct of indirect, geven aan de bedrijfsvoering. Het is aan het Rijk om financiering te bieden die aansluit op de gestelde doelen van het stelsel, maar niet om alle financiële gevolgen van lokale beleidskeuzes te dekken.
Ik vind het belangrijk dat medewerkers van sociaal ontwikkelbedrijven kunnen rekenen op passende arbeidsvoorwaarden. De vaststelling van salarissen is echter een aangelegenheid voor gemeenten, sociaal ontwikkelbedrijven en de vertegenwoordiging van werknemers. Hierdoor ben ik terughoudend in het beoordelen van salarisniveaus.
Hierbij geldt voor iedereen met een dienstbetrekking – dus ook mensen die bij sociaal ontwikkelbedrijven werken- dat het wettelijk minimumloon en de wettelijke minimumvakantiebijslag de minimale beloning vormen. Hier moeten alle werkgevers zich aan houden. De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt hier toezicht op en legt sancties op in geval van onderbetaling van werknemers.
Het Rijk biedt financiering voor de uitvoering van de Wsw en de Participatiewet, waaronder voor beschut werk. Gemeenten hebben de vrijheid om deze middelen naar eigen inzicht te besteden, ook om arbeidsvoorwaarden te bekostigen. Deze financiering ontwikkelt zich jaarlijks met het accres (voor de Algemene uitkering van het Gemeentefonds), waaronder een loon- en prijscompensatie, en de LPO-systematiek (voor de Integratie-uitkering Participatie), wat financiële ruimte biedt voor verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden. Aanvullend hierop heeft het kabinet met de Voorjaarsnota8 besloten om gemeenten te compenseren voor de bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon voor medewerkers in de Wsw. Dit betreft een meerjarige reeks die toegevoegd wordt aan het Wsw-onderdeel in deze integratie-uitkering. De bedragen in de reeks lopen af met de afbouw van de Wsw. In 2023 gaat het om een bedrag van € 26,58 miljoen.
Waarom krijgen nieuwe werknemers die «beschut werk» doen minder betaald dan degenen die er al voor 2015 werkten? Waarom krijgen zij geen eindejaarsuitkering?
Met de invoering van de Participatiewet is de Wsw afgesloten voor nieuwe instroom. Voor mensen die alleen onder aangepaste omstandigheden kunnen werken, is er beschut werk. De voorziening beschut werk is een nieuwe voorziening met andere ondersteuning ten opzichte van de Wsw, zoals loonkostensubsidie en de no risk-polis. Ook is de financieringssystematiek van de Wsw anders dan de systematiek bij beschut werk. Voor mensen die vallen onder beschut werk hebben sociale partners, werkgevers en werknemers een nieuwe cao afgesloten, de cao Aan de slag. Deze cao bestaat naast de cao SW voor werknemers die onder de Wsw vallen.
Er is geen wettelijk recht op eindejaarsuitkeringen. Hier maken werkgevers(organisaties) en werknemers(organisaties) in arbeidsovereenkomsten en/of cao’s afspraken over. In de cao Aan de Slag – waar de meeste beschut werknemers onder vallen – zijn geen specifieke afspraken gemaakt over de eindejaarsuitkering. Dit betekent niet dat sociaal ontwikkelbedrijven/werkgevers deze uitkering niet mogen toekennen.
Klopt het dat mensen die zonder intensieve begeleiding niet kunnen werken bijna allemaal bij de sociale werkvoorziening terecht komen? Hoeveel mensen betreft dit?
Mensen die niet zonder intensieve begeleiding kunnen werken, gaan aan de slag bij sociale ontwikkelbedrijven, maar ook bij reguliere werkgevers. Zo blijkt uit de resultaten voor de banenafspraak dat werkgevers in 2022, 81.117 extra banen hebben gerealiseerd ten opzichte van de start van de banenafspraak. Dit is enorm waardevol voor de mensen die hierdoor aan de slag zijn en sluit aan bij het streven van het demissionaire kabinet dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan de slag bij reguliere werkgevers.
Voor mensen waarvan niet kan worden aangenomen dat zij bij reguliere werkgevers aan de slag kunnen, is er beschut werk. Beschut werk is bedoeld voor mensen die alleen kunnen werken in een beschermde omgeving en onder aangepaste omstandigheden. Het gaat om aangepaste omstandigheden waarvan je niet kunt verwachten dat reguliere werkgevers hierin kunnen voorzien. Daarom werken bijna alle mensen die vallen onder beschut werk bij een sociaal ontwikkelbedrijf. Al staat het gemeenten vrij om ook de beschutte werkplekken bij reguliere werkgevers te realiseren. Volgens cijfers van UWV nam het aantal werkzame personen met positief advies beschut werk toe van 3.992 in 2019 naar 8.032 in 2022.
Wanneer het niet lukt om bij een reguliere werkgever aan de slag te gaan, kunnen sociaal ontwikkelbedrijven een belangrijke rol spelen om mensen die anders geen kansen tot arbeidsparticipatie hebben, deze kansen alsnog te bieden. Volgens Cedris, de landelijke vereniging voor een inclusieve arbeidsmarkt, werden in 2022 ongeveer 95.700 dienstverbanden gerealiseerd bij of via sociaal ontwikkelbedrijven. Hiervan vielen destijds 63.500 dienstverbanden binnen het kader van de Wsw.
Kunt u een overzicht geven van de andere publieke en private organisaties waar deze mensen terecht komen en terecht kunnen en de bijbehorende aantallen?
Mensen met een arbeidsbeperking hebben vaak extra begeleiding nodig of een aangepaste werkplek. Bijvoorbeeld omdat zij een geestelijke of een lichamelijke beperking hebben. Daarom vinden zij lastiger een baan. Vaak vallen zij onder de banenafspraak of beschut werk.
De groep werkenden binnen het kader van de banenafspraak bereikte eind 2022 134.871 personen. Een toename van 6.621 in vergelijking met het voorgaande jaar. Ook het aantal personen met een dienstbetrekking in het kader van beschut werk nam toe. Volgens cijfers van UWV nam het aantal werkzame personen met positief advies beschut werk toe van 3.992 in 2019 naar 8.032 in 2022.
Omdat het demissionaire kabinet ernaar streeft om meer mensen met een arbeidsbeperking aan de slag te helpen bij reguliere werkgevers, is een ruim ondersteuningspakket beschikbaar voor werkgevers. Zoals mogelijkheden voor begeleiding, de loonkostensubsidie en de no-riskpolis. Beschut werk is bedoeld voor mensen waarvan men niet mag verwachten dat reguliere werkgevers de juiste omstandigheden kunnen verschaffen. Dit verklaart waarom bijna alle mensen in beschut werk werken bij of via sociaal ontwikkelbedrijven. Niettemin hebben gemeenten de vrijheid om – indien dit mogelijk is- beschutte werkplekken te realiseren bij reguliere bedrijven.
Voor personen die niet binnen het kader van beschut werk vallen, maar wel intensieve begeleiding behoeven, creëren – naast sociaal ontwikkelbedrijven – duizenden werkgevers in ons land een omgeving waarin personen met een arbeidsbeperking kunnen werken. Van welke werkgevers dit betreft is geen overzicht beschikbaar. Voor een overzicht van de omvang van deze werkgevers en de bedrijfstakken waarin deze werkgevers actief zijn verwijs ik u naar de UWV Monitor Arbeidsbeperkten 2021. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat in 2020 18.600 werkgevers medewerkers hadden die vielen onder de Wajong en dat 18.900 werkgevers medewerkers in dienst hadden die vielen onder de Participatiewet/banenafspraak9.
Kunt u een overzicht geven van de verschillende werkzaamheden die verricht worden door mensen die bij SW's werkzaam zijn?
Sociaal ontwikkelbedrijven zijn divers georganiseerd en bedienen diverse doelgroepen (Wsw, beschut werk, mensen die vallen onder de banenafspraak, statushouders, niet-uitkeringsgerechtigden zonder indicatie banenafspraak, ex-leerlingen uit het vso/pro). De werkzaamheden die in deze bedrijven worden uitgevoerd, variëren dan ook aanzienlijk. Het is niet mogelijk om een alomvattend overzicht te bieden van de taken die alle bedrijven ter beschikking stellen voor hun medewerkers.
Mensen die onder de Wsw en beschut werk vallen en bij sociaal ontwikkelbedrijven werken, voeren doorgaans werkzaamheden uit zoals inpakken, verpakken, ompakken, retailwerkzaamheden, industrie en installatiewerkzaamheden, metaal, groenvoorziening, facilitair en schoonmaak. Via detachering kunnen mensen talloze andere functies vervullen.
Deelt u de mening dat er ook naar meer diverse vormen van werk gezocht moet worden dan voornamelijk het verrichten van inpakwerkzaamheden? Welk bedrag is nodig incidenteel en structureel om SW's ten minste terug op het oude niveau te brengen?
In mijn brief aan uw Kamer van 6 juli jl.10 heb ik uitvoerig benadrukt hoe cruciaal het is om een bredere diversiteit aan werkzaamheden te realiseren binnen sociaal ontwikkelbedrijven. In de eerste plaats zodat een groter aantal mensen op een passende manier naar werk kan worden begeleid. Maar ook om de volledige potentie van mensen te benutten en om de operationele resultaten van sociaal ontwikkelbedrijven te verbeteren. Mijn ministerie voert gesprekken met gemeenten en de sector om dit te bevorderen. Met de Kamerbrief heb ik u ook een onderzoeksrapport van bureau Berenschot toegestuurd.
Dit rapport biedt een actueel inzicht in de bestaande infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en verbindt deze ontwikkelingen met het bredere arbeidsmarktlandschap in verschillende regio's. Bovendien schetst het enkele mogelijke scenario's voor de toekomst van deze infrastructuur.
Eén van de gepresenteerde scenario's binnen het rapport stelt voor dat sociaal ontwikkelbedrijven – in overeenstemming met de initiatiefnota «Aan de Slag in het Sociaal Ontwikkelbedrijf» van leden Van Dijk en Peters11 – een aanzienlijk grotere rol gaan spelen, vergelijkbaar met het niveau van ten tijde Wsw. Berenschot schat in dat de kosten binnen dit scenario met € 716 miljoen per jaar zouden stijgen, met een onzekerheidsmarge van ongeveer € 121 miljoen per jaar. De omvang van de bijkomende eenmalige (transitie-)kosten is door Berenschot niet in te schatten. Gezien de aard van de fundamentele veranderingen die dit scenario met zich meebrengt, en gezien het feit dat zelfs minder ingrijpende scenario's al gepaard gaan met een eenmalige (transitie)kostenraming van € 760 miljoen tot € 1,1 miljard, kan worden verwacht dat de incidentele (transitie)kosten binnen dit specifieke scenario aanzienlijk zullen zijn. Welk bedrag er incidenteel en structureel nodig zijn om de SW’s ten minste op het oude niveau te brengen is sterk afhankelijk van welke beleids- en sturingskeuzes daarbij worden gemaakt.
Herkent u het beeld dat er tekorten aan personeel zijn bij de SW’s? Op basis van welk plan of onderliggende logica is er niet voorzien in nu gemiste beroepen als teamleiders, chauffeurs of techneuten?
De Participatiewet is een belangrijk overkoepelend kader voor de wijze waarop gemeenten mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk helpen. Om dit mogelijk te maken geeft de wet gemeenten een aantal instrumenten, zoals loonkostensubsidies en de no riskpolis, om te zorgen dat mensen met een arbeidsbeperking een plek op de arbeidsmarkt kunnen vinden. Gemeenten bepalen op basis van maatwerk wie voor welke vorm van ondersteuning in aanmerking komt. Ook is het aan gemeenten om de kaders uit de Participatiewet te vertalen naar lokaal beleid en dienstverleningsconcepten.
Ik herken dat veel sociaal ontwikkelbedrijven sterk afhankelijk zijn van het aantal doorverwezen kandidaten vanuit de gemeentelijke uitvoeringsdiensten. Niet alleen om deze kandidaten via het ondersteuningsaanbod van sociaal ontwikkelbedrijven te begeleiden naar werk dat bij ze past, maar ook om deze kandidaten binnen het sociaal ontwikkelbedrijf zelf aan het werk te helpen.
Het recent gedeelde rapport van Berenschot biedt een grondige analyse van deze situatie. Uit het onderzoek van Berenschot komt naar voren dat veel sociaal ontwikkelbedrijven te maken hebben met een lagere instroom van kandidaten dan aanvankelijk werd verwacht. Enerzijds worden hierdoor de faciliteiten van deze bedrijven om mensen naar werk te begeleiden (bij reguliere werkgevers of bij de sociaal ontwikkelbedrijven zelf) volgens de bedrijven onvoldoende benut. Daarnaast kan een lagere instroom van kandidaten bijdragen aan personeelstekorten binnen de werksoorten van de bedrijven zelf. Zoals bijvoorbeeld bij de groenvoorziening, schoonmaak en postwerkzaamheden.
Voor het uitblijven van kandidaten voor ondersteuning en/of werk, worden door gemeenten verschillende factoren aangevoerd. Bijvoorbeeld dat door de krapte op de arbeidsmarkt er te weinig kandidaten zijn die de dienstverlening van de sociaal ontwikkelbedrijven nodig hebben om meer te gaan participeren, maar ook dat gemeenten soms onvoldoende zicht hebben op kandidaten die bij/via sociaal ontwikkelbedrijven aan het werk kunnen komen of dat de werksoorten van sociaal ontwikkelbedrijven soms onvoldoende aansluiten bij de capaciteiten en ambities van kandidaten.
Kunt u een overzicht geven van de aanvullingen qua menskracht en specialisaties die SW's momenteel tekortkomen? Welk bedrag is nodig om deze tekorten aan te vullen?
Omdat sociaal ontwikkelbedrijven verschillende taken uitvoeren, verschillend zijn georganiseerd en op basis van uiteenlopende operationele afspraken met gemeenten activiteiten uitvoeren, is geen eenduidig beeld te geven van de specifieke (personele) tekorten bij sociaal ontwikkelbedrijven en de benodigde financiële middelen om deze tekorten aan te vullen. De behoeften en uitdagingen kunnen verschillen op basis van factoren zoals de omvang van het werkgebied, de samenstelling van de doelgroep en de lokale arbeidsmarkt.
Zoals in beantwoording van vragen drie, vijf en zes is aangegeven, presenteert Cedris jaarlijks de sectorinformatie. De sectorinformatie schetst een cijfermatig beeld over een afgelopen jaar gaat in op de financiële situatie van sociaal ontwikkelbedrijven. Daarnaast biedt de Sectorinformatie inzicht in de ondersteuning van diverse groepen werkzoekenden met een arbeidsbeperking.
Trouw, 16 augustus 2023, «Sociale werkplaats nieuwe stijl kampt met forse geldtekorten», (https://www.trouw.nl/duurzaamheid-economie/sociale-werkplaats-nieuwe-stijl-kampt-met-forse-geldtekorten~b85ce9a3/).
BinnenlandsBestuur, 7 juli 2023, «Meer geld voor beschut werk, is het genoeg?», (https://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/kabinet-geeft-gemeenten-meer-geld-voor-beschut-werk).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-137.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.