Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 879 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 879 |
Deelt u de mening dat de noodzaak om van het aardgas af te komen groter is dan ooit, en dat lopende aardwarmteprojecten niet spaak mogen lopen?
Die mening deel ik en dit is ook de inzet van het kabinet. Hierbij wordt nadrukkelijk bekeken hoe de warmtevraag verduurzaamd kan worden met geothermie als een belangrijke optie. Ik span me daarom ook in om de ontwikkeling van geothermie te ondersteunen binnen de bestaande wettelijke en financiële kaders. En zoals u weet is de Mijnbouwwet specifiek voor geothermie aangepast opdat het wettelijk kader beter aansluit op deze activiteit. De wet is recent door de Eerste Kamer aangenomen. Daarnaast blijf ik samenwerken met de sector om te zien welke wettelijke en financiële kaders mogelijk aangepast zouden moeten worden om de verduurzaming van warmte verder te optimaliseren. Dit doe ik mede op basis van het «Actieplan versnelling geothermie», dat ik onlangs uit handen van de sector heb ontvangen.
Deelt u de mening van dat specifiek op warmte een versnelling moet komen op opschaling van duurzame alternatieven, en dat deze zich alleen al daarop onderscheidt van andere projecten binnen de SDE++? Waarom kan een uitzondering in verlenging van de realisatietermijn voor geothermie in de nieuwe SDE-beschikking wél, maar is een uitzondering met terugwerkende kracht volgens u niet mogelijk? (Kamerstuk 31 239, nr. 364) Bent u bereid, gezien de gascrisis, de motie-Grinwis/Erkens over maatwerkafspraken voor bestaande geothermieprojecten alsnog uit te voeren? (Kamerstuk 31 239, nr. 357) Zo nee, kunt u aangeven hoe u dan wel gaat zorgen voor een maatwerkoplossing voor deze projecten?
De SDE++ is een generieke regeling, die geldt voor een brede set aan technieken voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas, hernieuwbare warmte en andere CO2-reducerende technieken. Op al deze vlakken is verdergaande ontwikkeling noodzakelijk, in die zin is de opschaling van duurzame warmte-alternatieven geen uitzondering. Wel wordt daarbij in de gaten gehouden of de SDE++ ook de ontwikkeling stimuleert die we nodig hebben. Daarom wordt er met de invoering van hekjes in de SDE++ 2023 geborgd dat verschillende domeinen van technieken aan bod komen, in dit geval lage temperatuur-warmte. Ook is er in het klimaatfonds een perceel voor de opschaling van enkele (nog niet kosteneffectieve) technieken, waaronder waterstof en groen gas. In de SDE++ concurreren projecten binnen deze technieken met elkaar in een tender. Het is van belang dat de spelregels van de tender aan de voorkant duidelijk zijn. Een aanpassing na afloop van de tender – met terugwerkende kracht – raakt om twee redenen aan de gelijke behandeling van projecten en daarmee ook aan de betrouwbaarheid van de overheid. Ten eerste is het niet eerlijk ten opzichte van andere projecten die destijds in de tender hebben ingediend en afhankelijk van de concurrentie wel of niet een beschikking hebben gekregen. Ten tweede is het niet eerlijk ten opzichte van, in dit geval, duurzame warmteprojecten die niet hebben ingediend, omdat de voorwaarden niet aantrekkelijk genoeg waren. Een verlenging van de realisatietermijn voor toekomstige projecten was wel mogelijk, omdat dit voor de start van de tender kon worden doorgevoerd.
Voor wat betreft de uitvoering van de motie Grinwis/Erkens (Kamerstuk 31 239, nr. 357) kunnen, zoals eerder aangegeven (Kamerstuk 31 239, nr. 364), initiatiefnemers van geothermieprojecten die met hun realisatietermijn in de knel komen hun beschikking inleveren en opnieuw een aanvraag voor SDE++-subsidie indienen tegen de nieuwe voorwaarden. Zij kunnen dan ook gebruik maken van de verbeteringen die onlangs voor geothermie zijn doorgevoerd: 1) de verlenging van de realisatietermijn van geothermie van vier naar vijf of zes jaar, 2) een langere berekende economische levensduur van 30 jaar, waardoor geothermie in de rangschikking van technieken eerder aan bod komt, 3) verdere differentiatie in het aantal geothermie-technieken in de gebouwde omgeving, waardoor meer soorten projecten een passend subsidiebedrag kunnen krijgen en 4) het hogere openstellingsbudget van € 13 miljard (voor alle technieken) voor zover zij uiterlijk 6 oktober 2022 een aanvraag hebben ingediend.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Grinwis/Erkens over het in het leven roepen van een tijdelijke correctieregeling duurzame warmte? (Kamerstuk 29 023, nr. 322) Deelt u de zorg van de vragenstellers dat de duurzame warmtetransitie nog verder achter dreigt te lopen door de huidige energiecrisis? Welke aanknopingspunten geeft de huidige crisis om flexibeler om te gaan met de SDE-systematiek, aangezien een strikte interpretatie reden was voor u om de motie te ontraden? Wat is uw reactie op het versnellingsplan voor de geothermie richting 2030, gelanceerd en aangeboden op 15 september 2022? Hoe gaat u het versnellingsplan verankeren in lange- en korte termijnbeleid voor geothermie om zo de bijdrage van geothermie aan de warmtetransitie te optimaliseren?
Over de uitvoering van de motie Grinwis/Erkens (Kamerstuk 29 023, nr. 322) ben ik op dit moment in overleg met de betrokken partijen, waaronder Glastuinbouw Nederland. Deze motie verzoekt de regering om «te bezien wat nodig is om te voorkomen dat onnodig extra aardgas wordt verbrand en de warmtetransitie in de glastuinbouw stokt door bijvoorbeeld een tijdelijke correctieregeling duurzame warmte in het leven te roepen». Een tijdelijke correctieregeling is nadrukkelijk één van de mogelijkheden en wordt nu samen met andere opties verkend. Hierbij is een van de overwegingen om een negatieve invloed van de huidige energiecrisis zoveel mogelijk te voorkomen. Zoals eerder in het antwoord op vraag 2 toegelicht geldt ook hierbij dat het doen van aanpassingen aan bestaande beschikkingen problematisch is. Voor eventuele oplossingsrichtingen kijk ik daarom ook breder dan naar strikt de SDE++-systematiek. Dit moet bovendien in samenhang worden bekeken met de effecten op de lange termijn en in samenhang met andere maatregelen die al ook in het Coalitieakkoord zijn aangekondigd. Ik verwacht uw Kamer op korte termijn hierover nader te kunnen informeren.
Het actieplan van de sector bevat acht denklijnen om de ontwikkeling van geothermie te versnellen. Op basis hiervan ga ik in de komende tijd samen met de sector bekijken wat de bijdrage van de overheid hierin kan zijn. Om dit proces verder te ondersteunen zal ik een Taskforce inrichten, waarin o.a. mijn ministerie, de branchevereniging, EBN en de regionale overheden vertegenwoordigd zullen zijn. De denklijnen zullen voor zowel de korte termijn als lange termijn invulling moeten krijgen.
Hoe gaat u de kansen die de sector ziet voor versnelling en een grotere groei van duurzame warmte in deze tijd van energiecrisis en afschaling van gas maximaal ondersteunen? Bent u met de aardwarmtesector in gesprek over wat daar voor nodig is? Zo nee, bent u bereid dit op korte termijn te doen? Welke mogelijkheden ziet u om, net zoals eerder is gebeurd met gaswinning op zee, een iets andere benadering van de vergunningssystematiek te kiezen om zo sneller aardwarmteprojecten in gebruik te nemen?
Ja, mijn ministerie is hierover in gesprek met de sector o.a. in het kader van het in 2021 gezamenlijk opgestelde «Adviesrapport Geothermie in de Gebouwde Omgeving». Het actieplan van de sector is hier een verbreding van. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
Het voorstel voor de wijziging van de Mijnbouwwet voor de herziening van het vergunningsstelsel voor geothermie, dat naar verwachting in het voorjaar van 2023 in werking zal treden, is juist bedoeld om het vergunningenproces te versnellen. Een goede vergelijking met de voorgenomen versnelling van het vergunningenproces op zee is lastig. Op land is het draagvlak voor ontwikkelingen zoals geothermie bij burgers en overheden van primair belang. Het vooraf goed informeren van de omgeving over geothermie en de rol daarvan in de energietransitie is heel belangrijk. De Mijnbouwwet en Omgevingswet zijn ook zo ingericht dat burgers en overheden een duidelijke rol hebben in het proces van vergunningverlening. Deze stappen kosten weliswaar extra tijd, maar zijn van groot belang voor acceptatie en draagvlak.
Deelt u de mening dat reeds succesvolle aardwarmteprojecten op aanpalende locaties een nieuwe bron moeten kunnen aanboren zonder daarbij het gehele vergunningstraject opnieuw zouden moeten doorlopen?
Nee, deze mening deel ik niet zondermeer. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4, is het belangrijk dat er ruimte is in het proces voor omwonenden en de betrokken regionale overheden om zich te kunnen uitspreken. Een nieuwe locatie betekent mogelijk andere omwonenden of een ondergrond die een andere bestemming heeft. Daarnaast zullen voor elke nieuwe locatie de potentiële risico’s en mogelijke overlast in kaart gebracht moeten worden.
Wel is het in de nieuwe vergunningensystematiek – na inwerkingtreding van de gewijzigde Mijnbouwwet – mogelijk dat een houder van een toewijzing zoekgebied een tweede startvergunning in het gebied kan aanvragen. Ook is geregeld dat een houder van een toewijzing zoekgebied een zogenaamde spontane startvergunning kan aanvragen in een aangrenzend open gebied of een concurrerende aanvraag voor een startvergunning kan doen indien de toewijzing zoekgebied bij een ander ligt. In die gevallen kan stap 1, het aanvragen van een toewijzing zoekgebied, overgeslagen worden.
Wanneer verwacht u de uitwerking van een wettelijk kader voor het zogenaamde «uitkoelen», waarmee een grote bijdrage geleverd kan worden aan het besparen van aardgas? Kunt u, gezien de urgentie van de energiecrisis en de noodzaak tot het besparen van gas, binnen vier weken met een kader komen?
Het vernieuwde kader hiervoor is bijna gereed en zal onderdeel worden van de wijziging van de Mijnbouwwet- en regelgeving voor geothermie, die naar verwachting in het voorjaar van 2023 in werking zal treden. Het kader voor «uitkoelen» heeft mogelijk direct effect op de economie van aardwarmte projecten en daarom zal ik bekijken of de vaststelling en implementatie ervan versneld kan worden. Het is wel van belang om dit te doen met de benodigde zorgvuldigheid, omdat extra uitkoeling risico’s met zich mee kan brengen.
Wanneer verwacht u een uitwerking van een wettelijk kader voor risico’s van aardwarmte (zoals seismologie of restschade), welke door de Kamer is verzocht tijdens de plenaire behandeling van Mijnbouwwet? Kunt u, gezien de urgentie van de energiecrisis en de noodzaak tot het besparen van gas, binnen vier weken met een kader komen?
Ook nu al worden vergunningaanvragen conform de vigerende wet- en regelgeving getoetst op basis van een seismische risicoanalyse. Op basis van voortschrijdende kennis is afgelopen jaar gewerkt aan een vernieuwde, meer op geothermie toegespitste methodiek. Dit kader is bijna gereed en zal onderdeel worden van de wijziging van de Mijnbouwwet- en regelgeving voor geothermie, die naar verwachting in het voorjaar van 2023 in werking zal treden. De contouren voor dit kader heb ik geschetst in mijn brief «verantwoord omgaan met fysieke risico’s en onzekerheden bij geothermie» van 20 oktober 2022 aan uw Kamer (Kamerstuk 31 239, nr. 366).
De nieuwe methodiek voor de risicoanalyse voor aardwarmte heeft geen direct effect op de versnelling van geothermie.
Wanneer gaat u perspectief geven aan de glastuinbouw in Noord-Limburg voor wat betreft de warmtevoorziening waar ze niet eens aan de slag mogen met aardwarmte? Kunt u binnen vier weken met een brief daarover komen?
Mijn collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft uw Kamer hierover op 19 oktober 2022 geïnformeerd (Kamerstuk 32 627, nr. 41).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-879.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.