Vragen van het lid Idsinga (VVD) aan de Staatssecretarissen van Financiën over de opinie «Henk Bluemink: Alimentatie toont aan dat belastingstelsel anders moet» (ingezonden 11 augustus 2022).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst), mede namens de Staatssecretaris De Vries (Financiën – Toeslagen en Douane) (ontvangen 5 oktober 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3876.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de opinie «Henk Bluemink: Alimentatie toont aan dat belastingstelsel anders moet»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u reflecteren op het door de auteur geschetste cijfervoorbeeld dat tegenover de 10.000 euro die de ontvangende partner aan alimentatie krijgt, 10.353 euro aan hogere belastingen en lagere toeslagen staan, waarbij van de 10.000 euro ontvangen alimentatie de partner netto dus helemaal niets over houdt; sterker nog: onderaan de streep moet de partner zelfs 353 euro bijbetalen?

En dat de ex-partners bij betaling van bruto 10.000 partneralimentatie er gezamenlijk netto 6.353 euro op achteruitgaan kunnen gaan zoals de schrijver stelt?

Antwoord 2

Vooraf is het goed om uit te leggen welke vormen van alimentatie er zijn en hoe deze fiscaal worden behandeld. Het gaat om partneralimentatie en om kinderalimentatie. Partneralimentatie is een tijdelijke2 bijdrage die een draagkrachtige ex-partner betaalt aan de andere ex-partner als deze na de scheiding te weinig inkomen heeft om van te leven. De hoogte van de partneralimentatie kan in onderling overleg worden vastgesteld, vaak met de hulp van een mediator, advocaat of notaris. Als de ex-partners het niet eens worden, kan de rechter verzocht worden het bedrag te bepalen. De partneralimentatie is als inkomen belast bij de ontvanger en aftrekbaar voor de betaler. De andere vorm van alimentatie is de kinderalimentatie. Bij een scheiding maken de ouders een ouderschapsplan. Onderdeel daarvan zijn afspraken over de verdeling van de kosten van de verzorging en de opvoeding van de minderjarige kinderen. Daarbij spelen de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de ouders na de scheiding een rol. De rechter beoordeelt de afspraken of – als de ex-partners het niet eens zijn – stelt de hoogte van de kinderalimentatie vast. Kinderalimentatie is «netto». Het is niet belast bij de ontvanger en niet aftrekbaar bij de betaler.

In het voorbeeld is de marginale druk van de alimentatieontvanger zeer hoog, zelfs iets boven de 100%. Een hoger bruto inkomen leidt daardoor niet tot een hoger netto inkomen en zelfs tot een iets lager netto inkomen. Dat is een bekend onbedoeld gevolg van het huidige stelsel van belastingen en toeslagen. Helaas is het niet eenvoudig op te lossen. Zie ook het antwoord op vraag 11. In de praktijk komt een marginale druk van 100% of hoger gelukkig niet vaak voor. In de begroting van het Ministerie van SZW is een figuur opgenomen waarin de gemiddelde en extreme marginale druk zijn afgezet tegen het brutoinkomen (zie hoofdstuk 5.2 Koopkracht en specifieke inkomensaspecten).

Dat de marginale druk zo hoog is, is het gevolg van de stapeling van inkomensafhankelijke regelingen waar de alimentatieontvanger in het voorbeeld recht op heeft als geen sprake zou zijn van partneralimentatie. Zonder de partneralimentatie zou de alimentatieontvanger met een bruto inkomen van € 25.000 niet of nauwelijks belasting betalen, bijna € 12.000 aan zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderbijslag en kindgebonden budget ontvangen, en bijna alle kosten van de kinderopvang (orde € 25.000) door de overheid vergoed krijgen.

Door de partneralimentatie van € 10.000 krijgt de alimentatieontvanger een hoger bruto inkomen. Bij dat inkomen is wel belasting verschuldigd (inclusief inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw over de ontvangen alimentatie en afbouw van de algemene heffingskorting ongeveer € 5.000). De arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting nemen niet toe, omdat die heffingskortingen afhangen van het arbeidsinkomen, dat niet wijzigt in geval van alimentatie. Ook vervalt of daalt het recht op zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget. Dat scheelt in totaal ongeveer € 4.000. Daarnaast neemt de eigen bijdrage kinderopvang toe met ongeveer € 1.000. Het netto inkomen van de alimentatieontvanger blijft hierdoor per saldo ongeveer gelijk. De partneralimentatie komt als het ware in de plaats van de inkomensondersteuning vanuit de overheid.

Het klopt dat de ex-partners gezamenlijk een lager netto inkomen overhouden dan als er geen partneralimentatie zou zijn. Daar staat tegenover dat de bijdrage vanuit het collectief door de partneralimentatie minder groot hoeft te zijn.

Vraag 3

Klopt het dus dat het in zo’n situatie voor beide partijen daarom vrijwel altijd beter is om geen partneralimentatie af te spreken?

Antwoord 3

Als sprake is van een marginale druk van 100% of meer heeft de alimentatieontvanger geen financieel voordeel van de partneralimentatie. En de alimentatiebetaler heeft een financieel nadeel. In zo’n uitzonderlijke situatie is van het vanuit de ex-partners bezien financieel niet aantrekkelijk om partneralimentatie af te spreken.

Vraag 4

Bent u het met de auteur eens dat deze financiële gevolgen groter worden naar mate de partneralimentatie hoger is dan 10.000 euro?

Antwoord 4

De marginale druk van de alimentatieontvanger daalt zodra inkomensafhankelijke regelingen zijn afgebouwd. Het effect wordt dan kleiner. Bij een marginale druk onder de 100% leidt iedere euro extra partneralimentatie tot een hoger netto inkomen van de alimentatieontvanger.

Als – en dat zal vaak het geval zijn – de marginale druk van de alimentatieontvanger hoger is dan het tarief waartegen de alimentatiebetaler de alimentatie mag aftrekken, leidt meer partneralimentatie voor de ex-partners gezamenlijk tot een lager netto inkomen. Hoe hoger de bijdrage van de draagkrachtige ex-partner, hoe lager de bijdrage aan de inkomensondersteuning vanuit de overheid.

Vraag 5

Acht u de onder 2 en 3 geschetste conclusies juist en wenselijk? Zo nee, wat is het kabinet voornemens hiertegen te gaan doen?

Antwoord 5

Ik vind het wenselijk dat de draagkrachtige ex-partner indien nodig tijdelijk (sinds 2020 is dat gedurende maximaal vijf jaar) bijdraagt aan het levensonderhoud van de alimentatieontvanger. Dat lijkt me maatschappelijk ook te verkiezen boven een extra bijdrage vanuit de overheid. Als de ex-partner kan meebetalen aan het levensonderhoud van de alimentatieontvanger, is er minder noodzaak voor inkomensondersteuning vanuit de overheid.

Tegelijkertijd vind ik een marginale druk van 100% of meer niet wenselijk. Het kabinet neemt een aantal maatregelen om dit tegen te gaan. Zo wordt de eigen bijdrage voor de kinderopvang onafhankelijk van het inkomen. Ook zijn de afgelopen jaren stappen gezet om situaties met zeer hoge marginale druk te voorkomen, bijvoorbeeld door het vervangen van de harde afbouwgrens in de huurtoeslag door een geleidelijk traject. Ook na deze maatregelen kan de marginale druk echter zeer hoog zijn. Dat is een bekend gevolg van het huidige stelsel van belastingen en toeslagen. Helaas is dat niet eenvoudig op te lossen zonder de inkomensondersteuning van lage en middeninkomens danig te verlagen of zonder een forse budgettaire consequenties. Zie ook het antwoord op vraag 11.

Vraag 6

Is het u bekend dat mensen die hiermee te maken zouden kunnen krijgen zullen «vluchten» in nepschenkingen of tot kinderalimentatie herbenoemde partneralimentatie, om belastingvrij geld van de ene naar de andere partner te krijgen? Zo ja, wat is uw visie hierop? In hoeveel gevallen komt dit voor?

Antwoord 6

Het is mij niet bekend. In algemene zin zou ik dat niet wenselijk vinden. Het zou betekenen dat de alimentatieontvanger meer voordeel zou hebben van inkomensafhankelijke regelingen dan passend zou zijn gegeven de gezamenlijke draagkracht van beide ex-partners.

Vraag 7

Wat is uw visie ten aanzien van de conclusie van de auteur dat partneralimentatie betalen enkel nog zinvol is als de ontvangende partij weinig of geen box 1-inkomen heeft (zoals loon of pensioen), en leeft van veel spaargeld (vermogen boven de toeslagengrenzen)? Of als de ontvanger in een buitenland woont waar partneralimentatie onbelast is?

Antwoord 7

Die conclusie deel ik niet. Partneralimentatie heeft niet als doel om te leiden tot een fiscaal voordeel voor de ex-partners gezamenlijk. Het heeft als doel dat de draagkrachtige ex-partner indien nodig tijdelijk bijdraagt aan de kosten van het levensonderhoud van de alimentatieontvanger.

Vraag 8

Wat is uw visie ten aanzien van de conclusie van de auteur dat de wetgever daarom met deze regelgeving belastingconstructies uitlokt die over de rand van het toelaatbare zijn (fraus legis of zelfs valsheid in geschrifte)?

Antwoord 8

Ik onderken dat een dergelijk hoge marginale druk mensen kan aanzetten tot ongewenste gedragsreacties. Wetsovertredingen zijn uiteraard niet toegestaan. Ook binnen de wet zijn ongewenste gedragseffecten mogelijk. Een marginale druk van 100% betekent bijvoorbeeld ook dat meer uren werken niet loont. Dat kan ertoe leiden dat mensen minder uren gaan werken dan ze zouden doen bij een lagere marginale druk.

Vraag 9

Wat is uw visie ten aanzien van de conclusie van de auteur dat de bizarre fiscale gevolgen van partneralimentatie aantonen hoezeer ons systeem is ontspoord in de afgelopen decennia?

Antwoord 9

Het klopt dat een dermate hoge marginale druk onwenselijk is. Het is een bekend onbedoeld gevolg van het huidige stelsel van belastingen en toeslagen. Helaas is dat niet eenvoudig op te lossen. Zie ook het antwoord op vraag 11.

Vraag 10

Is het niet zo dat het achteraf bezien dus onjuist en onrechtvaardig is geweest om alimentatiebetalingen niet meer te mogen aftrekken tegen het toptarief, maar tegen een lager afzonderlijk aftrektarief dat bovendien het wettelijk stelsel nodeloos verder heeft gecompliceerd?

Antwoord 10

In het Regeerakkoord 2017 is als onderdeel van de invoering van een tweeschijvenstelsel de maatregel opgenomen om aftrekposten geleidelijk tegen maximaal het basistarief in aanmerking te nemen.3 De maatregel is in wetgeving omgezet in het Belastingplan 2019.4

Het tarief waartegen alimentatiebetaling mag worden afgetrokken is in het voorbeeld geen bepalende factor. Ook als de aftrek tegen het toptarief zou plaatsvinden, zou de partneralimentatie immers niet leiden tot een hoger netto inkomen voor de alimentatieontvanger.

Vraag 11

Onderschrijft u de conclusie dat het prioriteit moet zijn dat het belasting- en toeslagenstelsel drastisch wordt hervormd? Zo ja, wat zijn de concrete voornemens daartoe?

Antwoord 11

Het belasting- en toeslagenstelsel is continue in verbouwing. In het Coalitieakkoord 2021 is de ambitie opgenomen om de toeslagen af te schaffen.5 In deze kabinetsperiode voert het kabinet aanpassingen door in de kinderopvangtoeslag en in de huurtoeslag. Daarbij wordt de eigen bijdrage voor de kinderopvang onafhankelijk van het inkomen. Dat zorgt voor een lagere marginale druk.

Dat de marginale druk in het huidige stelsel zeer hoog en soms zelfs hoger dan 100% kan zijn, is het gevolg van de stapeling van inkomensafhankelijke regelingen. Dat is een bekend onbedoeld gevolg van het huidige stelsel van belastingen en toeslagen. Helaas is dat niet eenvoudig (volledig) op te lossen en heeft elke hervorming bijeffecten. Er zou een grotere hervorming nodig zijn om dit effect te voorkomen die ofwel leidt tot het drastisch verminderen van de inkomensondersteuning aan lage en middeninkomens of gepaard gaat met zeer forse budgettaire gevolgen. Ook geldt dat aanpassingen leiden tot gevolgen voor de uitvoering.


X Noot
2

Sinds 2020 is de wettelijke hoofdregel een termijn die gelijk is aan de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van vijf jaar.

X Noot
3

Kamerstuk 34 700, nr. 34, Bijlage 820240 (Regeerakkoord: Vertrouwen in de toekomst).

X Noot
4

Kamerstuk 35 026, nr. 2.

X Noot
5

Kamerstuk 35 788, nr. 77, Bijlage 1009826 (Coalitieakkoord: Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst).

Naar boven