Vragen van het lid Azarkan (DENK) aan de Staatssecretaris van Financiën over Nederland als belastingparadijs (ingezonden 14 januari 2022).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 3 februari 2022).

Vraag 1

Klopt het dat u heeft gezegd dat Nederland geen belastingparadijs is?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 t/m 4

Hoe verhoudt dit zich tot het feit dat van ’s-werelds 100 grootste bedrijven er 55 via Nederland belasting ontwijken?2

Klopt het dat het gaat om bedrijven zoals Walmart, Starbucks, Uber, Tesco, Pfizer, Telefonica, Nike, Crocs, Ikea, Apple en Google? Zo nee, om welke bedrijven gaat het dan?

Klopt het dus dat Nederland voor multinationals wel degelijk een belastingparadijs is?

Antwoord 2 t/m 4

Op grond van de fiscale geheimhoudingplicht die is neergelegd in artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan het kabinet niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.

Er is geen algemene definitie van wat een belastingparadijs is. Belastingparadijzen kenmerken zich doorgaans door lage belastingtarieven en mogelijkheden om winsten en vermogen te verbergen. Nederland belast de winsten die bedrijven in Nederland realiseren tegen een toptarief van 25,8% in de vennootschapsbelasting. Ook voldoet Nederland aan de internationale standaarden voor transparantie en uitwisseling van informatie.3 Nederland is daarom geen belastingparadijs.

Dat neemt niet weg dat het Nederlands fiscaal stelsel vanwege de internationale oriëntatie ook gebruikt wordt voor structuren waarmee belasting wordt ontweken. Dat vindt het kabinet onwenselijk. Wanneer bedrijven door internationale ontwijkingstructuren de belastingheffing kunnen uitstellen of afstellen, dan worden de kosten van algemene voorzieningen afgewenteld op burgers en bedrijven die wel op tijd belasting betalen. Dat is onrechtvaardig, te meer

omdat degenen die zich aan de belastingheffing onttrekken wel profijt hebben van met belastinggeld gefinancierde voorzieningen als een goede infrastructuur en hoogopgeleide werknemers. Belastingontwijking is bovendien schadelijk voor de belastingmoraal, voor het internationale aanzien van Nederland en daarmee voor het investeringsklimaat. Nederland heeft daarom de afgelopen jaren meerdere maatregelen genomen tegen belastingontwijking. Het kabinet verwacht dat de maatregelen belastingontwijking in belangrijke mate terugdringt. Het kabinet monitort de effecten van deze maatregelen zo goed mogelijk en rapporteert hierover aan uw Kamer.4 Naast unilaterale maatregelen werkt Nederland actief samen met andere landen om tot een herziening van het internationale belastingsysteem te komen (pijler 1 en 2). Het kabinet verwacht dat de Nederlandse aanpak onze internationale reputatie verbetert. Het IMF en de OESO hebben aangegeven dat Nederland op de goede weg is.5

Vraag 5

Waarom zouden deze multinationals anders zo extreem oververtegenwoordigd zijn in Nederland?

Antwoord 5

Ik hecht eraan te benadrukken dat Nederland een sterk ondernemingsklimaat heeft. Het Nederlands ondernemingsklimaat scoort over het algemeen bijvoorbeeld zeer goed in internationale rankings.6 Bedrijven kunnen daarom in Nederland een vestiging hebben voor het uitoefenen van reële economische activiteiten. Het kan ook zijn dat bedrijven zich in Nederland om niet-fiscale redenen vestigen zonder dat hier noodzakelijkerwijs productie- of andere fysieke activiteiten plaatsvinden. In het rapport van de Commissie Doorstroomvennootschappen7 wordt bijvoorbeeld gewezen op de goede juridische infrastructuur, de mogelijkheden om de rechtsvorm van een onderneming flexibel in te vullen en de door Nederland gesloten investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s) die ervoor zorgen dat investeerders in Nederland en in het buitenland minder risico lopen.

Vraag 6

Klopt het deze 55 bedrijven in hun Nederlandse vennootschappen 774 miljard euro aan bezittingen hebben staan? Zo nee, hoeveel dan? Zo ja, waarom hebben zij hier zo extreem veel bezittingen? Welk doel dient dit?

Antwoord 6

Er is geen overzicht beschikbaar van de bezittingen van de genoemde 55 bedrijven in hun Nederlandse vennootschappen.

In algemene zin is duidelijk dat de bezittingen van in ieder geval de zogenoemde doorstroomvennootschappen in Nederland zeer omvangrijk zijn. Volgens het rapport van de Commissie Doorstroomvennootschappen8 is de balansomvang van deze vennootschappen meer dan € 4.000 miljard. Het grote bedrag aan buitenlandse investeringen kan met een veelheid van factoren te maken hebben. In dit verband wijst de Commissie Doorstroomvennootschappen op zowel fiscale als niet-fiscale factoren, waaronder het uitgebreide Nederlandse verdragennetwerk, het aantrekkelijke vestigingsklimaat en de onafhankelijke en efficiënte rechtspleging in Nederland. Zie in dit verband ook het laatste deel van het antwoord op vraag 5.

Vraag 7 en 8

Klopt het dat deze bedrijven veelal de rechtsvorm van een coöperatie hebben en er over uitgekeerde dividenden geen dividendbelasting of bronbelasting wordt betaald?

Deelt u de mening dat deze omissie dient te worden gerepareerd en er wel dividendbelasting of bronbelasting dient te worden betaald?

Antwoord 7 en 8

In een Kamerbrief uit 2016 is een analyse van de ontwikkeling van het gebruik van de coöperatie als rechtsvorm opgenomen.9 Tot de wetswijziging die houdster coöperaties inhoudingsplichtig maakte werd veelvuldig gebruik gemaakt van een Nederlandse coöperatie in internationale structuren. Van oudsher was de coöperatie niet inhoudingsplichtig voor de dividendbelasting.10 Dat gold ook voor coöperaties die niet voor hun oorspronkelijke doel werden gebruikt, maar als houdstercoöperatie werden ingezet in internationale structuren om onder de heffing van dividendbelasting uit te komen. In 2018 is de wetgeving op dit punt aangepast.11 Sindsdien zijn gerechtigden met een kwalificerend lidmaatschapsrecht in een in Nederland gevestigde houdstercoöperatie onderworpen aan de dividendbelasting. Deze houdstercoöperaties zijn dus vanaf 1 januari 2018 inhoudingsplichtige voor de dividendbelasting. Het kabinet onderschrijft nog steeds dit onderscheid in de dividendbelasting tussen houdstercoöperaties en niet-houdstercoöperaties en ziet geen reden om de dividendbelasting op dit punt aan te passen. Uitgangspunt is namelijk (nog steeds) dat het reële coöperatieve bedrijfsleven (zoals bijvoorbeeld zuivelcoöperaties) niet moet worden geraakt.12

Om te voorkomen dat Nederland wordt gebruikt als toegangspoort naar laagbelastende jurisdicties en om het risico van belastingontwijking door het verschuiven van de (Nederlandse) belastinggrondslag naar laagbelastende jurisdicties te verkleinen heeft het vorige kabinet een bronbelasting ingevoerd. Als gevolg daarvan worden stromen vanuit Nederland naar laagbelastende jurisdicties zoveel mogelijk aan banden gelegd. Alle coöperaties zijn onderworpen aan die bronbelasting. De bronbelasting op renten en royalty’s die sinds 2021 wordt geheven en de aanvullende bronbelasting op dividenden – die per 1 januari 2024 in werking treedt – kennen het onderscheid tussen de niet-houdstercoöperaties en houdstercoöperaties dus niet. Elke coöperatie die binnen concernverband een rentebetaling, royaltybetaling of, vanaf 1 januari 2024, een winstuitkering doet aan een lichaam dat is gevestigd in een laagbelastende jurisdictie of in een niet-coöperatieve jurisdictie dient bronbelasting in te houden. Er is dan ook geen reden om de bronbelasting aan te passen.

Vraag 9

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het tegengaan van brievenbusfirma’s die in Nederland zijn gevestigd met (mede) als doel het ontwijken van belasting?

Antwoord 9

Het vorige kabinet heeft veel maatregelen genomen die ongewenste doorstroom in Nederland tegengaan. Het kabinet heeft ook op nationaal niveau maatregelen genomen om te voorkomen dat Nederland gebruikt wordt voor doorstroomactiviteiten. Zo heeft het vorige kabinet onder meer een conditionele bronbelasting op renten en royalty’s ingevoerd. Deze bronbelasting zorgt ervoor dat Nederland sinds begin 2021 25% bronbelasting heft op renten en royalty’s vanuit Nederland naar laagbelastende jurisdicties (en in misbruiksituaties). Vanaf 2022 is dit conform de verhoging in de vennootschapsbelasting 25,8%. Het kabinet verwacht dat door deze maatregel ook de rente- en royaltystromen die via doorstroomvennootschappen naar laagbelastende landen stromen nagenoeg zullen verdwijnen. Het CPB onderschrijft deze conclusie13. Bovendien heeft uw Kamer op 30 september jl. het wetsvoorstel Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden aangenomen.14 Door deze wet worden vanaf 2024 ook dividendstromen belast die onder de bestaande wetgeving binnen concernverband onbelast kunnen worden uitgekeerd aan lichamen die zijn gevestigd in laagbelastende jurisdicties. Daarnaast voorkomt de invoering van de Principal Purpose Test (PPT) dat van het uitgebreide Nederlandse verdragennetwerk oneigenlijk gebruik kan worden gemaakt. Als het verkrijgen van verdragsvoordelen een van de voornaamste doelen is van een structuur of transactie, dan voorkomt de PPT dat een verdragspartner van Nederland wordt beperkt in de heffingsbevoegdheid. Ongewenste doorstroomstructuren worden hierdoor beperkt. Het kabinet zal de effecten van de maatregelen tegen belastingontwijking zo goed mogelijk monitoren en hierover aan uw Kamer rapporteren15.

Ook op internationaal niveau worden belangrijke stappen gezet om onwenselijk gebruik van doorstroomvennootschappen tegen te gaan. Naast de herziening van het internationale belastingsysteem (pijler 1 & 2) heeft de Europese Commissie recentelijk een voorstel gepresenteerd om ongewenste doorstroom via doorstroomvennootschappen tegen te gaan. Het kabinet bestudeert dit voorstel en zal binnenkort in de vorm van een BNC-fiche een inhoudelijke reactie geven.

Vraag 10

Hoeveel geld stroomt er door Nederland met als doel een eindheffing te vinden in een land met een laag belastingtarief? Klopt het dat tot voor kort een bedrag van 4.000 miljard euro in dit kader werd genoemd?

Antwoord 10

Relevant voor de belastingheffing zijn in dit verband niet de balanstotalen, maar de inkomensstromen, bestaande uit renten, royalty’s en dividenden. Uit het rapport van de Commissie Doorstroomvennootschappen16 blijkt dat in de periode 2015–2019 in totaal jaarlijks circa € 170 miljard door doorstroomvennootschappen in Nederland stroomde. Daarvan stroomde naar schatting € 30 miljard naar laagbelastende jurisdicties. Door de conditionele bronbelasting zal deze laatstgenoemde stroom naar alle waarschijnlijkheid nagenoeg verdwijnen.

Vraag 11

Hoeveel belasting is er inmiddels geheven middels de nieuwe wetgeving op bronbelasting op dividenden, royalties en rentes?

Antwoord 11

Het is op dit moment nog niet bekend hoeveel belasting er is geheven op basis van de Wet bronbelasting 2021. De bronbelasting op renten en royalty’s is op 1 januari 2021 in werking getreden. De aangiften over het jaar 2021 moeten binnen een maand na afloop van dit jaar zijn ingediend. Voor het jaar 2021 moeten de aangiften dus uiterlijk op 31 januari 2022 zijn ingediend bij de Belastingdienst. De bronbelasting op dividenden treedt in werking op 1 januari 2024. Er is om deze reden nog geen bronbelasting op dividenden geheven. Aangezien het doel van de wetgeving is om te voorkomen dat Nederland nog langer als toegangspoort naar laagbelastende jurisdicties wordt gebruikt, is overigens ook de verwachting dat er geen substantiële belasting geheven wordt op basis van deze wetgeving.

Vraag 12

Kunt u uitsluiten dat u ooit zelf betrokken was bij het opzetten van of adviseren over een constructie die tot doel had belasting (legaal of illegaal) te ontwijken? Zo nee, waarbij was u precies betrokken? Hoeveel belastinginkomsten is de Staat hierdoor misgelopen?

Antwoord 12

Ik heb gedurende mijn carrière altijd gepleit voor het belang van maatschappelijke verantwoordelijkheid bij belastingadviseurs. Hierbij heb ik nooit advies gegeven dat ik zowel volgens de letter als de geest van de wet niet kon verantwoorden. Als Staatssecretaris zal ik mij inzetten om het gesprek en concrete acties op thema’s als ethisch handelen van belastingadviseurs en bedrijven verder te brengen. Tegen die achtergrond kan worden gedacht aan een Tax Governance Code.

Vraag 13 en 14

Kent u de uitdrukking «ik takes a thief to catch a thief»?

Herkent u zich in deze uitdrukking? Op welke manier kunt u uw fiscale kennis inzetten om belastingontwijking en belastingontduiking tegen te gaan?

Antwoord 13 en 14

Tijdens mijn carrière als belastingadviseur heb ik ervaren hoe de wet kan achterlopen op veranderende maatschappelijke opvattingen. Ik zie het als mijn taak als Staatssecretaris om belastingontwijking en -ontduiking tegen te gaan.


X Noot
1

NOS Nieuws, 6 januari 2022.

X Noot
4

Voor een uitgebreide omschrijving van de manier waarop de effecten van de maatregelen gemonitord worden verwijs ik naar de brief «Monitoring van de effecten van de aanpak van belastingontwijking» (Kamerstuk 25 087, nr. 259).

X Noot
6

Zie bijvoorbeeld: IMD (2021), World Competitiveness Ranking for the Netherlands, (link); WEF (2021), Global Competitiveness Report Special Edition 2020, (link).

X Noot
7

Rapport Commissie Doorstroomvennootschappen, 2021.

X Noot
8

Rapport Commissie Doorstroomvennootschappen, 2021.

X Noot
9

Kamerstuk 25 087, nr. 131.

X Noot
10

Een coöperatie kan worden getypeerd als een samenwerkingsverband van ondernemers, waarbij één of meer taken of functies worden samengebracht, terwijl deze ondernemers voor het overige zelfstandig blijven. In tegenstelling tot een naamloze vennootschap (nv) of en besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bv) staat bij een coöperatie de samenwerking voorop en niet de kapitaaldeelname. De coöperatie wordt vanwege dit onderscheid fiscaal iets anders behandeld dan de nv en bv. Kamerstuk 25 087, nr. 131.

X Noot
11

Kamerstuk, vergaderjaar 2017–2018, 34 788.

X Noot
12

Kamerstuk 35 779, nr. 6, blz. 8.

X Noot
14

Kamerstuk 35 779, nr. 2.

X Noot
15

Voor een uitgebreide omschrijving van de manier waarop de effecten van de maatregelen gemonitord worden verwijs ik naar de brief «Monitoring van de effecten van de aanpak van belastingontwijking» (Kamerstuk 25 087, nr. 259).

X Noot
16

Rapport Commissie Doorstroomvennootschappen, 2021.

Naar boven