Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Kuiken (PvdA) aan de Minister voor Rechtsbescherming over nieuwe bezuinigingen en dreigende sluitingen van justitiële jeugdinrichtingen (ingezonden 27 mei 2019).

Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 4 juli 2019).

Vraag 1, 2

Klopt het dat de mogelijkheden worden verkend om miljoenen te bezuinigen op de justitiële jeugdinrichtingen waardoor ook sluitingen overwogen worden? Bent u bekend met de bezorgdheid die dit oplevert in de regio’s waar dit speelt en bij het personeel? Hoe valt dit te rijmen met de belofte uit het regeerakkoord dat aan gevangeniscapaciteit zo min mogelijk wordt getornd?

Waarom is het nodig nu weer te bezuinigen op jeugdinrichtingen? Wat is hiervoor uw uitgebreide onderbouwing?

Antwoord 1, 2

Op 28 juni 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanpak Jeugdcriminaliteit.1 In deze brief geef ik aan dat de invulling van de vrijheidsbeneming van jeugdigen omgevormd gaat worden naar een stelsel waarbij, na een gerichte screening op basis van risicomanagement, jongeren in een kleinschalige voorziening dan wel een landelijk specialistische voorziening geplaatst kunnen worden. Ik geef in die brief een uitgebreide onderbouwing voor de investeringen in differentiatie van beveiligingsniveau en zorgintensiteit. Deze investeringen zijn mogelijk door de afbouw van overcapaciteit. Ook deze wordt in de brief uitgebreid toegelicht.

Ik heb eerder aangegeven dat de beoogde omvorming consequenties heeft voor het huidig landschap van de JJI’s en het personeel.2 De nu genomen besluiten vallen binnen de afspraken uit het regeerakkoord.

Ik ben bekend met de bezorgdheid in het veld. Ik heb daarmee zoveel als mogelijk rekening gehouden bij mijn besluitvorming. Mede vanwege die bezorgdheid is het goed dat er nu duidelijkheid is.

Vraag 3, 4

Klopt het dat er recent juist een piek zit in de bezetting, die hoger was dan verwacht? Kunt u de meest recente cijfers aan de Kamer verstrekken, inclusief de prognoses en de gerealiseerde bezetting van de afgelopen jaren en de prognoses voor de komende jaren?

Zou het sluiten van jeugdinrichtingen niet het risico met zich meebrengen dat op korte termijn een tekort aan plekken zal ontstaan?

Antwoord 3, 4

Recent is uw Kamer geïnformeerd over de laatste ramingen van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) 2020.3 Daarin wordt een gemiddelde behoefte geraamd van 452 plaatsen in 2019, die afneemt naar een gemiddelde behoefte van 358 plaatsen in 2024. De geraamde behoeftes zijn inclusief een capaciteitsmarge van 13,8%.

De gerealiseerde gemiddelde bezetting in 2017 was 395 plaatsen, waarbij de PMJ een gemiddelde behoefte van 487 plaatsen voorspelde. De gerealiseerde gemiddelde bezetting in 2018 was 404 plaatsen, waarbij de desbetreffende PMJ een gemiddelde behoefte van 458 plaatsen voorspelde.

Sinds eind 2018 is sprake van een stijging van de instroom. Over de eerste 5,5 maanden van 2019 is de gemiddelde bezetting 458 plaatsen. Deze stijging van de instroom valt binnen de onzekerheidsmarges van het PMJ en vormt dan ook geen risico dat op korte termijn een tekort aan plekken zal ontstaan. Tevens blijft reservecapaciteit beschikbaar om te kunnen anticiperen op een eventuele toename van het aantal benodigde plaatsen in de toekomst.

Vraag 5

Is bij het sluiten van jeugdinrichtingen rekening gehouden met de beloofde verbeteringen van de prestaties in de strafrechtketen, die door dit kabinet steeds beloofd worden?

Antwoord 5

In de eerdere genoemde brief worden maatregelen aangekondigd om de jeugdcriminaliteit aan te pakken. Hierin komt nadrukkelijk de samenhang met de prestaties in de strafrechtketen aan bod, onder meer door een snellere reactie op strafbare feiten of overtreding van voorwaarden en een sluitende aanpak van de nazorg. Als deze maatregelen, die als doel hebben om recidive terug te dringen, het gewenste effect hebben zal dit leiden tot een daling van de jeugdcriminaliteit.

Vraag 6

Op welke wijze wordt in de besluitvorming rekening gehouden met de rol en functie van de justitiële jeugdinrichting in de gehele regionale keten van de jeugdzorg?

Antwoord 6

Bij de besluitvorming over de afbouw van de overcapaciteit zijn meerdere afwegingen betrokken. Eén daarvan heeft betrekking op de landelijke spreiding waarbij aanbod in de regio in overeenstemming komt met de behoefte aan plaatsen voor jeugdige delinquenten.

Niet alleen in strafrechtelijk kader wordt ingezet op kleinschaligheid, dezelfde ontwikkeling is gaande binnen het domein van de gesloten jeugdhulp. Deze ontwikkeling in beide sectoren biedt kansen om juist op regionaal niveau meer synergie tussen jeugddetentie en jeugdzorg te realiseren. In de eerder genoemde brief geef ik aan hoe hier invulling aan wordt gegeven, onder meer door (gecombineerde) kleinschalige voorzieningen en de inzet van specifieke forensische expertise vanuit de landelijk specialistische voorzieningen.

Vraag 7, 8

Wat is precies de status van dit hele (bezuinigings)traject? Wanneer worden hierover besluiten verwacht?

Bent u bereid toe te zeggen in ieder geval geen onomkeerbare stappen te zetten voordat hierover een debat met de Kamer plaats heeft kunnen vinden?

Antwoord 7, 8

De besluitvorming heb ik u met mijn brief van 28 juni 2019 toegezonden.

Ik ga hierover graag met uw Kamer in debat.


X Noot
1

Brief Tweede Kamer, aanpak jeugdcriminaliteit, 28 juni 2019

X Noot
2

Kamerstuk 28 741, nr. 52

X Noot
3

Kamerstuk 24 587, nr. 746

Naar boven