Vragen van de leden Koopmans en Van Haga (beiden VVD) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de miljardendeals van Frankrijk met China (ingezonden 29 maart 2019).

Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 29 april 2019).

Vraag 1

Bent u bekend met de berichten «Montenegro moet bloeden voor Chinese snelweg»1, «Italië rolt rode loper uit voor China, Brussel waarschuwt voor naïviteit»2 en «Ook Luxemburg sluit zich aan bij Chinees megaproject»?3

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Hoe verhoudt de ogenschijnlijke toenadering van Italië en Luxemburg tot China zich tot de diverse initiatieven om te komen tot een Europese strategie teneinde Chinese investeringen kritischer tegen het licht te houden?

Antwoord

Het staat EU-lidstaten vrij bilaterale relaties te onderhouden met China, dat doet Nederland ook. Uiteraard dienen lidstaten zich wel te blijven committeren aan afspraken die in EU-verband zijn gemaakt. Dat geldt onder andere voor het Europese kader voor screening van buitenlandse investeringen. De onderhandelingen daarover zijn reeds afgerond, en op 19 april zal de Verordening in werking treden die voorziet in een Europees raamwerk en samenwerkingsmechanisme voor de toetsing door individuele lidstaten van buitenlandse investeringen aan nationale veiligheidsbelangen en de openbare orde. Deze verordening verplicht lidstaten om jaarlijks inzicht te geven in de investeringen uit derde landen, waaronder Chinese investeringen.

Vraag 3

Hoe beoordeelt u de invloed van deze Chinese banden tot het vinden van consensus inzake een gemeenschappelijk beleid richting China?

Antwoord

In dezelfde maand waarin Italië en Luxemburg een memorandum van overeenstemming tekenden met China over samenwerking in het kader van het Belt and Road Initiative, is de EU-Chinarelatie zowel in de Raad Buitenlandse Zaken van 18 maart jl. (voor verslag, zie Kamerstuk 21 501-02, nr. 1980) als in de Europese Raad van 21–22 maart jl. (voor verslag, zie Kamerstuk 21 501-20, nr. 1428) uitgebreid besproken, mede in het licht van de op 12 maart jl. verschenen Gezamenlijke Mededeling «EU-China: een strategische visie» van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, en ter voorbereiding van de EU-Chinatop op 9 april jl. Uit die besprekingen bleek dat er onder lidstaten nog altijd consensus bestaat over het belang van het bewaren en versterken van de EU-eenheid ten aanzien van China, over het belang om met China samen te werken ten aanzien van bilaterale belangen en mondiale uitdagingen, en over het belang de Europese waarden te laten reflecteren in de relatie met China.

Vraag 4

Zijn er signalen dat China invloed uitoefent op Europese besluitvorming door middel van het 16 + 1 overleg? Acht u het vinden van consensus moeilijker door de EU-lidstaten die deelnemen aan het 16 + 1 overleg?

Antwoord

Het kabinet is, samen met de andere lidstaten, hoe dan ook beducht voor iedere invloed die het lastiger maakt om binnen de Unie consensus te bereiken over de gehele breedte van de relatie met China. Desalniettemin is het kabinet met de EU en de andere lidstaten van mening dat het 16+1-initiatief, waarbij China met zestien Centraal- en Oost-Europese landen samenwerkt op het gebied van onder meer infrastructuur, acceptabel is zolang het complementair is aan EU-beleid, en zolang transparant is wat er in 16+1-verband wordt afgesproken. Ook daarover bestond consensus bij de Raad Buitenlandse Zaken in maart jl.

Naar boven