Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het mogelijk strafrechtelijke karakter van het sluiten van drugspanden door de burgemeester (ingezonden 25 maart 2019).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 24 april 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2303.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «De Sluitingsbevoegdheid van artikel 13b Opiumwet: een mogelijk vervolgingsbeletsel voor het Openbaar Ministerie» en herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over dit onderwerp?1 2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is uw reactie op de overweging van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van (ABRvS) dat zij een burgemeester niet zonder meer kan volgen in het oordeel dat geen sprake is van een «criminal charge» bij het sluiten van een pand?3

Antwoord 2

Het is vaste jurisprudentie dat een op artikel 13b Opiumwet gebaseerd sluitingsbevel in beginsel geen punitieve sanctie en dus geen criminal charge is. Wel kunnen de concrete omstandigheden van het geval dat anders maken. In haar uitspraak van eind 2017 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd dat sluiting van de betrokken woning ook in dit geval géén punitieve sanctie was. Gelet hierop heeft de Afdeling de beslissing op bezwaar van de burgemeester van Maastricht vernietigd. Inmiddels heeft de Afdeling uitspraak gedaan over de nieuwe beslissing op bezwaar.4 De Afdeling oordeelt dat de burgemeester (alsnog) voldoende heeft gemotiveerd waarom sluiting van de woning noodzakelijk was. De sluiting was niet gericht op leedtoevoeging en dus geen criminal charge. Het motiveringsgebrek is hersteld en het beroep is ongegrond verklaard.

Vraag 3

Acht u het wenselijk dat burgemeesters het middel van artikel 13b Opiumwet ook als «criminal charge» inzetten? Zo ja, waarom? Zo nee, is op dit moment voldoende gewaarborgd dat burgemeesters artikel 13b Opiumwet inderdaad niet als strafrechtelijk middel inzetten?

Antwoord 3

Nee, het is niet wenselijk dat artikel 13b Opiumwet wordt gebruikt als punitieve sanctie. De uitspraak van eind 2017 brengt in herinnering dat de toepassing van de bevoegdheid van artikel 13b zeer ingrijpende gevolgen kan hebben voor de bewoners van een woning en raakt aan het in artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde recht op respect voor het privéleven en de woning. Dat vereist dat de burgemeester in zijn besluit beschrijft waarom de sluiting noodzakelijk is om de overtreding te beëindigen en herhaling daarvan te voorkomen. Het besluit moet blijk geven van een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval in samenhang bezien, waaronder een beoordeling van de evenredigheid van de gevolgen van de sluiting voor betrokkene(n) in verhouding tot het doel dat strekt tot beëindiging en voorkoming van overtredingen van de Opiumwet en het herstellen van de rust in de omgeving.

Een voor de hand liggende waarborg dat artikel 13b Opiumwet wordt toegepast als herstelsanctie, wordt geboden door het feit dat betrokkene in beginsel vooraf moet worden gehoord en het feit dat tegen het besluit bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat (bezwaar, beroep en hoger beroep en de mogelijkheid om de rechter tijdens de behandeling van het bezwaar of beroep te verzoeken om het sluitingsbevel te schorsen).5 Uw Kamer heeft de motie-Buitenweg/Van Nipsen aanvaard.6 In deze motie wordt de regering verzocht het gebruik van de bestuurlijke sluitingsbevoegdheid te monitoren, uitspraken van de rechter hierover te analyseren en uw Kamer hierover driejaarlijks te informeren. De Kamer zal naar aanleiding van deze monitor uiterlijk op 1 juni 2021 worden geïnformeerd.7 De uitvoering van deze motie zal naar verwachting aanvullende gegevens opleveren over onder andere de proportionaliteit van toepassing van artikel 13b Opiumwet.

Vraag 4

Motiveren burgemeesters op dit moment altijd waarom zij van oordeel zijn dat geen sprake is van een criminal charge? Zo nee, voorziet u in het licht van voornoemde uitspraak van de ABRvS problemen bij eventuele latere strafrechtelijke vervolging, met name door toepassing van het ne bis in idem-beginsel?

Antwoord 4

Burgemeesters hoeven niet te motiveren waarom de sluiting géén punitieve sanctie is. Wel moet worden uitgelegd waarom de sluiting – als herstelsanctie – niet verder gaat dan wat noodzakelijk is om de overtreding te beëindigen en herhaling daarvan te voorkomen. Tevens moet in het besluit worden uitgelegd waarom de sluiting voor de belanghebbenden geen nadelige gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de sluiting (artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De uitspraak van november 2017 geeft geen reden tot zorg over een eventuele latere strafrechtelijke vervolging, al was het maar omdat uit de uitspraak van oktober 2018 blijkt dat ook in die zaak geen sprake was van een criminal charge.

Vraag 5

Hoe wilt u voorkomen dat burgemeesters artikel 13b Opiumwet te ruim toepassen en zij daardoor mogelijk (ongewild) een strafrechtelijk onderzoek in de wielen rijden omdat er al voor hetzelfde feit een «sanctie» is opgelegd, te weten door het bestuur?

Antwoord 5

Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3 en 4.

Vraag 6

Deelt u de mening dat de bevoegdheid om panden te sluiten op grond van artikel 13b Opiumwet, conform de oorspronkelijke bedoelingen van de wetgever, vooral gebruikt moet worden om overlast van de panden waaruit gedeald wordt te bestrijden en de oude situatie, aldus voor de overlast, te herstellen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Nee, die mening deel ik niet. Sinds de totstandkoming van artikel 13b in de Opiumwet is de problematiek aanzienlijk veranderd. Panden worden op grote schaal gebruikt in de keten van productie van en handel in drugs. Zoals ik ook schreef in de brief aan uw Kamer van 15 februari 2019, gaat achter drugshandel een keiharde wereld schuil waarin mensen worden geïntimideerd en bedreigd.8 Om van de sluitingsbevoegdheid gebruik te kunnen maken, hoeft de burgemeester niet aan te tonen dat sprake is van overlast.9

Vraag 7

Vindt u ook dat repressief optreden voornamelijk een taak voor justitie is en dat in ernstige gevallen drugspanden, na goed overleg in de driehoek, bij wijze van voorlopige maatregel door de officier van justitie zouden moeten worden gesloten, waarna de strafrechter het pand of de woning bij wijze van strafrechtelijke maatregel sluit? Zo ja, wat kunt u doen om dit te bewerkstelligen?

Antwoord 7

Repressief optreden is een taak van justitie. Artikel 13b Opiumwet geeft een grondslag voor een herstelsanctie, niet voor een punitieve sanctie. De burgemeester stelt niet vast of iemand schuldig is aan de handel in drugs en van die schuld wordt ook niet uitgegaan. De officier van justitie besluit of iemand vervolgd dient te worden en de strafrechter oordeelt of iemand al dan niet schuldig is.

Vraag 8

Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?

Antwoord 8

Ja.


X Noot
1

B. Van der Vorm, De sluitingsbevoegdheid van artikel 13b Opiumwet: een mogelijk vervolgingsbeletsel voor het Openbaar Ministerie, PROCES 2019 (98)1.

X Noot
2

Documentnummer: 2018D52471, d.d. 06-11-2018.

X Noot
3

ABRvS 29 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3521, Gst. 2018/39, m.nt. A. Schreijenberg.

X Noot
4

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3482.

X Noot
5

Zie voor uitzonderingen op die hoorplicht artikel 4:11 Awb, met name het geval dat de vereiste spoed zich verzet tegen vooraf horen.

X Noot
6

Kamerstuk 34 763, nr. 10

X Noot
7

Kamerstuk 35 000 VI, nr. 2, p. 161.

X Noot
8

Kamerstuk 29 911, nr. 218.

Brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 15 februari 2019, kenmerk 2502930.

X Noot
9

Kamerstuk 25 324, nr. 3, p. 8.

Naar boven