Vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS) aan de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de aantallen belastingplichtigen met lage inkomens die worden geraakt door de uitfasering van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (ingezonden 12 februari 2018).

Antwoord van Staatssecretaris Snel (Financiën) mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 8 maart 2018).

Vraag 1

Kunt u op basis van tabel nummer acht, uit de Nota naar aanleiding van het verslag inzake de wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld1, aangeven hoeveel belastingplichtigen bij de in die tabel gegeven Waardering Onroerende Zaken (WOZ)-waardes een inkomen hadden dat lager is dan 20.000 euro?

Antwoord 1

De hierna opgenomen tabel toont de gevraagde verdeling naar WOZ-waardes voor huishoudens met een inkomen tot € 20.000.

Tabel: Verdeling huishoudens met Hillen-aftrek en een inkomen tot € 20.000, belastingjaar 2015

WOZ-waarde

Huishoudens x 1.000

< € 200.000

80

€ 200.000 – € 300.000

53

€ 300.000 – € 400.000

23

€ 400.000 – € 500.000

9

€ 500.000 – € 700.000

6

€ 700.000 – € 1.000.000

2

> € 1.000.000

1

Totaal

173

Deze tabel behoeft overigens enige toelichting. Ik wil hiervoor verwijzen naar tabel 19 zoals opgenomen in de nota naar aanleiding van het verslag aan de Eerste Kamer.2 Uit die tabel blijkt, zoals ook hiervoor weergegeven per WOZ-waarde, dat van de huishoudens die gebruikmaken van de Hillen-aftrek, er 173.000 (19%) een inkomen hadden tot € 20.000. Uit die tabel valt echter tevens af te leiden dat 57% van de gebruikers van de Hillen-aftrek met een inkomen tot € 20.000 een belastbaar box 3-vermogen heeft. 30% van de gebruikers van de Hillen-aftrek met een inkomen tot € 20.000 heeft zelfs een belastbaar box 3-vermogen van meer dan € 100.000.

Van de 80.000 huishoudens met een WOZ-waarde tot € 200.000 heeft 50% een belastbaar box 3-vermogen. Dit is aanzienlijk hoger dan het gemiddelde percentage in Nederland (circa een kwart). Daarnaast geldt voor AOW-gerechtigden dat zij door de heffingskortingen pas belasting betalen vanaf een belastbaar inkomen van circa € 16.000. Voor alleenstaande ouderen geldt dit vanaf circa € 18.000.

Voorts is het van belang om de maatregelen in het regeerakkoord in samenhang te bezien. Het kabinet verhoogt onder meer de algemene heffingskorting, de ouderenkorting en de arbeidskorting en verlaagt daarnaast de schijftarieven in de inkomstenbelasting. Het per saldo effect voor gebruikers van de Hillen-aftrek is eerder weergegeven in tabel 1 in de nota naar aanleiding van het nader verslag.3 Uit het voorbeeld van een alleenstaande AOW-er zonder aanvullend pensioen (met een inkomen van € 16.000) met een afgeloste woning van € 250.000, blijkt dat ook diegene, zelfs bij volledige uitfasering van de Hillen-aftrek, er structureel meer dan € 400 per jaar op vooruit gaat, doordat de AOW-uitkering stijgt als gevolg van de netto-netto-koppeling.


X Noot
1

Kamerstuk 34 819, nr. 6

X Noot
2

Kamerstuk I 2017/2018, 34 785, D.

X Noot
3

Kamerstuk 34 819, nr. 8.

Naar boven