Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 1068 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 1068 |
Bent u bekent met het rapport «Impact van non-tarifaire handelsbelemmeringen als gevolg van Brexit» van KPMG?1
Ja, dit onderzoek is door de ministeries van EZK en LNV uitgezet om een beter inzicht te verkrijgen in de kosten van non-tarifaire belemmeringen voor verschillende bedrijfssectoren.
1. Zorg vanuit de overheid dat de voorlichting richting het bedrijfsleven verder wordt geïntensiveerd, zodat bedrijven optimaal voorbereid zijn op de gevolgen van Brexit.
Voorlichting voor bedrijven is een speerpunt van het kabinet en een belangrijk onderdeel van de voorbereidingen op de Brexit.
Het is van groot belang dat ondernemers tijdig de juiste voorbereidingen treffen. Een gedegen voorbereiding is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de ondernemer zelf. Om te zorgen dat ondernemers over de meeste recente informatie beschikken, bijvoorbeeld over de stand van zaken van de onderhandelingen, informeert de overheid bedrijven via verschillende kanalen.
Direct na het referendum is het Brexit loket opgericht (te bereiken op www.brexit-loket.nl). Hier kunnen bedrijven te allen tijde terecht met hun vragen over Brexit en benodigde voorbereidingen. Ook wordt er momenteel gewerkt aan een activatietool voor het bedrijfsleven. Hiermee kunnen zowel groot- als MKB-bedrijf in kaart brengen welke voorbereidingen van belang zijn in aanloop naar de Brexit.
Daarnaast wordt er met relevante uitvoeringsorganisaties (als RVO.nl, de KVK, de Douane en de NVWA), werkgeversorganisaties (als VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO) en brancheorganisaties samengewerkt aan eenduidige bedrijfsvoorlichting in voorbereiding op de Brexit. Zo worden met grote regelmaat stakeholderbijeenkomsten georganiseerd in Nederland en Brussel, en wordt door het kabinet intensief overleg gevoerd met het bedrijfsleven en andere belanghebbenden, zoals vakbonden. Deze stakeholderbijeenkomsten worden in 2018 verder geïntensiveerd. Ook worden er gesprekken gevoerd met o.a. VNO-NCW, is er een FME-industrietop georganiseerd en een enquête uitgezet onder sectoren en bedrijven om belangen en gevolgen van de uittreding van het VK uit de EU in kaart te brengen.
Verder is vrijdag 26 januari jl. het platform www.hulpbijbrexit.nl gelanceerd. Aan dit platform zijn zowel brancheverenigingen, banken, als de rijksoverheid verbonden, om bedrijven te informeren over de praktische voorbereidingen die ze kunnen treffen.
2. Onderzoek een mogelijke koppeling van het Nederlandse douanesysteem met het douanesysteem van het VK om douanegegevens tussen Nederland en het VK automatisch uit te wisselen.
De Nederlandse overheid is voorstander van het maximaal benutten van bestaande wettelijke faciliteiten om vereenvoudigingen in de afhandeling van het onderlinge goederenverkeer in te richten. Benadrukt moet worden dat deze mogelijkheid een EU-VK oplossing dient te zijn en niet exclusief NL-VK betreft. Niet alleen omdat de EU het benodigde verdrag met het VK moet sluiten, maar ook omdat voor een aanzienlijk deel van de goederen die via Nederland vervoerd worden een export- of importaangifte in een andere lidstaat wordt ingediend. Het uitwisselen van douanegegevens op basis van «your export is my import» biedt perspectief en wordt nader onderzocht. Of dit een realistisch model is voor het goederenverkeer tussen het VK en het vaste land van de EU zal afhankelijk zijn van de mogelijkheid om aan technische en juridische randvoorwaarden te voldoen.
3. Maak afspraken met het VK om divergerende goedereneisen te voorkomen door bestaande kwaliteitseisen die gelden voor de handel tussen VK en andere Unie-landen zo veel mogelijk te continueren.
Als de eisen aan goederen in de EU27 en het VK uit elkaar gaan lopen zal dit de handel in goederen belemmeren. Zoals ook is aangegeven in de antwoorden op het schriftelijk overleg van 22 januari jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 210) is het voor Nederland en de EU27 het meest wenselijke scenario dat het VK blijft deelnemen aan de interne markt. De eisen aan goederen in de EU27 en het VK zouden daarmee namelijk gelijk blijven. De regering van het VK heeft echter aangegeven de interne markt en de douane-unie te willen verlaten. Door het verlaten van de interne markt is het VK niet meer gebonden aan de Europees geharmoniseerde productregelgeving. Het VK kan dan beslissen de eisen aan goederen af te laten wijken van de EU eisen, tenzij in een nieuwe overeenkomst met het VK wordt afgesproken dat het VK die eisen gelijk zal houden. De EU heeft overigens ook handelsakkoorden met derde landen waarbij het derde land vrij is om andere producteisen dan de EU te hanteren.
Ik zal het risico van uit elkaar laten lopende van eisen aan goederen blijven benadrukken binnen de EU27. Daarbij geldt dat er een goede balans moet komen tussen de mate van markttoegang en de waarborgen voor behoud van het gelijk speelveld, zonder daarbij afbreuk te doen aan geldend EU-beleid o.a. op het gebied van mens, dier, plant en milieu. De Europese Commissie onderhandelt namens de EU27 over de toekomstige relatie.
4. Begin tijdig met het vergroten van de capaciteit en het aantal inspectielocaties bij de handhavingsdiensten (...) en zorg voor een Brexit-analyse.
Bij de handhavingsdiensten zijn analyses gemaakt van de benodigde capaciteit in het geval van terugval op WTO handelsregels. Besluitvorming over het eventueel vergroten van de capaciteit (zoals voor de Douane, Marechaussee, NVWA) zal binnenkort plaatsvinden conform het regulier begrotingsproces. Vanwege het belang van het op tijd beschikbaar hebben van dergelijke capaciteit, zijn bij zowel de douane als de NVWA vooruitlopend op deze besluitvorming al de processen gestart om additioneel personeel voor de Brexit te werven. Het gaat om 50 fte bij de Douane en 20 fte bij de NVWA. Het opzetten van de benodigde faciliteiten voor veterinaire en fytosanitaire keuring (de zogeheten keurpunten) is een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. De NVWA adviseert bedrijven over de wettelijke mogelijkheid en de praktische logistiek voor het vaststellen en inrichten van de locatie van een keurpunt.
5. Introduceer een «fast lane/green lane» bij de douanecontrole voor aan bederf onderhevige goederen om houdbaarheid te garanderen en waardedaling te voorkomen.
Waar het douane specifieke controles betreft is het van belang om op te merken dat faciliteiten als voorrang bij controles worden toegekend aan bedrijven op basis van gebleken betrouwbaarheid (AEO certificering) en niet op basis van goederenpakket. Goederen met een beperkte houdbaarheid zijn naast eventuele douanecontroles onderworpen aan inspecties van de fytosanitaire of veterinaire keuringsdiensten. Voor de Nederlandse overheid is het al geruime tijd een speerpunt om het aan grenscontroles onderhavige goederenverkeer zoveel als mogelijk op één moment te controleren, waarbij de grensautoriteiten gecoördineerd te werk gaan om zo min mogelijk in te grijpen in het logistieke proces. Bij goederen met een beperkte houdbaarheid is dat zeker van belang. Digitale gegevensuitwisseling komt de snelheid ten goede en kan bij de controles van goederen met een beperkte houdbaarheid mogelijk een uitkomst bieden.
6. Onderzoek de mogelijkheden voor het uitvoeren van douanecontroles en inspecties door de NVWA en het KCB als goederen zich voor transport op de ferry tussen Nederland en het VK bevinden om vertragingen aan de grens te voorkomen.
Het kabinet gaat deze mogelijkheden verkennen, waarbij er, op het eerste gezicht, formele en praktische uitdagingen zijn. Niet alleen moet er een juridische mogelijkheid zijn om de controles daar uit te voeren, ook zal onderzocht moeten worden of het praktisch haalbaar is en de inzet van douanecapaciteit op deze manier opportuun is.
7. Onderzoek (...) de mogelijkheid om een (IT-)systeem op te zetten waardoor de ondernemers geautomatiseerd gegevens over de goederen voor diverse aangiften en meldingen kunnen verstrekken.
Omdat het bedrijfsleven primair verantwoordelijk is voor de verzameling van gegevens voor het doen van een aangifte, is dit een aanbeveling die in gezamenlijkheid met het bedrijfsleven zal worden onderzocht.
8. Onderzoek de mogelijkheden voor een overgangsperiode.
Het rapport beveelt aan de mogelijkheden voor een overgangsperiode te onderzoeken. Dit betreft een periode waarbij sprake is van overgangsrecht, waarin de inwerkingtreding van nieuwe regelgeving als gevolg van de Brexit-onderhandelingen wordt uitgesteld of stapsgewijs wordt geïmplementeerd. Op die manier wordt voorkomen dat ondernemers (en ook overheidsorganisaties) pas vlak voor de inwerkingtreding (in principe 30 maart 2019) geconfronteerd worden met de gevolgen van de nieuwe situatie en geen tijd meer hebben om hun bedrijfsvoering aan te passen.
Op 29 januari 2018 heeft de Raad Algemene Zaken een besluit aangenomen om de onderhandelingsrichtsnoeren van 22 mei 207 van de Commissie op twee punten aan te vullen. In de eerste plaats is hierin opgenomen dat de onderhandelingen over alle uittredingsonderwerpen waar reeds mandaat voor was verleend, afgerond moeten worden en in juridische vorm moeten worden gegoten. In de tweede plaats is hierin ten aanzien van het mandaat voor de onderhandelingen over de overgangsregelingen het volgende opgenomen:
– Het VK verlaat op de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord de EU, maar blijft gedurende de overgangsperiode gebonden aan het gehele EU-acquis (inclusief de regels over toezicht en handhaving (EU Hof van Justitie)), en de zaken die Euratom betreffen. Nieuwe EU-regelgeving die tijdens de overgangsperiode van kracht wordt moet ook op het VK van toepassing zijn.
– Het VK neemt tijdens de overgangsperiode niet deel aan EU-instellingen waaronder de (Europese) Raad, het Europees parlement en het EU Hof van Justitie. In het belang van de EU kan het VK worden uitgenodigd om deel te nemen (zonder stemrecht) aan vergaderingen van vaste commissies, expertgroepen of vergelijkbare entiteiten of van de agentschappen, organen en instanties waarin de lidstaten vertegenwoordigd zijn.
– De overgangsregelingen gaan in op het moment dat het terugtrekkingsakkoord in werking treedt en lopen door tot uiterlijk 31 december 2020 (wanneer ook het huidige Meerjarig Financieel Kader afloopt).
Heeft u meer (interne of externe) onderzoeken uitstaan om uzelf te informeren over de mogelijke gevolgen van de Brexit voor de Nederlandse economie, overheid en samenleving? Kunt u een overzicht hiervan geven en de relevante rapporten aan de Kamer doen toekomen?
Het rapport «Impact van non-tarifaire handelsbelemmeringen als gevolg van Brexit» van KPMG is in opdracht van de ministeries EZK/LNV uitgevoerd. Verder voert Wageningen Economic Research (WEcR) momenteel in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de studie «Exploring the Impacts of Two Brexit Scenarios on Dutch Agricultural Trade Flows» uit. Uw Kamer zal hierover nader geïnformeerd worden wanneer de studie gepubliceerd is.
Verder zijn recent niet actief nieuwe onderzoeken uitgezet naar de mogelijke gevolgen van de Brexit voor de Nederlandse economie. Wel lopen er onderzoeksprogramma’s bij CBS, planbureaus en Bruegel, een Brusselse economische denktank, die van tijd tot tijd publiceren over de handel(s)relatie met het VK en mogelijke gevolgen voor de Nederlandse economie, overheid en samenleving.
Zo brengt het CBS vier keer per jaar de Internationaliseringsmonitor uit, waarin regelmatig ook aandacht aan het VK wordt besteed. Daarnaast lopen er ook bij de verschillende planbureaus onderzoeksprogramma’s waaruit onderzoek wordt gefinancierd naar vraagstukken die een typisch Europese dimensie hebben. In dat kader is de CPB-studie «Nederlandse kosten Brexit door minder handel» in 2016 verschenen.
Verder dragen de ministeries van Financiën, Buitenlandse Zaken en Economische Zaken en Klimaat financieel bij aan Bruegel. Op verzoek van o.a. Nederland wordt er in het onderzoeksprogramma uitgebreid aandacht besteed aan de Brexit2.
Wat is volgens u de geschatte economische schade voor Nederland als gevolg van een harde brexit, waarbij het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de douane-unie stapt? Hoeveel banen zijn hierbij gemoeid?
Op de langere termijn (2030) worden de kosten van het vertrek van het VK uit de douane-unie, zonder aanvullende handelsafspraken, door het CPB geschat op 10 miljard euro per jaar, oftewel 1,2 procent van het bbp. Wanneer ook rekening wordt gehouden met de dynamische effecten (zoals op innovatie), kunnen de kosten oplopen tot 17 miljard euro.
In dit scenario valt het VK terug op de afspraken die binnen WTO-verband zijn gemaakt. Dat betekent o.a. dat bedrijven weer invoertarieven moeten gaan betalen en dat bedrijven weer kosten moeten maken om goederen naar het VK te exporteren en vanuit het VK te importeren (zoals douanerechten en inspecties). Ook kan een harde Brexit voor sommige dienstensectoren betekenen, dat helemaal geen export en import van diensten meer mogelijk is. De afspraken die in WTO-verband over diensten zijn gemaakt bieden relatief weinig ruimte voor wederzijdse markttoegang.
Het CPB heeft geen inschatting gemaakt van het aantal banen dat met dit Brexit-scenario is gemoeid. Wel is uit een andere studie van CBS bekend dat op dit moment in totaal 200.000 banen gemoeid zijn met de handel met het VK. Als er minder handel plaats vindt met het VK, zal dit ook de werkgelegenheid raken. Onderzoekers van de universiteit Leuven schatten het werkgelegenheidseffect op een verlies tussen 18.600 en 73.200 banen, afhankelijk van de toekomstige relatie3. De cijfers moeten gezien worden als een grove inschatting. Het precieze effect op de werkgelegenheid is moeilijk in te schatten, omdat handel zich ook kan verplaatsten naar andere landen en er dus ook weer nieuwe banen kunnen ontstaan.
Welke concrete acties heeft u reeds ondernomen om de economische schade te beperken als gevolg van de Brexit?
Het VK stelt niet langer deel te willen uitmaken van zowel de interne markt als de douane-unie van de EU. Als het VK bij dat standpunt blijft, betekent het dat de toekomstige handelsrelatie met het VK ingrijpend zal veranderen en er aanzienlijk meer belemmeringen zullen zijn dan nu het geval is. Dit zal nadelige gevolgen hebben voor de wijze van zakendoen met het VK en zal onvermijdelijk tot schade leiden. Nederland zal daarom onder meer moeten anticiperen op herinvoering van grenscontroles, aanpassing van informatiesystemen, logistieke aanpassingen bij de verwerking van personen- en goederenstromen in (lucht)havens, en voorlichting van overheden, burgers en bedrijven over dergelijke veranderingen.
Het kabinet brengt de Nederlandse belangen en zorgen actief voor het voetlicht in Brussel. Daarbij is specifiek aandacht voor kwetsbare sectoren en het MKB.
Voor de toekomstige handelsrelatie met het VK streeft het kabinet naar een gebalanceerd, ambitieus en breed handelsakkoord, zonder, of met zo laag mogelijke, tarieven en zonder, of met zo min mogelijk, non-tarifaire belemmeringen, zonder daarbij afbreuk te doen aan geldend EU-beleid op het gebied van mens, dier, plant en milieu, en indachtig het belang van de integriteit van de interne markt en de ondeelbaarheid van de vier vrijheden.
Het treffen van goede voorbereidingen kan de kosten die met Brexit gepaard gaan deels verminderen en daarom is het van belang dat ook bedrijven zelf hier tijdig mee aan de slag gaan. Voor inzet op het gebied van voorlichting en capaciteit van handhavingsinstanties verwijs ik u naar de reacties op de aanbevelingen onder vraag 2.
In lijn met de motie Azarkan (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1228) onderzoekt het kabinet actief wat de mogelijke economische kansen zijn van het vertrek van het VK uit de EU voor het bedrijfsleven en op welke wijze deze kansen optimaal zouden kunnen worden verzilverd.
Daarnaast worden ondernemers actief ondersteund door hen te wijzen op de mogelijkheden om hun handel met derde landen te intensiveren en zodoende de gevolgen voor bilaterale handelsstromen naar het VK te mitigeren.
Het CPB geeft in haar eerdergenoemde studie ook een doorkijk naar verschillende sectoren. Bij een harde Brexit zullen de chemische industrie, de voedselverwerkende industrie, de motorvoertuigen industrie en de industrie voor elektronische apparatuur relatief hard worden getroffen met een productieverlies van gezamenlijk twaalf procent van het bbp.
De mate waarin sectoren schade zullen ondervinden hangt af van de uiteindelijke vormgeving van de nieuwe relatie en heeft te maken met:
– Non-tarifaire belemmeringen die volgen uit wet- en regelgeving, zoals het verkrijgen van en de controle op exportcertificaten of divergentie van productiestandaarden. Sectoren met relatief veel regelgeving zullen naar verwachting harder worden getroffen, denk daarbij bijvoorbeeld aan de export van «vlees», die als casus is uitgewerkt in het KPMG-rapport4.
– Tarifaire handelsbarrières zoals invoerrechten, waar ondernemingen mee te maken kunnen krijgen als ze handel willen drijven met het VK. Zelfs bij een harde Brexit, waarbij teruggevallen wordt op de WTO-invoertarieven, zal de toename in de handelskosten voor veel sectoren relatief beperkt zijn. De reden is dat onder GATT/WTO de tarieven substantieel zijn verlaagd.
– De gevoeligheid van de vraag voor prijsveranderingen. Over het algemeen geldt dat de vraag naar goederen in sectoren die meer gespecialiseerde goederen exporteren, minder gevoelig is voor veranderingen in de prijs. Ceteris paribus geldt dat hoe uniformer de goederen zijn die een sector exporteert, hoe hoger de elasticiteit en hoe sterker de export naar het VK zal reageren. Een andere factor die van invloed is op de elasticiteit zijn de substitutiemogelijkheden. Deze hangen mede af van transportkosten en de vraag of er exporteurs van buiten de EU zijn, die na Brexit relatief concurrerender worden.
– De mate waarin sectoren bij hun verdiensten afhankelijk zijn van de handel met het VK. Bedrijven die naast het VK ook handel drijven met veel andere landen, zullen relatief gezien minder gevolgen ondervinden.
Van alle bovengenoemde aspecten, zullen naar verwachting non-tarifaire belemmeringen een relatief grote impact gaan hebben op de handel met het VK na de Brexit. Het rapport van KPMG gaat in op deze non-tarifaire belemmeringen. Het beoogt een zo compleet mogelijk overzicht te geven, zodat ondernemers in hun voorbereiding daar rekening mee kunnen houden en specifiek naar die belemmeringen kunnen kijken die op hun product/dienst van toepassing zijn.
Hoe is de huidige informatievoorziening geregeld voor Nederlandse bedrijven? Welke activiteiten ontplooit het bedrijfsleven daarbij en welke activiteiten de overheid?
Hoe is de huidige informatievoorziening geregeld voor Britse bedrijven welke actief zijn in Nederland? Welke activiteiten ontplooit het bedrijfsleven daarbij en welke activiteiten de overheid?
De informatievoorziening voor bedrijven actief in Nederland is voor alle bedrijven gelijk, zowel voor Nederlandse als internationale ondernemingen. Voor verdere beantwoording van vragen 7 en 8 verwijs ik u naar de reactie op de aanbevelingen onder vraag 2.
Wat gebeurt er met de informatie wanneer bedrijven zich melden bij de overheid met vragen of analyses van gevolgen aangaande de Brexit?
Bedrijven worden aangemoedigd om relevante informatie met de overheid te delen. Dit kan ook via het eerdergenoemde Brexit loket. Informatie en vragen vanuit bedrijven worden meegenomen in het onderhandelingsproces in de nationale voorbereidingsmaatregelen, en worden daarnaast gebruikt om de voorlichting en informatievoorziening aan bedrijven te verbeteren.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat het midden- en kleinbedrijf (mkb) adequaat geïnformeerd wordt over de gevolgen van de Brexit en adequaat voorbereid is?
Voor inzet wat betreft bedrijfsvoorlichting verwijs ik u naar de reactie op de aanbevelingen onder vraag 2.
In de Brexit voorlichting is er speciale aandacht voor MKB-bedrijven, zeker voor die bedrijven die nu louter actief zijn op de interne markt en geen ervaring hebben met zogeheten «derde landen». Voor deze bedrijven wordt door RVO.nl en de Kamer van Koophandel een activatietool ontwikkeld, waarmee het MKB inzichtelijk kan krijgen wat de mogelijke impact van Brexit op hun onderneming zal zijn en hoe hiervoor voorbereidingen voor kunnen worden getroffen. Ook zullen in 2018 in samenwerking met RVO.nl en de Kamer van Koophandel regiobijeenkomsten worden georganiseerd om juist ook het lokale MKB te bereiken.
Bent u bezig met het opstellen van flankerend beleid? Welke ministeries zijn daarbij betrokken?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van de vraag van de leden van de CDA-fractie, opgenomen in het schriftelijk overleg van 22 januari jl. inzake de Brexit onderhandelingen, (Kamerstuk 23 987, nr. 210). Op dit moment is er hier geen verdere toelichting op van toepassing.
Hoeveel mensen moet de overheid gaan inzetten om de gevolgen van non-tarifaire handelsbelemmeringen voor bedrijven in zo goed mogelijke banen te leiden?
Het kabinet brengt momenteel in kaart welke maatregelen moeten worden genomen om verstoringen als gevolg van de uittreding van het VK uit de EU (inclusief voor het cliff edge scenario) zoveel mogelijk te voorkomen, en welke kosten aan deze maatregelen verbonden zijn. Daarover overlegt het kabinet ook met het bedrijfsleven en andere betrokkenen.
De omvang van de totale kosten hangt af van de uitkomst van de lopende onderhandelingen over een toekomstige relatie en de positie die het VK hierbij inneemt. Het kabinet zet zich in dit kader actief in om de Nederlandse economische belangen in Brussel te behartigen. Zolang de onderhandelingen over uittreding nog lopen en die over de nieuwe relatie nog niet gestart zijn is het daarom niet mogelijk hier een definitief getal op te plakken. Gesteld kan worden dat een terugval op WTO handelsregime meer impact heeft op de vereiste capaciteit vergeleken met bijvoorbeeld het zogeheten Noorwegen model. Daarom is het op dit moment niet met zekerheid te zeggen welke non-tarifaire belemmeringen precies op gaan treden.
Bij de handhavingsdiensten zijn, of worden momenteel, analyses gemaakt van de benodigde capaciteit in het geval van terugval op WTO handelsregels. Besluitvorming over het eventueel vergroten van de capaciteit (zoals voor de Douane, Marechaussee, NVWA) zal binnenkort plaatsvinden conform het reguliere begrotingsproces. Vooruitlopend hierop zijn zowel de douane als de NVWA gestart met de processen om additioneel personeel voor de Brexit te werven.
Heeft de belastingdienst en douane een interne of externe studie van de gevolgen van de Brexit gedaan? Zo ja, kunt u die aan de Kamer doen toekomen?
Het KPMG-rapport is het enige externe Brexit rapport waaraan de douane haar medewerking heeft verleend. Intern vindt een analyse plaats naar de impact van Brexit op de Douane. Deze analyse wordt binnenkort afgerond. Hierover zal de Tweede Kamer in het eerste kwartaal van 2018 worden geïnformeerd.
Op dit moment is dat nog niet te zeggen. Momenteel vindt een interne analyse plaats naar de impact van Brexit-scenario’s op de Douane. Als deze analyse klaar is, zal er meer duidelijkheid zijn over de bandbreedte van het aantal extra benodigde douanemedewerkers. Dát er extra douanemedewerkers nodig zijn staat buiten kijf. Daarom is reeds begonnen met de werving van 50 FTE, binnen het reguliere douane kader.
De lengte van een reguliere opleiding tot douanier is afhankelijk van het opleidingsniveau van de medewerker, de beoogde functie en de zwaarte van de opgedragen taken. De duur van de reguliere douaneopleiding varieert daarom tussen de 9 en 22 maanden.
De Douane beziet op welke wijze de doorlooptijd van opleidingen verkort kan worden dan wel op welke andere wijze medewerkers versneld ingezet kunnen worden. Met het oog op de Brexit wordt onder meer gekeken naar taakgericht opleiden, waarmee een deel van de opleiding mogelijkerwijs kan worden ingekort.
Hoeveel mensen worden er vrijgemaakt of gaat de overheid werven om de problemen rondom de Brexit aan te pakken? Waar worden die mensen ingezet?
Welke coördinatie is er met het VK om de effecten op een mogelijke harde en/of chaotische brexit op te vangen, zoals de non-tarifaire handelsbelemmeringen?
Gesprekken tussen Nederlandse uitvoeringsorganisaties en inspectiediensten met hun collegadiensten uit het VK kunnen plaats vinden in het kader van regulier werkoverleg en zien op het heden, niet de toekomst. Onderhandelingen (en/of voorbereidende en verkennende besprekingen daarvoor) worden niet gehouden, die vinden alleen plaats in Brussel tussen de EU hoofdonderhandelaar en zijn team met het VK.
Om in de toekomst vereenvoudigingen in te richten in de afhandeling van het onderlinge goederenverkeer, moeten oplossingen worden gevonden in EU-VK verband. Niet alleen omdat de EU het benodigde verdrag met het VK moet sluiten, maar ook omdat voor een aanzienlijk deel van de goederen die via Nederland vervoerd worden een export- of importaangifte in een andere lidstaat wordt ingediend.
Invulling van samenwerking tussen EU en VK is een kwestie die behoort tot het stadium van onderhandelingen over een toekomstig handelsakkoord na formele terugtrekking van het VK uit de EU per 30 maart 2019.
Vandenbussche, H., &, Connell, W., & Simons, W. (2017). Global value chains, trade shocks, and jobs: an application to Brexit. Discussion Paper Series CEPR. DP 12303.
KPMG (2018). Impact van non-tarifaire handelsbelemmeringen als gevolg van Brexit. Rapport in opdracht van de ministeries van EZK en LNV. https://home.kpmg.com/content/dam/kpmg/nl/pdf/2018/sector/overheid/impact-van-non-tarifaire-handelsbelemmeringen-als-gevolg-van-brexit.pdf
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1068.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.