Vragen van het lid Agema (PVV) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de ouderenzorg verstopt raakt (ingezonden 17 oktober 2016).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 november 2016).

Vraag 1

Bent u bekend met de uitzending van Max Meldpunt met de titel «Ouderenzorg raakt verstopt»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

  • a. Wat was de groeiruimte voor de contracteerruimte van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in 2010?

  • b. Wat was de groeiruimte voor de contracteerruimte van de AWBZ in 2011? (Verlaagd naar 595 miljoen euro)

  • c. Wat was de groeiruimte voor de contracteerruimte van de AWBZ in 2012? (Verlaagd naar 455 miljoen euro, zie Beleidsregel CA-300–505, van de Nederlandse Zorgautoriteit)

  • d. Wat was de groeiruimte voor de contracteerruimte van de AWBZ in 2013? (Verlaagd naar 250 miljoen euro, zie Beleidsregel CA-300–571, van de Nederlandse Zorgautoriteit)

  • e. Wat was de groeiruimte voor de contracteerruimte van de AWBZ in 2014? (Verlaagd naar 225 miljoen euro, zie Beleidsregel CA-300–593, van de Nederlandse Zorgautoriteit)

  • f. Wat was de groeiruimte voor de contracteerruimte van de Wet langdurige zorg (Wlz) in 2015? (Verlaagd naar 140 miljoen euro)

  • g. Wat is de groeiruimte voor de contracteerruimte van de Wlz in 2016? (Verlaagd naar 90 miljoen euro)

  • h. Wat is de groeiruimte voor de contracteerruimte van de Wlz in 2017? (Verlaagd naar 50 miljoen euro)

  • i. Wat is de groeiruimte voor de contracteerruimte van de Wlz in 2018?

  • j. Wat is de groeiruimte voor de contracteerruimte van de Wlz in 2019?

  • k. Wat is de groeiruimte voor de contracteerruimte van de Wlz in 2020?

  • l. Wat is de groeiruimte voor de contracteerruimte van de Wlz in 2021?

Antwoord 2

Gevraagd is naar de ontwikkeling van de groeiruimte voor de contracteerruimte sinds 2010. Uit de vraagstelling komt een beeld naar voren van een sterk afnemende groeiruimte voor de cliënten die op langdurige zorg zijn aangewezen. Dit beeld is om een aantal redenen niet terecht.

In mijn antwoord zal ik eerst de ontwikkeling van de groeiruimte voor zorg in natura binnen de contracteerruimte schetsen. Deze is opgenomen in tabel 1. Daaruit komt inderdaad een beeld naar voren van een lagere groeiruimte voor de contracteerruimte in de laatste jaren. Daarbij past echter een belangrijke nuance. Bij de invoering van de Wlz is het pgb als een volwaardige leveringsvorm vastgelegd. Hiermee is de keuzevrijheid van cliënten vergroot. Vanaf 2015 zijn de groeimiddelen voor de langdurige zorg in lijn met de voorkeuren van de cliënten in grotere mate ingezet voor pgb (en in mindere mate voor zorg in natura). Daarbij geldt dat er binnen de Wlz sprake is van één totaalkader voor zorg in natura en pgb. Wlz-uitvoerders hebben de mogelijkheid om, mits men binnen het totale kader blijft, middelen te verschuiven tussen zorg in natura en pgb. Daarmee is de scheidslijn tussen de groeiruimte voor zorg in natura en pgb binnen de Wlz minder scherp dan bij de AWBZ. Dat betekent ook dat de middelen die ik vanaf 2015 gedurende het jaar heb toegevoegd aan het Wlz-kader zijn te beschouwen als «onverdeeld». Deze middelen zijn toegevoegd voor groei van de Wlz-aanspraken, waarbij Wlz-uitvoerders deze afhankelijk van de voorkeuren van hun cliënten kunnen inzetten via de inkoop van zorg in natura of door het verstrekken van een pgb.

Om een integraal beeld te schetsen van de groeiruimte voor cliënten die op langdurige zorg zijn aangewezen brengt tabel 2 de totale groeiruimte in beeld. Tabel 2 laat zien dat de totale groeiruimte voor de langdurige zorg sinds de invoering van de Wlz per 2015 op een niveau ligt van 2,2% à 2,5% van het Wlz-kader.

Deze percentages zijn hoger dan de groei die bij aanvang voor deze jaren beschikbaar is gesteld (de demografische groei van 1,4%). Op basis van monitoring en advisering door de NZa zijn namelijk extra middelen beschikbaar gesteld. Daarmee is de gestegen zorgvraag in die jaren opgevangen. Voor 2017 is via de definitieve kaderbrief op voorhand een extra bedrag van € 220 miljoen beschikbaar gesteld. Daarmee komt de totale beschikbare ruimte in 2017 uit op € 470 miljoen (2,4%). Dit ligt in lijn met de volumegroei van 2,4% per jaar die het CPB in haar recente middellangetermijnraming 2018–2021 heeft geraamd voor de Wlz2.

Voor de jaren 2018–2021 wordt de groeiruimte volgend jaar door het nieuwe kabinet vastgesteld. Deze is daarom niet in de tabel opgenomen. Op basis van de MLT-raming zou zoals hiervoor aangegeven een groeiruimte van 2,4% resulteren.

Tabel 1: Groeiruimte contracteerruimte 2010–2017 in procenten (exclusief pgb en onverdeeld)*

* De groeiruimte voor de contracteerruimte van de AWBZ voor de jaren 2010–2014 is toegelicht in de Regeling aanwijzing ex artikel 7 Wet marktordening gezondheidszorg voor de betreffende jaren («aanwijzing contracteerruimte AWBZ»)3. De hoogte van de contracteerruimte 2010–2014 is gebaseerd op de publicaties hierover van de NZa4. De groeiruimte en hoogte van het Wlz-kader (contracteerruimte en pgb) is toegelicht in de brieven over het Wlz-kader5.

Tabel 2: Groeiruimte kader langdurige zorg 2010-2017 in procenten (inclusief pgb en onverdeeld)*

* De groeiruimte voor de contracteerruimte van de AWBZ voor de jaren 2010–2014 is toegelicht in de Regeling aanwijzing ex artikel 7 Wet marktordening gezondheidszorg voor de betreffende jaren («aanwijzing contracteerruimte AWBZ»)6. De hoogte van de contracteerruimte 2010–2014 is gebaseerd op de publicaties hierover van de NZa7. De groeiruimte en hoogte van het Wlz-kader (contracteerruimte en pgb) is toegelicht in de brieven over het Wlz-kader8.

Bij de cijfers in tabel 1 en 2 past een aantal opmerkingen.

  • De hervorming van de langdurige zorg per 2015 maakt de absolute omvang van de groeiruimte voor de AWBZ tot 2015 moeilijk te vergelijken met de groeiruimte voor de Wlz vanaf 2015. Door de overheveling van taken en middelen naar de Wmo 2015, Jeugdwet en Zvw is de grondslag voor de groeiruimte lager dan bij de contracteerruimte AWBZ. Om een vergelijking mogelijk te maken over de periode 2010–2017 is de groeiruimte uitgedrukt als een percentage van de grondslag.

  • De groeiruimte voor de contracteerruimte wordt via twee budgetrondes beschikbaar gesteld. Dit is zichtbaar op regel 1 en 2 van tabel 1. In de bedragen die genoemd zijn in de vragen, is geen rekening gehouden met de groeiruimte die is gereserveerd voor inzet bij de 2e budgetronde (de zogenoemde herverdelingsmiddelen). Op advies van de NZa zijn de afgelopen jaren deze herverdelingsmiddelen ingezet om de groei van de aanspraken op langdurige zorg op te vangen. In de jaren 2010–2012 is daarnaast op advies van de NZa de margeregeling opengesteld. Dat heeft in die jaren voor extra groeiruimte gezorgd. Tabel 1 brengt aldus de gerealiseerde groeiruimte voor de contracteerruimte in beeld (regel 5).

  • Omdat tabel 1 slechts een partieel beeld geeft van de groeimiddelen voor de langdurige zorg, is in tabel 2 naast de groeiruimte voor zorg in natura (regel A) ook de feitelijk gerealiseerde groei van het pgb-plafond tot en met 2014 opgenomen (regel B) en de overige (onverdeelde) extra middelen die vanaf 2015 gedurende het jaar aan het integrale Wlz-kader voor pgb en zorg in natura zijn opgenomen (regel C).

  • De cijfers tot en met 2016 betreffen realisaties van de beschikbare gestelde middelen. Voor 2017 geldt dat, net zoals in voorgaande jaren, de NZa mij zal adviseren over de toereikendheid van het kader voor de langdurige zorg. Bij een ontoereikend kader zal het kabinet binnen de integrale begrotingsbesluitvorming bezien hoe hiermee wordt omgegaan.

Vraag 3

Wat is uw oordeel over het feit dat er nu al 6000 thuiswonende ouderen met een hoge zorgzwaarte-indicatie (ZZP5 en hoger) op de wachtlijst staan van een verpleeghuis?

Antwoord 3

Het aantal van 6 duizend wachtenden dat omroep MAX noemt, betreft praktisch alleen wachtenden die hun intramurale indicatie (nog) niet verzilveren. Zij krijgen doorgaans al zorg vanuit de Wlz in de thuissituatie. Ik heb de Kamer op 3 november 2016 de resultaten van het onderzoek naar de wachtlijsten en mijn beleidsreactie daarop aangeboden9.

Vraag 4

Waarop is de raming gebaseerd waarnaar in de uitzending wordt verwezen (uw brief van 5 juli 2016 met bijlage 153198-LZ) over de ontwikkeling van het aantal verpleeghuizen en de raming voor de toekomst?10

Antwoord 4

Naar aanleiding van vragen van het Kamerlid Bergkamp (D66) over de ramingen ontwikkeling verpleeghuizen 2016–2021 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 232) heb ik in mijn beantwoording van 18 oktober 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 232) toegelicht waarop deze raming is gebaseerd. Bij de beantwoording heb ik aangegeven dat het om een technische raming ging die ik heb opgesteld op verzoek van de Tweede Kamer en waarbij een aantal veronderstellingen is gemaakt. Een van de punten waarop een veronderstelling nodig was, betrof het

feit dat de groeiruimte voor de periode 2018–2021 nog niet bekend is. In de beantwoording is daarom uitgegaan van een voorzichtige veronderstelling met betrekking tot de groeiruimte van 1,4% op basis van de demografische ontwikkelingen. De feitelijke groeiruimte voor de periode tot 2021 zal zoals ik hiervoor ook aangaf worden vastgesteld door het volgende kabinet. In de eerder genoemde MLT 2018–2021 van het CPB raamt het CPB een volumegroei voor de Wlz van 2,4%. Dat bevestigt dat het uitgangspunt van 1,4% groei in de technische raming voorzichtig was.

Vraag 5

Hoe rijmt u het dat, hoewel de raming laat zien dat het aantal plekken gemiddeld met 1000 per jaar zal stijgen, de groeiruimte voor de Wlz steeds verder afneemt?

Antwoord 5

Zoals ik heb laten zien in tabel 2 ligt de groeiruimte van circa 2,4% in de Wlz in lijn met de geraamde volumegroei voor de Wlz door het CPB in haar recente MLT 2018–2021. Daarbij geldt dat de groeiruimte voor het totale kader van de langdurige zorg de afgelopen jaren redelijk stabiel was. Er is dus geen sprake van een afnemende groeiruimte. De groeiruimte voor de komende jaren zal het nieuwe kabinet naar verwachting baseren op de MLT van het CPB en eventueel te nemen beleidsmaatregelen.

Vraag 6

Hoe rijmt u de fors afnemende groeiruimte met de groei van het aantal mensen met een Wlz-indicatie de komende jaren, aangezien de komende veertien jaar (tot 2030) het aantal 70-plussers met 50 procent zal groeien?

Antwoord 6

Zie het antwoord op vraag 5. Er is geen sprake van een fors afnemende groeiruimte.

Vraag 7

Klopt het dat de groeiruimte voor de contracteerruimte van de AWBZ/Wlz niets meer is dan een knop om aan te draaien en dat de hoogte ervan nergens op gebaseerd is?

Antwoord 7

Nee. De groeiruimte voor de AWBZ/Wlz is gebaseerd op de middellangetermijnramingen (MLT) voor de zorg van het Centraal Planbureau. Het kabinet bepaalt vervolgens de groeiruimte die beschikbaar wordt gesteld.

Vraag 8

  • a. Klopt het dat als in 2010 nog werd gedacht dat de contracteerruimte zou groeien met zo’n 600 miljoen euro per jaar, dan de AWBZ zou groeien naar zo’n 23,5 miljard plus 18 miljard is 41,5 miljard euro in 2040? Dat zou zeer alarmerend zijn toch?

  • b. Klopt het dat als toen gerekend was met een groeiruimte van 50 miljoen euro per jaar, dan de AWBZ zou groeien naar 23,5 miljard plus 1,5 is 25 miljard euro per jaar in 2040? Zo nee, hoe zou deze som er dan precies uitzien? Dat zou helemaal niet alarmerend zijn toch?

Antwoord 8

Cijfermatig zijn de sommen onder punt a en punt b correct. Daarbij gelden echter wel een aantal kanttekeningen. Tabel 1 bij antwoord 2 laat de gerealiseerde groeiruimte zien in de periode 2010–2017. Daarbij geldt dat de groei in de Wlz vanaf 2015 ruim € 400 miljoen bedraagt (€ 470 miljoen in 2017) miljoen. Dat is nog steeds behoorlijk hoog. In verband met de houdbaarheid van de overheidsfinanciën blijft het dus belangrijk om doelmatig en effectief met de beschikbare middelen om te gaan. Tot slot geldt voor 2017 dat, net zoals in voorgaande jaren, de NZa mij zal adviseren over de toereikendheid van het kader voor de langdurige zorg. Bij een ontoereikend kader zal het kabinet binnen de integrale begrotingsbesluitvorming bezien hoe hiermee wordt omgegaan.

Vraag 9

Deelt u het bezwaar tegen het werken met een bedrag voor groeiruimte die nergens op gebaseerd is?

Antwoord 9

Zoals aangegeven bij antwoord 7 is het bedrag voor de groeiruimte gebaseerd op de MLT-ramingen voor de zorg van het Centraal Planbureau. Deze MLT-raming vormt de basis voor het budgettaire kader van het kabinet.

Vraag 10

Kunt u een tabel geven van de reële groeiruimte van de contracteerruimte voor de Wlz over de jaren 2017 tot 2040 die gebaseerd is op een reële schatting van de toename van het aantal mensen met een Wlz-indicatie?

Antwoord 10

Zoals ik hiervoor heb aangegeven zal het volgende kabinet de groeiruimte voor de komende kabinetsperiode 2018–2021 vaststellen. Voor de periode tot 2040 geldt het volgende. Het kabinet maakt voor dergelijke langetermijnvisies onder meer gebruik van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) van het RIVM. Deze verschijnt elke vier jaar, in opdracht van het Ministerie van VWS. In de meest recente rapportage (VTV-2014) heeft het RIVM een prognose gemaakt van trends tot 2030. Deze prognose geeft onder andere een beeld van de behoefte aan intramurale ouderenzorg tot 2030.

Vraag 11

Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de plenaire behandeling van de begroting VWS voor 2017?

Antwoord 11

Ja.


X Noot
1

Uitzending Max Meldpunt, Omroep max, 6 oktober 2016

X Noot
2

CPB. Een raming van de zorguitgaven 2018–2021, CPB Achtergronddocument, 30 maart 2016.

X Noot
3

Groeiruimte 2010: Staatscourant 2009, nr. 19248, 16 december 2009.

Groeiruimte 2011: Staatscourant 2010, nr. 19488, 8 december 2010.

Groeiruimte 2012: Staatscourant 2011, nr. 21600, 1 december 2011.

Groeiruimte 2013: Staatscourant 2012, nr. 24233, 27 november 2012.

Groeiruimte 2014: Staatscourant 2013, nr. 33014, 27 november 2013.

X Noot
4

Contracteerruimte 2010: Brief van VWs aan NZa, d.d. 31 mei 2010, kenmerk 10D0018501. Contracteerruimte 2011 t/m 2014: NZA. «Advies contracteerruimte», adviezen d.d. mei 2014 (voor het jaar 2011) respectievelijk d.d. mei 2015 (voor de jaren 2012–2014).

X Noot
5

Wlz-kader 2015: TK 2014–2015, 33 891, nr. 173 en aanpassingen in Staatscourant nr. 11135, d.d. 22 april 2015 en Staatscourant nr. 21149, d.d. 23 juli 2015.

Wlz-kader 2016: TK 2015–2016, 34 104, nr. 74 en verhoging in TK 2016–2017, 34 104, nr. 139.

Wlz-kader 2017: TK 2015–2016, 34 104, nr 130 en verhoging in definitieve kader- en voorhangbrief Wlz 2017 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2016/11/07/kamerbrief-over-kader-en-voorhangbrief-langdurige-zorg-2017

X Noot
6

Groeiruimte 2010: Staatscourant 2009, nr. 19248, 16 december 2009.

Groeiruimte 2011: Staatscourant 2010, nr. 19488, 8 december 2010.

Groeiruimte 2012: Staatscourant 2011, nr. 21600, 1 december 2011.

Groeiruimte 2013: Staatscourant 2012, nr. 24233, 27 november 2012.

Groeiruimte 2014: Staatscourant 2013, nr. 33014, 27 november 2013.

X Noot
7

Contracteerruimte 2010: Brief van VWs aan NZa, d.d. 31 mei 2010, kenmerk 10D0018501. Contracteerruimte 2011 t/m 2014: NZA. «Advies contracteerruimte», adviezen d.d. mei 2014 (voor het jaar 2011) respectievelijk d.d. mei 2015 (voor de jaren 2012–2014).

X Noot
8

Wlz-kader 2015: TK 2014–2015, 33 891, nr. 173 en aanpassingen in Staatscourant nr. 11135, d.d. 22 april 2015 en Staatscourant nr. 21149, d.d. 23 juli 2015.

Wlz-kader 2016: TK 2015–2016, 34 104, nr. 74 en verhoging in TK 2016–2017, 34 104, nr. 139.

Wlz-kader 2017: TK 2015–2016, 34 104, nr 130 en verhoging in definitieve kader- en voorhangbrief Wlz 2017 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2016/11/07/kamerbrief-over-kader-en-voorhangbrief-langdurige-zorg-2017

X Noot
9

Kamerstuk 34 104, nr. 147

X Noot
10

Kamerstuk 31 765, nr. 216

Naar boven