Vragen van de leden Sjoerdsma en Van Meenen (beiden D66) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Meer uitkeringen door Syriërs en Wajongeren» (ingezonden 2 september 2016).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (ontvangen 4 november 2016).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Meer uitkeringen door Syriërs en Wajongeren»?1

Antwoord 1

Ja, ik ben bekend met het bericht «Meer uitkeringen door Syriërs en Wajongeren».

Vraag 2, 3 en 6

Heeft u inzicht in de populatie Syriërs die in de bijstand zit? Uit welke leeftijden en opleidingsniveaus bestaat deze groep?

Wat is er al gedaan om deze vluchtelingen aan een baan te helpen zodat zij kunnen voorzien in hun eigen levensonderhoud? Is er bij al deze vluchtelingen in de bijstand al werk gemaakt van erkenning van hun diploma’s uit het land van herkomst, conform de motie-Pechtold/Roemer2?

Wat zijn de kosten van deze toegenomen bijstand door Syriërs per jaar? Wat zijn de vooruitzichten voor mensen om als ze eenmaal in de bijstand zitten zelf een baan te vinden? Wat zijn de kosten van een goede taalcursus op NT2-niveau?

Antwoord 2, 3 en 6

Het CBS heeft de per saldo instroom in de bijstand in 2015 in kaart gebracht en daarover gerapporteerd in het persbericht «Bijstand groeit in eerste kwartaal 2016». In dat bericht staat dat er in 2015 per saldo ruim 15 duizend bijstandsontvangers bijkwamen, van wie ruim 10 duizend geboren waren in Syrië. Ook meldt het CBS dat van de Syriërs die in de periode 2013–2015 in de bevolking zijn ingeschreven, nu ongeveer driekwart bijstand ontvangt. De gerealiseerde kosten van toegenomen bijstand door Syriërs worden niet afzonderlijk geregistreerd. Er is hierbij geen onderscheid gemaakt naar leeftijd en opleidingsniveau.

Er wordt veel geïnvesteerd om deze asielzoekers aan een baan te helpen. Tijdens de opvang bij COA krijgen vergunninghouders leefgeld. Bijstand ontvangen vergunninghouders pas als ze zelfstandig wonen in een gemeente en (nog) niet in staat zijn om te werken en zo in hun eigen onderhoud te voorzien. Tijdens de opvang door COA wordt er al wel van alles gedaan om de afhankelijkheid van bijstand later te voorkomen of te beperken. Zo werkt COA samen met Divosa, VNG en de ministeries van SZW, V&J en OCW aan een vroege screening van vergunninghouders. Daarin wordt gekeken naar de werkervaring en opleiding(en) van een vergunninghouder om zo een kansrijke koppeling voor vergunninghouders aan een gemeente te realiseren.

Om de stap naar werk te maken en de kans op een baan te vergroten, zijn enkele randvoorwaarden van belang. Het beheersen van de Nederlandse taal is een van deze randvoorwaarden. Daarom biedt ieder AZC een programma voorinburgering (taalcursus, Kennis van de Nederlandse Maatschappij en een start met Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt, waaronder ook diplomawaardering) aan alle vergunninghouders. Ook het kennen van de Nederlandse normen en waarden is een randvoorwaarde. Via het participatieverklaringstraject in de gemeente wordt daaraan voldaan. Al deze stappen dragen er aan bij om iemand aan het werk te helpen. Vanaf het moment dat vergunninghouders in een gemeente wonen en bijstand krijgen zijn gemeenten verantwoordelijk om hen te bemiddelen naar werk. Veel gemeenten zijn daar actief mee aan de slag. Ook zijn er veel initiatieven van werkgevers om de groep vergunninghouders naar werk te bemiddelen.

Van vergunninghouders die in een gemeente wonen wordt verwacht dat zij binnen drie jaar hun inburgeringsexamen halen. Een van de onderdelen van het inburgeringsexamen sinds 2015 is oriëntatie Nederlandse arbeidsmarkt. Ook binnen deze module kunnen inburgeraars die hier tijdens hun verblijf in het AZC nog niet aan waren toegekomen bij het Informatiecentrum Diplomawaardering (IcDW) gratis een diplomawaardering of een indicatie onderwijsniveau (ION) van het buitenlandse diploma of de opleiding aanvragen. Dit helpt de inburgeraar bij het vinden van werk in Nederland.

De kosten van een inburgeringscursus variëren per doelgroep en zijn ook afhankelijk van het taalniveau waarmee de deelnemer begint. Zo zullen asielgerechtigden in het algemeen langer over hun inburgering doen omdat zij met een lager taalniveau starten dan de gezinsvormers en -herenigers. Deze laatste groep heeft immers in het land van herkomst al het basisexamen inburgering op niveau A1 gehaald.

In de kamerbrief van 8 februari 2016 (Kamerstuk 32 824, nr. 121) is uitgebreid ingegaan op het cursusaanbod en de cursuskosten. In oktober zal Blik op Werk een richtlijn voor de cursuskosten publiceren, waarbij ook specifieke aandacht is voor de verschillende doelgroepen en uurtarieven.

Vraag 4

Bent u bekend met het onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau uit 2011 dat concludeert dat migranten met een goede taalbeheersing twee tot drie keer zoveel kans hebben op een baan?

Antwoord 4

Ja, ik ben bekend met het onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau uit 2011.

Vraag 5

Bent u bekend met het onderzoek van de Wetenschappelijk Raad voor Regeringsbeleid «Geen tijd te verliezen» dat stelt dat er zo snel mogelijk werk gemaakt moet worden van taal en werk voor asielzoekers en statushouders?

Antwoord 5

Ja, ik ben bekend met het onderzoek van de Wetenschappelijk Raad voor Regeringsbeleid «Geen tijd verliezen».

Vraag 7

Hoeveel statushouders in de asielzoekerscentra (azc’s) hebben sinds juli 2015 gebruik gemaakt van de voorinburgeringscursussen? Hoe zien deze cursussen eruit en hoeveel uur taalonderwijs zit hierin? Welk niveau hadden statushouders na het volgen van deze pre-inburgeringscursus? Wanneer krijgt de Kamer een evaluatie van deze voorinburgeringscursussen?

Antwoord 7

Volgens de rapportages van het COA hebben in de tweede helft van 2015 (juli t/m december) 5558 statushouders in asielzoekerscentra gebruik gemaakt van voorinburgeringscurssussen. In de eerste helft van 2016 (januari t/m juni) hebben reeds 7550 statushouders gebruik gemaakt van de mogelijkheid om deel te nemen aan voorinburgeringscursussen.

De voorinburgering is een programma dat vergunninghouder voorbereid op het wonen en leven in de gemeente. De voorinburgering bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Taalles

  • Kennis Nederlandse maatschappij

  • Oriëntatie Nederlandse arbeidsmarkt en

  • Persoonlijke begeleiding

In 2016 is het aantal uren taalles in de voorinburgering opgehoogd van 81 naar 121 uur. De nadruk in het programma ligt op de beheersing van het spreken op A1min-niveau en wordt aangeboden op drie niveaus: analfabeten, lager opgeleiden en middelbaar/hoogopgeleiden.

Op halfjaarlijkse basis hebben het Ministerie van SZW en het COA voortgangsgangsgesprekken over het voorinburgeringsprogramma.

Vraag 8

Wat is de voortgang van de beloofde training aan 450 vrijwilligers voor het ondersteunen van asielzoekers die de Nederlandse taal willen leren? Hoeveel asielzoekers kan een groep van 450 vrijwilligers bereiken?

Antwoord 8

Er zijn 16 trainingen ingepland. Er hebben inmiddels 11 trainingen plaats gevonden die succesvol zijn verlopen. Er zijn inmiddels 109 vrijwilligers getraind, van het voorgenomen aantal van 450. Om het bereik van vrijwilligers te vergroten zal de training – naast COA-vrijwilligers – ook voor vrijwilligers van Het Begint met Taal worden opengesteld.

Over hoeveel asielzoekers bereikt worden met dit aantal vrijwilligers kan ik geen uitspraken doen. Dit is afhankelijk van de vraag van asielzoekers naar de taaltraining en het aanbod (aantal en hun tijdsinspanning) van vrijwilligers per locatie.

Vraag 9 en 10

Met ingang van wanneer zal de NT2-taalles uit de voorinburgering ook voorafgaand aan het moment van vergunningverlening voor kansrijke asielzoekers aangeboden worden?

Hoe staat het met de uitvoering van motie-Sjoerdsma om asielzoekers vanaf dag één taallessen aan te bieden? Bent u bereid om de toegezegde brief hierover vóór het Algemeen overleg over vreemdelingen en asielbeleid voorzien op 8 september 2016 naar de Kamer te sturen3?

Antwoord 9 en 10

U ontvangt, zoals tijdens de APB is toegezegd, voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van V&J (welke gepland staat op 27 november 2016) een brief waarin de uitvoering van deze motie verder wordt toegelicht.


X Noot
1

Volkskrant, 31 augustus 2016

X Noot
2

Kamerstuk 34 300, nr. 15

X Noot
3

Kamerstuk 32 824, nr. 130

Naar boven