Vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie) en AgnesMulder (CDA) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het achterblijven van de financiering aan maatschappelijke organisaties (ingezonden 22 augustus 2016).

Antwoord van Minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 26 september 2016).

Vraag 1

Bent u op de hoogte van de motie Voordewind/Agnes Mulder1 en uw toezegging tijdens meerdere debatten om 25% van het ontwikkelingsbudget te besteden via het maatschappelijk middenveld?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u verklaren waarom naar verwachting in 2016 slechts 22% van het budget via maatschappelijke organisaties wordt besteed, terwijl de motie verzoekt om een aandeel van 25%?

Antwoord 2

Zoals uitgelegd in de brief aan uw Kamer van 7 juli (Kamerstuk 31 933, nr. 21) betreft een deel van het totale ODA-budget de zogenoemde toerekeningen (kosten voor eerstejaarsopvang van asielzoekers, de EU-afdrachten naar ontwikkelingslanden en een deel van de apparaatskosten van Buitenlandse Zaken). Vooral als gevolg van de forse stijging van de toerekening voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen is het aandeel van de toerekeningen in het ODA-budget thans relatief hoog. Dit heeft een neerwaarts effect op de percentages voor de financieringskanalen aangezien conform de bestaande systematiek deze percentages voor de financieringskanalen berekend worden over het totale ODA-budget (inclusief toerekeningen). Zonder toerekeningen zou het percentage dat via maatschappelijke organisaties wordt besteed ruim 30% bedragen.

Vraag 3

Kunt u een specificatie geven van het in uw brief aan de Kamer van 7 juli jl. genoemd percentage van 22% van het ontwikkelingsbudget dat via maatschappelijke organisaties wordt besteed?2

Antwoord

Het percentage 22% staat ongeveer gelijk aan EUR 1 mld. Onderstaande tabel geeft een schatting van de bedragen die lopen via het maatschappelijk middenveld, gespecificeerd naar begrotingsartikel.

Artikel 1: Duurzame handel en investeringen

EUR 65 mln.

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

EUR 170 mln.

Artikel 3: Sociale ontwikkeling

EUR 507 mln.

Artikel 4: Vrede, veiligheid voor ontwikkeling

EUR 271 mln.

Artikel 5: Versterkte kaders voor ontwikkeling

EUR 14 mln.

Vraag 4

Deelt u de mening dat de positieve evaluatie van het subsidiekader MFS II laat zien dat Nederlandse maatschappelijke organisaties effectief te werk gaan bij het behalen van de ontwikkelingsdoelen?3

Antwoord 4

Het kabinet deelt deze mening. Uit de evaluatie blijkt dat de Nederlandse maatschappelijke organisaties professioneel en doeltreffend opereren.

Vraag 5

Op welke manier gaat u de genoemde motie uitvoeren om in 2016 en 2017 25% van het ontwikkelingsbudget via maatschappelijke organisaties te laten verlopen?

Antwoord 5

Het kabinet heeft toegezegd te streven naar besteding van 25% van het ODA-budget via het maatschappelijk middenveld. De motie Voordewind/Mulder wordt gezien als een aanmoediging van deze ambitie.

Het kabinet stuurt bij de keuze van zijn partners niet op de verdeling van geldstromen over financieringskanalen en hecht waarde aan een doeltreffende en doelmatige manier van werken. Om een besteding van 25% te bereiken worden sommige programma’s geheel uitgevoerd door maatschappelijke organisaties, zoals Samenspraak en Tegenspraak, FLOW, het SRGR fonds en het «Addressing Root Causes» fonds. Daarnaast bieden bijvoorbeeld Publiek-Private Partnerschappen mogelijkheden voor samenwerking tussen bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Tevens zal de uitwerking van de motie Van Laar (EUR 40 mln.) ten behoeve van Zuidelijke vrouwenbewegingen uitgevoerd worden via maatschappelijke organisaties.


X Noot
1

Kamerstuk 34 300 XVII, nr. 14

X Noot
2

Kamerstuk 31 933, nr. 21

X Noot
3

Kamerstuk 31 933, nr. 19

Naar boven