Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over de opstelling van Rijkswaterstaat inzake de oeverbestorting in de Oosterschelde (ingezonden 13 april 2017).

Antwoord van Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 17 mei 2017). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1676.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Hoop kreeftenvissers de grond ingeboord»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is de veronderstelling juist dat de reactie van Rijkswaterstaat niet in lijn is met de antwoorden op eerder gestelde vragen, waarin werd aangegeven dat een «ecotoplaag» aangebracht zal worden met «breuksteen van voldoende grootte waarin de kreeften kunnen leven en voedsel kunnen vinden»?2

Antwoord 2

Kennelijk heeft de beantwoording van de eerder gestelde vragen tot verwarring geleid.

Zoals ik in mijn eerdere beantwoording heb aangegeven, voert Rijkswaterstaat sinds 2016 structureel overleg met de belangenbehartigers van de kreeftenvissers over de invulling van het ontwerp van de «ecotoplaag». Dit ontwerp komt neer op het verdeeld over de stortvakken aanbrengen van lijnvormige elementen c.q. ruggetjes bestaande uit breuksteen (of gelijksoortig materiaal) van voldoende grootte, die de leefomstandigheden van de kreeft verbeteren.

Vraag 3

Is de veronderstelling juist dat «ruggetjes van grove stortsteen» absoluut onvoldoende leef-, schuil- en foerageermogelijkheden voor kreeften geven?

Antwoord 3

De veronderstelling is onjuist. Een afwisselend habitat met hard en zacht substraat, dat mede ontstaat door het verdeeld over de stortvakken aanbrengen van lijnvormige elementen, is van toegevoegde waarde voor de leef-, schuil- en foerageermogelijkheden van de kreeft.

Vraag 4

Kunt u precies aangeven hoe u er daadwerkelijk voor gaat zorgen dat kreeften in de Oosterschelde voldoende leef-, schuil- en foerageermogelijkheden krijgen?

Antwoord 4

Rijkswaterstaat is zich bewust van het feit dat de soortensamenstelling van de Oosterschelde uniek is en moet blijven door het behoud van het habitattype H1160. Mede daarom is er in het afgelopen jaar veelvuldig afstemming geweest met de kreeftenvissers, zoals ik heb beschreven in antwoord 2. Ook in de toekomst zal de kreeftensector betrokken blijven bij het ontwerp van de «ecotoplaag».


X Noot
1

PZC, 31 maart 2017

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1444

Naar boven