Vragen van het lid Geurts (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over het teruggeven van het geld aan het bedrijfsleven uit de reserves van de product- en bedrijfschappen (ingezonden 10 maart 2017).

Mededeling van Minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 4 april 2017).

Vraag 1

Kunt u een overzicht geven van de algemene en bestemmingsreserves van de verschillende product- en bedrijfschappen aan het eind van 2014, gezien medio 2014 de bedrijfslichamen nog substantiële bedragen in hun resterende bestemmingsreserves begroot hadden, zoals bijvoorbeeld het Productschap Akkerbouw (4,7 miljoen euro), het Productschap Vee en Vlees (2 miljoen euro), het Hoofdbedrijfschap Ambachten (2,8 miljoen euro) en het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (2,2 miljoen euro) en gezien ultimo 2015 het totaal van de bankmiddelen van de PBO organisatie 77 miljoen euro bedroeg?1

Vraag 2

Kunt u aangeven welke bijdragen, uitgesplitst per product- en bedrijfschappen, er waren gereserveerd voor het sociaal plan voor de opheffing en welke bedragen uiteindelijk ook voor de uitvoering van het sociaal plan gebruikt zijn?

Vraag 3

Kunt u een stand van zaken geven van wat er sinds de opheffing met de middelen in de algemene en bestemmingsreserves is gedaan en hoeveel middelen resteren?

Vraag 4

Doet u uw toezegging, gedaan tijdens de behandeling van de Wet opheffing productschappen, om de Kamer in kennis te stellen over uw besluit over de vereffening van de resterende middelen in de reserves van de productschappen gestand?2

Vraag 5

Kunt u uiteenzetten wat u ermee bedoelde dat deze middelen wel aan het bedrijfsleven van een specifieke sector moeten toegekend maar dat deze middelen wel een meer algemene bestemming zouden moeten hebben (Kamerstuk 33 910, nr. 6, p. 23)? Waaraan denkt u dan concreet?

Vraag 6

Wanneer gaat u de resterende positief saldi een bestemming geven ten gunste van het desbetreffende bedrijfslichaam betrokken bedrijfsleven?

Vraag 7

Wat zijn de precieze kosten van de vereffenaar tot op heden? Wie betaalt deze kosten?

Vraag 8

Hoeveel mensen werken aan de vereffening? Tot wanneer moet de vereffenaar nog blijven functioneren?

Mededeling

Op 10 maart 2017 heeft het lid Geurts (CDA) vragen gesteld over het teruggeven van het geld aan het bedrijfsleven uit de reserves van de product- en bedrijfschappen (kenmerk 2017Z03630).

Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet opheffing bedrijfslichamen (Wob) in werking getreden en zijn de 17 product- en bedrijfschappen opgeheven. In de Wob is geregeld dat de vermogens van de schappen bij opheffing overgaan naar de staat en dat de Minister van Economische Zaken deze vermogens vereffent. De eerste fase van de vereffening is zo goed als afgerond. Deze fase betreft onder meer het opstellen boedelbeschrijving, afwikkelen van vorderingen en liquideren van de vermogensbestanddelen van de schappen. De gegevens over de eerste fase van de vereffening over 2015 en 2016 zijn naar verwachting medio april beschikbaar.

De beantwoording zal daarom meer tijd in beslag nemen dan de gebruikelijke termijn. Ik streef ernaar de vragen eind april te beantwoorden


X Noot
1

Kamerstuk 34 475 XIII, nr. 1, p. 148/151

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 104

Naar boven