Vragen van het lid Koşer Kaya (D66) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Veiligheid en Justitie over de voorspelde toename van intimidatie en bedreiging van politieke bestuurders (ingezonden 6 september 2016).

Antwoord van Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 10 oktober 2016)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 49

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Strijd tegen drugs in West-Brabant verhardt»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3 en 5

Op welke wijze vloeien de verwachte bedreigingen en intimidatie voort uit de aanpak van georganiseerde criminaliteit? Wat wordt binnen het programma Veilige Publieke Taak gedaan om dit zoveel mogelijk te beperken?

Hoe kunt u concluderen dat de «aanpak hoe dan ook succesvol is» als u tegelijkertijd voorspelt dat intimidatie en bedreiging van politieke ambtsdragers een effect ervan zal zijn? Wat zegt dat over het programma Veilige Publieke Taak en de mate waarin u de impact die een dergelijke gebeurtenis heeft op het leven en het veiligheidsgevoel van politieke ambtsdragers erkent?

Is naar aanleiding van dit veranderde dreigingsbeeld het Programma Veilige Publieke Taak herzien of zijn er aanvullende maatregelen getroffen bovenop de in april aangekondigde stappen?2 Zo nee, kunt u precies uiteenzetten waarom de reeds getroffen en/of voorgenomen maatregelen voldoende zijn?

Antwoord 2, 3 en 5

Het lokaal bestuur speelt een steeds nadrukkelijker rol bij de aanpak van de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Een actief lokaal bestuur is alert, signaleert misstanden en acteert daarop in nauwe samenwerking met de betrokken partners om ondermijnende effecten van georganiseerde criminaliteit te voorkomen en als deze worden geconstateerd, te bestrijden.

Dat de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit steeds succesvoller wordt, kan worden afgeleid uit de resultaten die door de overheidspartners worden behaald. Ik verwijs u naar de brief die de Minister van Veiligheid en Justitie uw Kamer op 30 augustus jl. heeft gestuurd aangaande «het Jaarverslag RIEC-LIEC 2015 – resultaten van de 10 Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) en het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC)» – en de «Rapportage aanpak georganiseerde ondermijnende criminaliteit 2015» van het Openbaar Ministerie en de Nationale Politie3.

De aanpak en vooral de toenemende betrokkenheid van het bestuur kan helaas tot reacties leiden vanuit de onderwereld om het openbaar bestuur te beïnvloeden door middel van intimidatie, bedreiging en geweld. Dat is zeer verwerpelijk en deze voorvallen worden dan ook daadkrachtig aangepakt en waar mogelijk voorkomen. De Minister van Veiligheid en Justitie en ik hebben u daarover bij brief van 6 november 2015 bericht4. Deze voorvallen geven echter ook aan dat criminelen in het nauw komen en dat met bestuurlijk optreden hen het werken steeds lastiger wordt gemaakt.

Vanuit het programma Veilige Publieke Taak is de landelijke aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak en politieke ambtsdragers gecoördineerd. Daarbij zijn (ter ondersteuning van werkgevers en werknemers) tal van instrumenten ontwikkeld ter voorkoming en beperking van agressie en geweld en voor de afhandeling als zich toch een incident heeft voorgedaan. Te denken valt aan een preventieve risicoanalyse die er op is gericht om risicovolle plaatsen, functies en werkprocessen in kaart te brengen. Ook commerciële beveiligings- en crisismanagementbedrijven kunnen daarin voorzien. De werkgever is uiteindelijk zelf – conform Arbowet- en regelgeving – verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving en de wijze waarop hij dit vorm geeft.

In mijn brief van 9 november 2015 heb ik u geïnformeerd dat de aanpak van agressie en geweld tegen politieke ambtsdragers wordt geïntensiveerd5. Binnen mijn ministerie verbind ik de aanpak van agressie en geweld tegen politieke ambtsdragers aan de beleidsinzet op het terrein van integriteit en ondermijning. Daarmee wordt de aanpak verder versterkt, gericht en geborgd. Dit heeft onder andere geleid tot de maatregelen waarover ik u in april jl. heb geïnformeerd6. Zoals ik u in het AO Veilige Publieke Taak van 1 juni jl. heb toegezegd7, beziet een projectgroep met de beroepsverenigingen voor politieke ambtsdragers op dit moment of en hoe gekomen kan worden tot een voorziening Veilig en Integer Bestuur waarin het thema veiligheid (Veilige Publieke Taak) verbonden wordt aan aanpalende thema’s als bestuurlijke integriteit en ondermijning. Dit om te komen tot een optimale ondersteuning van politieke ambtsdragers op deze thema’s.

Vraag 4

Om hoeveel verwachte bedreigingen en intimidaties gaat het? Wat is de aard en de ernst ervan? Hoe verhoudt zich dit tot het beeld van de afgelopen jaren? Kan dit uitgesplitst worden per gemeente of regio voor zover veiligheidsbelangen zich daar niet tegen verzetten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Over de te verwachten bedreigingen en intimidaties heb ik geen informatie beschikbaar. Wel stuur ik u voor het eind van dit jaar de uitkomsten van het tweejaarlijkse monitoronderzoek naar aard en omvang van agressie en geweld tegen politieke ambtsdragers. Het gaat hierbij om de vierde monitor waardoor er goed zicht is op de ontwikkelingen van de afgelopen jaren.

In mogelijkheden voor een uitsplitsing van de resultaten naar gemeente of regio is op dit moment in de onderzoeksopzet van de monitor niet voorzien.

Om meer inzicht te krijgen op de aard en omvang van de beïnvloeding van het lokaal bestuur door de georganiseerde criminaliteit, heeft de Minister van Veiligheid en Justitie het WODC gevraagd hiernaar onderzoek te doen, zoals in de brief van 6 november 2015 is aangekondigd8. De verwachting is dat de resultaten van dit onderzoek eind maart 2017 naar uw Kamer kunnen worden toegestuurd.

Vraag 6, 7 en 8

Kan uit uw plan om de Kamer om meer financiële middelen te vragen, teneinde de strijd tegen de georganiseerde misdaad te intensiveren, opgemaakt worden dat de huidige middelen om georganiseerde criminaliteit aan te pakken niet afdoende zijn? Zo ja, wat is het tekort? Zo nee, waarom heeft u desondanks extra middelen nodig?

Hoe verhoudt uw verzoek aan de Kamer zich tot eerdere verzoeken van de Kamer om meer budget vrij te maken voor zowel de politie, de recherche als het Openbaar Ministerie om onder meer georganiseerde criminaliteit beter aan te kunnen pakken?

Is het niet vreemd dat u aan de Kamer vraagt een door u geconstateerd tekort budgettair op te lossen in plaats van dat u zelf met een voorstel tot herprioritering of aanvullende middelen komt, waarna de Kamer zich daarover kan uitsprekent? Zo nee, hoe vindt u dit wel binnen de gebruikelijke staatsrechtelijke verhoudingen passen?

Antwoord 6, 7 en 8

De Minister van Veiligheid en Justitie verwees met zijn uitspraak in Bergen op Zoom naar de toen nog in te dienen begroting van zijn departement voor 2017 en de goedkeuring daarvan door uw Kamer.

De aandacht voor de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit is in de afgelopen jaren flink toegenomen. Zoals in het antwoord op de vragen 5 en 6 reeds aangegeven, is dat vooral terug te zien in de toename van het aantal gestarte strafrechtelijke onderzoeken, de activering van het lokaal bestuur en de groeiende samenwerking met partijen buiten de strafrechtsketen. We zijn er echter nog niet. De ervaringen van de afgelopen jaren hebben uitgewezen dat ondermijnende criminaliteit omvangrijker is en dieper in de samenleving geworteld zit dan eerder gedacht. Daarover bestaat een brede consensus onder onderzoekers, experts en uitvoeringsinstanties.

We zijn dus als overheid – ondanks de steeds intensievere aanpak – er helaas nog niet in geslaagd om het gewenste duurzame maatschappelijke effect te bereiken. De problematiek is dusdanig dat de integrale aanpak een extra impuls vergt, langdurig moet worden volgehouden en waar nodig verbreed moet worden. Dankzij de keuze van het Kabinet om € 450 mln. extra in veiligheid en criminaliteitsbestrijding te investeren kan de Minister van Veiligheid en Justitie hier ook een deel van de benodigde middelen voor alloceren. Zo wordt in de begroting vanaf volgend jaar een bedrag van € 7 mln., oplopend tot structureel € 10 mln. vrij gemaakt voor de versterking van de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Hiermee wordt onder meer de regionale integrale aanpak versterkt, onder andere in Zuid Nederland. Daarnaast wordt ruimte gecreëerd voor het kunnen doen van het benodigde forensische onderzoek en het versterken van het afpakken van crimineel vermogen. Voorts zal uitvoering worden gegeven aan de motie Voordewind in het kader van de aanpak van mensenhandel.

Daarbovenop wordt ruim € 14 mln. geïnvesteerd in het Openbaar Ministerie, waarmee onder andere de strafrechtelijke aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit wordt versterkt met de inrichting van regionale ondermijningsfora.


X Noot
1

BN/De Stem van 31 augustus 2016

X Noot
2

Kamerstuk 28 684, nr. 465.

X Noot
3

Over deze resultaten wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd met de «Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit» van het openbaar ministerie en de Nationale Politie en het «Jaarverslag RIEC-LIEC». Zie onder andere Kamerstuk 29 911, nr.129.

X Noot
4

Kamerstuk 29 911, nr. 120

X Noot
5

Kamerstuk 28 684, nr. 455

X Noot
6

Kamerstuk 28 684, nr. 465

X Noot
7

Kamerstuk 28 684, nr. 471

X Noot
8

Kamerstuk 29 911, nr. 120

Naar boven